Er bloeien weer narcissen
bracht Engelandvaarders buitengaats
De geschiedenis van de
liftster in de woestijn
ZONDAGSBLAD
ZATERDAG 2 MEI 1961
TRUDIE zuchtte diep. Ze snoof behaag
lijk de milde voorjaarslucht op. Een
vleugje wind droeg nu en dan over de
velden de zoete geur aan van narcissen
en hyacinthen. Kleine witte wolkjes dre
ven langzaam en statig langs de strak
blauwe hemel. Een leeuwerik wiekte om
hoog en sproeide zijn trillers hoog over
het ontwakende land. Een fijne sluier van
jong groen spreidde zich over de bottende
twijgen van bomen en struiken. Trudie
voelde de zonnewarmte weldadig op haar
rug. Het maakte haar wonderlijk opge
wekt. Ze wilde Peter niet teleurstellen.
berm en een ogenblik lieten ze zwijgend
hun ogen glijden over de kleurenpracht
die zich aan hun voeten uitstrekte. Tus
sen het heldere blauw van hyacinthen en
het vlammende rood van vroege tulpen,
lagen bedden narcissen in zachte tin
ten van bijna wit tot fel geel met hartjes
van vrolijke oranje, afgewisseld door plek
ken groen, waar de bloei nog moest be
ginnen of waar de bloemen al waren ver
wijderd. Tussen de rechthoekige vakken Dan moest je wel geloven dat het niet
Josie, toen ze plotseling de straat optrip-
pelde, vlak voor die auto, dan was het
allemaal zo bizonder triest. Je moest zul
ke dingen maar gauw vergeten en erin
berusten. Het was tegennatuurlijk. Het
leek zinloos. Hoewel, bij de bloembollen
was er toch een zorgzame kweker die het
zo wilde. Met het leven van een mens was
het eigenlijk net eender. Er stond in de
bijbel immers ook iets i
liepen hier en daar enkele
pen. Een vlugge beweging
scheidde de bloem van zijn stengel. Man- w
den vol bloemkelken, nauwelijks in bloei werd. Hij dacht opeens aan de bloemslin-
te kop- zinloos was, ook al begreep je het
et mes Zijn ogen dwaalden naar de berg af
gesneden narcissen die langzaam groter
er toch echt wel behoefte
een dagje uit te zijn. De school en zijn
studie namen hem anders geheel in be
slag. Stil genietend peddelden ze samen
over de stille landweg. Vervelend, dat die
akelige pijn nu weer kwam opzetten. Ze
probeerde wat meer rechtop te zitten en
drukte de linkerhand in haar rug om dat
nare gevoel weg te duwen.
Peter keek zijn vrouw van terzijde aan.
Het deed hem goed, te zien dat ze al
weer een beetje kleur begon te krijgen.
Hij had zich de laatste tijd wel eens zor
gen om haar gemaakt. Na het ongeluk
met Josje was ze veranderd. Ze was niet
meer de vrolijke Truus van vroeger. Het
zorgeloze en altijd opgewekte meisje met
wie hij vijf jaar geleden was getrouwd.
Zó had hij haar leren kennen, als de treur
niet die nooit bij de pakken neer zat en
van elke situatie alleen maar de zonnige
kant zag. Zo was ze gebleven toen zij,
eenmaal getrouwd, van zijn bescheiden
aanvangssalaris hun huishoudinkje moest
beheren. Totdat een paar maanden gele
den de slag kwam. Het scheen alsof ze
in de korte tijd daarna jaren ouder was
geworden. Ze was zwijgzaam en terugge
trokken. Haar werk deed ze lusteloos en
zelden zag hij haar sindsdien nog lachen.
Ze toonde nergens meer belangstelling
voor. Ook nu was ze niet enthousiast ge
weest toen hij haar voorstelde deze mooie
voorjaarsdag te besteden aan een tocht
naar de bloemententoonstelling. Ze was
er te moe voor, beweerde ze en ze had
hoofdpijn. Een beetje korzelig had hij op
gemerkt: „Daar moet jij je dan maar
eens overheen zetten. Anders word je een
zure ouwe tante, als je maar aldoor in
huis blijft zitten kniezen." Hij had met
een weer spijt gehad van zijn uitval. Het
gemis van Josje woog voor haar stellig
veel zwaarder dan voor hem. Hij had op
school altijd kinderen om zich heen. Meer
dan hem lief was soms. En 's avonds was
er zijn studie. Dan was de stilte in huis
voor hem zelfs bijzonder welkom. Maar
voor Trudie was er de leegte die in huis
achterbleef nu geen kinderstem en geen
kindervoeten de rust meer verstoorden. Zij
werd. bij alles wat ze deed. telkens her
innerd aan hun kindje, dat drie jaar lang
het middelpunt was geweest waarom hun
leven draaide. Toch vond Peter dat dit
verlies, hoe verdrietig het ook was, niet
hun verdere leven mocht beheersen. En
daarom moest Trudie er eens helemaal
uit en de narigheid vergeten.
