Beestenmacliines
De bekleding
Onthullend boek over moderne mesterij
Meer
produkten
maar
I kwaliteit
I minder
HET LEVEN IN
DE TOEKOMST
ISRAËL IN HET
T
ZONDAGSBLAD
ZATERDAG 6 FEBRUARI 196S
(Van een onzer
redacteuren)
Dit is een verhaal, dat
de zelfvoldaanheid van
iedere lezer zou moeten
schokken. Het heeft tot
onderwerp de nieuwe
methoden, die bij het
mesten van dieren, be
stemd voor de menselijke
consumptie, worden toe
gepast. En van die nieuwe
methoden dient een ieder
op de hoogte te zijn,
want zij werpen vragen
op, vragen die de mens
niet onbeantwoord mag
laten.
Om er enkele te noe
men. In hoeverre heeft de
mens het recht zijn heer
schappij over dieren uit
te oefenen? Heeft hij het
recht de dieren te be
roven van alle levensge
neugten, alleen om op
een vluggere manier uit
hun dode lichamen meer
geld te kunnen slaan?
Heeft hij het recht leven
de wezens uitsluitend te
behandelen als voedsel-
transformators?
De vragen worden opgeroepen
nu door de moderne mesterij alles
wat traditioneel was. is wegge
vaagd. De landelijke taferelen van
groene landouwen met dieren ee-
stoffeerd, met koppels kippen, die
tevreden naar voedsel scharrelen,
zijn verdwenen. Daarvoor in de
plaats zijn er een soort fabrieksge
bouwen verrezen waarin dieren
een ellendig bestaan uitzitten zon
der ooit aarde onder hun voeten te
voelen, zonder ooit zonlicht te zien
of de elementaire bevrediging te
amaken van het vinden van na
tuurlijk voedsel. Ze zijn veelal zo
stevig vastgebonden of ze zitten zo
dicht opeengepakt, dat beweging
vrijwel onmogelijk is.
Deze bedrijven worden feitelijk
•lechts draaiende gehouden door
een voortdurende toediening aan
dieren van antibiotica, waartegen
AAIAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAALAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAI
het organisme dat de ziekte
wekt en teweegbrengt, tenslotte
ongevoelig wordt.
Kistkalveren die met opzet.
het witte vlees, in een toestand
van bloedarmoede worden ge
bracht en gehouden, vallen soms
dood neer als ze uit hun kratten
worden verlost. Maar de smulpaap
kan zijn verlangens bevredigen...
ONTLUISTERD
De moderne mesterij brengt
hei leven van het dier terug tot
een ontluisterd bestaan, dat
nauwelijks leven kan worden
genoemd. Ruth Harrison, een
Engelse, heeft aan dat onder
werp een boek gewijd, dat zij
de voor zichzelf sprekende titel
gaf van Beestenmachine met als
ondertitel: Dieren aan de lopen
de band (uitgave De Bezige Bij.
240 bladzijden, f 7.50) en waar
aan dit verhaal is ontleend.
Haar boek. het zij nadrukkelijk
vermeld, geeft alleen een gede
tailleerde beschrijving van de
toestanden in Engeland, „maar
het verdient wijd en zijd te
worden gelezen, ook in die
Op stro mogen ze niet staan, ze
zijn gestald op latten, en ze
worden grootgebracht op melk,
sonde, reel rauuvoer. Ze moeten
gaan lijden aan bloedarmoede om
de smulpapen te bevredigen, die
dol zijn op blank vlees. Hun
bewegingsvrijheid is beperkt en
wordt bepaald door de tuier aan
de kop en de staaf achter de
Europese landen waar deze me
thoden evenzeer worden toege
past, alsmede in de Verenigde
Staten, die van enkele de ba
kermat zijn".
Een belangrijke vraag bij de
moderne mesterij is: Leveren de
dieren, die onder de meest weer
zinwekkende omstandigheden soms
hun korte leven slijten voor de
mens veilig of acceptabel voedsel?
Ruth Harrison citeert deskundigen DUISTER
en toont duidelijk aan dat dit niet
het geval is.
