Er bloeien weer narcissen bracht Engelandvaarders buitengaats De geschiedenis van de liftster in de woestijn ZONDAGSBLAD ZATERDAG 2 MEI 1961 TRUDIE zuchtte diep. Ze snoof behaag lijk de milde voorjaarslucht op. Een vleugje wind droeg nu en dan over de velden de zoete geur aan van narcissen en hyacinthen. Kleine witte wolkjes dre ven langzaam en statig langs de strak blauwe hemel. Een leeuwerik wiekte om hoog en sproeide zijn trillers hoog over het ontwakende land. Een fijne sluier van jong groen spreidde zich over de bottende twijgen van bomen en struiken. Trudie voelde de zonnewarmte weldadig op haar rug. Het maakte haar wonderlijk opge wekt. Ze wilde Peter niet teleurstellen. berm en een ogenblik lieten ze zwijgend hun ogen glijden over de kleurenpracht die zich aan hun voeten uitstrekte. Tus sen het heldere blauw van hyacinthen en het vlammende rood van vroege tulpen, lagen bedden narcissen in zachte tin ten van bijna wit tot fel geel met hartjes van vrolijke oranje, afgewisseld door plek ken groen, waar de bloei nog moest be ginnen of waar de bloemen al waren ver wijderd. Tussen de rechthoekige vakken Dan moest je wel geloven dat het niet Josie, toen ze plotseling de straat optrip- pelde, vlak voor die auto, dan was het allemaal zo bizonder triest. Je moest zul ke dingen maar gauw vergeten en erin berusten. Het was tegennatuurlijk. Het leek zinloos. Hoewel, bij de bloembollen was er toch een zorgzame kweker die het zo wilde. Met het leven van een mens was het eigenlijk net eender. Er stond in de bijbel immers ook iets i liepen hier en daar enkele pen. Een vlugge beweging scheidde de bloem van zijn stengel. Man- w den vol bloemkelken, nauwelijks in bloei werd. Hij dacht opeens aan de bloemslin- te kop- zinloos was, ook al begreep je het et mes Zijn ogen dwaalden naar de berg af gesneden narcissen die langzaam groter er toch echt wel behoefte een dagje uit te zijn. De school en zijn studie namen hem anders geheel in be slag. Stil genietend peddelden ze samen over de stille landweg. Vervelend, dat die akelige pijn nu weer kwam opzetten. Ze probeerde wat meer rechtop te zitten en drukte de linkerhand in haar rug om dat nare gevoel weg te duwen. Peter keek zijn vrouw van terzijde aan. Het deed hem goed, te zien dat ze al weer een beetje kleur begon te krijgen. Hij had zich de laatste tijd wel eens zor gen om haar gemaakt. Na het ongeluk met Josje was ze veranderd. Ze was niet meer de vrolijke Truus van vroeger. Het zorgeloze en altijd opgewekte meisje met wie hij vijf jaar geleden was getrouwd. Zó had hij haar leren kennen, als de treur niet die nooit bij de pakken neer zat en van elke situatie alleen maar de zonnige kant zag. Zo was ze gebleven toen zij, eenmaal getrouwd, van zijn bescheiden aanvangssalaris hun huishoudinkje moest beheren. Totdat een paar maanden gele den de slag kwam. Het scheen alsof ze in de korte tijd daarna jaren ouder was geworden. Ze was zwijgzaam en terugge trokken. Haar werk deed ze lusteloos en zelden zag hij haar sindsdien nog lachen. Ze toonde nergens meer belangstelling voor. Ook nu was ze niet enthousiast ge weest toen hij haar voorstelde deze mooie voorjaarsdag te besteden aan een tocht naar de bloemententoonstelling. Ze was er te moe voor, beweerde ze en ze had hoofdpijn. Een beetje korzelig had hij op gemerkt: „Daar moet jij je dan maar eens overheen zetten. Anders word je een zure ouwe tante, als je maar aldoor in huis blijft zitten kniezen." Hij had met een weer spijt gehad van zijn uitval. Het gemis van Josje woog voor haar stellig veel zwaarder dan voor hem. Hij had op school altijd kinderen om zich heen. Meer dan hem lief was soms. En 's avonds was er zijn