DE
REVOLUTIE
REMCO CSMFERT
Gewogen
maar
niet
licht
bevonden
duurt nog voort
CONTRA
%uimte
voör ons....
p esst*ft2r& s ESjS
ZATERDAG 14 MAART 1964
■IN PAGINA VOOR DE JEUGD,
SAMENGESTELD DOOR EEN JONGERENREDAKTIE
Het Is alweer tien jaar gele-
Nieuwe griffels schone leien'
publiceerde een bloemlezing die
grif yan de hand is gegaan, want
ledereen was razend benieuwd
naar de poëtische wijze waarop
Lucebert en de zijnen de ruimte
van het volledig leven tot uitdruk
king trachtten te brengen. De
duistere akker van de zich dui
delijk op een dieptepunt bevin
dende na-oorlogse poëzie verloor
toen de experimentelen er hun
„eenvouds verlichte waters" over
lieten stromen. Er werd heel wat
schoongespoeld, maar schoon in
de andere betekenis van bet
woord, werd de akker er niet op
en heel wat oprechte minnaars
wendden zich onwillig, want niet-
begrijpend, af met de opmerking
van de poëzie van Cats tot Aafjes
dat de leien beter schoon hadden
lAnnen blijven. Ze bedoelden:
schoon sVhoon, want hun opmer
king was dubbelzinnig, maar
was juist dit poëtisch jargon
stenen stenen dieren dieren
gels vogels" dat hun afkeer
boezemde Aafjes sprak toch
ook niet van „een voetreis voet
reis naar Rome"? Waarom moest
dan nu opeens alles tweemaal ie
segd worden? Een teken
Worden er in Nederland nog gedichten
gelezen Geschreven wel, zoals hier
onder zal blijken. Maar of het ook wer
kelijk de moeite loont al dit geschrijf te
lezen, is een vraag die Leo Kleyn en Tom
van Deel geprobeerd hebben te beant
woorden. Het werd tijd, trouwens.
Foto's op deze pagina: Fred van der Poel.
oorlog en dat de revolutie
Vijftig tevergeefs is geweest, t
dat de post-experimentelen
venteling weer ongedaan ge
last beschouwen, is niet zo vreemd
als sommigen denken: ook de kok
in Vaandrager's eethuis gaat on
bewogen te werk. Het is tegen
gegevens"
reclamebu
jongerentijdschriften, die uit de Gard Sivik aangeslotenen het felst
zijn gedichten overigen
meestal m.a.w. voor in de plaat
zet, wat de authenticiteit van zij
poëzie natuurlijk in niet geringe schil
goede komttot nog en dl
zozeer een doorbraak den het verder
een nieuwe orde als
i verschijnsel dat al
eeuwenoud is het epigonisme,
zwakheid natuurlijk. Zij wilden Te verwonderen is dit natuurlijk
jungle van niet: waar wetten die
een koude
verdient. Ook dit is weer niet he
lemaal waar: vaak krijgt men de
indruk dat minder ideële doelein
den worden nagestreefd de op
genomen poëzie bevestigt dan ook
veelal die indruk maar er is
toch een aantal tijdschriften, zo
als het al genoemde Trans en
verder Fase en Muza, dat wei
gert een mededeling als door Cor
nells Bastiaan Vaandrager in nr.
32 van Gard Sivik gedaan: „De
kroketten in het restaurant/zijn
aan de kleine kant" (ja heus, dit
is het hele „gedicht"), voor poë
zie te verslijten.
-.. de gegevens zal moeten tu,-
1^re en j2}}11 na^uuJf^1J'c gen. Maar dat doet geen sterve-
het aandragen ten van de laatste jaren leestzou
die indruk wel eens kunnen krij-
Conclusie
die doen allemaal nog wel meevalt. Zo- Vijftigers teweeg gebracht heb-
lang er nog steeds gezocht wordt ben, nog steeds en nog lang niet
wegen om het anders en is uitgewerkt. Alleen al daarom
prachtig, alleen stellen ze hoge f^g' appr VaLi^ger^erhagen geloven wij dat het lijk dat de omwenteling^die
zer, wiens oren nog natuiten van
Remco Campert's gejubel dat bij
Lucebert de poëzie begonnen is.