..Hoewel de hoeveelheid toe
neemt. loopt de kwaliteit van bet
produkt terug. Het is een feit, dal
oo de meest ondubbelzinnige wijze
wordt toegegeven door enkele pro
ducenten zelf, die er bijvoorbeeld
meer toe geneigd zijn achter op
het erf wat kippen te houden dan
de produkten uit de slachtkuiken-
bedrijven te eten. De bedreiging
die de farmaceutische middelen,
hormonen en pesticiden, voor de
mens vormen, is nog nooit behoor
lijk onderzocht".
„OPRUIMING"
Ruth Harrison schrijft: „Het
vervelende is, dat hoe meer men
sen in beslag worden genomen
door grote commerciële belangen
en de geesten zich louter richten
op doelmatigheid en materiële
vooruitgang, zij meer en meer hun
geweten opzij moeten zetten of in
slaap moeten wiegen op donzen
gedachten. Voor de industriële
mester is het leven goedkoop. Hij
werkt met zoveel dieren, dat elke
dag „opruiming" wordt gehouden.
Onder „opruiming" verstaat men
het doden van een dier, dat geen
winst afwerpt. In principe begint
dit opruimen van minder-geharde
dieren reeds in het prille begin.
Een kuikenbroeder krijgt daarom
het advies alle kuikens, die iets
later dan de andere kuikens zijn
uitgebroed op te ruimen, niet
omdat ze op een of andere wijze
misvormd zijn, doch omdat het
achterblijvers zijn en daarom
voorbestemd zwakkelingen te blij
ven. Kuikens kunnen bij miljoenen
tegelijk worden bebroed en vor
men daarom een artikel, waarmee
wat kwistiger kan worden omge
sprongen dan met de grotere en
duurdere diersoorten. Doch het
principe is hetzelfde: dat is de
foedkoopte van het leven zelf en
e verlaging van de normen. Een
gevaar van het accepteren van
enige vorm van leven als goedkoop
is. dat elke volgende generatie
gemakkelijk nog lagere normen
zou kunnen stellen".
Over haar bezoek aan een
slaehtkuikenbedrijf schrijft Ruth
Harrison onder meer: „Van binnen
maakt het hok de indruk van een
lange brede donkere tunnel, die
ergens in het duistere verdwijnt.
Zover het oog reikt is de vloer
bezaaid met kuikens. Aan elke
kant zijn er lampen. Voerbakken
hangen van de balken omlaag en
pijpleidingen regelen de constante
watervoorziening. In de hokken
wordt regelmatig gesproeid met
insecticiden om de dieren vrij van
ongedierte te houden. Gedurende
de eerste twee weken worden de
kuikens onder breed-stralende
kunstmoeders op een constante
temperatuur van negentig graden
Fahrenheit gehouden, de tempera
tuur van de moederkloek. Op deze
wijze worden zij aangespoord tot
eten en een snelle groei. Na twee
weken wordt het licht veranderd
in donkerrood, het gaat dan om de
twee uur aan en uit. Op deze
wijze doen de kuikens nlete anders
dan eten en slapen, eten en slapen,
eten en slapen. Na zes weken zijn
ze groot genoeg om de relatief
steeds kleiner wordende ruimte
aan den lijve te voelen. Veel licht
zou veel vechten betekenen en
daarom wordt dit tot 25 Watt rood
licht teruggebracht, dat telkens om
de twee uur aan- en uitgaat. Op
deze manier dienen de kuikens de
laatste vier weken van hun leven
uit: in duisternis, vrijwel zonder
beweging met als enige taak toe te
nemen in gewicht".
..Daar de atmosfeer in het
slachtkuikenhof stoffig is en voch
tig en geladen met ammoniak, kan,
als geen goede draden en fittingen
worden gebruikt. gemakkelijk
elektrische storing optreden. Toen
een elektricien in een slachtkui-
kenhok een karweitje had te ver
richten. werd hij bijna onpasselijk.
Hij kon onmogelijk lopen zonder
op de kuikens te trappen. Doch de
eigenaar zei: Daar moet je je niets
van aantrekken, trap er maar
gerust op".
..Vele slachtkuikenhouders
hebben hun kuikens „ontsnaveld",
het zg. snavelbranden. om veren-
pikken en vechten in de latere
stadia te voorkomen. Er is wel
eens gezegd, dat volledige verwij
dering van de boven- en ondersna
vel beter zou werken. Het kuiken
zou geen kans meer krijgen zijn
buren te verwonden en het zou
toch voer kunnen opnemen. Hoe
het zou moeten drinken wordt niet
gezegd".