studie. Dan was de stilte in huis voor hem zelfs bijzonder welkom. Maar voor Trudie was er de leegte die in huis achterbleef nu geen kinderstem en geen kindervoeten de rust meer verstoorden. Zij werd. bij alles wat ze deed. telkens her innerd aan hun kindje, dat drie jaar lang het middelpunt was geweest waarom hun leven draaide. Toch vond Peter dat dit verlies, hoe verdrietig het ook was, niet hun verdere leven mocht beheersen. En daarom moest Trudie er eens helemaal uit en de narigheid vergeten. Een beetje vergoelijkend had hij ge zegd: „We maken er een leuke dag van net als vroeger. We gaan daar gezellig samen eten en zo." Ze was tenslotte voor zijn aandrang gezwicht. En nu trapten Hij legde zijn hand op haar len we even stoppen Truus. We hebben nog alle tijd. En je hebt hier zo'n prachtig vergezicht." Ze zochten een plekje in de gekomen, werden in de hoek van het veld op een hoop gegooid. ..Wat zonde toch, dat ze die nu zomaar wegsmijten," merk te Trudie spijtig op. „Je kunt er niet eens een boeket van maken. Nu heeft niemand er meer iets aan. En ze waren juist zo gers die langs de weg te koop gaf hem een wonderlijk gevoel van op luchting. Helemaal nutteloos waren ze dus niet. „Ze maken er slingers van." Hij zei het hardop. „Wat bedoel je?" vroeg Tru die. een beetje afwezig. Hij vleide zijn arm om haar schouders en probeerde het Peter probeerde het te verklaren. „Het haar uit te leggen. Zij glimlachte flauw- gaat hier ook niet om de bollen, die Die moeten zich verder gaan ontwikke- ter!' len en dat zouden ze niet kunnen als ze nu bleven bloeien. Dan zou zo'n bol zich helemaal öpleven in di verzamelt hij krachten meer bloemen te kunnen geven." „En, toch vind ik het zonde", hield Trudie voL „Want nu is al het je er volgend jaar van terug ziet I moet je maar af- wachten. Dat duurt lang." Ze Was aardig gevonden, bevredigde niet. ,Wat is het hier verrukkelijk mooi. Pe kte Trudie enthousiast op. toen ze samen genoegelijk slenterden langs de schier eindeloze paden die zich kronkelden bloem. Nu door het tentoonstellingspark. Bij elke volgend jaar bocht in het pad wachtte weer een nieu- verrassing. Telkens andere, telkens ve kleurschakeringen. Rotspartijen. watervallen, Kort verhaal door PAUL WESSEL zat een poosje stil voor zich uit te staren en ging toen peinzend ver der: „Ik kan het niet uitstaan, dat het zo moet. Net als met Josje. Een ont luikende bloem wordt afgesneden voor ze gebloeid heeft, 't Was allemaal zo mooi, tot die auto kwam. Evenals hier met het mes van de kweker: in één slag was het weg." „Hè toe. Trudie!" viel Peter haar in de rede. „daar moet je nu niet weer over zitten piekeren. Denk vandaag liever aan de prettige dingen die er zijn. We hebben restaurant. Trudies ogen gleden opnieuw wisselend dekor waartegen een on voorstelbare bloe menpracht was uitgestald, 't Was eigenlijk teveel om het in je op te nemen, vond Tru die. Warm en moe van het lopen streken ze ten slotte neer op het terras voor het restau- rante. Terwijl ze hun koffie dronken praatte Trudie vrolijk over allerlei gewone dingen. Het scheen dat ze alle nare ge dachten uit haar hoofd had gezet. Peter merkte het met voldoening. Hij zocht vergeefs zijn zakken af naar siga retten. „Ik ga ze even binnen halen Truus." Hij stond op en verdween elkaar nog en we zijn jong. En bov dien...", zijn stem werd zachter. ..wat Jos je betreft: we geloven toch dat zij nu bij Jezus is en dan mag je toch niet blii- „Ach ja dat weet ik ook wel", verweer de Trudie zich. „Je kunt dat allemaal wel Eroberen te verklaren. Zo zei de dominee et ook. Het zal wel goed zijn eens zullen we haar we duurt nog zo lang. Nog Het is altijd straks. Met de