Een beetje vergoelijkend had hij ge
zegd: „We maken er een leuke dag van
net als vroeger. We gaan daar gezellig
samen eten en zo." Ze was tenslotte voor
zijn aandrang gezwicht. En nu trapten
Hij legde zijn hand op haar
len we even stoppen Truus. We hebben nog
alle tijd. En je hebt hier zo'n prachtig
vergezicht." Ze zochten een plekje in de
gekomen, werden in de hoek van het veld
op een hoop gegooid. ..Wat zonde toch,
dat ze die nu zomaar wegsmijten," merk
te Trudie spijtig op. „Je kunt er niet eens
een boeket van maken. Nu heeft niemand
er meer iets aan. En ze waren juist zo
gers die langs de weg te koop
gaf hem een wonderlijk gevoel van op
luchting. Helemaal nutteloos waren ze dus
niet. „Ze maken er slingers van." Hij zei
het hardop. „Wat bedoel je?" vroeg Tru
die. een beetje afwezig. Hij vleide zijn
arm om haar schouders en probeerde het
Peter probeerde het te verklaren. „Het haar uit te leggen. Zij glimlachte flauw-
gaat hier ook niet
om de bollen, die
Die moeten zich verder gaan ontwikke- ter!'
len en dat zouden ze niet kunnen als ze
nu bleven bloeien. Dan zou zo'n bol zich
helemaal öpleven in di
verzamelt hij krachten
meer bloemen te kunnen geven." „En,
toch vind ik het zonde", hield Trudie voL
„Want nu is al het
je er volgend jaar
van terug ziet I
moet je maar af-
wachten. Dat duurt
lang." Ze
Was aardig gevonden,
bevredigde niet.
,Wat is het hier verrukkelijk mooi. Pe
kte Trudie enthousiast op. toen
ze samen genoegelijk slenterden langs de
schier eindeloze paden die zich kronkelden
bloem. Nu door het tentoonstellingspark. Bij elke
volgend jaar bocht in het pad wachtte weer een nieu-
verrassing. Telkens andere, telkens
ve kleurschakeringen. Rotspartijen.
watervallen,
Kort verhaal door
PAUL WESSEL
zat een poosje stil
voor zich uit te
staren en ging
toen peinzend ver
der: „Ik kan het
niet uitstaan, dat
het zo moet. Net als met Josje. Een ont
luikende bloem wordt afgesneden voor ze
gebloeid heeft, 't Was allemaal zo mooi,
tot die auto kwam. Evenals hier met het
mes van de kweker: in één slag was het
weg."
„Hè toe. Trudie!" viel Peter haar in
de rede. „daar moet je nu niet weer over
zitten piekeren. Denk vandaag liever aan
de prettige dingen die er zijn. We hebben restaurant. Trudies ogen gleden opnieuw
wisselend dekor
waartegen een on
voorstelbare bloe
menpracht was
uitgestald, 't Was
eigenlijk teveel om
het in je op te
nemen, vond Tru
die. Warm en moe
van het lopen
streken ze ten
slotte neer op het terras voor het restau-
rante. Terwijl ze hun koffie dronken
praatte Trudie vrolijk over allerlei gewone
dingen. Het scheen dat ze alle nare ge
dachten uit haar hoofd had gezet.
Peter merkte het met voldoening. Hij
zocht vergeefs zijn zakken af naar siga
retten. „Ik ga ze even binnen halen
Truus." Hij stond op en verdween
elkaar nog en we zijn jong. En bov
dien...", zijn stem werd zachter. ..wat Jos
je betreft: we geloven toch dat zij nu
bij Jezus is en dan mag je toch niet blii-
„Ach ja dat weet ik ook wel", verweer
de Trudie zich. „Je kunt dat allemaal wel
Eroberen te verklaren. Zo zei de dominee
et ook. Het zal wel goed zijn
eens zullen we haar we
duurt nog zo lang. Nog
Het is altijd straks. Met de bloemen.