GREEP
Dit is zo maar een greep geweest
uit het onthullende boek van Ruth
Harrison. We hadden nog kunnen
schrijven over legbatterijen, over
De Pluimveeslachterij WezepNV, waarvan ook een foto is opgenomen in hel boek van Ruth H.
Het onderschrift vertelt: „Wezep" heeft haar bedrijf op vrijwillige basis onder toezicht gesteld
Veeartsenij kundige Dienst. Ambtenaren van het ministerie van sociale zaken sneren nienlle.
keuring uit op de gezondheid van het aangevoerde pluimvee, waarbij pluim
acht voor menselijke consumptie aan de produktie wordt onttrokken, doch
met betrekking tot de behandeling van het levende pluimvee, het verdoven vat
en het slachten.
ee dat ongeschikt uordt ge-
i zien nok toe np de naleving
de wettelijke voorschriften
mestkalveren, die dorstig worden
gehouden, zodat ze abnormaal gro
te hoeveelheden (vette* kunstmelk
drinken en over de wijze waarop
dieren, soms zonder het gebruik
van verdovingsmiddelen, worden
gedood en „klaargemaakt" voor de
handel.
Een enkele zin nog: „De ge
ringste hoeveelheid ijzer in het
voedsel van een kalf zal verkleu
ring van het vlees veroorzaken.
Stro bevat enig ijzer en daar de
kalveren daaraan behoefte hebben,
wordt het stro weggehaald en
komen er latten. Het kalf zal
tenslotte de latten, die met urine
zijn doordrenkt, willen likken om
op deze wijze wat ijzer binnen te
krijgen. Daarom moeten de dieren
worden vastgebonden aan een
staander en dienen de kettingen zo
kort te zijn. dat zij met hun kop
de grond niet kunnen raken".
En dat is de conclusie van
Ruth Harrison: „De degrada
tie van het dier op de af
schuwelijke wijze, zoals die
thans terwille van het eigen
bestaan wordt bedreven,
moet invloed hebben op het
menselijk zelfrespect en uit
eindelijk op de behandeling
van de naaste. „Wat gij aan
de minste der Mijnen gedaan
hebt, dat hebt gij aan Mij
gedaan".
Het leven in dc toekomst,
laatste deel van „De mens en bet
leven", biologische encyclopae
dic. Uitgave Elsevier, Amster-
Nu men cellen en weefsels jaren
afzonderlijk kan bewaren, onder
meer door lage temperaturen,
komt de vraag op. of dit zou
kunnen met een volledig organis
me. Zullen dan ongeneeslijk zieken
bewaard kunnen worden tot de
wetenschap het geneesmiddel voor
hen heeft mogen vinden? Dit is
een van de duizelingwekkende
vragen in bovengenoemd boek.
Ongedachte wetenschappelijke
ontdekkingen zouden er aanleiding
toe geven. Zal de leeftijd van de
mens tot honderd jaar kunnen
worden opgevoerd? Zal transplan
tatie van onmisbare organen het
leven van thans ongeneeslijk zie
ken kunnen redden? Van dergelij
ke adembenemende toekomst-spe
culaties is dit boek vol. Zijn het
wel speculaties? De mogelijkheden
van de schepping zijn onvoorstel
baar. Bewondering voor de Ont
werper is gepast. Al vindt men die
bllet in dit boek. de lezer mag zich
cr gerust toe gedrongen voelen als
hij hier leest over Taatste .•ontdek
kingen van biologie en medische
wetenschap, met name betreffende
het geheim van het leven. De
technische uitvoering, met veel
gekleurde platen, is bijzonder
fraai. Achterin een samenvattende
alfabetische lijst van de acht delen
van bovengenoemde encyclopedie.
(Dit deel: 160 blz. 35).