Het begin is dus zoek, het einde
trouwens ook. Want wat staat ons
in 1970 te wachten? De kans lijkt
niet denkbeeldig dat de lezer, be
halve voor het dichten, dan ook
Is dus de poëzie gedoemd te vertrouwde proporties" zegt zijn. De revolutie duurt nog
verdwijnen? Wie de jeremiades Vaandrager niet voor niets (en voort.
tijdschrif- ook dit is weer een gedicht) LEO KLEYN
i de tijdschriftjes t
geweest r
Gegevens
geen triangel in
woorden, maar gewoon
„dat men leest in het avonduur, overboord gegooid werden,
om ergens mee bezig te blijven
bij het warm knapperende vuur".
Du Perron kreeg meer gelijk dan poëzie onder de vlag
ooit: de poëzie werd een aan
gelegenheid voor „enkele fijne lui
den", niet meer voor de brede
massa van schoonheidaanbidders
die moest haar troost
de larven, de reptielen
voor de anderen had „schoonheid
schoonheid haar gezicht ver-
kwam helemaal
kermis thuis.
Toch was er een belangrijk ver-
de weglopers van '50
De eersten geloof-
wel wat de poë- Met he
zie betreft zij besloten te doen vik zijn we dan tevens aangeland
niets gebeurd was en nog bij de bron waar een groot deel
de ergernis
poëzie zjjn oorsprong
vindt. Aan
de jonge Cou- dit tijdschrift verschaffen jonge,
lang gegolden hadden plotseling P*™? of «e ..Najaarsbladen van ren van wie wij iemand hoorder
nuAphnnpH xir^rHon wanr Nicolaas Beets. De Jaatsten daar- zeggen dat elke industrie
alles kon
wij iemand hoorden
-ö6v.„ -»! wke industrie er trots
entegen geloofden het juist niet op zou zjjn a]s z,j voor haar de
dat een dergelijke poëtische zwen- public relations verzorgden, wei
del mogelijk was namelijk en voor willend hun „gegevens", waarvan
poezie kon doorgaan. Er groeide de al even welwillende lezer dan
gevoel van „poëtisch zijn eigen poëzie mag maken.
b«schr»m* ove'V™ M°°>» ka" he> al Hat
SS.r5.Sdte ta hetmStam eindeliik feetopymet de pankla-
e moes. naar .roos. maar grepen nier na. ne overnoorn ge- ti.dsehrift voor literatuur Trans
roeken in de riolen, lossen gooide wetten betrekking hadden t.jdscnrnt voor Iiieralaur, leans,
(Ge)vraag(d) gesprek met
kan niet gek genoeg" scheen ie
varen, meende elk zichzelf poëet J?heha<re^" ie* H^"«i«ëi inut
te zijn. Maar de in het kiel- onbeb.gen zoals de titel luidt
zog meevarenden vergaten of be
grepen niet dat de overboord ge-
Nadat we hadden vastgesteld er niet beter of slechter door." gaat verhuizen
dat de leestafel van Americain, Toch houdt hij nog wel
punt van afgesproken samen-
me, uc atiivaa- komst, volkomen bezet was, lie- z n rej
Achterbergr'Hoor- pen we met Remco Campert geleefd
februari 1962 werd gepubli
ceerd. De schrijver van dat arti-
op de vorm, niet op de inhoud
op: Vaandra- mee het Leidseplein
vroegere gedichten. „Ze doen mij
denken aan een bepaalde tijd. Er
zijn referentie-punten. Zó heb ik
Hij zwijgt. Voor-
De ruimte, die hij
Op poëtische wijze
helema;
aanzien van de inhoud gingen na
tuurlijk nieuwe wetten gelden:
niet meer alleen de vaas met de
bloem werd bezongen, maar ook
de woelige dagea Je stoel n«st, het brood op de
- tafel, de pet en de pijp. Maar
déze wet bleef onverminderd van
de leien al- kracht: dat de emotie, ook al werd
zich die dan opgewekt zoals bij Paul
gedichten meer zij bakken nog
door slechts kroketten. En deden
te stellen dat de "toestand van nu Jj®* d£Ln?*£KL
eeliik is aan die van vlak na de nee. hun kroketten zijn aan
gelijk 15 aan me van vlak na oe kleine kan, CaHs hun profeel
mag weten hoe daarvan een
bevredigend gedicht gemaakt moet
worden. Dat zij de emotie als bal-
ger en de zijnen schrijven geen de sociëteit „De Kring". Dit
Tv,*,,,.. -H lu-i-i magische oord was vrijwel ver
laten en in alle rust kon het ge-
de sPrek beginnen.
