DE REVOLUTIE REMCO CSMFERT Gewogen maar niet licht bevonden duurt nog voort CONTRA %uimte voör ons.... p esst*ft2r& s ESjS ZATERDAG 14 MAART 1964 ■IN PAGINA VOOR DE JEUGD, SAMENGESTELD DOOR EEN JONGERENREDAKTIE Het Is alweer tien jaar gele- Nieuwe griffels schone leien' publiceerde een bloemlezing die grif yan de hand is gegaan, want ledereen was razend benieuwd naar de poëtische wijze waarop Lucebert en de zijnen de ruimte van het volledig leven tot uitdruk king trachtten te brengen. De duistere akker van de zich dui delijk op een dieptepunt bevin dende na-oorlogse poëzie verloor toen de experimentelen er hun „eenvouds verlichte waters" over lieten stromen. Er werd heel wat schoongespoeld, maar schoon in de andere betekenis van bet woord, werd de akker er niet op en heel wat oprechte minnaars wendden zich onwillig, want niet- begrijpend, af met de opmerking van de poëzie van Cats tot Aafjes dat de leien beter schoon hadden lAnnen blijven. Ze bedoelden: schoon sVhoon, want hun opmer king was dubbelzinnig, maar was juist dit poëtisch jargon stenen stenen dieren dieren gels vogels" dat hun afkeer boezemde Aafjes sprak toch ook niet van „een voetreis voet reis naar Rome"? Waarom moest dan nu opeens alles tweemaal ie segd worden? Een teken Worden er in Nederland nog gedichten gelezen Geschreven wel, zoals hier onder zal blijken. Maar of het ook wer kelijk de moeite loont al dit geschrijf te lezen, is een vraag die Leo Kleyn en Tom van Deel geprobeerd hebben te beant woorden. Het werd tijd, trouwens. Foto's op deze pagina: Fred van der Poel. oorlog en dat de revolutie Vijftig tevergeefs is geweest, t dat de post-experimentelen venteling weer ongedaan ge last beschouwen, is niet zo vreemd als sommigen denken: ook de kok in Vaandrager's eethuis gaat on bewogen te werk. Het is tegen gegevens" reclamebu jongerentijdschriften, die uit de Gard Sivik aangeslotenen het felst zijn gedichten overigen meestal m.a.w. voor in de plaat zet, wat de authenticiteit van zij poëzie natuurlijk in niet geringe schil goede komttot nog en dl zozeer een doorbraak den het verder een nieuwe orde als i verschijnsel dat al eeuwenoud is het epigonisme, zwakheid natuurlijk. Zij wilden Te verwonderen is dit natuurlijk jungle van niet: waar wetten die een koude verdient. Ook dit is weer niet he lemaal waar: vaak krijgt men de indruk dat minder ideële doelein den worden nagestreefd de op genomen poëzie bevestigt dan ook veelal die indruk maar er is toch een aantal tijdschriften, zo als het al genoemde Trans en verder Fase en Muza, dat wei gert een mededeling als door Cor nells Bastiaan Vaandrager in nr. 32 van Gard Sivik gedaan: „De kroketten in het restaurant/zijn aan de kleine kant" (ja heus, dit is het hele „gedicht"), voor poë zie te verslijten. -.. de gegevens zal moeten tu,- 1^re en j2}}11 na^uuJf^1J'c gen. Maar dat doet geen sterve- het aandragen ten van de laatste jaren leestzou die indruk wel eens kunnen krij- Conclusie die doen allemaal nog wel meevalt. Zo- Vijftigers teweeg gebracht heb- lang er nog steeds gezocht wordt ben, nog steeds en nog lang niet wegen om het anders en is uitgewerkt. Alleen al daarom prachtig, alleen stellen ze hoge f^g' appr VaLi^ger^erhagen geloven wij dat het lijk dat de omwenteling^die zer, wiens oren nog natuiten van Remco Campert's gejubel dat bij Lucebert de poëzie begonnen is. Het begin is dus