Beestenmacliines De bekleding Onthullend boek over moderne mesterij Meer produkten maar I kwaliteit I minder HET LEVEN IN DE TOEKOMST ISRAËL IN HET T ZONDAGSBLAD ZATERDAG 6 FEBRUARI 196S (Van een onzer redacteuren) Dit is een verhaal, dat de zelfvoldaanheid van iedere lezer zou moeten schokken. Het heeft tot onderwerp de nieuwe methoden, die bij het mesten van dieren, be stemd voor de menselijke consumptie, worden toe gepast. En van die nieuwe methoden dient een ieder op de hoogte te zijn, want zij werpen vragen op, vragen die de mens niet onbeantwoord mag laten. Om er enkele te noe men. In hoeverre heeft de mens het recht zijn heer schappij over dieren uit te oefenen? Heeft hij het recht de dieren te be roven van alle levensge neugten, alleen om op een vluggere manier uit hun dode lichamen meer geld te kunnen slaan? Heeft hij het recht leven de wezens uitsluitend te behandelen als voedsel- transformators? De vragen worden opgeroepen nu door de moderne mesterij alles wat traditioneel was. is wegge vaagd. De landelijke taferelen van groene landouwen met dieren ee- stoffeerd, met koppels kippen, die tevreden naar voedsel scharrelen, zijn verdwenen. Daarvoor in de plaats zijn er een soort fabrieksge bouwen verrezen waarin dieren een ellendig bestaan uitzitten zon der ooit aarde onder hun voeten te voelen, zonder ooit zonlicht te zien of de elementaire bevrediging te amaken van het vinden van na tuurlijk voedsel. Ze zijn veelal zo stevig vastgebonden of ze zitten zo dicht opeengepakt, dat beweging vrijwel onmogelijk is. Deze bedrijven worden feitelijk •lechts draaiende gehouden door een voortdurende toediening aan dieren van antibiotica, waartegen AAIAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAALAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAI het organisme dat de ziekte wekt en teweegbrengt, tenslotte ongevoelig wordt. Kistkalveren die met opzet. het witte vlees, in een toestand van bloedarmoede worden ge bracht en gehouden, vallen soms dood neer als ze uit hun kratten worden verlost. Maar de smulpaap kan zijn verlangens bevredigen... ONTLUISTERD De moderne mesterij brengt hei leven van het dier terug tot een ontluisterd bestaan, dat nauwelijks leven kan worden genoemd. Ruth Harrison, een Engelse, heeft aan dat onder werp een boek gewijd, dat zij de voor zichzelf sprekende titel gaf van Beestenmachine met als ondertitel: Dieren aan de lopen de band (uitgave De Bezige Bij. 240 bladzijden, f 7.50) en waar aan dit verhaal is ontleend. Haar boek. het zij nadrukkelijk vermeld, geeft alleen een gede tailleerde beschrijving van de toestanden in Engeland, „maar het verdient wijd en zijd te worden gelezen, ook in die Op stro mogen ze niet staan, ze zijn gestald op latten, en ze worden grootgebracht op melk, sonde, reel rauuvoer. Ze moeten gaan lijden aan bloedarmoede om de smulpapen te bevredigen, die dol zijn op blank vlees. Hun bewegingsvrijheid is beperkt en wordt bepaald door de tuier aan de kop en de staaf achter de Europese landen waar deze me thoden evenzeer worden toege past, alsmede in de Verenigde Staten, die van enkele de ba kermat zijn". Een belangrijke vraag bij de moderne mesterij is: Leveren de dieren, die onder de meest weer zinwekkende omstandigheden soms hun korte leven slijten voor de mens veilig of acceptabel voedsel? Ruth Harrison citeert deskundigen DUISTER en toont duidelijk aan dat dit niet het geval is. ..Hoewel de hoeveelheid toe neemt. loopt de