naar zichtig brengen we het gesprek
lang volgeschreven, kan
afvragen wat de „vijftigers"
zoals ze zich lieten
poëtische
de" ontstaan zoals Rodenko
de leiding van zijn bloemie;
Erofeteerde? Laten we hopen dat
ij bij het schrijven van die woor
den niet aan de jaren '60 dacnt.
moest worden. Dit was het wat
velen vergaten, hoewel Lucebert
„uuvuuu U. 5«' to toch 20
zijn bloemlezing duidelijk gesteld had.
Onbehagen
ook
nog
Het gevolg hiervan was dat ook
zij dio poëzie niet in de eerste
ten"onKChte" omgehangën:''*Want plaats met een warm knapperend
i poëzie mag voor velen
duister zijn, één ding is duidelijk:
de wanorde viert er hoogtij in.
Na de revolutionaire opening van
de sluizen zijn de „eenvouds ver
lichte waters" weliswaar blijven
stromen hoewel het steeds
noodzakelijker bleek „eenvouds"
tussen ironische aanhalingsteken
te plaatsen maar de gees
zweeft er in de meeste geva'len
allang niet meer boven. Met an
dere woorden om met bloemle-
aer Hans Sleutelaar te spreken,
associeerden, schouderopha
lend de literaire groentemarkt
verlieten, niet van zins xich op
citroenen lijkende knollen te la
ten verkopen. Wie was afgegaan
op wat professor Stuiveling in de
27e druk van zijn „Historische
ui o.uuui z schets van de Nederlandse letter-
d|0"geest kunde" had geschreven, nl. dat
„omstreeks 1960 de grote golf van
vernieuwing is weggeëbd, en er
een zeker evenwicht is ontstaan
tussen traditie en experiment",
Ons uitgangspunt was te verne
men hoe Campert als ,,50-er"
staat tegenover de poëzie der z.g.
,.60-ers" (Verhagen, Sleutelaar,
Oils. Armando, Vaandrager o.a.).
Dit bleek alras een bij hem ver
keerd begin. Het heeft op het
ogenblik weinig zin om met Rem
co Campert over poëzie te spre
ken. Hij weet daar niet goed
e. Vlak na het verschij- U1 M1CU11C ncl
zljnb^del^Dit gebeur- gezegd wordt.
de overal"
op de „nieuwe poëzie"
komen dan tóch iets te weten:
,,60-ers".
„Vaandrager, Verhagen. Mis
schien hebben ze wel gelijk, mis
schien niet. laten ze het maar be
wijzen. Verhagen heeft veel in
zich een goed dichter te worden,
al zal hij dat in zichzelf haten."
Maar de theorie dan. van de ,.60-
ers", dat alle emotie gebannen
moet worden uit de poëzie, dat de
poëzie er een van gegevens moet
zijn, waar de lezer zélf mee aan
het dichten slaat, een objectief
gegeven wat daarvan gedacht?
„In theorie kan ik wel volgen wat
'de praktijk
ren (3 en een half)
èn om in te leven èn om in te
werken. Hij zegt dat het onmo
gelijk is hier iets beters te krij
gen. En in Antwerpen kan dat al
lemaal. Zodra je over de grens
bent zijn er kamers en huizen le
gio. In België bestaat geen wo
ningnood. Antwerpen is een grote
stad en in grote steden voelt hij geschrijf
zich thuis. Amsterdam wordt z
klein voor hem, „het Leidseplei
is oud". In Antwerpen zijn c
kroegen de hele nacht open.
