ante Marie
HECHTEN m
DE MENS
Het dier-lijke
in Willem
ZONDAGSBLAD
ZATERDAG 25 JANUARI 196*
"lOEN MIJN ttouw me vertelde dat
1 tante Marie een weekje sou
komen logeren was het als-
hartelijk meelevend, bereidwillig
taan, door en door coed, maar se praat
me te veel, se bemoeit sieh te veel
met saken die haar niet aangaan en
se laat me nooit met rust. Ze Is geen
vrouw die er begrip voor kan opbren
gen dat een man, als hij moe van kan
toor komt, graag uitgebreid sijn krant
je leest, zo af en toe graag sljn ogen
even sluit om over een of ander pro
bleem nog eens wat dieper na te den
ken en in die overpeinsingen niet ge
stoord wil worden met verhaaltjes over
buren, poezen en prijsstijgingen.
Want kijk, dat dèèt tante Marie, hè! Als
,t brengt
Sroblen
st tien minuten in huis of je
weet precies hoe het zit met de dochter
de kruidenier om de hoek en de zoon
de slager van twee straten verder. En
ze dwingt je gewoon partij te kiezen. Ze
wil dat je ook zegt, dat die jongen er be-
doen als hij die dochter van de
zou de enige zijn, die
merking over zou mogen maken. En die
doet dat niet. Tenminste niet meer. De
eerste twintig iaar van ons huwelijk heeft
ze dat wel gedaan, bijna dag in dag uit.
Maar nu het laatste jaar is ze er mee
opgehouden. Wamt ze is geweldig verstan
dig, hè! Ze bad zo door, dat het toch
niet hielp, en daarom laat ze me maar.
Nou tante Marie. Nauwelijks heeft ze
een voet in hu ia gezet of ze begint te
ruimen. En al ruimende komt ze in mijn
kamer. Dan raakt ze in haar element.
sensap met beschuiten stortte, werpt zij
zich op mijn stapeltjes papieren. En niet
dat ze ze weggooit, nee. dat niet Ze
maakt er ene stapel van, doet er een
lintje of een touwtje omheen en zet het
hele geval dan op de grond. En als ik
thuiskom laat ze me vol trots haar werk
zien: een bijna kaal bureaublad, waarop
als soldaten in het gelid de glazen staan.
Moet u zich voorstellen! Dan heb je een
van je papiertjes nodig. Zoek je je wild.
Uit die stapeltjes weet ik altijd wel wijs.
Zo ongeveer weet ik wel welk stapeltje
van de vijfentwintig stapeltjes ik moet
hebben. Ik mag eens driemaal misgrij
pen, maar daar houdt het wel mee op.
kruidenier zogezegd liet lopen omdat ze
twee linkerhanden heeft wat je in een zaak
niet kan hebben. Maar voor dat stelling
kiezen voel ik niets, helemaal niets. In de
eerste plaats ken ik het hele meisje niet,
in de tweede plaats moet die jongen zelf
weten wat hij doet en in de derde plaats
zie ik er tante Marie voor aan, dat
En dat moet ik niet! Wat heb ik er aan? Jamilie behoord
Nee, wat mij betreft mag tante Marie als ik er zelf toe
mijn deur gerust voorbijgaan. Een dagje sehoor. En er is
komen nou goed. Een week logeren sen tijd geweest,
nee! Ze komt maar een weekje, zegt mijn lat ik tamelijk op
vrouw dan. Een weekje, dat klinkt zo van: iaar gesteld was.
het zijn maar vier dagen, maar een weekje
TANTE MARIE zou dus een weekje ko-
1 men logeren. Ik vergat nog te zeggen,
dat het helemaal geen tante van ons is,
noch van mij noch van mijn vrouw.
Maar ik kan me niet herinneren dat ze
>oit niet in mijn
teven is geweest.
Ze heeft me als f"
aet ware op de reis I
naar de volwassen- I
heid begeleid. Ze
aeeft altijd tot de I
tarailie behoord zo-
oud-Hollands glaswerk, zeldzame tegel
tjes, wat zilvergoed en fraaie stoelen.