bloemen. Josje. Later komt het weer goed. Volgend jaar, of na dit leven. Maar wat heb je Het leven dat is nü. Daar hoort geen kin dergrafje bij en geen vaalt met afgesne den bloemen, die hun bloei niet hebben overleefd. Zoiets kan ik niet uitstaan!" Peter staarde een beetje mistroostig het boeiende kleurenspel, dat zich tegenover haar afspeelde. Langs het pad, voor het terras, het spiegelend vlak van de vijver waarop de zon. tussen de hoge boomkruinen door. speelse lichtplekken wierp, die vinnig krijgertje speelden. Aan de overkant van het water een sterk glooi end gazon, omzoomd met bloemperken in een regenboog van kleuren. Midden op Maar dat het grasveld sloeg een witmarmere zwaan eeuwigheid, zijn machtige vleugels uit in een drieste aanvalshouding. Een levende soortgenoot schommelde naderbij, keek zijn stenen konterfeitsel onderzoekend aan en keerde zich dan om in hooghartige verontwaar diging over zoveel koude drukte. Statig gleed hij terug in zijn element en voer langzaam weg als in een tafereel uit een sprookje. Trudie leunde behaaglijk achter-, over in het rieten fauteuiltje en sloot even haar ogen. De zonnewarmte maakte haar les niet er toch meer bewolking gen. Het was waar wat Trudie beweerde. Je wist wel dat alle dingen in het leven betrekkelijk zijn en dat aan alles een eind komt. Maar wanneer dat einde zo abrupt en ontijdig kwam als hier bij de narcissen en enkele maanden geleden bij Geschuifel van voetstapjes deed haar Of plotseling weer opkijken. „Ikke heb een or- broertje," klonk een helder stemmetje vlak bij haar. Een meisje van een jaar kwam aarzelend naderbij. De handjes steunden boven haar hoofdje op de stang van een kinderwagen, die ze langzaam heen en weer wiegde. „Mag ik «ven kijken?" veerde Trudie op. Het kop je, tussen de armpjes geklemd als in een ovaal venstertje, knikte lang en nadruk kelijk van ja en lichtte voorkómend toe: „Hij heet Marcel." „Wat een mooie naam." bewonderde de vrouw, terwijl ze zich over de wagen boog. Vertederd keek ze naar het rose snoetje, het kleine mond je, sabbelend op een mollig knuistje. „Heb jij geen kind?" informeerde een argeloos stemmetje. Trudie richtte zich op. Zc moest even slikken en haar stem klonk vreemd toen ze antwoordde: „Nee, ik hib geen kind." „Ivonne! Ivóönne!" klonk vlakbij een vrouwestem. „Mammie." verduidelijkte het kleutertje en zette de wagen weer in beweging. Na een paar passen keerde ze zich nog even om. „Je moet ook om een kindje vragen. Van de Here Jezus. Mag wel hoor." Ze knikte heftig, zodat haar krullen op en neer dansten en stapte in de richting vanwaar de stem van „mam mie" klonk: „Akelig nest, waar zat je nu weer? Grijze haren krijg ik van jou. Ik heb je toch gezegd dat je niet alleen met Marcel mag rijden. Ik sta doodsang sten uit met al dat water hier." Trudie sloot opnieuw haar ogen. „Meid. wat heb jij een kleur." verbaas de Peter zich toen hij, voorzien van si garetten. weer naar buiten kwam. „De zon doet jou beslist goed." „Ik geloof het ook glimlachte ze zwak. Peter stelde bij zichzelf met voldoening vast dat Trudie weer helemaal de oude was, toen ze. getooid met een slinger van narcissen weer op huis aan fietsten, 't Was goed dat hij had doorgezet en haar ondanks haar tegenwerpingen toch had meegenomen, 't Was een echt plezierige dag geworden meende hij. Het trof hem daarom des te pijnlijker dat ze. voor ze naar huis gingen, nog even naar de be graafplaats wüde gaan. Hij probeerde er haar van te weerhouden. „Zouden we dat nu wel doen meisje? Zet dat nu van je af?. Laat het nu vandaag plezierig blij ven." „Hè toe. Peet. Even maar. Ik wil het zo graag." Ze hield vol. Hij zwichtte. In vredesnaam dan. Voorzichtig