Antwerpen, graag gelezen schrijvers: Nabo-
u moet be- kov, Scott Fitzgerald, Spark, Mur-
twee kinde- doch, Queneau. Van Franse zijde
is te klein n°S Beckett, maar Robbe-Grillet
n nm in tn „als ik hem lees, is het alsof
ik aan het stofzuigen ben; droog
en moeizaam." Wat de Nederlan
ders betreft is het naar hij zelf
zegt het bekende rijtje: Van het
Reve, Hermans,.... Wolkers vindt
hij, buiten alle waardering om,
*-g benepen en burgerlijk. Dat
beestjes irriteert
hem vreselijk. Nederlandse dich
ters die hij (pog) kan waarde
ren, zijn Groter en Van Ostayen.
Remco Campert wéét dat hij
veranderen moet Hij is al ver
anderd. De twee romans, waar-
1 hij op het ogenblik tegelijk
bedachtzaam en kijkt voortdurend
naar beneden, rookt veel en met
filter, drinkt veel,, o.m. ook kof
filter.) Dichters die hij
R n.
vroeger vereerde, kan hij nu niet
meer lezen, b.v. Dylan Thomas.
gestopt. niet Dje poëzie heeft mij niets te
zeggen. Ik geloof er niet in. En schreven
Verhagen schreef wèl geëmotio- ter Glas
le verzen; daaraan kan men schrijf-o
dat hij een dichter is. Ar- hemzelf
Waaróm die
In België kan hij rustig schrij
ven. Hij moet ervan leven en
iedere inzinking, zoals hij er nu
een beleeft, kost geld. Vroeger
kon hij er ook vaak niet toe ko- blijvend dan -de twee vorige zijn.
men iets te schrijven, zodat hij Dat was ook wat 'hij tegen zijn
b.v. in de laatste nacht vóór het poëzie had, vooral van vóór „Dit
ter perse gaan, de tekst heeft ge- gebeurde overal", nl. dat het te
mando
tie
weg drukken?"
Tijdschriften
het fotoboek „Ach- weinig
Een recent geval
schrijf-ontduiking is het stuk
in „Boekje Open", dat
iemand anders heeft over- K/iofcniif
gelaten met de gevolgen van 3
dien. Glimlachend verzekert hij
dat Clara Eggink beslist zijn ^er
alles omvatte, dat het
uiteindelijk te veel sfeer en te
weinig inhoud bezat.
Uitzondering
Een uitzondering vormt William
Carlos Williams. Het spreekt hem
niet meer aan. Van zijn eigen
heeft hij „nooit geloofd, dat
et ergens toe zou leiden. Als je
het schrijft wel, maar achteraf
niet. Het heeft alleen zin voor je
zelf. Je moet het niet al te ro
mantisch zien. De wereld wordt
Hij staat op om iets te bestel-
ten (dit was niet de eerste keer).
Bij het lopen hangen zijn armen
iets vóór zijn lichaam.
Even later vragen we hem, of omtrent zijn
hij wat weet van literaire jonge- schien,
rentijdschriften. Hij kent een paar
namen: Fase en Muza onder
r. Over het algemeen ziet hij
Langzamerhand werd het druk-
dat de cchrïi- Ker "De Krin8". het lieP ook
S: al tegen twaalven. De band tus
sen interviewers en geïnterview
de werd losser en even later za
ten we alleen, luisterend naar een
het misverstand jazzband, tussen allerlei soorten
schrijvers, waarvan we er slechts
een paar konden thuisbrengen.
Remco Campert bleef tot 6 uur
de morgen. Daarna zal hij wel
moeder niet
ver van die anekdotische biogra
fie waarschijnlijk slechts kranten
knipsels tot '55 heeft bekeken.
afkomst is
evr. Eggink
•woord heeft geschreven
bloemlezing van hem uit zijn
er weinig van belang
Dan vertelt hij dat hij in april
verzetsliederen vindt hij erg goed.
Zo komen we op door hem
TOM VAN DEEL
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllH
slaagt zelfs en experimenteel
gedicht tot retoriek van het zui
verste water te maken.