Kortgeleden heb ik mijn bezit uitgebreid
met een kastje. Een buikkastje. U kent ze
wel. Ze komen weer zo'n beetje in de mo
de. Het gezellige is. dat je er van alles in
kan opbergen. Laatje dicht en niemand
ziet wat.
Op dat kastje ben ik verkikkerd. Nie
mand mag het aanraken. Ik zag het staan
in een winkel waar ze feitelijk alleen
maar rommel verkopen. Wat tweedehands
goed. Ik dacht: Wat doet dat kastje hier?
Enfin, ik naar binnen. Voor ƒ20 mag
u dat kreng hebben, zei de koopman. Ik
betaalde 20 en stapte als een kind zo blij,
met dat zware kastje op mijn nek, naar
huis.
Mijn vrouw woedend. Maar ik zei: „Dat
is nou mijn liefhebberij en daar wil ik
Seen moeilijkheden over hebben. Ik eerbie-
ig jou in je hobbies, jij moet dat mij doen
in de mijne".
Ik zei dus tegen mijn vrouw: „Van dat
kastje blijft ze af". Want kijk, tante Ma
rie heeft van antiek wel verstand. Ze kan
je er alles over vertellen. Ze weet precies
wat goed is en wat niet goed is en
waarover je te veel hebt betaald of wat
je voor een koopje hebt gekocht. Maar ik
dacht: „Als ze nou dat kastje ziet, dan zit
ze me er een hele avond over door te
zagen, en misschien zegt ze me wel, dat
ik ben beetgenomen en dan krijg ik er
d« smoor in en is mijn avond ver
knoeid. En wat gaat het haar aan? Moet
ik toch weten of ik me wil laten beetne
men? Heeft zij zich toch niet mee te be
moeien als ik 20 weg wil smijten? Zijn
toch zeker mijn
Kort verhaal door
Hans van Haelten
centen?
I Marie mag ko-
I men logeren, maar,
enfin, je weet bet.
I Overal uit en o-
veral af. Niet in
I mijn kamer, niet
kn oeien tt TH
aan mijn bureau
knoeien en zelfs
niet kijken naar dat kastje. Begrepen,
schat?"
Mijn vrouw knikte. En dat was
GOED, MIJN vrouw zei: „Tante Marie
komt een weekje logeren", en ze voeg
de er aan toe: ,,'t Lijkt me reuze leuk voor
haar, ze heeft niet veel!" Dat zei dan
mijn
dan weet de tegenpartij
is. Ik zei dus: „Leuk voor hèèr maar niet
voor mij". En toen begon de ruzie.
Want kijk, dat is ook een eigenaardig
heid van tante Marie. Ze is geweldig, fan
tastisch, hartelijk, enfin, dat heb ik al ge
schreven, maar als er in de familie over
haar wordt gesproken komt er altijd ruzie
van. Moet u mijn broer hebben. Veel drif
tiger en resoluter dan ik. Als mijn schoon
zuster tegen mijn broer zegt: „Tante Ma
rie komt voor een weekje", dan zegt mijn
broer steevast: „Dan ga ik voor een week
je uit logeren". Hij heeft dat ook eens
een keer gedaan. Nee, niet een volle week,
maar een uur of wat is hij toch een avond
wel weggeweest.
knikt is ze
„vv doet ze wat ik vraag.
Ik weet dat precies. Meestal knikt ze niet,
maar af en toe knikt ze wel. En nou
knikte ze.
En tante Marie kwam. Op een avond
zat ze pontificaal bij de haard. En alles
ging zoals ik mij dat had gedacht. Ik
kreeg mijn doos sigaren met de
in mijn jeugd. Ze zou nooit
op bezoek komen zonder iets voor me
mee te brengen. Eerst waren dat ta-
bietten chocolade, later werden het siga- mij voldoende. Als mijn
retten en nog later sigaren. Die brengt ze het met
trouwens nog voor me mee. Als tante
Marie komt logeren heeft ze In haar tas
een doos sigaren, en goeie.
Maar daar gaat het niet om. Het gaat
om dat hele complex van, ja, laat ik zeg
gen: eigenaardigheden, dat me niet ligt.