peuterde Trudie de bloemslinger los van haar fiets en samen liepen ze zwijgend langs de stille paden, tot aan het perk waar het witte kruisje stond. Trudie liet haar vingers glijden over de verwelkte kroon tjes van de narcissen. Bleek en slap la gen ze in haar handen. Ze schudde bruusk naar hoofd, als wilde ze daarmee het beeld van zich afwerpen. Ze deed een paar passen vooruit en schikte de slinger om het marmeren kruisje. Een mezenpaar streek tjilpend neer op een tak van een eenzame berk. Zwaar leunde Trudie op de arm van Peter. Kwam het door het buk ken. dat ze plotseling zo duizelig werd? Hij greep haar verschrikt beet. „Kindje, wat is er? Wat heb je?" „Och niets." weerde ze af. „Laat me maar. 't Gaat alweer over." Peter keek haar bezorgd aan. Ze was heel bleek geworden. „Mor gen ga jij naar de dokter," besliste hij resoluut. Ze veerde even op en glimlach te. „Dat zal ik doen Peter. Ik heb het je nog niet durven zeggen. Maar ik ge loof wel dat het nodig is." „Wat bedoel Je?" vorste hij onzeker. Ze trok hem pla gend aan een oor en met haar hoofd te gen zijn schouder geleund zei ze zacht: Malle, begrijp je het nog niet? Het nieu we leven!" Hij sloeg zijn armen bescher mend om haar heen. „Trudie, is het heus? En ik heb jou vandaag...." „Het is goed zo, jongen, 't Was een heerlijke dag. Ik geloof dat ik het weer aan kan. Het is Pasen geweest. De dood heeft niet het laatste woord. Kom, ga mee. het le ven wacht." (Van een onzer redacteuren) In de oorlog had Kees Koole geen last van zenuwen. Hij deed zijn werk nuchter zake lijk, laconiek. Wanneer zijn vrouw smeekte ermee op te houden, haalde hij zijn schou ders op en glimlachte goedmoe dig. De reactie kwam na de be vrijding. De opgekropte span ningen zochten een uitweg. Kees werd ziek. Hij kreeg een maag zweer, nierstenen en ander bij komende narigheden. Kees werd voor tachtig procent af gekeurd. Zijn gezondheid leek hopeloos. Tien jaar lang vocht hij tegen de herinneringen aan de oorlog. Toen krabbelde hij overeind. Hij had zichzelf over wonnen. Kees Koole telde weer mee. Met de energie van een jonge vent begon hij te bouwen aan het transportbedrijf in Wor- merveer, dat hij via bemidde ling van wijlen koningin Wilhel- mina had gekregen. „Het gaat nou weer goed", zegt hij in zijn gerieflijke wo ning aan de Kerkstraat 233 in Wormerveer. „Ik heb nergens last meer van". Kees zit een beetje beducht op de bank, want de rust in zijn huis is verdwenen toen het ANP dezer dagen melding maakte van een reünie van oud-Engeland vaarders op 9 mei in Overloon. Nooit is Kees in het nieuws ge weest. Zijn heldhaftig werk in de laatste wereldoorlog werd nim mer aan de openbaarheid prijs gegeven. Behalve een dankbetui ging van generaal Eisenhower werd hem nimmer een onder scheiding verleend. Kees ver dween na de oorlog in de massa, zonder dat zijn verdiensten door de overheid werden erkend. Het ANP-bericht heeft daar een einde aan gemaakt. Tijdens de relinie in Overloon zal aan het oorlogsmuseum de vijfeneenhalve meter lange vlet „Yvette" wor den overgedragen. De „Yvette" is het enige van de Engeland vaarders overgebleven scheepje, dat op het ogenblik in Loosdrecht wordt teruggebracht in de staat, waarin vier studenten en een meisje Yvette op 30 april 1943 de overtocht waagden. De overdracht geschiedt als symbool van de opofferingen die de vaar- ders zich getroostten en tevens ter herdenking van hen, die bij de overtochten het leven verloren. De „Yvette" en talloze andere scheepjes werden buitengaats ge bracht door een jonge, verbeten beurtschipper, die de Duitsers haatte omdat zijn broer reeds op de eerste oorlogsdag in 1940 door hen werd gedood. De beurtschip