Iedereen die met plannen
rondloopt een nieuw literair
tijdschrift op te richten, zou
veroordeeld moeten worden tot
een week eenzame opsluiting,
op een rantsoen van water,
brood en de al bestaande 200
tijdschriften, die hij dan ook
stuk voor stuk zou moeten
doorlezen. Als hij na die week
nog niet van gedachten veran
derd was en volhield iets
nieuws te kunnen vertellen, zou
hij zijn gang mogen gaan.
Hoogstwaarschijnlijk zou nie
mand ooit meer iets van hem
horen.
Deze gedachte kwam bij ons
op. toen we een paar nummers
van het literair jongerentijd
schrift Manifest doorbladerden.
Dit in Eindhoven door de uitge
versassociatie Opwenteling uitge
geven blad ziet er lang niet on
aantrekkelijk uit. Gedrukt in klein-
offset is het zelfs bijna „echt".
Dit blad is naast het officiële
tijdschrift Raam (tot voor kort
Roeping) van Lambert Tegen-
bosch vrijwel het enige in het
zuiden dat openstaat voor ieder
een die zich maar dichter of schrij
ver voelt. Misschien is juist dit
criterium hoe goed bedoeld ook
er de oorzaak van dat de in
houd het tegen de vorm moet af
leggen. Er wordt vrijwel uitslui
tend poëzie in gepubliceerd
„poëzie", zoals Muza-redacteur
Carel Peeters schreef, „van de
hevige middelmaat", en een be
tere definitie hebben wij ook na
lang zoeken niet kunnen vinden.
Een uitzondering zouden wij wil
len maken voor de bijdragen van
de redacteur Jan van Ommeren:
deze niet meer zo jonge dichter
toont zich zeer bedreven in het
i
GANDALF
I
I Dat Nederland niet alleen op
het gebied van boter, kaas en
I eieren produktief is, maar ook
literair (in de ruimste zin des
woords) bewijzen, positief of
I negatief, de bergen literaire
jongerentijdschriften. Deze
bladen, veelal gestencild, ge-
„Je kunt het allemaal op een regenachtige zondagmiddag
uitdenken."
(G. K. VAN HET REVE)
eens volmaakt zinloos zou kun
nen zijn, de onderste planken
in de leeszaal met wéér een
nieuw literair tijdschrift op te
schepen, schijnt nauwelijks
mee te spelen.
Gelukkig is het grootste ge
deelte een kort leven bescho
ren, zodat het verschijnsel niet
uitsluitend alarmerend is. Als
echter een tijdschrift het lan
ger dan één jaar heeft uitge
houden, dan mag niemand er
zijn kop meer voor in het zand
steken en geef ik het een ze
ker recht van spreken. Dat wil
nog niets zeggen van de kwa
liteit van de inhoud. Deze be
staat meestal voor het overgro
te deel uit dichtwerk. Dat be
hoeft niemand te verwonderen,
want dichten is de meest ge
makzuchtige vorm van litera
tuur-bedrijvigheid vooral
zoals het hedendaags beoe
fend wordt.
Hoe weinig relativiteitsge-
voel t.a.v. eigen aktiviteiten
aanwezig is, heb ik moeten be
merken in het gesprek met de
redakteuren van het Eindho-
„Manifesf'. Het grenze-
re denken en doen (het voelen
I is weinig in de mode) bij de
Jongeren".
Het is langzamerhand zó ge
worden dat niemand zich over
Ipublikatie van z.g. eigen werk
behoeft zorgen te maken, want
altijd loopt er wel ergens een
I vriendje met een z.g. literair
tijdschrift rond, die bereid is
I alles au serieux te nemen, en
anders bestaan er kranten die
wekelijks een aantal kolom-
men beschikbaar stellen aan
I z.g. talentvolle jongelieden. De
beste oplossing echter om te
I publiceren blijkt te zijn zélf
een tijdschrift oprichten en dat
Itot de marge toe volschrijven
met (on)persoonlijke flauwe
kul. De gedachte dat het wel
loos aktieve van deze mensen
is ronduit irritant. Vooral na
het lezen van hun blad vraagt
men zich af: waarom die snel
le bloedstroming? er blijkt
geen enkele reden toe te be
staan.