Josje. Later komt het weer goed. Volgend
jaar, of na dit leven. Maar wat heb je
Het leven dat is nü. Daar hoort geen kin
dergrafje bij en geen vaalt met afgesne
den bloemen, die hun bloei niet hebben
overleefd. Zoiets kan ik niet uitstaan!"
Peter staarde een beetje mistroostig
het boeiende kleurenspel, dat zich
tegenover haar afspeelde. Langs het pad,
voor het terras, het spiegelend vlak van
de vijver waarop de zon. tussen de hoge
boomkruinen door. speelse lichtplekken
wierp, die vinnig krijgertje speelden. Aan
de overkant van het water een sterk glooi
end gazon, omzoomd met bloemperken in
een regenboog van kleuren. Midden op
Maar dat het grasveld sloeg een witmarmere zwaan
eeuwigheid, zijn machtige vleugels uit in een drieste
aanvalshouding. Een levende soortgenoot
schommelde naderbij, keek zijn stenen
konterfeitsel onderzoekend aan en keerde
zich dan om in hooghartige verontwaar
diging over zoveel koude drukte. Statig
gleed hij terug in zijn element en voer
langzaam weg als in een tafereel uit een
sprookje. Trudie leunde behaaglijk achter-,
over in het rieten fauteuiltje en sloot even
haar ogen. De zonnewarmte maakte haar
les niet
er toch meer bewolking
gen. Het was waar wat Trudie beweerde.
Je wist wel dat alle dingen in het leven
betrekkelijk zijn en dat aan alles een
eind komt. Maar wanneer dat einde zo
abrupt en ontijdig kwam als hier bij de
narcissen en enkele maanden geleden bij
Geschuifel van voetstapjes deed haar
Of plotseling weer opkijken. „Ikke heb een
or- broertje," klonk een helder stemmetje
vlak bij haar. Een meisje van een jaar
kwam aarzelend naderbij. De
handjes steunden boven haar hoofdje op
de stang van een kinderwagen, die ze
langzaam heen en weer wiegde. „Mag ik
«ven kijken?" veerde Trudie op. Het kop
je, tussen de armpjes geklemd als in een
ovaal venstertje, knikte lang en nadruk
kelijk van ja en lichtte voorkómend toe:
„Hij heet Marcel." „Wat een mooie
naam." bewonderde de vrouw, terwijl ze
zich over de wagen boog. Vertederd keek
ze naar het rose snoetje, het kleine mond
je, sabbelend op een mollig knuistje. „Heb
jij geen kind?" informeerde een argeloos
stemmetje. Trudie richtte zich op. Zc
moest even slikken en haar stem klonk
vreemd toen ze antwoordde: „Nee, ik hib
geen kind."
„Ivonne! Ivóönne!" klonk vlakbij een
vrouwestem. „Mammie." verduidelijkte
het kleutertje en zette de wagen weer in
beweging. Na een paar passen keerde ze
zich nog even om. „Je moet ook om een
kindje vragen. Van de Here Jezus. Mag
wel hoor." Ze knikte heftig, zodat haar
krullen op en neer dansten en stapte in
de richting vanwaar de stem van „mam
mie" klonk: „Akelig nest, waar zat je nu
weer? Grijze haren krijg ik van jou. Ik
heb je toch gezegd dat je niet alleen
met Marcel mag rijden. Ik sta doodsang
sten uit met al dat water hier." Trudie
sloot opnieuw haar ogen.
„Meid. wat heb jij een kleur." verbaas
de Peter zich toen hij, voorzien van si
garetten. weer naar buiten kwam. „De
zon doet jou beslist goed." „Ik geloof het
ook glimlachte ze zwak.
Peter stelde bij zichzelf met voldoening
vast dat Trudie weer helemaal de oude
was, toen ze. getooid met een slinger van
narcissen weer op huis aan fietsten,
't Was goed dat hij had doorgezet en haar
ondanks haar tegenwerpingen toch had
meegenomen, 't Was een echt plezierige
dag geworden meende hij. Het trof hem
daarom des te pijnlijker dat ze. voor ze
naar huis gingen, nog even naar de be
graafplaats wüde gaan. Hij probeerde er
haar van te weerhouden. „Zouden we dat
nu wel doen meisje? Zet dat nu van je
af?. Laat het nu vandaag plezierig blij
ven." „Hè toe. Peet. Even maar. Ik wil
het zo graag." Ze hield vol. Hij zwichtte.