per heette Kees Koole. Sinds zijn naam in dc kranten Is verschenen, lopen de journalis ten bij hem de deur plat. Kees is er beduusd van. „Twintig jaar lang Is er door niemand met één woord rept. Nou staan ze met voor de deur om te weten wai ik heb meegemaakt. Ik houd niet van publiciteit. Komt u maar op de persconferentie van 9 mei. Ik Aansporing Kees heeft een kleine aanspo ring nodig. Hij rolt een shaggie en grinnikt naar zijn vrouw. Wanneer ik over de „Yvette" praat, haalt hij een groot Delfts blauw bord van de wand. Het laat de afbeelding zien van een bootje op weg naar de Engelse kust. Het geheel is opgedragen aan Kees Koole. „Uit dankbaarheid voor zijn onbaatzuchtige hulp. Yvette Bartlema, Jan Bartlema, Henning Meyer, Hein Kaars Sijpesteyn, Hein Louwerse". „Dit is mij eind 1946 aangebo den in het studentencafé 't Noord einde in Delft. Ik ben er erg blij mee. Het is al weer eens gegla zuurd, want het liet los". Nooit volmaakt Kees legt zijn benen op de bank en kijkt verlegen rond. Hij is geen bluffer, geen type dat de heldhaftige jongen wil uithan gen. Zijn verhaal komt stokkend op gang: „Ik kom uit een echte schip- persfamilie. Mijn grootvader was schipper, mijn vader en ik wer den het dus ook. Aanvankelijk voer ik op de schuit van mijn va der, maar toen een vriend van mij, die ook schipper was, naar Engeland vluchtte, huurde ik zijn scheepje van veertig ton, West- lands model. „Nooit volmaakt" heette het. Ik woonde in Schiplui den en vervoerde aardappelen naar de Hoeksche Waard, Voorne- Putten. Goeree-Overflakkee. In 1943 trouwde ik. Van de eer ste dag af hadden wij onderdui kers in huis en bracht ik mensen buitengaats. In totaal zijn het er tweeënze- entig geweest. Meestal wist ik Pinto ondervraagd. Het had wei nig resultaat. Pinto heeft nooit precies geweten wat voor man Schrader eigenlijk was. Ik weet het ook nog steeds niet, terwijl ik toch lang met hem heb samen gewerkt. Een zonderlinge figuur. Hij werkt nu bij de gemeente in Den Haag. Hij is econoom, ge- Schrader bemoeide zich in de oorlog met het in cultuur bren gen van de Noordoostpolder. Daardoor beschikte hij over mo toren en benzine. De bootjes waarmee de Engelandvaarders overstaken werden in Leidschen- dam gemaakt. Het waren zoge naamde scherpstekertjes. De mensen verzamelden zich 's mor gens vroeg op verschillende plaat sen met hun bagage. De aantal len waren gevarieerd. Tien, twaalf, vijf, acht. Om elf uur. half twaalf vertrok ik uit Leidschen- dam. Dan was ik zo'n beetje voor donker in Middelharnis. Achter mijn schuit dobberden de bootjes. Eenmaal buitengaats stapten de mensen over. startten het motor tje en voeren weg. Dat is eigen lijk het hele verhaal". wlj- ijke karweitjes niet meer betroffen dan een normale lijndienst. Zelf nooit behoefte gehad om naar Engeland over te steken? „Ach nee, ik was pas getrouwd. Ik kon me hier goed redden. Ik had geen zin om over te steken Heeft u nooit angst gekend? „De spanningen die ik had kan Ik toch nooit vertellen. Als je der tig bent, trek je je nergens als hij een paar namen noemde en vertelde hoe de overtochten georganiseerd werden. Hij noem de de naam van Schrader. Toen de Duitsers bij hem huiszoeking kwamen doen, was hij echter al op weg naar Engeland. Van mij wist-ie alleen te vertellen, da: een zekere Kees, die aardappelen ver voerde, de mensen buitengaats bracht. Ik heb nooit last gehad. Ze zijn het nooit aan de weet ge komen. Schrader is later nog ge dropt in Nederland als kapitein van de geheime inlichtingendienst. Hij werd gevangen genomen in Zwolle en later overgebracht naar Scheveningen. De Duitsers hadden alle nagels van zijn vingers ge trokken". In het ruim k Waar