En daarom kregen we ruzie, mijn vrouw
en ik. Heus, ik weet wel. dat je in het
leven moet weten te nemen en te geven
en dat je veel door de vingers moet
zien. En vooral dat je müd moet oorde
len over je medemens. Maar mag ik as
jeblieft mijn eigen leven leiden? Mag ik
asjeblieft van mijn bureau maken wat ik
wil? Al zou ik er de vuilnisbak op omke
ren is dat dan mijn zaak of niet? En
wat heb ik te maken met al die buren?
Ik val tante Marie toch ook niet lastig
met verhalen over kantoor? Ik zeg toch
ook niets over die vervelende Jansen en
zo? Dat boud ik voor me zelf. Met mijn
ergenis over die vent wind ik mezelf op.
Maar niet een ander!
Er U nóg iets wat me tegenstaat in tan
te Marie. Ze wil altijd de boel opruimen.
Gewoon opruimen. Wat niet in een kamer
of op de tafel hoort moet weg. Dat is ge
zellig met de maaltijd! Nauwelijks is je
bord leeg of ze wil het al naar de keuken
brengen, onder het motto: Opgeruimd staat
netjes.
En dan mijn kamer. Ik heb zo mijn
eigen manier om mijn papieren op te
bergen. Er zijn mensen, heeft mijn vrouw
me eens gezegd, die dat doen in ord
ners. Ik niet. Ik maak stapeltjes. Grote
en kleine stapeltjes, op mijn bureau.
Netjes op elkaar. Dat moet ik toch we
ten? Heeft niemand toch iets mee te
maken? Of wel soms?
En verder spaar ik glazen. Gedenkgla-
zen, wel te verstaan. Die hebben ook een
TEN SLOTTE zei ik maar tegen mijn
1 vrouw: Best, liefje, laat tante Marie
maar komen, ik zal aardig tegen haar
zijn, ik zal luisteren, ik zal praten, ik zal
lachen, ik zal informeren naar „haar van
de hoek" en naar „zijn van de over
kant", ik zal alles doen om de week pret
tig en zonder kleerscheuren door te ko
men. Maar één ding: aan mijn bureau
wordt niets gedaan en tante Marie blijft
met haar handen van dat kastje al
Dat kastje! Ik ben dol op antiek. Als
ik geld genoeg had, of liever gezegd: als
ik geld had, zette ik mijn huis vol antiek.
Nou heb ik af en toe wel eens een voor
deeltje en dat zit ik zo bij een anti
quair. Ik de loop der jaren heb ik al
aardig wat verzameld, zoals tin, prachtig
langs en de hele buurt door. Maar ik had
mezelf in bedwang. Ik zei op de juis
te ogenblikken: „Tjonge, tjonge, en: Wat
zegt u nou?, en: Tante, hoe is het mo
gelijk", en ik lachte, ik trok bedenkelijke
gezichten, kortom ik was wat je noemt
„in". Mijn vrouw was hoogst tevreden
over me. Toen het tijd werd om naar
bed te gaan en we tante welterusten had
den gewenst, zei ze dolgelukkig: „Nou,
is het meegevallen, of niet?"
Eerlijk antwoordde ik: ,,'t Is best ge
gaan. Nog vijf dagen, dacht je? Dan zal
het wel lukken. Maar van het kastje blijft
ze at Het lijkt me zelfs beter als je haar
maar verbiedt in mijn kamer te komen.
Zeg dat er muizen zitten, daar is tenmin
ste bang van."
DE WEEK vloog om. Ik had vier da
gen overwerk en kwam pas thuis
toen tante Marie zich al lang in haar
ik vrijdagsavonds heel geïnteresseerd.
„Ja antwoordde mijn vrouw. „Morgen
middag, en ik heb beloofd, dat we haar
naar huis zullen brengen.
„O", zei ik zuinig. „Als dat maar goed
uitkomt met mijn werk".
„Dat komt best uit", besliste mijn
vrouw.
Ik zweeg. Ach, wat kon het me ook
schelen, 't Is wel aardig, bedacht ik, we
kunnen dan voor hetzelfde geld een paar
vrienden opzoeken.