Ik weet niet wat er in iemand
omgaat en gegaan is (mis
schien was het wel de innigste
wens van 's redakteurs meis
je) als hij besluit een literair
blad in het leven te roepen,
dat bij nuchtere beschouwing
het peil van een gemiddelde
schoolkrant met moeite haalt.
Hoe ontstellend onkritisch er
allerwege door Jongeren", in
het wilde weg geschreven
wordt, bewijzen een groot ge
tal nieuwe literaire tijdschrif
ten en publikaties van min of
meer literaire aard in dag en
weekbladen. Zelfs Ad den Bes
ten zou er niet voor door het
vuur gaan.
Ik heb weinig of geen ver
trouwen in de meeste Jonge
ren"-tijdschriften. De Neder
landse literatuur zal het niet
moeten hebben van wat daar
in geschreven of beloofd wordt
(zo men nog spreken wil van
beloftevolle schrijvers, wan
neer zij getuigen zó weinig
geest te bezitten).
TOM VAN DEEL
uithalen van typografische grap
jes a la Paul van Ostaijen en
wekt ook verder de indruk van de
hele poëzie een potje te willen
maken. De weinige proza-bijdra-
gen in het blad houden het mid
den tussen slecht Nederlands en
de experimenten waarmee Bert
Schierbeek naam maakte. Het kan
dus allemaal veel beter en h et is
niet gezegd dat het ook niet be-
gc
bedoelingen, want het vervelende
is dat ook de weg naar de hel
daarmee is geplaveid.
TIJ
Eenzelfde middelmatige indruk
wekt ook de bundel Tij, onlangs
door dezelfde uitgeversassociatie
gepubliceerd als nr. 3 van de
reeks „Onze dichters". Er komen
dezelfde namen in voor als in
Manifest en eigenlijk is Jan Paul
Bresser de enige die doet hopen
dat er uit Eindhoven nog eens
iets goeds zal komen. Die hoop
zullen we maar laten varen bij
iemand als Anne Machiel, hoewel
men bewondering kan hebben
voor de manier waarop zij erin
Niet omdat het zoveel belang
rijker zou zijn, maar omdat vori
ge week het eerste nummer ver
scheen, nog iets over het splinter
nieuwste blad, Gandalf. De re
dactie van dit tijdschrift, bestaan
de uit Annèt ten Kortenaar, Pe
ter Hamelink en Guus Dijkhui
zen, beoogt blijkens de inleiding
ook buiten-literaire terreinen te
bestrijken en gezien de in dit eer
ste nummer opgenomen poëzie is
dit misschien zo onverstandig nog
niet. Het satirisch gedicht op Ga-
briël Smit door Wim Zaal, h et
interview met Henk van der
Meyden door Annèt ten Korte
naar en de kritiek op Ewald Van-
vugt door Guus Dijkhuizen beho
ren tot de beste bijdragen. Maar
een eenzame opsluiting is ook de
ze redactie kennelijk bespaard
gebleven.
Zoals trouwens ook Ed. Hoor-
nik, want anders had hij zijn gro
te gedicht „De vis" vast niet beslo
ten met de woorden: ,,'t Is al
licht wat ik zie: poëzie, poëzie".
In De Gids misschien, ja en een
paar andere tijdschriften. Maar
daarbuiten heerst vaak nog de
diepste duisternis van voor de
schepping, met en zonder hoofdlet
ter.
MUZA
Het is verblijdend te vernemen
dat onze redaktie hierin niet al
leen staat. Carel Peeters wordt be
graven onder de poëzie die hij
krijgt, maar (verhalend) proza
blijft vrijwel uit, terwijl essayis
tisch werk, waaraan zo'n behoef
te bestaat, totaal ontbreekt.
Op dit laatste legt hij zichzelf
vooral toe. Zo schreef hij kort ge
leden veroordelend over Piet Ca-
lis, voorvechter van de „nieuwe
poëzie", die door het tijdschrift
Gard-Sivik wordt gepubliceerd en
gepropagandeerd. In het nieuwe
nummer van Muza komt weer
een artikel over deze materie, ge
titeld: De avant-garde en het
amusement. Zijn redenatie ver
loopt globaal als volgt. Een blad
als Gard-Sivik annexeert het
amusement en kenmerkt zich
door onontwikkeldheid.