zaten de mensen op uw „In het ruim. Ze hadden vaak de grootste lol met elkaar. Ach ja. het waren allemaal jonge mensen. Ze dronken een borrel tje ot speelden kaart. De motor klonk hard genoeg om liet la waai te overstemmen. Op zekere dag bracht ik een vlet weg met vijf mensen. Toen ze zeventig kilometer op zee wa ren, durfden ze niet meer verder. Ze kregen watervrees en keerden om. Voor de kust van Hoek v. Holland glipten ze door de duik bootversperringen en kwamen zonder kleerscheuren in ons land De volgende morgen stond mijn Arrestaties i Delft- het vandaan kwamen. Enkele namen kan ik me nog wel herinneren. Jaap Burger bijvoorbeeld van de Partij van de Arbeid en Hein Kaars Sijpesteyn. Burger was in vijftien uur over, anderen deden er soms een paar dagen over. Schrader TN HET begin was er van or- A ganisatie nog geen sprake. De mensen die toevallig mijn naam hadden gehoord, kwamen bij mij thuis met het verzoek of ik ze naar buiten wilde brengen. Op een gegeven moment stond er een man op die de leiding in handen Die meneer heette Schrader. Hij was directeur van de voedselvoor ziening in Den Haag. Hij heeft o.a. een rol gespeeld in de Pinto- serie. Toen Schrader in Engeland arriveerde is hij langdurig door 1943. De dat bord voorkomen, w se studenten. Yvette was ge trouwd met een van hen. Haar moeder was een Russin. Ze ko men hier nog vaak op bezoek. Het laatste bootje vertrok in fe bruari 1944. Daarna ging het niet meer. Mijn schip werd gevorderd door de Duitsers. Ik moest erop varen. Dat heb ik aan mijn col lega's te danken. Die zeiden le gen de moffen: „Neem zijn schip Het heeft maar kort geduurd, want ik zorgde ervoor, dat dc mo tor totaal onklaar raakte. Ik weel het nog goed. Een klein meisje kwam mijn vrouw waarschuwen. „Er komen Duitsers aan. Zorg dat uw man weggaat". Hebben alle mensen Engeland bereikt? „Neen, velen zijn er gearres teerd. Dat was mijn grote angst. Als ze doorsloegen, kon ik wel vertrekken. Nooit heeft iemand mij verraden. Wel hebben ze iemand beloofd hem vrij te laten die jongens is. Kun je je indenken, dat ik verbaasd keek? Wisten al die mensen iets van varen? „Er was er altijd wel eentje bij. die meer gevaren haa. Elke groep beschikte natuurlijk ook over een kompas. Maar ondanks dat kompas zijn sommige boot jes toch nog drie dagen onder weg geweest. Ik vertrok als het hoog water was. zodat de Enge landvaarders met eb de zee op gingen. Soms moesten tochten worden uitgesteld, omdat er lich te maan was of als er slecht weer dreigde. Dan sliepen de mensen bij mij thuis. De broer van mijn vrouw stak ook over. Hij werkte bij Wilton Fijenoord Zo vanaf de werf in zijn overall stapte hij bij mij aan boord. Er was ook een groep, die een hoop rotzooi achterliet. Ik was blij dal ze weg waren. Toen ik alle spo ren over boord had gemieterd, kwamen ze weer langszij. Ze za gen er geen gat in. Van Radio Oranje hoorden we of de mensen waren aangekomen in Engeland. Vooraf hadden we een wachtwoord afgesproken. Ik kan me er nog een paar herin neren: „Onze hond heeft pokken' en „Adelaartje heeft zijn elf veer tjes verloren". En deze: „Horen, zien en zwijgen". Hoe vond uw vrouw dit werk? „In het begin had zij er een hekel aan. Maar toen zij ontdek te welke mentaliteit de Duitsers hadden, vond ze het goed. Ik ben wel eens een paar keer wegge weest zonder dat ze het wist". Waren het allemaal studenten die overgingen? „De meesten wel. Maar er za ten ook piloten onder. Daarvoor heb ik die dankbetuiging van Eisenhower gehad. Hier is-ie". Ik lees: „The president of the United States of America has di rected me to express to Cornelis Koole the gratitude and apprecia tion of the American people for