In vredesnaam dan. Voorzichtig peuterde
Trudie de bloemslinger los van haar
fiets en samen liepen ze zwijgend langs
de stille paden, tot aan het perk waar
het witte kruisje stond. Trudie liet haar
vingers glijden over de verwelkte kroon
tjes van de narcissen. Bleek en slap la
gen ze in haar handen. Ze schudde bruusk
naar hoofd, als wilde ze daarmee het
beeld van zich afwerpen. Ze deed een
paar passen vooruit en schikte de slinger
om het marmeren kruisje. Een mezenpaar
streek tjilpend neer op een tak van een
eenzame berk. Zwaar leunde Trudie op de
arm van Peter. Kwam het door het buk
ken. dat ze plotseling zo duizelig werd?
Hij greep haar verschrikt beet. „Kindje,
wat is er? Wat heb je?" „Och niets."
weerde ze af. „Laat me maar. 't Gaat
alweer over." Peter keek haar bezorgd
aan. Ze was heel bleek geworden. „Mor
gen ga jij naar de dokter," besliste hij
resoluut. Ze veerde even op en glimlach
te. „Dat zal ik doen Peter. Ik heb het
je nog niet durven zeggen. Maar ik ge
loof wel dat het nodig is." „Wat bedoel
Je?" vorste hij onzeker. Ze trok hem pla
gend aan een oor en met haar hoofd te
gen zijn schouder geleund zei ze zacht:
Malle, begrijp je het nog niet? Het nieu
we leven!" Hij sloeg zijn armen bescher
mend om haar heen. „Trudie, is het
heus? En ik heb jou vandaag...." „Het
is goed zo, jongen, 't Was een heerlijke
dag. Ik geloof dat ik het weer aan kan.
Het is Pasen geweest. De dood heeft niet
het laatste woord. Kom, ga mee. het le
ven wacht."
(Van een onzer redacteuren)
In de oorlog had Kees Koole
geen last van zenuwen. Hij
deed zijn werk nuchter zake
lijk, laconiek. Wanneer zijn
vrouw smeekte ermee op te
houden, haalde hij zijn schou
ders op en glimlachte goedmoe
dig.
De reactie kwam na de be
vrijding. De opgekropte span
ningen zochten een uitweg. Kees
werd ziek. Hij kreeg een maag
zweer, nierstenen en ander bij
komende narigheden. Kees
werd voor tachtig procent af
gekeurd. Zijn gezondheid leek
hopeloos. Tien jaar lang vocht
hij tegen de herinneringen aan
de oorlog. Toen krabbelde hij
overeind. Hij had zichzelf over
wonnen. Kees Koole telde weer
mee. Met de energie van een
jonge vent begon hij te bouwen
aan het transportbedrijf in Wor-
merveer, dat hij via bemidde
ling van wijlen koningin Wilhel-
mina had gekregen.
„Het gaat nou weer goed",
zegt hij in zijn gerieflijke wo
ning aan de Kerkstraat 233 in
Wormerveer. „Ik heb nergens
last meer van".
Kees zit een beetje beducht op
de bank, want de rust in zijn
huis is verdwenen toen het ANP
dezer dagen melding maakte van
een reünie van oud-Engeland
vaarders op 9 mei in Overloon.
Nooit is Kees in het nieuws ge
weest. Zijn heldhaftig werk in de
laatste wereldoorlog werd nim
mer aan de openbaarheid prijs
gegeven. Behalve een dankbetui
ging van generaal Eisenhower
werd hem nimmer een onder
scheiding verleend. Kees ver
dween na de oorlog in de massa,
zonder dat zijn verdiensten door
de overheid werden erkend.
Het ANP-bericht heeft daar een
einde aan gemaakt. Tijdens de
relinie in Overloon zal aan het
oorlogsmuseum de vijfeneenhalve
meter lange vlet „Yvette" wor
den overgedragen. De „Yvette"
is het enige van de Engeland
vaarders overgebleven scheepje,
dat op het ogenblik in Loosdrecht
wordt teruggebracht in de staat,
waarin vier studenten en een
meisje Yvette op 30 april
1943 de overtocht waagden. De
overdracht geschiedt als symbool
van de opofferingen die de vaar-
ders zich getroostten en tevens
ter herdenking van hen, die bij
de overtochten het leven verloren.
De „Yvette" en talloze andere
scheepjes werden buitengaats ge
bracht door een jonge, verbeten
beurtschipper, die de Duitsers
haatte omdat zijn broer reeds op
de eerste oorlogsdag in 1940 door
hen werd gedood. De beurtschip
per heette Kees Koole.
Sinds zijn naam in dc kranten
Is verschenen, lopen de journalis
ten bij hem de deur plat. Kees is
er beduusd van.