Reveilserie
Reveilserie, onder redactie van
ds. G. A. Zijderveld. Uitgave
Smytegeltfonds, p/a firma Pie-
ters, Oostburg.
ons Zondagsblad al eens uitvoe
rig geschreven hebben, worden
preken van „oude schrijvers" zo
als Brakel, Van der Groe. Lo-
densteyn en Smijtegelt opnieuw
uitgegeven. Niet in stemmig zwart,
maar als handige pockets en bo
vendien geheel herschreven in he
dendaags Nederlands. Waar van
de oude schrijvers wel geldt „veel
geprezen, maar weinig gelezen",
is deze poging, ze ophieuw onder
het volk te brengen, prijzens
waard. (.f'0,25 pei- exemplaar;
jaarabonnement van 10 exemola-
ren 2.)
Postzegelrubriek
door G. J. Peelen
TSRAEL geeft een serie uit,
gewijd aan de val van
Masada, het sterke bolwerk
der Maccabeeën tegen de Ro
meinen, dat als laatste ves
ting in de hopeloze strijd
stand hield nog drie jaar na
de verwoesting van Jerusa
lem, en dus in 73 na Christus
tot overgave genoopt werd.
Het ligt 250 m boven de spie
gel van de Dode Zee, en ook
nu zijn de ruïnes een grote
attractie voor de steeds gro
ter schare toeristen die naar
Israel trekt. Prachtig uitge
voerd als steeds, werd het etn
zeer aantrekkelijke serie, die
we in zijn geheel afbeelden.
Afb 1 het onderste terras
van het Masada paleis, afb. 2.
de Noordzijde, tevens een dui
delijke indruk gevend van de bijna
onneembare vesting boven op hot
steile bergmassief. evenals afb 3.
gezicht vanuit het Westen. Op de
toelichtende tab onder aan de ze
gels staat in het Hebreeuws en het
Engels: Masada shall not fall
again" (Masada zal niet wéér val
len"*. De afb. 4 6 hebben ook be.
trekking op Israël. Ze zijn een
vriendschapsbetuiging van dc Afri
kaanse staal Togo. die in Israël
zijn zegels laat drukken. Afb. 5
brengt de beide wapens, en het op
schrift: vriendschap tussen Israël
en Togo. Op afb 4 reiken een Togo-
lees en een Israëliër elkaar de hand
boven de drukpers waarvan dc
vellen Olympiadezegcls van Togo
rollen, afb. 6 brengt het portret
van de Togolese president en dc
ruïnes van dc Synagoge van Ka-
pernaiim. Minder zullen de ortho
doxe Joden het m.i. kunnen waar
deren, dat dc agent voor Togo deze
zegels beschrijft, en van afb. 6 o.a
zegt: de synagoge waarin Jezus
Christus predikte. Syrië memo
reert op afb. 7 de brand, die de
hele bibliotheek van Algiers ver
rijs voor de Unesco-staf. Er kwa
men door portverhoging 'ook
daar!) nieuwe waarden uit. Afb. 8
is er een van. Als symbool van het
Unescowerk, dat de cultuur van
oost en west wil dienen: links een
kop uit een Hindoe beeldhouw
werk (Oriënt» rechts een uit de
Griekse kunst «Occident». Portu
gal herdenkt op afb 9 de stichter
van de Portugese dagbladpers:
Eduardo Coelho, uitgever van de
..Diario de noticias" (vrij vertaald
..dagelijkse notities"». Togo
kwam reeds hierboven ter sprake.
Afb. 10 is ook van dat land. Als
statussymbool rust geen jong
Afrikaanse staat eer het zijn
eigen nationale luchtvaartmaat
schappij hoeft. Nu heeft het
zijn AIR TOGO. en men wil dat
weten ook. Een lange serie doet
het den volke kond. Op afb. 10 het
nieuwste type vliegtuig, daar
onder de primitieve voorloper, bei
de boven de landkaart van Togo.
Afb. 11 is een verlate nieuwjaars
groet van Rusland: het jaartal
1965. een raket 'natuurlijk) dc
RODE ster en een kale kerstboom
Knipoogjes
Unesco
Zoals bekend is in Parijs in een
prachtig nieuw paleis het hoofd
bureau van de Unesco gevestigd,
een internationale instelling zoals
bij ons in Den Haag. het Intern.
Hof van Justitie. En zoals de leden
van het Haagse Hof hun eigen
postzegels hebben om hun interna
tionale status aan te geven (U
kent ze wel. met de afb. van het
Vredespaleis) zo is dat ook in Pa-
Duitsland eert de 150 jaar ge
leden gestorven auteur Mathias
Claudius, de redacteur van de
beroemde Wandsbecker Bothe.