zoek, het einde trouwens ook. Want wat staat ons in 1970 te wachten? De kans lijkt niet denkbeeldig dat de lezer, be halve voor het dichten, dan ook Is dus de poëzie gedoemd te vertrouwde proporties" zegt zijn. De revolutie duurt nog verdwijnen? Wie de jeremiades Vaandrager niet voor niets (en voort. tijdschrif- ook dit is weer een gedicht) LEO KLEYN i de tijdschriftjes t geweest r Gegevens geen triangel in woorden, maar gewoon „dat men leest in het avonduur, overboord gegooid werden, om ergens mee bezig te blijven bij het warm knapperende vuur". Du Perron kreeg meer gelijk dan poëzie onder de vlag ooit: de poëzie werd een aan gelegenheid voor „enkele fijne lui den", niet meer voor de brede massa van schoonheidaanbidders die moest haar troost de larven, de reptielen voor de anderen had „schoonheid schoonheid haar gezicht ver- kwam helemaal kermis thuis. Toch was er een belangrijk ver- de weglopers van '50 De eersten geloof- wel wat de poë- Met he zie betreft zij besloten te doen vik zijn we dan tevens aangeland niets gebeurd was en nog bij de bron waar een groot deel de ergernis poëzie zjjn oorsprong vindt. Aan de jonge Cou- dit tijdschrift verschaffen jonge, lang gegolden hadden plotseling P*™? of «e ..Najaarsbladen van ren van wie wij iemand hoorder nuAphnnpH xir^rHon wanr Nicolaas Beets. De Jaatsten daar- zeggen dat elke industrie alles kon wij iemand hoorden -ö6v.„ -»! wke industrie er trots entegen geloofden het juist niet op zou zjjn a]s z,j voor haar de dat een dergelijke poëtische zwen- public relations verzorgden, wei del mogelijk was namelijk en voor willend hun „gegevens", waarvan poezie kon doorgaan. Er groeide de al even welwillende lezer dan gevoel van „poëtisch zijn eigen poëzie mag maken. b«schr»m* ove'V™ M°°>» ka" he> al Hat SS.r5.Sdte ta hetmStam eindeliik feetopymet de pankla- e moes. naar .roos. maar grepen nier na. ne overnoorn ge- ti.dsehrift voor literatuur Trans roeken in de riolen, lossen gooide wetten betrekking hadden t.jdscnrnt voor Iiieralaur, leans, (Ge)vraag(d) gesprek met kan niet gek genoeg" scheen ie varen, meende elk zichzelf poëet J?heha<re^" ie* H^"«i«ëi inut te zijn. Maar de in het kiel- onbeb.gen zoals de titel luidt zog meevarenden vergaten of be grepen niet dat de overboord ge- Nadat we hadden vastgesteld er niet beter of slechter door." gaat verhuizen dat de leestafel van Americain, Toch houdt hij nog wel punt van afgesproken samen- me, uc atiivaa- komst, volkomen bezet was, lie- z n rej Achterbergr'Hoor- pen we met Remco Campert geleefd februari 1962 werd gepubli ceerd. De schrijver van dat arti- op de vorm, niet op de inhoud op: Vaandra- mee het Leidseplein vroegere gedichten. „Ze doen mij denken aan een bepaalde tijd. Er zijn referentie-punten. Zó heb ik Hij zwijgt. Voor- De ruimte, die hij Op poëtische wijze helema; aanzien van de inhoud gingen na tuurlijk nieuwe wetten gelden: niet meer alleen de vaas met de bloem werd bezongen, maar ook de woelige dagea Je stoel n«st, het brood op de - tafel, de pet en de pijp. Maar déze wet bleef onverminderd van de leien al- kracht: dat de emotie, ook al werd zich die dan opgewekt zoals bij Paul gedichten meer zij bakken nog door slechts kroketten. En deden te stellen dat de "toestand van nu Jj®* d£Ln?