Kort voordat we zouden gaan slapen
zei mijn vrouw ineens: „Ik wou tante
Marie toch maar dat kastje laten zien.
Als ze er later van hoort zou ze terecht
boos kunnen zijn. Het Is ook niet harte
lijk haar niets te zeggen. Daarbij komt,
dat ze zich goed heeft gehouden. Ze is
niet in je kamer geweest en ze heeft je
bureau ook met rust gelaten. Vooruit, als
tegenprestatie haar een blik op jouw kast-
„Nou, vooruit dan maar", bromde ik.
„Maar als ze er iets van zegt, dan
„Ze zegt niets", suste mijn vrouw.
„Tante", zei ik joviaal, „ik moet u nog
iets laten zien. Een kastje, een echt, oud
antiek kastje".
„Een kastje?", vroeg tante Marie ver
baasd. „Hoe kom jij nou aan zo'n kastje?".
„Gekocht natuurlijk", antwoordde ik
kribbig.
„Als je je maar niets in je vingers
hebt laten stoppen", zuchtte ze. „Laatst
hadden de buren ook een kastje gekocht
voor een boel geld. 't Is oud, hadden ze
hun verteld. Nou, 't was helemaal niet
oud. 'tWas gewoon nieuw. Moeten ze net
mij laten zien. Als er één is, die iets
van antiek weet, ben ik het toch zeker.
Kom jij maar eens op met je kastje".
Ik voelde het bloed naar de wangen
stijgen, en ik dacht: Als ze nog één
woord zegt krijgt ze niets te zien. Ik begon
nog: „Ja, als u denkt, datmaar
kastje, dan kan tante Marie zien dat
zich heeft vergist".
Gehoorzaam verdween ik naar mijn ka
mer en sjouwde het zware kastje tot vlak
voor de voeten van tante Marie.
„Hier", zei ik kwaad „hier, en kijk
nou maar eens goed!".
En tante Marie keek goed. Ik zag haar
ogen groter worden en ik hoorde haar
bevend vragen: „Hoe kom jij aan zo'n
kastje, waar heb je dat gekocht, en wat
heb je er voor betaald?".
Nog voordat ik antwoord had gegeven
viel ze op haar knieën en begon ze het
kastje van alle kanten te bekijken en we
hoorden haar mompelen: „Hoe is het mo
gelijk, hoe is het mogelijk".
Ze begon de laatjes er uit te halen,
wild en onbeheerst, en ik stond op het punt
haar bij de arm te grijpen en te zeggen:
„Mens, blijf er toch met je handen af",
toen het ineens gebeurde.
Ik zag haar hand in het binnenste van
het kastje verdwijnen en direct daarop
hoorde ik een knerpend geluid alsof er in
het inwendige iets brak, en op hetzelfde
ogenblik waarop ik van woede met mijn
voet op de grond begon te stampen, rolden
er tientallen gouden muntstukken uit het
kastje.
Tante Marie gaf een gilletje.
„Gouden Reyers", zei ze bijna fluiste
rend „Gouden Reyers, man Je bent
een kapitalist".
Links en rechts graaide ze naar de gou
den munten, en ze begon ze verwoed te
tellen.
„Vijfenveertig", zei ze opgewonden,
„vijfenveertig, en van elke munt kun je
zeker honderd gulden maken".
„Honderd gulden?", vroegen mijn
vrouw en ik tegelijk.
TOEN we later het kopje koffie verder
•I. opdronken, zei tante Marie:
„Waarom heb je me dat kastje niet
eerder laten zien. nu moet ik weg!".
„Weg?", deed ik verbaasd.
„Naar huis, natuurlijk", antwoordde
tante Marie. „Dat was toch afgespro
ken?".
„Welnee", zei ik, „welnee. U blijft
voorlopig hier. Toen ik hoorde, dat u zou
komen logeren, zei ik onmiddellijk: Nou
hoop ik, dat tante Marie eens een paar
weekjes blijft, dat is voor ons ook gezel
lig".