„Twintig jaar lang Is er door
niemand met één woord
rept. Nou staan ze met
voor de deur om te weten wai
ik heb meegemaakt. Ik houd niet
van publiciteit. Komt u maar op
de persconferentie van 9 mei. Ik
Aansporing
Kees heeft een kleine aanspo
ring nodig. Hij rolt een shaggie
en grinnikt naar zijn vrouw.
Wanneer ik over de „Yvette"
praat, haalt hij een groot Delfts
blauw bord van de wand. Het laat
de afbeelding zien van een bootje
op weg naar de Engelse kust. Het
geheel is opgedragen aan Kees
Koole. „Uit dankbaarheid voor
zijn onbaatzuchtige hulp. Yvette
Bartlema, Jan Bartlema, Henning
Meyer, Hein Kaars Sijpesteyn,
Hein Louwerse".
„Dit is mij eind 1946 aangebo
den in het studentencafé 't Noord
einde in Delft. Ik ben er erg blij
mee. Het is al weer eens gegla
zuurd, want het liet los".
Nooit volmaakt
Kees legt zijn benen op de
bank en kijkt verlegen rond. Hij
is geen bluffer, geen type dat de
heldhaftige jongen wil uithan
gen. Zijn verhaal komt stokkend
op gang:
„Ik kom uit een echte schip-
persfamilie. Mijn grootvader was
schipper, mijn vader en ik wer
den het dus ook. Aanvankelijk
voer ik op de schuit van mijn va
der, maar toen een vriend van
mij, die ook schipper was, naar
Engeland vluchtte, huurde ik zijn
scheepje van veertig ton, West-
lands model. „Nooit volmaakt"
heette het. Ik woonde in Schiplui
den en vervoerde aardappelen
naar de Hoeksche Waard, Voorne-
Putten. Goeree-Overflakkee.
In 1943 trouwde ik. Van de eer
ste dag af hadden wij onderdui
kers in huis en bracht ik mensen
buitengaats.
In totaal zijn het er tweeënze-
entig geweest. Meestal wist ik
Pinto ondervraagd. Het had wei
nig resultaat. Pinto heeft nooit
precies geweten wat voor man
Schrader eigenlijk was. Ik weet
het ook nog steeds niet, terwijl ik
toch lang met hem heb samen
gewerkt. Een zonderlinge figuur.
Hij werkt nu bij de gemeente in
Den Haag. Hij is econoom, ge-
Schrader bemoeide zich in de
oorlog met het in cultuur bren
gen van de Noordoostpolder.
Daardoor beschikte hij over mo
toren en benzine. De bootjes
waarmee de Engelandvaarders
overstaken werden in Leidschen-
dam gemaakt. Het waren zoge
naamde scherpstekertjes. De
mensen verzamelden zich 's mor
gens vroeg op verschillende plaat
sen met hun bagage. De aantal
len waren gevarieerd. Tien,
twaalf, vijf, acht. Om elf uur. half
twaalf vertrok ik uit Leidschen-
dam. Dan was ik zo'n beetje voor
donker in Middelharnis. Achter
mijn schuit dobberden de bootjes.
Eenmaal buitengaats stapten de
mensen over. startten het motor
tje en voeren weg. Dat is eigen
lijk het hele verhaal".
wlj-
ijke
karweitjes niet meer betroffen
dan een normale lijndienst.
Zelf nooit behoefte gehad om
naar Engeland over te steken?
„Ach nee, ik was pas getrouwd.
Ik kon me hier goed redden. Ik
had geen zin om over te steken
Heeft u nooit angst gekend?
„De spanningen die ik had kan
Ik toch nooit vertellen. Als je der
tig bent, trek je je nergens
als hij een paar namen noemde
en vertelde hoe de overtochten
georganiseerd werden. Hij noem
de de naam van Schrader. Toen
de Duitsers bij hem huiszoeking
kwamen doen, was hij echter al
op weg naar Engeland. Van mij
wist-ie alleen te vertellen, da: een
zekere Kees, die aardappelen ver
voerde, de mensen buitengaats
bracht. Ik heb nooit last gehad.
Ze zijn het nooit aan de weet ge
komen. Schrader is later nog ge
dropt in Nederland als kapitein
van de geheime inlichtingendienst.
Hij werd gevangen genomen in
Zwolle en later overgebracht naar
Scheveningen. De Duitsers hadden
alle nagels van zijn vingers ge
trokken".
In het ruim
k Waar zaten de mensen op uw
„In het ruim. Ze hadden vaak
de grootste lol met elkaar. Ach
ja. het waren allemaal jonge
mensen. Ze dronken een borrel
tje ot speelden kaart. De motor
klonk hard genoeg om liet la
waai te overstemmen.