*£KL eeliik is aan die van vlak na de nee. hun kroketten zijn aan gelijk 15 aan me van vlak na oe kleine kan, CaHs hun profeel mag weten hoe daarvan een bevredigend gedicht gemaakt moet worden. Dat zij de emotie als bal- ger en de zijnen schrijven geen de sociëteit „De Kring". Dit Tv,*,,,.. -H lu-i-i magische oord was vrijwel ver laten en in alle rust kon het ge- de sPrek beginnen. naar zichtig brengen we het gesprek lang volgeschreven, kan afvragen wat de „vijftigers" zoals ze zich lieten poëtische de" ontstaan zoals Rodenko de leiding van zijn bloemie; Erofeteerde? Laten we hopen dat ij bij het schrijven van die woor den niet aan de jaren '60 dacnt. moest worden. Dit was het wat velen vergaten, hoewel Lucebert „uuvuuu U. 5«' to toch 20 zijn bloemlezing duidelijk gesteld had. Onbehagen ook nog Het gevolg hiervan was dat ook zij dio poëzie niet in de eerste ten"onKChte" omgehangën:''*Want plaats met een warm knapperend i poëzie mag voor velen duister zijn, één ding is duidelijk: de wanorde viert er hoogtij in. Na de revolutionaire opening van de sluizen zijn de „eenvouds ver lichte waters" weliswaar blijven stromen hoewel het steeds noodzakelijker bleek „eenvouds" tussen ironische aanhalingsteken te plaatsen maar de gees zweeft er in de meeste geva'len allang niet meer boven. Met an dere woorden om met bloemle- aer Hans Sleutelaar te spreken, associeerden, schouderopha lend de literaire groentemarkt verlieten, niet van zins xich op citroenen lijkende knollen te la ten verkopen. Wie was afgegaan op wat professor Stuiveling in de 27e druk van zijn „Historische ui o.uuui z schets van de Nederlandse letter- d|0"geest kunde" had geschreven, nl. dat „omstreeks 1960 de grote golf van vernieuwing is weggeëbd, en er een zeker evenwicht is ontstaan tussen traditie en experiment", Ons uitgangspunt was te verne men hoe Campert als ,,50-er" staat tegenover de poëzie der z.g. ,.60-ers" (Verhagen, Sleutelaar, Oils. Armando, Vaandrager o.a.). Dit bleek alras een bij hem ver keerd begin. Het heeft op het ogenblik weinig zin om met Rem co Campert over poëzie te spre ken. Hij weet daar niet goed e. Vlak na het verschij- U1 M1CU11C ncl zljnb^del^Dit gebeur- gezegd wordt. de overal" op de „nieuwe poëzie" komen dan tóch iets te weten: ,,60-ers". „Vaandrager, Verhagen. Mis schien hebben ze wel gelijk, mis schien niet. laten ze het maar be wijzen. Verhagen heeft veel in zich een goed dichter te worden, al zal hij dat in zichzelf haten." Maar de theorie dan. van de ,.60- ers", dat alle emotie gebannen moet worden uit de poëzie, dat de poëzie er een van gegevens moet zijn, waar de lezer zélf mee aan het dichten slaat, een objectief gegeven wat daarvan gedacht? „In theorie kan ik wel volgen wat 'de praktijk ren (3 en een half) èn om in te leven èn om in te werken. Hij zegt dat het onmo gelijk is hier iets beters te krij gen. En in Antwerpen kan dat al lemaal. Zodra je over de grens bent zijn er kamers en huizen le gio. In België bestaat geen wo ningnood. Antwerpen is een grote stad en in grote steden voelt hij geschrijf zich thuis. Amsterdam wordt z klein voor hem, „het Leidseplei is oud". In Antwerpen zijn c kroegen de hele nacht open. Antwerpen, graag gelezen schrijvers: Nabo- u moet be- kov, Scott Fitzgerald, Spark, Mur- twee kinde- doch, Queneau. Van Franse zijde is te klein n°S Beckett, maar Robbe-Grillet n nm in tn „als ik hem lees, is het alsof ik aan het stofzuigen ben; droog en moeizaam." Wat de Nederlan ders betreft is het