„Heb je dat gezegd?", vroeg tante Ma
rie diep geroerd.
Mijn vrouw zei: „Ik ga nog wat koffie
maken", en verdween haastig naar de
15 jaar
Postzegelrubriek
door G. J. Poelen
ln een vorig artikel vertelde
ik al, bij afbeeldingen van re
gels van de V.N. dat er een wa
re stroom van herdenkingsze
gels over de wereld uitgegoten
wordt bij het memoreren van
het feit dat 15 jaar geleden op
10 december 1948, door de V.N
de rechten van de mens gepro
clameerd werden.
Nu is het saaie van deze omni
bus-emissies meestal dat alle ze
gels die bij zo'n gelegenheid ver
schijnen dezelfde voorstellingen en
emblemen dragen. Bij deze her
denking is dat veelal of de vlam,
waarmee de V.N. zelf het voor
beeld gaf, of de weegschaal, vaak
nog in combinatie met de aard
bol, om te suggereren: gerechtig-
Beste Ineke s;*<£'
Beste Ineke.... door Jos A.
Brusse. Uitgave J. H. Kok N.V.,
Kampen.
Een boekje d-at is opgedragen
aan alle Nederlanders dile in de
hongerwinter van 1944 hongerige
stadskinderen hebben opgenomen
en gevoed- Ineke is zo'n stads
meisje. Tot aan de bevrijding ge
niet zij gastvrijheid in een pleeg
gezin in Friesland. Jos A. Brusse
beschrijft op een soms was gefor
ceerde toon de gebeurtenissen die
Ineke in deze periode van haar
leven beroeren, zoals het verdriet
over de scheiding met haar ouders,
de vreugde van de bevrijding, de
eerste verliefdheid, de haait tegen
de bezetters en tegen een ieder die
verrader is. Een romannetje voor
lezeresjes van twaalf a dertien
l*r
heid voor de hele wereld. Daar
om verheugt het me dat een aan
tal landen een eigen vertolking
vond, waardoor er wat variatie
in deze collectie komt.
Om aan het eind te beginnen
met afb. 13, van Roeanda, daar-
weegschaal, Gods zon schijnt voor
allen, V.N.-embleem en vlam. Pri
mitief, maar wel modern grappig
Tunis: afb. 9: Een mensengezicht
ln de vorm van de aardbol, waar-
In wenkbrauwen en neus gevormd
worden door de weegschaal, ter
wijl het linkeroog bestaat uit het
V.N.-embleem en het rechter door
dat van de UNESCO.
Zinvol
Persoonlijk vind ik de serie
van 4 waarden, waarmee deze il
lustratie begint het meest ge-
ten van de mens, en daarvoor de
[ebroken karwats, van de slaven-
'rijvers van weleer.
Dan volgt een illustratie van de
„Four freedoms": afb. 2 Vrijheid
van godsdienst: een zwartje, ge
knield lezend in de bijbel.
Afb. 3: Bevrijd van gebrek:
zeer zinvol gesymboliseerd in de
kruik met water, de 5 broden in
de korf en de 2 vissen, (verwij
Eleanore Roosevelt aan het spin
newiel (als destijds Ghandi). Ook
/uid Korea koos dat motief.
een bijzonder mooie serie. Afb.
van Ghana heeft weer «en andere
lanpak. Mevrouw Roosevelt, met
rights" (verdediger van de men
senrechten). Die combinatie: eer
betoon aan wijlen mevrouw Roo
sevelt tegelijk met herdenking
van het 15-jarig charter, vindt
men ook op afb.
Dahomey deed het door de
negerstaatsman Toussaint Louver-
ture, generaal in Haiti, afstamme
ling van de vroegere koningen van
Dahomey (18e eeuw) af te beel
den, als spreker en voorvechter
voor de afschaffing der slavernij.
10 van India: Zanzibar, eilandegroep aan de
Oost Afrikaanse kust, kreeg op de
dag van de mensenrechten. 10-12
1963 zijn vrijheid en zelfstandig
heid (UHURU=Vrij heid).