Het werk is tè ongekontrolcerd
en daar in gelijk aan het volk. Het
tijdschrift heeft als alibi kunst
voort te brengen. Volgens Carel
Peeters is de waarde van de
schoonheid nog altijd deze dat zij
iemand moet verhaffen. En kunst
is streven naar een zekere schoon-
MOED
Er schuilt veel waars in wat
hij zegt. Inderdaad zijn de mees
te aanhangers van Gard-Sivik
bleekneuzen die hun zwakheid ex
ploreren! Peters' vader reageerde
eens op een bezoek van een der
gelijk persoon: „Carel, wat zijn
dat voor vieze mensen, die bij je
komen." Het is al gezegd, Carel
Peeters valt in niets op, tenzij
door zijn tijdschrift. Als men hem
vraagt, waarom maak je het niet
iets kleiner, antwoordt hij: „Je
moet het ook in de handen hou
den." Hij schuwt de decadentie,
die afdruipt van zoveel andere
bladen. Hij wil eerlijk zijn, de
waarheid zoeken op het gebied van
de literatuur en verder: „het is
alleen maar de kunst jezelf te
zijn." In het begin toen hij Muza
maakte, merkte hij „nog geen bal
van literatuur af te weten." Nu
kan hij dat niet meer zeggen en
vooral in militaire dienst, waar
voor hij zojuist zwichtte wordt hij
op het materiaal gedrukt, dat hij
meeneemt en dat het enige is, wat
hij de hele week te zijner be
schikking heeft. Door studie ont
staan de beschouwende artikelen
in Muza, die stuk voor stuk ge
tuigen van een gezond conventio
nele zienswijze.
Muza is een van de weinige bla
den, die er voor uit durft te komen
antimodernistisch te zijn. En wie
wil beweren, dat daar tegenwoor
dig geen moed voor nodig is?
TOM VAN DEEL
LEO KLEYN
Muza is een jongeren-tijdschrjf
dat in tegenstelling tot de meeste
andere, de aandacht verdient en
gelukkig ook krijgt. Degene die
het in november '61 op 17-jarige
leeftijd heeft opgericht, is de in
alles, behalve de omvang van
zijn blad, bescheiden Carel Pee
ters, Marnixstraat 387, Amster
dam. Dit vrijwillig redakteur-
schap is geen kleinigheid, zoals
men terstond kan zien als men
Muza ter hand neemt. Het
blijkt dan nj. zó te zijn dat de
heer Peeters zijn blad vrijwel
zélf volschrijft. Dit vindt hij ove
rigens niet zo prettig als een
kwaadwillige lezer zal vermoeden.
De kopy, die hij van elders regel-
matig en in grote hoeveelheden
(hij toont ons stapels papier)
krijgt toegestuurd, is vaak van
een dermate inferieure kwaliteit,
dat zij elfs niet in de verte voor
plaatsing in aanmerking komt.
Als u even goed uiv kranl hebt
gelezen als wjj, bent u het bericht
tegengekomen over een onderzoek
in Engeland, waarbij het perso
neel
de
Bir-
500 getrouwde
Britten heeft gevraagd hoe zij zich
nu gevoelen als hun vrouwen in
blijde verwachting zijn. Uit de
nogal verrassende antwoorden
bleek, dat een aantal der toekom
stige vaders in de letterlijke zin
irds
hun
„meeleed". Een groot aantal der
ondervraagden leed in dc periode
van zwangerschap van hun vrou
wen aan ochtendzickte, vermin
derde eetlust en tand- en rugpijn.
Een vraagje onzerzijds: wie kre
gen nou de kinderen?.
In Kampala (Oeganda) heeft een
inbreker een hond gebeten. De
hond heeft uit zelfverdediging te
ruggebeten. En nu maar blaffen:
hij is begonnen.
Een bekend, met zilveren-jubi
leumpakketten strooiend instituut
voor schriftelijk onderwijs richt
zich nu al maandenlang via adver
tenties tot „ieder die géén cursus
wil volgen". De zin hiervan was
ons lange tijd niet duidelijk, maar
nu weten we het dan torh: ieder
die het wèl wil gaat naar een an
der instituut.