naar hij zelf zegt het bekende rijtje: Van het Reve, Hermans,.... Wolkers vindt hij, buiten alle waardering om, *-g benepen en burgerlijk. Dat beestjes irriteert hem vreselijk. Nederlandse dich ters die hij (pog) kan waarde ren, zijn Groter en Van Ostayen. Remco Campert wéét dat hij veranderen moet Hij is al ver anderd. De twee romans, waar- 1 hij op het ogenblik tegelijk bedachtzaam en kijkt voortdurend naar beneden, rookt veel en met filter, drinkt veel,, o.m. ook kof filter.) Dichters die hij R n. vroeger vereerde, kan hij nu niet meer lezen, b.v. Dylan Thomas. gestopt. niet Dje poëzie heeft mij niets te zeggen. Ik geloof er niet in. En schreven Verhagen schreef wèl geëmotio- ter Glas le verzen; daaraan kan men schrijf-o dat hij een dichter is. Ar- hemzelf Waaróm die In België kan hij rustig schrij ven. Hij moet ervan leven en iedere inzinking, zoals hij er nu een beleeft, kost geld. Vroeger kon hij er ook vaak niet toe ko- blijvend dan -de twee vorige zijn. men iets te schrijven, zodat hij Dat was ook wat 'hij tegen zijn b.v. in de laatste nacht vóór het poëzie had, vooral van vóór „Dit ter perse gaan, de tekst heeft ge- gebeurde overal", nl. dat het te mando tie weg drukken?" Tijdschriften het fotoboek „Ach- weinig Een recent geval schrijf-ontduiking is het stuk in „Boekje Open", dat iemand anders heeft over- K/iofcniif gelaten met de gevolgen van 3 dien. Glimlachend verzekert hij dat Clara Eggink beslist zijn ^er alles omvatte, dat het uiteindelijk te veel sfeer en te weinig inhoud bezat. Uitzondering Een uitzondering vormt William Carlos Williams. Het spreekt hem niet meer aan. Van zijn eigen heeft hij „nooit geloofd, dat et ergens toe zou leiden. Als je het schrijft wel, maar achteraf niet. Het heeft alleen zin voor je zelf. Je moet het niet al te ro mantisch zien. De wereld wordt Hij staat op om iets te bestel- ten (dit was niet de eerste keer). Bij het lopen hangen zijn armen iets vóór zijn lichaam. Even later vragen we hem, of omtrent zijn hij wat weet van literaire jonge- schien, rentijdschriften. Hij kent een paar namen: Fase en Muza onder r. Over het algemeen ziet hij Langzamerhand werd het druk- dat de cchrïi- Ker "De Krin8". het lieP ook S: al tegen twaalven. De band tus sen interviewers en geïnterview de werd losser en even later za ten we alleen, luisterend naar een het misverstand jazzband, tussen allerlei soorten schrijvers, waarvan we er slechts een paar konden thuisbrengen. Remco Campert bleef tot 6 uur de morgen. Daarna zal hij wel moeder niet ver van die anekdotische biogra fie waarschijnlijk slechts kranten knipsels tot '55 heeft bekeken. afkomst is evr. Eggink •woord heeft geschreven bloemlezing van hem uit zijn er weinig van belang Dan vertelt hij dat hij in april verzetsliederen vindt hij erg goed. Zo komen we op door hem TOM VAN DEEL IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIillllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllH slaagt zelfs en experimenteel gedicht tot retoriek van het zui verste water te maken. Iedereen die met plannen rondloopt een nieuw literair tijdschrift op te richten, zou veroordeeld moeten worden tot een week eenzame opsluiting, op een rantsoen van water, brood en de al bestaande 200 tijdschriften, die hij dan ook stuk voor stuk zou moeten doorlezen. Als hij na die week nog niet van gedachten veran derd was en volhield iets