Zanzibar Sultan Seyyid Jamshid bin Ab-
fcdiiAivai duUa -s het staatsh00fd Hij geeft
op een zegelreeks van 4 waarden
zijn politiek program. Op afb. 7
de open poort naar welvaart, en
de zon tegemoet. Op afb. 8: 5 ker
ken van verschillende godsdien
sten broederlijk naast elkaar:
vrijheid van geloof. (religieuse
verdraagzaamheid). Dit werd de
dag vóór de omwenteling geschre
ven. Thans is de republiek uitge
roepen.
We eindigen met een tweetal
jewijd aan de t.b.c. bestrijding:
Afb 11 een prachtig gestyleerd
zegeltje van Dominica: mannesil-
houet, witte longen en t.b.c. kruis.
Op afb. 12 van Roeanda een rea
listische illustratie: inlands arts
onderzoekt een kind op de arm
van moeder. Jammer dat U dit
afgebeelde 13-tal niet in kleur
ziet!
Proefballon verschijnt
elke veertien dagen t»
het gondagebtmd.
voor Iedere gamemep»
teerde Insendlmg I*
een pestwtssml.
etnur (s.v.p.J foto9»,
tekeningen, gedichten
verhalen, commentaren.
Ideeën of wat Je nog
meer hebt near de re»
daktie „Ruimte voor
one" van deze krant.
hoog hoef
je vaak
niet eens
te klimmen
om een goede
plaat te
schieten;
probeer het
eens en stuur
dan in
I LOPEND GEDICHT
Iln een van onze Proefballons schreef
Tom van Deel dit:
toen ik liep langs de rivier
langs de gele riverrivier
Itoen kwam ik Tilia tegen
langs de gele riverrivier
ik heb haar toen genomen
langs de gele riverrivier
genomen bij haar kleine hand
langs de gele riverrivier
toen zijn we samen gaan lopen
langs de gele riverrivier
en we hebben al jaren gelopen
tot ons allergrootste plezier
Nü schrijft C. Sigaar
Tom en Tilia van dealdeeldeel
plukten beiden een roosje geel
hij. nam z'n Tilia bij de hand
en staat nu in de krantcourant
ze zullen wel moe zijn van
't jaren lopen
en mogen wel ras een
bankje kopen
ik wens het paar a happy
nieuw jaar
en stoom nog maar een gedichtje
klaar
Haa de Groot schreef en
tekende naar
aanleiding van
„De Beer"
hij it niet meer
hi; it gevlogen
de vogels achter-
ik zie ze vliegen
vleugel ophalend
vliegen /"V,
wel nu nog mooi
ST '//Jk
er denken
Babylonische vo- 1
gelverwarring: J/
Ü'v)
een wolk stoom (n§j\
boven een hek-
senketel \J
J
een enkeling
\J L
daalt neer op
een opslag-
tank:
reusachtig olie-ei,
of stapt onwen
nig
als door een hand op het gladgestreken
zand, vliegt op by het naderen van
een maliepaard of mallejan of hoe
hij ook mag graven.
Een nieuwe kolonie
zoekt ijverig naar voedsel;
kraanvogels met spieren
als kabels en stalen gezichten
MM
ERUIT GELICHT
Op veler ver
zoek geven wij
hier tien door ons
serieus(!) opge
stelde regels
waaraan een ge
dicht moet vol
doen:
1. geen type
fouten;
2. onderwerpen
als „Zons
ondergang",
„De Zee" e.d
hebben voor
rang;
3. aan rijmsche
ma's en scan
deringen dient
streng de
hand gehou
den te wor
den. We leven
op als een ge
dicht rijmt!
4. we zijn gek
op „sonnet-
tenkransjes".
5. geen vrije
psalmverta
lingen;
6. moet gezon
gen kunnen
worden;
7. niet teveel
bloot;
8. positieve in
stelling moet
eruit gelicht
kunnen wor-
den;
9. vergeet de
moraal niet;
10. je moet het
kunnen.
J. tn 't V. (West
maas): Zie punt
10 van het voor
gaande.
J. N. (Drieber-
gen): „Al het le
lijke kunnen we
wegdenken, het
mooie bewaren."
C I re. C U s