Motieven uit de trekavonturen
uit de BOTHE, vormen de voor
stelling: de wandelstaf en dc
knapzak, de hoed en de wijze
uil. Afb. 13/15 zijn knipoog e.;
naar de motiefverzamelaars.
Kongo slaat nog weer eens winst
uit de dood van Kennedy, die nog
wekelijks vermoord wordt door
op winstbejag speculerende sta
ten. (afb. 13). Ghana geeft op een
lange serie elk wat wils: dieren
en bloemen (afb. 14) en Rusland
probeert het eens met een lange
paddestoelen- en zwammenserie
Het wordt zoeken naar voorstel
lingen die men nog niet gehad
heeft. Polen had een lumineus
Dat komt binnenkort uit met
een grote reeks... voorhistorische
dieren!!
D'IE AVOND waren
de moeilijkheden
pas goed begon
nen. toen Mies en
ik de dikke sta-
lenboeken zaten
te bekijken
waaruit we de bekleding voor
onze stoelen moesten zoeken
Ach, misschien is „moeilijkhe
den" ook wel een te groot
woord, veel beter is te spreken
van verschil van inzicht. Wc
hadden geen vrije keus. wc
waren gebonden aan de kleur
van het kleed dat we hadden
gekocht. Rood was het. van da!
diepe rood. dat op het eerste
gezicht wel aardig aandoet,
maar dat naar mijn mening
gauw verveelt.
Mijn keus was gevallen op
een groen kleed. Ik houd van
groen. Het doet mij denker, aan
het voorjaar, aan bomen en
planten. Groen is voor mij nog
altijd de kleur van de hoop,
van de toekomst. Maar Mies
wilde er niets van weten. Zij
koos rood. Rood, hield zo me
voor. is de kleur van dc liefde.
Elke dag opnieuw zal de kleur
van het kleed ons eraan herin
neren. dat we van elkander
houden. En liet ze er op
volgen, als je het rood niet kan
verdragen hoe groot zal dan
wel jouw liefde voor mij
Enfin, het werd een rood
kleed, geheel tegen mijn zin.
maar goed. terwille van de
lieve vrede had ik er in berust.
Doch met het vaste voornemen,
dat de keus van de bekleding
van de stoelen door mij zou
worden bepaald.
Eerlijkheidshalve
dien ik te vertellen,
dat er al eerder ver
schil van inzicht tus
sen Mies en mij aan de dag was
getreden. Feitelijk al op het
ogenblik, waarop we een huis
hadden gekregen en we de stad
ingingen om meubilair en stof
fering te kopen. Het heet dan:
samen uitzoeken en samen ko
pen. en: we moeten het volle
dig met elkander eens ziin
anders doen we het niet.
door Hans van Haeften
Nu.
het t
Van huis uit ben ik een tikkel
tje romantisch aangelegd. Ik
houd van meubelen die zo'n
paar honderd jaar oud zijn. Het
liefst was ik met Mies naar het
Amsterdamse Watcrlooplein
gestapt om te kijken of we daar
wat konden vinden. Maar ik
heb er begrip voor, dat een pas
getrouwd vrouwtje graag spik
splinternieuwe meubelen om
zich heen ziet. Dat is geen
bezwaar. Tegenwoordig maakt
men meubelen op dezelfde wij
ze als dat in de zeventiende of
achttiende eeuw gebeurde. En
op dat soort nu ben ik gewoon
verliefd.
Mies heeft echter haar hart
verpand aan dat moderne spul.
Wel niet dat stalen gedoe, maar
toch aan. zoals ze dat zo graag
noemt, eigentijdse vormgeving.
Begrijpt u iets van mijn moei
lijkheid?
In de eerste de beste winkel
liep het al spaak. Ik had vooral
oog voor een prachtige Mechel-
se kast. zoals die daar stond
een brok massiviteit, gemaakt
met een ongeëvenaard vakman
schap. Mies liep er achteloos
aan voorbij, keurde de kast
zelfs met geen blik waardig
Da* werd me te veel.
..Kijk dan .eens!" zei ik boos
„k Vind er niets aan", zei
Mies. „en zo'n kast past ook
niet in ons huis. Daar moet je
hele grote kamers voor heb-
..Zo vind jij cr niets aan",
schreeuwde ik.