nieuws te kunnen vertellen, zou hij zijn gang mogen gaan. Hoogstwaarschijnlijk zou nie mand ooit meer iets van hem horen. Deze gedachte kwam bij ons op. toen we een paar nummers van het literair jongerentijd schrift Manifest doorbladerden. Dit in Eindhoven door de uitge versassociatie Opwenteling uitge geven blad ziet er lang niet on aantrekkelijk uit. Gedrukt in klein- offset is het zelfs bijna „echt". Dit blad is naast het officiële tijdschrift Raam (tot voor kort Roeping) van Lambert Tegen- bosch vrijwel het enige in het zuiden dat openstaat voor ieder een die zich maar dichter of schrij ver voelt. Misschien is juist dit criterium hoe goed bedoeld ook er de oorzaak van dat de in houd het tegen de vorm moet af leggen. Er wordt vrijwel uitslui tend poëzie in gepubliceerd „poëzie", zoals Muza-redacteur Carel Peeters schreef, „van de hevige middelmaat", en een be tere definitie hebben wij ook na lang zoeken niet kunnen vinden. Een uitzondering zouden wij wil len maken voor de bijdragen van de redacteur Jan van Ommeren: deze niet meer zo jonge dichter toont zich zeer bedreven in het i GANDALF I I Dat Nederland niet alleen op het gebied van boter, kaas en I eieren produktief is, maar ook literair (in de ruimste zin des woords) bewijzen, positief of I negatief, de bergen literaire jongerentijdschriften. Deze bladen, veelal gestencild, ge- „Je kunt het allemaal op een regenachtige zondagmiddag uitdenken." (G. K. VAN HET REVE) eens volmaakt zinloos zou kun nen zijn, de onderste planken in de leeszaal met wéér een nieuw literair tijdschrift op te schepen, schijnt nauwelijks mee te spelen. Gelukkig is het grootste ge deelte een kort leven bescho ren, zodat het verschijnsel niet uitsluitend alarmerend is. Als echter een tijdschrift het lan ger dan één jaar heeft uitge houden, dan mag niemand er zijn kop meer voor in het zand steken en geef ik het een ze ker recht van spreken. Dat wil nog niets zeggen van de kwa liteit van de inhoud. Deze be staat meestal voor het overgro te deel uit dichtwerk. Dat be hoeft niemand te verwonderen, want dichten is de meest ge makzuchtige vorm van litera tuur-bedrijvigheid vooral zoals het hedendaags beoe fend wordt. Hoe weinig relativiteitsge- voel t.a.v. eigen aktiviteiten aanwezig is, heb ik moeten be merken in het gesprek met de redakteuren van het Eindho- „Manifesf'. Het grenze- re denken en doen (het voelen I is weinig in de mode) bij de Jongeren". Het is langzamerhand zó ge worden dat niemand zich over Ipublikatie van z.g. eigen werk behoeft zorgen te maken, want altijd loopt er wel ergens een I vriendje met een z.g. literair tijdschrift rond, die bereid is I alles au serieux te nemen, en anders bestaan er kranten die wekelijks een aantal kolom- men beschikbaar stellen aan I z.g. talentvolle jongelieden. De beste oplossing echter om te I publiceren blijkt te zijn zélf een tijdschrift oprichten en dat Itot de marge toe volschrijven met (on)persoonlijke flauwe kul. De gedachte dat het wel loos aktieve van deze mensen is ronduit irritant. Vooral na het lezen van hun blad vraagt men zich af: waarom die snel le bloedstroming? er blijkt geen enkele reden toe te be staan. Ik weet niet wat er in iemand omgaat en gegaan is (mis schien was het wel de innigste wens van 's redakteurs meis je) als hij besluit een literair blad in het leven te roepen, dat bij nuchtere beschouwing het