kwaliteit van bet produkt terug. Het is een feit, dal oo de meest ondubbelzinnige wijze wordt toegegeven door enkele pro ducenten zelf, die er bijvoorbeeld meer toe geneigd zijn achter op het erf wat kippen te houden dan de produkten uit de slachtkuiken- bedrijven te eten. De bedreiging die de farmaceutische middelen, hormonen en pesticiden, voor de mens vormen, is nog nooit behoor lijk onderzocht". „OPRUIMING" Ruth Harrison schrijft: „Het vervelende is, dat hoe meer men sen in beslag worden genomen door grote commerciële belangen en de geesten zich louter richten op doelmatigheid en materiële vooruitgang, zij meer en meer hun geweten opzij moeten zetten of in slaap moeten wiegen op donzen gedachten. Voor de industriële mester is het leven goedkoop. Hij werkt met zoveel dieren, dat elke dag „opruiming" wordt gehouden. Onder „opruiming" verstaat men het doden van een dier, dat geen winst afwerpt. In principe begint dit opruimen van minder-geharde dieren reeds in het prille begin. Een kuikenbroeder krijgt daarom het advies alle kuikens, die iets later dan de andere kuikens zijn uitgebroed op te ruimen, niet omdat ze op een of andere wijze misvormd zijn, doch omdat het achterblijvers zijn en daarom voorbestemd zwakkelingen te blij ven. Kuikens kunnen bij miljoenen tegelijk worden bebroed en vor men daarom een artikel, waarmee wat kwistiger kan worden omge sprongen dan met de grotere en duurdere diersoorten. Doch het principe is hetzelfde: dat is de foedkoopte van het leven zelf en e verlaging van de normen. Een gevaar van het accepteren van enige vorm van leven als goedkoop is. dat elke volgende generatie gemakkelijk nog lagere normen zou kunnen stellen". Over haar bezoek aan een slaehtkuikenbedrijf schrijft Ruth Harrison onder meer: „Van binnen maakt het hok de indruk van een lange brede donkere tunnel, die ergens in het duistere verdwijnt. Zover het oog reikt is de vloer bezaaid met kuikens. Aan elke kant zijn er lampen. Voerbakken hangen van de balken omlaag en pijpleidingen regelen de constante watervoorziening. In de hokken wordt regelmatig gesproeid met insecticiden om de dieren vrij van ongedierte te houden. Gedurende de eerste twee weken worden de kuikens onder breed-stralende kunstmoeders op een constante temperatuur van negentig graden Fahrenheit gehouden, de tempera tuur van de moederkloek. Op deze wijze worden zij aangespoord tot eten en een snelle groei. Na twee weken wordt het licht veranderd in donkerrood, het gaat dan om de twee uur aan en uit. Op deze wijze doen de kuikens nlete anders dan eten en slapen, eten en slapen, eten en slapen. Na zes weken zijn ze groot genoeg om de relatief steeds kleiner wordende ruimte aan den lijve te voelen. Veel licht zou veel vechten betekenen en daarom wordt dit tot 25 Watt rood licht teruggebracht, dat telkens om de twee uur aan- en uitgaat. Op deze manier dienen de kuikens de laatste vier weken van hun leven uit: in duisternis, vrijwel zonder beweging met als enige taak toe te nemen in gewicht". ..Daar de atmosfeer in het slachtkuikenhof stoffig is en voch tig en geladen met ammoniak, kan, als geen goede draden en fittingen worden gebruikt. gemakkelijk elektrische storing optreden. Toen een elektricien in een slachtkui- kenhok een karweitje had te ver richten. werd hij bijna onpasselijk. Hij kon onmogelijk lopen zonder op de kuikens te trappen. Doch de eigenaar zei: Daar moet je je niets van aantrekken, trap er maar gerust op". ..Vele