Op zekere dag bracht ik een
vlet weg met vijf mensen. Toen
ze zeventig kilometer op zee wa
ren, durfden ze niet meer verder.
Ze kregen watervrees en keerden
om. Voor de kust van Hoek v.
Holland glipten ze door de duik
bootversperringen en kwamen
zonder kleerscheuren in ons land
De volgende morgen stond
mijn
Arrestaties
i Delft-
het
vandaan kwamen. Enkele namen
kan ik me nog wel herinneren.
Jaap Burger bijvoorbeeld van de
Partij van de Arbeid en Hein
Kaars Sijpesteyn. Burger was in
vijftien uur over, anderen deden
er soms een paar dagen over.
Schrader
TN HET begin was er van or-
A ganisatie nog geen sprake. De
mensen die toevallig mijn naam
hadden gehoord, kwamen bij mij
thuis met het verzoek of ik ze
naar buiten wilde brengen. Op een
gegeven moment stond er een
man op die de leiding in handen
Die meneer heette Schrader. Hij
was directeur van de voedselvoor
ziening in Den Haag. Hij heeft
o.a. een rol gespeeld in de Pinto-
serie. Toen Schrader in Engeland
arriveerde is hij langdurig door
1943. De
dat bord voorkomen, w
se studenten. Yvette was ge
trouwd met een van hen. Haar
moeder was een Russin. Ze ko
men hier nog vaak op bezoek.
Het laatste bootje vertrok in fe
bruari 1944. Daarna ging het niet
meer. Mijn schip werd gevorderd
door de Duitsers. Ik moest erop
varen. Dat heb ik aan mijn col
lega's te danken. Die zeiden le
gen de moffen: „Neem zijn schip
Het heeft maar kort geduurd,
want ik zorgde ervoor, dat dc mo
tor totaal onklaar raakte. Ik weel
het nog goed. Een klein meisje
kwam mijn vrouw waarschuwen.
„Er komen Duitsers aan. Zorg
dat uw man weggaat".
Hebben alle mensen Engeland
bereikt?
„Neen, velen zijn er gearres
teerd. Dat was mijn grote angst.
Als ze doorsloegen, kon ik wel
vertrekken. Nooit heeft iemand
mij verraden. Wel hebben ze
iemand beloofd hem vrij te laten
die jongens
is. Kun je je indenken,
dat ik verbaasd keek?
Wisten al die mensen iets van
varen?
„Er was er altijd wel eentje
bij. die meer gevaren haa. Elke
groep beschikte natuurlijk ook
over een kompas. Maar ondanks
dat kompas zijn sommige boot
jes toch nog drie dagen onder
weg geweest. Ik vertrok als het
hoog water was. zodat de Enge
landvaarders met eb de zee op
gingen. Soms moesten tochten
worden uitgesteld, omdat er lich
te maan was of als er slecht
weer dreigde. Dan sliepen de
mensen bij mij thuis. De broer
van mijn vrouw stak ook over.
Hij werkte bij Wilton Fijenoord
Zo vanaf de werf in zijn overall
stapte hij bij mij aan boord. Er
was ook een groep, die een hoop
rotzooi achterliet. Ik was blij dal
ze weg waren. Toen ik alle spo
ren over boord had gemieterd,
kwamen ze weer langszij. Ze za
gen er geen gat in.
Van Radio Oranje hoorden we
of de mensen waren aangekomen
in Engeland. Vooraf hadden we
een wachtwoord afgesproken. Ik
kan me er nog een paar herin
neren: „Onze hond heeft pokken'
en „Adelaartje heeft zijn elf veer
tjes verloren". En deze: „Horen,
zien en zwijgen".
Hoe vond uw vrouw dit werk?
„In het begin had zij er een
hekel aan. Maar toen zij ontdek
te welke mentaliteit de Duitsers
hadden, vond ze het goed. Ik ben
wel eens een paar keer wegge
weest zonder dat ze het wist".
Waren het allemaal studenten
die overgingen?
„De meesten wel. Maar er za
ten ook piloten onder. Daarvoor
heb ik die dankbetuiging van
Eisenhower gehad. Hier is-ie".
Ik lees: „The president of the
United States of America has di
rected me to express to Cornelis
Koole the gratitude and apprecia
tion of the American people for
gallant service in assisting the es
cape of allied soldiers from the
enemy. Dwight D. Eisenhower".
Werd er steeds hartroerend af
scheid genomen?