peil van een gemiddelde schoolkrant met moeite haalt. Hoe ontstellend onkritisch er allerwege door Jongeren", in het wilde weg geschreven wordt, bewijzen een groot ge tal nieuwe literaire tijdschrif ten en publikaties van min of meer literaire aard in dag en weekbladen. Zelfs Ad den Bes ten zou er niet voor door het vuur gaan. Ik heb weinig of geen ver trouwen in de meeste Jonge ren"-tijdschriften. De Neder landse literatuur zal het niet moeten hebben van wat daar in geschreven of beloofd wordt (zo men nog spreken wil van beloftevolle schrijvers, wan neer zij getuigen zó weinig geest te bezitten). TOM VAN DEEL uithalen van typografische grap jes a la Paul van Ostaijen en wekt ook verder de indruk van de hele poëzie een potje te willen maken. De weinige proza-bijdra- gen in het blad houden het mid den tussen slecht Nederlands en de experimenten waarmee Bert Schierbeek naam maakte. Het kan dus allemaal veel beter en h et is niet gezegd dat het ook niet be- gc bedoelingen, want het vervelende is dat ook de weg naar de hel daarmee is geplaveid. TIJ Eenzelfde middelmatige indruk wekt ook de bundel Tij, onlangs door dezelfde uitgeversassociatie gepubliceerd als nr. 3 van de reeks „Onze dichters". Er komen dezelfde namen in voor als in Manifest en eigenlijk is Jan Paul Bresser de enige die doet hopen dat er uit Eindhoven nog eens iets goeds zal komen. Die hoop zullen we maar laten varen bij iemand als Anne Machiel, hoewel men bewondering kan hebben voor de manier waarop zij erin Niet omdat het zoveel belang rijker zou zijn, maar omdat vori ge week het eerste nummer ver scheen, nog iets over het splinter nieuwste blad, Gandalf. De re dactie van dit tijdschrift, bestaan de uit Annèt ten Kortenaar, Pe ter Hamelink en Guus Dijkhui zen, beoogt blijkens de inleiding ook buiten-literaire terreinen te bestrijken en gezien de in dit eer ste nummer opgenomen poëzie is dit misschien zo onverstandig nog niet. Het satirisch gedicht op Ga- briël Smit door Wim Zaal, h et interview met Henk van der Meyden door Annèt ten Korte naar en de kritiek op Ewald Van- vugt door Guus Dijkhuizen beho ren tot de beste bijdragen. Maar een eenzame opsluiting is ook de ze redactie kennelijk bespaard gebleven. Zoals trouwens ook Ed. Hoor- nik, want anders had hij zijn gro te gedicht „De vis" vast niet beslo ten met de woorden: ,,'t Is al licht wat ik zie: poëzie, poëzie". In De Gids misschien, ja en een paar andere tijdschriften. Maar daarbuiten heerst vaak nog de diepste duisternis van voor de schepping, met en zonder hoofdlet ter. MUZA Het is verblijdend te vernemen dat onze redaktie hierin niet al leen staat. Carel Peeters wordt be graven onder de poëzie die hij krijgt, maar (verhalend) proza blijft vrijwel uit, terwijl essayis tisch werk, waaraan zo'n behoef te bestaat, totaal ontbreekt. Op dit laatste legt hij zichzelf vooral toe. Zo schreef hij kort ge leden veroordelend over Piet Ca- lis, voorvechter van de „nieuwe poëzie", die door het tijdschrift Gard-Sivik wordt gepubliceerd en gepropagandeerd. In het nieuwe nummer van Muza komt weer een artikel over deze materie, ge titeld: De avant-garde en het amusement. Zijn redenatie ver loopt globaal als volgt. Een blad als Gard-Sivik annexeert het amusement en kenmerkt zich door onontwikkeldheid. Het werk is tè ongekontrolcerd en daar in gelijk aan het volk. Het tijdschrift heeft als