gallant service in assisting the es cape of allied soldiers from the enemy. Dwight D. Eisenhower". Werd er steeds hartroerend af scheid genomen? „Niks hoor. Als je sentimenteel wordt, kun je het niet doen. Ik zei: „Jongens, het beste. We zien elkaar wel weer". Heeft u nog andere karweitjes opgeknapt? ..Ja, één keer werd ik ontboden door de ondergrondse om naar Dordrecht te komen. Het was na Dolle Dinsdag. Ze vroegen of ik bereid was wapens op te halen in Hoekse Waard. Ze waren be stemd voor Dordrecht en omge ving. Dat deed ik. We waren met zes man aan boord. We droegen allemaal een revolver. Als ze ons pikten was het toch met ons ge daan. 's Nachts voeren we over. In de. Kalkhaven in Dordrecht kwam ik tussen twee Duitse ma rinevaartuigen te liggen. Ik had vijftien wapens, corned beef en chocolade aan boord. Zaterdag waren we vertrokken, zondag los ten we in Zwijndrecht. De andere dag kwam een oude Duitse sol daat mij waarschuwen. Hij zei: „Zorg dat je weg komt. want ze vorderen je schip". Ik was toen leeg. Hij wijst natuurlijk niet. dat ik wapens had vervoerd. Toen mijn vrouw jarig was. gaf ik haar voor de grap een zwaar ge schenk. Toen ze het openmaakte, zat er een zes cilinder revolver Arm Heeft u nog veel contact met de mensen, die u buitengaats hebt gebracht? „Enkelen. Als ik bij de heren Kaars Sijpesteyn en Burger kom. vinden ze het goed. Ja, wat moet ik er verder nog van vertellen? Ik heb vreselijk veel geluk gehad Na de oorlog heb ik een moei lijke tijd gehad. We waren arm. Ik wist niet meer wat ik doen moest. Toen heb ik een brief ge schreven aan koningin Wilhelmina. Die heeft gezorgd dat ik hier kwam. Ik transporteer eetbare vetten. Ik heb veel werk voor me neer Kaars Sijpesteyn. die fa brieksdirecteur is in de Zaan- De zes kinderen van Kees Koo le zijn Inmiddels thuisgekomen. Zij kijken naar hun vader, die verlegen glimlacht als de fotograaf zijn camera instelt. Hij moet niets hebben van al die drukte. Hij strijkt zijn jongste zoon over zijn kuif en vraagt: „Komen d'r nou nog meer? Ik ben niet van plan dat verhaal iedere keer op nieuw te vertellen. Sjonge, wat een drukte allemaal." Proefballon verschijnt flhc veertien dagen In het zondageblad. i-oor Iedere geaccep teerde inzending Ie er een poetirleeel. 0 etuur (e.v.p.) toto's, tekeningen, gedichten, verhalen, commentaren, Ideeën ot wat Je nog meer hebt naar de ra- daktle „Ruimte voor one'' van deze krant. DEZE WEEK IN PROEFBALLON Verhaal (met illustratie) Caro Buurman Cartoon Guilio Gedichten: Tom van Deel Er uit gelicht: Redaktie „Ruimte voor ons" „Als ik jou was zou ik nu maar naar bed gaan", zei mijn gastheer, „want als je slaapt word je de wagen uit gegooid." Ik ging naar bed. Eigen lijk was het toch nog te laat geworden want de volgende morgen zou ik om drie uur langs de kant van de weg moeten staan om geen en kele kans op een lift voor bij te laten gaan. Om drie uur was het nog aardedonker, tegen half vijf glipten de eerste zonnestra len tussen de bergen door en om kwart voor zes had ik een lift. Ik kon meerijden met een van de grote vrachtauto's die scheepsla dingen vervoerde van de ene havenplaats. Eilath, naar de andere, Haifa. In de laad bakken van „mijn" auto lag twintig ton graan. Het is niet alleen vriende lijkheid die een vrachtrijder beweegt een lifter mee te De tocht door de woestijn, de Negev, is een lange en warme aangelegenheid. De lifter heeft tot taak de be stuurder wakker te houden. Dat is de prijs voor het uit sparen van de buskosten. De man met wie ik mee mocht rijden zag er vrij fris uit en de eerste vijf uren van de tocht gingen dan ook erg fijn. Ik vertel de hem over Nederland en het slechte weer en hoe