slachtkuikenhouders hebben hun kuikens „ontsnaveld", het zg. snavelbranden. om veren- pikken en vechten in de latere stadia te voorkomen. Er is wel eens gezegd, dat volledige verwij dering van de boven- en ondersna vel beter zou werken. Het kuiken zou geen kans meer krijgen zijn buren te verwonden en het zou toch voer kunnen opnemen. Hoe het zou moeten drinken wordt niet gezegd". GREEP Dit is zo maar een greep geweest uit het onthullende boek van Ruth Harrison. We hadden nog kunnen schrijven over legbatterijen, over De Pluimveeslachterij WezepNV, waarvan ook een foto is opgenomen in hel boek van Ruth H. Het onderschrift vertelt: „Wezep" heeft haar bedrijf op vrijwillige basis onder toezicht gesteld Veeartsenij kundige Dienst. Ambtenaren van het ministerie van sociale zaken sneren nienlle. keuring uit op de gezondheid van het aangevoerde pluimvee, waarbij pluim acht voor menselijke consumptie aan de produktie wordt onttrokken, doch met betrekking tot de behandeling van het levende pluimvee, het verdoven vat en het slachten. ee dat ongeschikt uordt ge- i zien nok toe np de naleving de wettelijke voorschriften mestkalveren, die dorstig worden gehouden, zodat ze abnormaal gro te hoeveelheden (vette* kunstmelk drinken en over de wijze waarop dieren, soms zonder het gebruik van verdovingsmiddelen, worden gedood en „klaargemaakt" voor de handel. Een enkele zin nog: „De ge ringste hoeveelheid ijzer in het voedsel van een kalf zal verkleu ring van het vlees veroorzaken. Stro bevat enig ijzer en daar de kalveren daaraan behoefte hebben, wordt het stro weggehaald en komen er latten. Het kalf zal tenslotte de latten, die met urine zijn doordrenkt, willen likken om op deze wijze wat ijzer binnen te krijgen. Daarom moeten de dieren worden vastgebonden aan een staander en dienen de kettingen zo kort te zijn. dat zij met hun kop de grond niet kunnen raken". En dat is de conclusie van Ruth Harrison: „De degrada tie van het dier op de af schuwelijke wijze, zoals die thans terwille van het eigen bestaan wordt bedreven, moet invloed hebben op het menselijk zelfrespect en uit eindelijk op de behandeling van de naaste. „Wat gij aan de minste der Mijnen gedaan hebt, dat hebt gij aan Mij gedaan". Het leven in dc toekomst, laatste deel van „De mens en bet leven", biologische encyclopae dic. Uitgave Elsevier, Amster- Nu men cellen en weefsels jaren afzonderlijk kan bewaren, onder meer door lage temperaturen, komt de vraag op. of dit zou kunnen met een volledig organis me. Zullen dan ongeneeslijk zieken bewaard kunnen worden tot de wetenschap het geneesmiddel voor hen heeft mogen vinden? Dit is een van de duizelingwekkende vragen in bovengenoemd boek. Ongedachte wetenschappelijke ontdekkingen zouden er aanleiding toe geven. Zal de leeftijd van de mens tot honderd jaar kunnen worden opgevoerd? Zal transplan tatie van onmisbare organen het leven van thans ongeneeslijk zie ken kunnen redden? Van dergelij ke adembenemende toekomst-spe culaties is dit boek vol. Zijn het wel speculaties? De mogelijkheden van de schepping zijn onvoorstel baar. Bewondering voor de Ont werper is gepast. Al vindt men die bllet in dit boek. de lezer mag zich cr gerust toe gedrongen voelen als hij hier leest over Taatste .