alibi kunst voort te brengen. Volgens Carel Peeters is de waarde van de schoonheid nog altijd deze dat zij iemand moet verhaffen. En kunst is streven naar een zekere schoon- MOED Er schuilt veel waars in wat hij zegt. Inderdaad zijn de mees te aanhangers van Gard-Sivik bleekneuzen die hun zwakheid ex ploreren! Peters' vader reageerde eens op een bezoek van een der gelijk persoon: „Carel, wat zijn dat voor vieze mensen, die bij je komen." Het is al gezegd, Carel Peeters valt in niets op, tenzij door zijn tijdschrift. Als men hem vraagt, waarom maak je het niet iets kleiner, antwoordt hij: „Je moet het ook in de handen hou den." Hij schuwt de decadentie, die afdruipt van zoveel andere bladen. Hij wil eerlijk zijn, de waarheid zoeken op het gebied van de literatuur en verder: „het is alleen maar de kunst jezelf te zijn." In het begin toen hij Muza maakte, merkte hij „nog geen bal van literatuur af te weten." Nu kan hij dat niet meer zeggen en vooral in militaire dienst, waar voor hij zojuist zwichtte wordt hij op het materiaal gedrukt, dat hij meeneemt en dat het enige is, wat hij de hele week te zijner be schikking heeft. Door studie ont staan de beschouwende artikelen in Muza, die stuk voor stuk ge tuigen van een gezond conventio nele zienswijze. Muza is een van de weinige bla den, die er voor uit durft te komen antimodernistisch te zijn. En wie wil beweren, dat daar tegenwoor dig geen moed voor nodig is? TOM VAN DEEL LEO KLEYN Muza is een jongeren-tijdschrjf dat in tegenstelling tot de meeste andere, de aandacht verdient en gelukkig ook krijgt. Degene die het in november '61 op 17-jarige leeftijd heeft opgericht, is de in alles, behalve de omvang van zijn blad, bescheiden Carel Pee ters, Marnixstraat 387, Amster dam. Dit vrijwillig redakteur- schap is geen kleinigheid, zoals men terstond kan zien als men Muza ter hand neemt. Het blijkt dan nj. zó te zijn dat de heer Peeters zijn blad vrijwel zélf volschrijft. Dit vindt hij ove rigens niet zo prettig als een kwaadwillige lezer zal vermoeden. De kopy, die hij van elders regel- matig en in grote hoeveelheden (hij toont ons stapels papier) krijgt toegestuurd, is vaak van een dermate inferieure kwaliteit, dat zij elfs niet in de verte voor plaatsing in aanmerking komt. Als u even goed uiv kranl hebt gelezen als wjj, bent u het bericht tegengekomen over een onderzoek in Engeland, waarbij het perso neel de Bir- 500 getrouwde Britten heeft gevraagd hoe zij zich nu gevoelen als hun vrouwen in blijde verwachting zijn. Uit de nogal verrassende antwoorden bleek, dat een aantal der toekom stige vaders in de letterlijke zin irds hun „meeleed". Een groot aantal der ondervraagden leed in dc periode van zwangerschap van hun vrou wen aan ochtendzickte, vermin derde eetlust en tand- en rugpijn. Een vraagje onzerzijds: wie kre gen nou de kinderen?. In Kampala (Oeganda) heeft een inbreker een hond gebeten. De hond heeft uit zelfverdediging te ruggebeten. En nu maar blaffen: hij is begonnen. Een bekend, met zilveren-jubi leumpakketten strooiend instituut voor schriftelijk onderwijs richt zich nu al maandenlang via adver tenties tot „ieder die géén cursus wil volgen". De zin hiervan was ons lange tijd niet duidelijk, maar nu weten we het dan torh: ieder die het wèl wil gaat naar een an der instituut.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1964 | | pagina 18