„Niks hoor. Als je sentimenteel
wordt, kun je het niet doen. Ik
zei: „Jongens, het beste. We zien
elkaar wel weer".
Heeft u nog andere karweitjes
opgeknapt?
..Ja, één keer werd ik ontboden
door de ondergrondse om naar
Dordrecht te komen. Het was na
Dolle Dinsdag. Ze vroegen of ik
bereid was wapens op te halen in
Hoekse Waard. Ze waren be
stemd voor Dordrecht en omge
ving. Dat deed ik. We waren met
zes man aan boord. We droegen
allemaal een revolver. Als ze ons
pikten was het toch met ons ge
daan. 's Nachts voeren we over.
In de. Kalkhaven in Dordrecht
kwam ik tussen twee Duitse ma
rinevaartuigen te liggen. Ik had
vijftien wapens, corned beef en
chocolade aan boord. Zaterdag
waren we vertrokken, zondag los
ten we in Zwijndrecht. De andere
dag kwam een oude Duitse sol
daat mij waarschuwen. Hij zei:
„Zorg dat je weg komt. want ze
vorderen je schip". Ik was toen
leeg. Hij wijst natuurlijk niet.
dat ik wapens had vervoerd. Toen
mijn vrouw jarig was. gaf ik
haar voor de grap een zwaar ge
schenk. Toen ze het openmaakte,
zat er een zes cilinder revolver
Arm
Heeft u nog veel contact met
de mensen, die u buitengaats hebt
gebracht?
„Enkelen. Als ik bij de heren
Kaars Sijpesteyn en Burger kom.
vinden ze het goed. Ja, wat moet
ik er verder nog van vertellen?
Ik heb vreselijk veel geluk gehad
Na de oorlog heb ik een moei
lijke tijd gehad. We waren arm.
Ik wist niet meer wat ik doen
moest. Toen heb ik een brief ge
schreven aan koningin Wilhelmina.
Die heeft gezorgd dat ik hier
kwam. Ik transporteer eetbare
vetten. Ik heb veel werk voor me
neer Kaars Sijpesteyn. die fa
brieksdirecteur is in de Zaan-
De zes kinderen van Kees Koo
le zijn Inmiddels thuisgekomen.
Zij kijken naar hun vader, die
verlegen glimlacht als de fotograaf
zijn camera instelt. Hij moet
niets hebben van al die drukte.
Hij strijkt zijn jongste zoon over
zijn kuif en vraagt: „Komen d'r
nou nog meer? Ik ben niet van
plan dat verhaal iedere keer op
nieuw te vertellen. Sjonge, wat
een drukte allemaal."
Proefballon verschijnt
flhc veertien dagen In
het zondageblad.
i-oor Iedere geaccep
teerde inzending Ie er
een poetirleeel.
0 etuur (e.v.p.) toto's,
tekeningen, gedichten,
verhalen, commentaren,
Ideeën ot wat Je nog
meer hebt naar de ra-
daktle „Ruimte voor
one'' van deze krant.
DEZE WEEK IN PROEFBALLON
Verhaal (met illustratie) Caro Buurman
Cartoon Guilio
Gedichten: Tom van Deel
Er uit gelicht: Redaktie „Ruimte voor ons"
„Als ik jou was zou ik
nu maar naar bed gaan",
zei mijn gastheer, „want
als je slaapt word je de
wagen uit gegooid."
Ik ging naar bed. Eigen
lijk was het toch nog te laat
geworden want de volgende
morgen zou ik om drie uur
langs de kant van de weg
moeten staan om geen en
kele kans op een lift voor
bij te laten gaan.
Om drie uur was het nog
aardedonker, tegen half vijf
glipten de eerste zonnestra
len tussen de bergen door
en om kwart voor zes had ik
een lift. Ik kon meerijden
met een van de grote
vrachtauto's die scheepsla
dingen vervoerde van de
ene havenplaats. Eilath, naar
de andere, Haifa. In de laad
bakken van „mijn" auto lag
twintig ton graan.
Het is niet alleen vriende
lijkheid die een vrachtrijder
beweegt een lifter mee te
De tocht door de woestijn,
de Negev, is een lange en
warme aangelegenheid. De
lifter heeft tot taak de be
stuurder wakker te houden.
Dat is de prijs voor het uit
sparen van de buskosten.
De man met wie ik mee
mocht rijden zag er vrij
fris uit en de eerste vijf
uren van de tocht gingen
dan ook erg fijn. Ik vertel
de hem over Nederland en
het slechte weer en hoe
heerlijk ik Israël en de zon
wel vond.