•ontdek kingen van biologie en medische wetenschap, met name betreffende het geheim van het leven. De technische uitvoering, met veel gekleurde platen, is bijzonder fraai. Achterin een samenvattende alfabetische lijst van de acht delen van bovengenoemde encyclopedie. (Dit deel: 160 blz. 35). Reveilserie Reveilserie, onder redactie van ds. G. A. Zijderveld. Uitgave Smytegeltfonds, p/a firma Pie- ters, Oostburg. ons Zondagsblad al eens uitvoe rig geschreven hebben, worden preken van „oude schrijvers" zo als Brakel, Van der Groe. Lo- densteyn en Smijtegelt opnieuw uitgegeven. Niet in stemmig zwart, maar als handige pockets en bo vendien geheel herschreven in he dendaags Nederlands. Waar van de oude schrijvers wel geldt „veel geprezen, maar weinig gelezen", is deze poging, ze ophieuw onder het volk te brengen, prijzens waard. (.f'0,25 pei- exemplaar; jaarabonnement van 10 exemola- ren 2.) Postzegelrubriek door G. J. Peelen TSRAEL geeft een serie uit, gewijd aan de val van Masada, het sterke bolwerk der Maccabeeën tegen de Ro meinen, dat als laatste ves ting in de hopeloze strijd stand hield nog drie jaar na de verwoesting van Jerusa lem, en dus in 73 na Christus tot overgave genoopt werd. Het ligt 250 m boven de spie gel van de Dode Zee, en ook nu zijn de ruïnes een grote attractie voor de steeds gro ter schare toeristen die naar Israel trekt. Prachtig uitge voerd als steeds, werd het etn zeer aantrekkelijke serie, die we in zijn geheel afbeelden. Afb 1 het onderste terras van het Masada paleis, afb. 2. de Noordzijde, tevens een dui delijke indruk gevend van de bijna onneembare vesting boven op hot steile bergmassief. evenals afb 3. gezicht vanuit het Westen. Op de toelichtende tab onder aan de ze gels staat in het Hebreeuws en het Engels: Masada shall not fall again" (Masada zal niet wéér val len"*. De afb. 4 6 hebben ook be. trekking op Israël. Ze zijn een vriendschapsbetuiging van dc Afri kaanse staal Togo. die in Israël zijn zegels laat drukken. Afb. 5 brengt de beide wapens, en het op schrift: vriendschap tussen Israël en Togo. Op afb 4 reiken een Togo- lees en een Israëliër elkaar de hand boven de drukpers waarvan dc vellen Olympiadezegcls van Togo rollen, afb. 6 brengt het portret van de Togolese president en dc ruïnes van dc Synagoge van Ka- pernaiim. Minder zullen de ortho doxe Joden het m.i. kunnen waar deren, dat dc agent voor Togo deze zegels beschrijft, en van afb. 6 o.a zegt: de synagoge waarin Jezus Christus predikte. Syrië memo reert op afb. 7 de brand, die de hele bibliotheek van Algiers ver rijs voor de Unesco-staf. Er kwa men door portverhoging 'ook daar!) nieuwe waarden uit. Afb. 8 is er een van. Als symbool van het Unescowerk, dat de cultuur van oost en west wil dienen: links een kop uit een Hindoe beeldhouw werk (Oriënt» rechts een uit de Griekse kunst «Occident». Portu gal herdenkt op afb 9 de stichter van de Portugese dagbladpers: Eduardo Coelho, uitgever van de ..Diario de noticias" (vrij vertaald ..dagelijkse notities"». Togo kwam reeds hierboven ter sprake. Afb. 10 is ook van dat land. Als statussymbool rust geen jong Afrikaanse staat eer het zijn eigen nationale luchtvaartmaat schappij hoeft. Nu heeft het zijn AIR TOGO. en men wil dat weten ook. Een lange serie doet het den volke kond. Op afb. 10 het nieuwste type vliegtuig, daar onder de primitieve voorloper, bei de boven de landkaart van Togo. Afb. 11 is een verlate nieuwjaars groet van Rusland: het jaartal 1965. een raket 'natuurlijk) dc RODE ster en een kale kerstboom Knipoogjes Unesco Zoals bekend is in Parijs in een prachtig nieuw paleis het hoofd bureau van de Unesco gevestigd, een internationale instelling