..Nee", zei Mies. ..en je kunt
wel gewoon tegen me praten."
OP DAT moment ging
do verkoper er zich
mee bemoeien. Die
jongen had natuurlijk-
al lang door aan welke kant hij
had te staan. In een winkel
zien ze met één oogopslag wie
de baas is als er twee mensen
binnenstappen om wat te ko-
„Ik geloof, dat mevrouw ge
lijk heeft als ik dat mag zeg
gen". begon hij.
„Dat mag u helemaal niet
zeggen", zei ik grof. „U bent
hier alleen om ons wat te tonen
en ik zal wel kiezen."
„Wij zullen samen wel kie
zen". zei Mies zoetsappig met
de klemtoon op samen
De verkoper wendde zich van
..Langzamerhand ken ik nu
de smaak van mevrouw, een
heel aparte smaak, als ik dat
mag opmerken", zei hij liefjes
tegen Mies. „Gaat u maar eens
met me mee, dan zal ik u iets
bijzonders laten zien. We hou
den dat een beetje weg van de
gewone klant. Maar u zult het
beslist waarderen."
Mies liep als een hondje
achter hem aan en ik ergerde
me groen en geel. We kwamen
bij een van de zovele toonka-
mers, die in de winkel waren
ingericht, en daar stond dan het
wonder-meubilair. Ik moet toe
geven. dat het er aardig uitzag.
Het hield zo'n beetje het mid
den tussen oud cn nieuw, en al
was het niet helemaal mijn
smaak, ik kon me er best met-
verenigen.
Mies was er direkt weg van
„Dat is het", zei ze met een
beslistheid, die geen tegen
spraak duldde
..Jij vindt het natuurlijk ook
mooi", zei ze tegen mij.
„Ach. het gaat wel" bromde
HEBT het natuirlijk
al lang begrepen, dat
De verkoper glimlachte be
scheiden.
„Ik dacht 't wel", zei hij met
wat schrijvers altijd gepaste
trots noemen, maar wat ik
gewoon zelfgenoegzaamheid zou
willen noemen. „Ik dacht 't
wel, mevrouw heeft als weini
gen de gave om de dingen
direkt in een eigen milieu te
Het was natuurlijk nonsens
wat hij uitkraamde, maar Mies
tippelde er heerlijk in.
„Heb ik geërfd van mijn
moeder" antwoordde ze.
„Nooit iets van gemerkt, dat
jouw moeder de gave heeft om
de dingen, eh, kom. eh, hoe zei
die meneer dat ook al weer?",
vroeg ik net iets te hatelijk.
De vent keek me aan of hij
me wou verslinden en Mies
haalde de schouders op. Alsof
ik er helemaal niet was, begon
nen ze samen een diepzinnig
gesprek over meubelen en hel
inrichten van huizen.
we dit meubilair
kochten.
Het was ons beider
keus". zei Mies
's avonds thuis.
..Dat is gelukkig, kind. het is
een bewijs, dat jullie wat
smaak betreft helemaal op el
kaar zijn afgestemd". ant
woordde mijn -aanstaande
schoonmoeder. Ik vond het
maar beter te zwijgen en zei
dus niets. Mijn schoonvader
keek me met gefronst voor
hoofd aan en ik gaf hem een
knipoogje.
„Ik zou wel een biertje lus
ten". zei ik met een zucht
„Ik ook", zei mijn aanstaande
schoonvader, eveneens met een
„Zouden jullie dat nu wel
doen?", vroegen mijn aanstaan-
d^schoonmoeder en Mies tege-
„Nou. en of!", antwoordden
wij beiden, ook bijna tegelijk.
De partijen hadden stelling
genomen.
MAAR MIJN schoonva
der en ik verloren
steeds meer terrein.
Mijn schoonmoeder
en Mies bedisselden
samen alles, en vooral ik stond
Toen kwam dan die avond,
waarover ik in het begin van
het verhaal sprak. De meubelen
waren uitgezocht, de gordijnen
ook, evenals het behang en de
lampen. Ik had zelfs een boe
kenkast gekregen. Zeer tegen
mijn zin. Ik houd nu eenmaal
niet van boekenkasten Boeken
horen naar mijn mening door
het gehele huis verspreid te
liggen. Ze horen op stoelen, op
tafeltjes, desnoods op de grond
Maar ze moeten niet in een
kast staan. Boeken in een kast
doen me denken aan een boek
winkel. Er zit iets onpersoon
lijks in Net of ze nog niet je
eigendom zijn.