Hij vertelde me enige
smeuüge verhalen over Ara
bieren die zijn vriend ver
moord hadden (hij zou de
plek nog wel aanwijzen),
over de negen kogelgaten in
de auto van een kollega-
vrachtrijder (waar dat pre
cies gebeurde, zou ik nog
wel zien) en over brokstuk
ken van auto's die in een
ravijn gereden waren (die
werden mij t.z.t. nog ge
toond).
Deze verhalen prikkelden
uiteraard mijn waakzaam
heid.
Het ging echter net zo
als met de pillen waarvan je
er teveel gebruikte omdat
ze zo goed waren, op den
duur helpen ze niet meer.
We reden ruim zeven uren
door de woestijn en ik ge
loofde het allemaal wel. Uit
plichtsbesef vroeg ik luste
loos de betekenis van ieder
puntje en paaltje langs de
weg om het gesprek gaande
te houden. Hoe langer hoe
vaker viel er een stilte, ook
al omdat er niet zo veel
puntjes en paaltjes te zien
Terwijl wij met een slak-
kegang voortsukkelden zat
ik wanhopig naar verse on
derwerpen te zoeken, maar
alles wat je aan een vreem
de kwijt wilt hadden we el
kaar al verteld.
Hoe was het mogelijk dat
het zo heet was.... En wat
reden we langzaam... wel
logisch met twintig ton
graan natuurlijk... maar het
ging wel erg lang., zaam...
Het resultaat van onze
stille overpeinzing was een
scheef op de weg hangende
auto. Het gebeurde juist op
een slecht, kuilig asfaltstuk.
De achterwielen bleven ste
ken in het zand. „Ik ben in
slaap gevallen", constateer
de de vrachtrijder. Hij keek
mij verwijtend aan en ik
voelde me erg schuldig.
„Wij zullen eens zien wat
er aan te doen is", zuchtte
hij.
Na wat gehannes konden
we verder rijden.
„Zing maar eens wat",
zei de chauffeur met een
jou krijg ik nog wel onder
toontje ik heb geen zin
in nog zo'n akkefietje."
Ik daclit: „Zing maar
eens wat, een lekkere jon
gen ben je, wat kan ik nou
toch eens gaan zitten zin
gen?"
En terwijl wij langs de
zandvlakten voortreden
klonk mijn bibberig: „In
een groen groen knolle knol-
leland".
Terwijl wij van dorst ver
gingen zong ik verlangend:
„Twee emmertjes water ha
len."
Terwijl wij langs de sche
pen van de woestijn kwa
men, weerklonk een onze
ker „Langs de Amsterdam
se grachten".
Na een half uur kon ik
niet meer. Ik zweeg.
Het werd weer benauwend
•til in de cabine.
„Nou?" vroeg de chauf
feur.
Uit ar re moede ben ik be
gonnen mijn voorraad kerst
liedjes aan te spreken. Daar
was ik ook vrij vlug door
heen. Bij het vijfde Sint
Nicolaasliedje was ik daar
waar ik zijn wilde.
De vrachtrijders rijden
twee maal per week van
Haifa via Beer Sheba naar
Eilath en terug. We hebben
elf uur over de tocht ge
daan. 't Is maar dat je het
CARO BUURMAN
Gedicht
je bent geen Lou en ik ben geen
Apollinaire
maar ik houd van je
mindere Apollinaire die ik ben
ik schrijf je mijn veldbrief mijn situatie
ik ben er beroerd aan toe
en mis al het een en ander
aan mijzelf mijn liefste Lou
maar ik houd van je
en wat doet de rest er toe?
Ik lag half op bed
de radio speelde
recht in het gezicht
van je foto
Ik zag je komen
en het glas verbrak
als woorden een stilte
waarin men zich een-
(zaam beseft.
Tom van Deel
ER UIT GELICHT
R. H, te 's-G.
Van jou willen we
wel eens een foto
zien. T. van D.
te A. Alweer
sneeuw't Blijft
maar koud in A.,
hè? H. v. d. B. te
R. Daar maken
we een giller van.
J. de K. te A.
Zoals 't gedichtje
thuis tikt, tikt het
toch maar ner
gens. L. K. te L.
We hebben jou
door, mannetje.
T. R. te 's-G.
Stuur eens een
dwarsfluiter; daar
ben jü nou net
het type voor. M.
van R. te H. Jou
lichten we er niet
uit. K. van A. te
H. Half doorgaan
en dan afbreken.
F. v. d. P. te G.
Kyk eens naar het
vogeltje. R. C. te
R. Beter hebben
we ze niet.