zoals bij ons in Den Haag. het Intern. Hof van Justitie. En zoals de leden van het Haagse Hof hun eigen postzegels hebben om hun interna tionale status aan te geven (U kent ze wel. met de afb. van het Vredespaleis) zo is dat ook in Pa- Duitsland eert de 150 jaar ge leden gestorven auteur Mathias Claudius, de redacteur van de beroemde Wandsbecker Bothe. Motieven uit de trekavonturen uit de BOTHE, vormen de voor stelling: de wandelstaf en dc knapzak, de hoed en de wijze uil. Afb. 13/15 zijn knipoog e.; naar de motiefverzamelaars. Kongo slaat nog weer eens winst uit de dood van Kennedy, die nog wekelijks vermoord wordt door op winstbejag speculerende sta ten. (afb. 13). Ghana geeft op een lange serie elk wat wils: dieren en bloemen (afb. 14) en Rusland probeert het eens met een lange paddestoelen- en zwammenserie Het wordt zoeken naar voorstel lingen die men nog niet gehad heeft. Polen had een lumineus Dat komt binnenkort uit met een grote reeks... voorhistorische dieren!! D'IE AVOND waren de moeilijkheden pas goed begon nen. toen Mies en ik de dikke sta- lenboeken zaten te bekijken waaruit we de bekleding voor onze stoelen moesten zoeken Ach, misschien is „moeilijkhe den" ook wel een te groot woord, veel beter is te spreken van verschil van inzicht. Wc hadden geen vrije keus. wc waren gebonden aan de kleur van het kleed dat we hadden gekocht. Rood was het. van da! diepe rood. dat op het eerste gezicht wel aardig aandoet, maar dat naar mijn mening gauw verveelt. Mijn keus was gevallen op een groen kleed. Ik houd van groen. Het doet mij denker, aan het voorjaar, aan bomen en planten. Groen is voor mij nog altijd de kleur van de hoop, van de toekomst. Maar Mies wilde er niets van weten. Zij koos rood. Rood, hield zo me voor. is de kleur van dc liefde. Elke dag opnieuw zal de kleur van het kleed ons eraan herin neren. dat we van elkander houden. En liet ze er op volgen, als je het rood niet kan verdragen hoe groot zal dan wel jouw liefde voor mij Enfin, het werd een rood kleed, geheel tegen mijn zin. maar goed. terwille van de lieve vrede had ik er in berust. Doch met het vaste voornemen, dat de keus van de bekleding van de stoelen door mij zou worden bepaald. Eerlijkheidshalve dien ik te vertellen, dat er al eerder ver schil van inzicht tus sen Mies en mij aan de dag was getreden. Feitelijk al op het ogenblik, waarop we een huis hadden gekregen en we de stad ingingen om meubilair en stof fering te kopen. Het heet dan: samen uitzoeken en samen ko pen. en: we moeten het volle dig met elkander eens ziin anders doen we het niet. door Hans van Haeften Nu. het t Van huis uit ben ik een tikkel tje romantisch aangelegd. Ik houd van meubelen die zo'n paar honderd jaar oud zijn. Het liefst was ik met Mies naar het Amsterdamse Watcrlooplein gestapt om te kijken of we daar wat konden vinden. Maar ik heb er begrip voor, dat een pas getrouwd vrouwtje graag spik splinternieuwe meubelen om zich heen ziet. Dat is geen bezwaar. Tegenwoordig maakt men meubelen op dezelfde wij ze als dat in de zeventiende of achttiende eeuw gebeurde. En op dat soort nu ben ik gewoon verliefd. Mies heeft echter haar hart verpand aan dat moderne spul. Wel niet dat stalen gedoe, maar toch aan. zoals ze dat zo graag noemt, eigentijdse vormgeving. Begrijpt u iets van mijn moei lijkheid? In de eerste de beste winkel liep het al spaak. Ik had vooral oog voor een prachtige Mechel- se kast. zoals die daar stond een brok