Maar goed. Mies had gezegd:
Jij krijgt van mij een boeken
kast. dus werd er een boeken
kast gekocht Doch het bureau,
dat prachtig notenhouten bu
reau, kreeg ik niet. Ik ben ver
zot op bureaus. Je kunt er al
les op kwijt. Als je een boek.
een krant of wat ook in je hand
hebt, en je weet er zo gauw
geen weg mee. leg je dat op
het bureau.
Ons
kort
verhaal
Dat alles bij elkaar had me
opstandig gemaakt. Ik had me
voorgenomen nu mijn zin door
to drijven bij de keuze van de
bekleding. En daar zaten wc
dus die avond. Met dikke sta-
lenboeken. Ik had het gauw
bekeken. Een indrukwekkende
kleur groen was er bij.
„Die nemen we", zei ik.
„Die nemen we niet", zei
Mies. ..Hoe kun je nu groen
nemen bij een rood kleed? We
moeten een blauwe kleur uit-
grocn".
„Het wordt blauw", zei Mies.
„Groen".
„Blauw".
„Blauw", zei Mies en ze
voegde er aan toe: „Trouwens
mams vindt dat ook veel be-
„Wat heeft mams daar nu mee
te maken. Ik hoef toch zeker
niet met mams in dat huis te
gaan wonen? Laat mams zich er
nu maar niet mee bemoeien. Ik
heb met jou mijn handen al
vol genoeg", ziezo, dat was er
uit. En met een gezicht van:
Nou ben jij aan de beurt, keek
ik Mies aan.
Het viel niet zo best. Mies
had de stalenboeken neergelegd
en was van haar stoel opge-
,-Heb ik het goed gehoord?
Wat zei je feitelijk?", zei ze.
Ik was door het dolle heen
„O. heb je me niet ver
staan^" vroeg ik. „Wel dan
herhaal ik mijn zin nog even.
Ik zei: Wat heeft mams nu met
de kleur van onze bekleding te
maken. Ik hoef toch zeker niet
met mans in dat huis te wonen?
Laat mams zich er nu maar niet
mee bemoeien. Ik heb met jou
miin handen al vol genoeg."
Mies knikte.
„Dus toch", zei ze.
„Ja toch", herhaalde ik. „en
doe er je voordeel mee. Jij kar
stoelen kopen met een blauwe
bekleding, maar dan hoef je
niet te denken, dat ik met jou
in dat huis ga wonen."
„Dat heb je gezegd", zei Mies
koel, „daar zal ik je nog wel
eens aan herinneren."
Toen stond ze op en ging de
deur uit
IWEE DAGEN hoorde
ik niets van haar
Toen belde ze op.
„Welke kleur ze je
ook al weer. dat de
bekleding van de
stoelen moest krij-
lief-
„tot
Toen hoorde ik een week
niets van haar. Als 'ik haar
thuis opbelde was ze niet thuis,
als ik bij mijn aanstaande
schoonouders op bezoek ging,
was ze net weg.
„Wat was nu toch die kleur
die we voor onze stoelen had
den uitgezocht?", vroeg ze tele
fonisch na acht dagen
„Groen", zei ik.
Het gesprek werd afgebro
ken.
Veertien dagen bleef het stil.
Ik begon me onbehaaglijk te
voelen. Wat zou ze uitvoeren0
Ze was niet te spreken té
krijgen. Het leek wel of ze in
het niet was opgegaan.
Toen ging weer de telefoon.
..Welke kleur zei je ook
weer?", vroeg Mies.
Ik dacht na.
••Nu ^weïke kleur?", drong
„het wordt Ik had geen keus meer.
„Blauw", zei ik zwaar ade
mend, ..blauw. helemaal
blauw".
„Wat zeg je?" vroeg Mies
„Ik zei blauw", zei ik wanho
pig-
„Blauw?" hoorde ik Mies
verwonderd zeggen „Blauw?
Goed dan. als jij dan beslist
blauw wilt hebben, nemen we
geen groen."