heerlijk ik Israël en de zon wel vond. Hij vertelde me enige smeuüge verhalen over Ara bieren die zijn vriend ver moord hadden (hij zou de plek nog wel aanwijzen), over de negen kogelgaten in de auto van een kollega- vrachtrijder (waar dat pre cies gebeurde, zou ik nog wel zien) en over brokstuk ken van auto's die in een ravijn gereden waren (die werden mij t.z.t. nog ge toond). Deze verhalen prikkelden uiteraard mijn waakzaam heid. Het ging echter net zo als met de pillen waarvan je er teveel gebruikte omdat ze zo goed waren, op den duur helpen ze niet meer. We reden ruim zeven uren door de woestijn en ik ge loofde het allemaal wel. Uit plichtsbesef vroeg ik luste loos de betekenis van ieder puntje en paaltje langs de weg om het gesprek gaande te houden. Hoe langer hoe vaker viel er een stilte, ook al omdat er niet zo veel puntjes en paaltjes te zien Terwijl wij met een slak- kegang voortsukkelden zat ik wanhopig naar verse on derwerpen te zoeken, maar alles wat je aan een vreem de kwijt wilt hadden we el kaar al verteld. Hoe was het mogelijk dat het zo heet was.... En wat reden we langzaam... wel logisch met twintig ton graan natuurlijk... maar het ging wel erg lang., zaam... Het resultaat van onze stille overpeinzing was een scheef op de weg hangende auto. Het gebeurde juist op een slecht, kuilig asfaltstuk. De achterwielen bleven ste ken in het zand. „Ik ben in slaap gevallen", constateer de de vrachtrijder. Hij keek mij verwijtend aan en ik voelde me erg schuldig. „Wij zullen eens zien wat er aan te doen is", zuchtte hij. Na wat gehannes konden we verder rijden. „Zing maar eens wat", zei de chauffeur met een jou krijg ik nog wel onder toontje ik heb geen zin in nog zo'n akkefietje." Ik daclit: „Zing maar eens wat, een lekkere jon gen ben je, wat kan ik nou toch eens gaan zitten zin gen?" En terwijl wij langs de zandvlakten voortreden klonk mijn bibberig: „In een groen groen knolle knol- leland". Terwijl wij van dorst ver gingen zong ik verlangend: „Twee emmertjes water ha len." Terwijl wij langs de sche pen van de woestijn kwa men, weerklonk een onze ker „Langs de Amsterdam se grachten". Na een half uur kon ik niet meer. Ik zweeg. Het werd weer benauwend •til in de cabine. „Nou?" vroeg de chauf feur. Uit ar re moede ben ik be gonnen mijn voorraad kerst liedjes aan te spreken. Daar was ik ook vrij vlug door heen. Bij het vijfde Sint Nicolaasliedje was ik daar waar ik zijn wilde. De vrachtrijders rijden twee maal per week van Haifa via Beer Sheba naar Eilath en terug. We hebben elf uur over de tocht ge daan. 't Is maar dat je het CARO BUURMAN Gedicht je bent geen Lou en ik ben geen Apollinaire maar ik houd van je mindere Apollinaire die ik ben ik schrijf je mijn veldbrief mijn situatie ik ben er beroerd aan toe en mis al het een en ander aan mijzelf mijn liefste Lou maar ik houd van je en wat doet de rest er toe? Ik lag half op bed de radio speelde recht in het gezicht van je foto Ik zag je komen en het glas verbrak als woorden een stilte waarin men zich een- (zaam beseft. Tom van Deel ER UIT GELICHT R. H, te 's-G. Van jou willen we wel eens een foto zien. T. van D. te A. Alweer sneeuw't Blijft maar koud in A., hè? H. v. d. B. te R. Daar maken we een giller van. J. de K. te A. Zoals 't gedichtje thuis tikt, tikt het toch maar ner gens. L. K. te L. We hebben jou door, mannetje. T. R. te 's-G. Stuur eens een dwarsfluiter; daar ben jü nou net het type voor. M. van R. te H. Jou lichten we er niet uit. K. van A. te H. Half doorgaan en dan afbreken. F. v. d. P. te G. Kyk eens naar het vogeltje. R. C. te R. Beter hebben we ze niet.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1964 | | pagina 17