massiviteit, gemaakt met een ongeëvenaard vakman schap. Mies liep er achteloos aan voorbij, keurde de kast zelfs met geen blik waardig Da* werd me te veel. ..Kijk dan .eens!" zei ik boos „k Vind er niets aan", zei Mies. „en zo'n kast past ook niet in ons huis. Daar moet je hele grote kamers voor heb- ..Zo vind jij cr niets aan", schreeuwde ik. ..Nee", zei Mies. ..en je kunt wel gewoon tegen me praten." OP DAT moment ging do verkoper er zich mee bemoeien. Die jongen had natuurlijk- al lang door aan welke kant hij had te staan. In een winkel zien ze met één oogopslag wie de baas is als er twee mensen binnenstappen om wat te ko- „Ik geloof, dat mevrouw ge lijk heeft als ik dat mag zeg gen". begon hij. „Dat mag u helemaal niet zeggen", zei ik grof. „U bent hier alleen om ons wat te tonen en ik zal wel kiezen." „Wij zullen samen wel kie zen". zei Mies zoetsappig met de klemtoon op samen De verkoper wendde zich van ..Langzamerhand ken ik nu de smaak van mevrouw, een heel aparte smaak, als ik dat mag opmerken", zei hij liefjes tegen Mies. „Gaat u maar eens met me mee, dan zal ik u iets bijzonders laten zien. We hou den dat een beetje weg van de gewone klant. Maar u zult het beslist waarderen." Mies liep als een hondje achter hem aan en ik ergerde me groen en geel. We kwamen bij een van de zovele toonka- mers, die in de winkel waren ingericht, en daar stond dan het wonder-meubilair. Ik moet toe geven. dat het er aardig uitzag. Het hield zo'n beetje het mid den tussen oud cn nieuw, en al was het niet helemaal mijn smaak, ik kon me er best met- verenigen. Mies was er direkt weg van „Dat is het", zei ze met een beslistheid, die geen tegen spraak duldde ..Jij vindt het natuurlijk ook mooi", zei ze tegen mij. „Ach. het gaat wel" bromde HEBT het natuirlijk al lang begrepen, dat De verkoper glimlachte be scheiden. „Ik dacht 't wel", zei hij met wat schrijvers altijd gepaste trots noemen, maar wat ik gewoon zelfgenoegzaamheid zou willen noemen. „Ik dacht 't wel, mevrouw heeft als weini gen de gave om de dingen direkt in een eigen milieu te Het was natuurlijk nonsens wat hij uitkraamde, maar Mies tippelde er heerlijk in. „Heb ik geërfd van mijn moeder" antwoordde ze. „Nooit iets van gemerkt, dat jouw moeder de gave heeft om de dingen, eh, kom. eh, hoe zei die meneer dat ook al weer?", vroeg ik net iets te hatelijk. De vent keek me aan of hij me wou verslinden en Mies haalde de schouders op. Alsof ik er helemaal niet was, begon nen ze samen een diepzinnig gesprek over meubelen en hel inrichten van huizen. we dit meubilair kochten. Het was ons beider keus". zei Mies 's avonds thuis. ..Dat is gelukkig, kind. het is een bewijs, dat jullie wat smaak betreft helemaal op el kaar zijn afgestemd". ant woordde mijn -aanstaande schoonmoeder. Ik vond het maar beter te zwijgen en zei dus niets. Mijn schoonvader keek me met gefronst voor hoofd aan en ik gaf hem een knipoogje. „Ik zou wel een biertje lus ten". zei ik met een zucht „Ik ook", zei mijn aanstaande schoonvader, eveneens met een „Zouden jullie dat nu wel doen?", vroegen mijn aanstaan- d^schoonmoeder en Mies tege- „Nou. en of!", antwoordden wij beiden, ook bijna tegelijk. De partijen hadden stelling genomen. MAAR MIJN schoonva der en ik verloren steeds meer terrein. Mijn schoonmoeder en Mies bedisselden samen alles, en vooral ik stond Toen kwam dan die avond, waarover ik in het begin van het verhaal sprak. De meubelen waren uitgezocht, de gordijnen ook, evenals het behang en de lampen. Ik had zelfs een boe kenkast gekregen. Zeer tegen mijn zin. Ik houd nu eenmaal niet van boekenkasten Boeken horen naar mijn mening door het gehele huis verspreid te liggen. Ze horen op stoelen, op tafeltjes, desnoods op de grond Maar ze moeten niet in een kast staan. Boeken in een kast doen me denken aan een boek winkel. Er zit iets onpersoon lijks in Net of ze nog niet je eigendom zijn. Maar goed. Mies had gezegd: Jij krijgt van mij een boeken kast. dus werd er een boeken kast gekocht Doch het bureau, dat prachtig notenhouten bu reau, kreeg ik niet. Ik ben ver zot op bureaus. Je kunt er al les op kwijt. Als je een boek. een krant of wat ook in je hand hebt, en je weet er zo gauw geen weg mee. leg je dat op het bureau. Ons kort verhaal Dat alles bij elkaar had me opstandig gemaakt. Ik had me voorgenomen nu mijn zin door to drijven bij de keuze van de bekleding. En daar zaten wc dus die avond. Met dikke sta- lenboeken. Ik had het gauw bekeken. Een indrukwekkende kleur groen was er bij. „Die nemen we", zei ik. „Die nemen we niet", zei Mies. ..Hoe kun je nu groen nemen bij een rood kleed? We moeten een blauwe kleur uit- grocn". „Het wordt blauw", zei Mies. „Groen". „Blauw". „Blauw", zei Mies en ze voegde er aan toe: „Trouwens mams vindt dat ook veel be- „Wat heeft mams daar nu mee te maken. Ik hoef toch zeker niet met mams in dat huis te gaan wonen? Laat mams zich er nu maar niet mee bemoeien. Ik heb met jou mijn handen al vol genoeg", ziezo, dat was er uit. En met een gezicht van: Nou ben jij aan de beurt, keek ik Mies aan. Het viel niet zo best. Mies had de stalenboeken neergelegd en was van haar stoel opge- ,-Heb ik het goed gehoord? Wat zei je feitelijk?", zei ze. Ik was door het dolle heen „O. heb je me niet ver staan^" vroeg ik. „Wel dan herhaal ik mijn zin nog even. Ik zei: Wat heeft mams nu met de kleur van onze bekleding te maken. Ik hoef toch zeker niet met mans in dat huis te wonen? Laat mams zich er nu maar niet mee bemoeien. Ik heb met jou miin handen al vol genoeg." Mies knikte. „Dus toch", zei ze. „Ja toch", herhaalde ik. „en doe er je voordeel mee. Jij kar stoelen kopen met een blauwe bekleding, maar dan hoef je niet te denken, dat ik met jou in dat huis ga wonen." „Dat heb je gezegd", zei Mies koel, „daar zal ik je nog wel eens aan herinneren." Toen stond ze op en ging de deur uit IWEE DAGEN hoorde ik niets van haar Toen belde ze op. „Welke kleur ze je ook al weer. dat de bekleding van de stoelen moest krij- lief- „tot Toen hoorde ik een week niets van haar. Als 'ik haar thuis opbelde was ze niet thuis, als ik bij mijn aanstaande schoonouders op bezoek ging, was ze net weg. „Wat was nu toch die kleur die we voor onze stoelen had den uitgezocht?", vroeg ze tele fonisch na acht dagen „Groen", zei ik. Het gesprek werd afgebro ken. Veertien dagen bleef het stil. Ik begon me onbehaaglijk te voelen. Wat zou ze uitvoeren0 Ze was niet te spreken té krijgen. Het leek wel of ze in het niet was opgegaan. Toen ging weer de telefoon. ..Welke kleur zei je ook weer?", vroeg Mies. Ik dacht na. ••Nu ^weïke kleur?", drong „het wordt Ik had geen keus meer. „Blauw", zei ik zwaar ade mend, ..blauw. helemaal blauw". „Wat zeg je?" vroeg Mies „Ik zei blauw", zei ik wanho pig- „Blauw?" hoorde ik Mies verwonderd zeggen „Blauw? Goed dan. als jij dan beslist blauw wilt hebben, nemen we geen groen."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1965 | | pagina 17