Van 9 tot 5, maar:
NOU'S KIJKEN, HIEROM GELOOF IK
Ruimte
voor ons....
ER IS MEER..
Waarom
werk je
ZATERDAG 21 SEPTEMBER 196J
DWARSFLUITEREN
De Sclicveningse haringen liggen
bij tonnen op de visafslag. Zij
spelen komkomkomnicrtje.
Een van onze nieuwe ministers
wil niet langer subsidie verstrek
ken voor het gebruik van school-
melk, dit vanwege de hoge uit
gaven op andere gebieden. Mogen
wij vragen of dit soms een poging
de woningnood enigszins het hoofd
te kunnen bieden op basis van
„zonder melk minder man(s)?"
Het Tweede-Kamerlid Westerterp
heeft de regering schriftelijk ge
vraagd of reclame voor rookmid-
delen niet verboden kan worden.
Nog even en het roken zelf zal
ook verboden worden. En dan is
de heer Westerterp waar hij net
niet zijn wilde, want wat zal er
dan worden gerookt in Nederland
Of smaken verboden sigaretten
soms niet het fijnst?
Wij beleven zonnige dagen in ons
landje. Dat iedereen daarvan
schijnt te profiteren, hoorden we
„Nou,
hè?
jan treft het wel in Joego-
M De Nederlands-Duitse kamer van
koophandel heeft het initiatief
de gemeente in september 1961
een Duitse week in Rotterdam te
houden. Jammer, dat men hiermee
niet tot mei 1965 wacht: 21 is
ten slotte geen getal voor een
herdenking.
Wij, jongeren, hunnen de
tvercld doen bewegen,
maar
Je doet het, omdat het ogen
schijnlijk zo ontzettend vanzelf
sprekend is. Maar waarom je
het nu precies doet (werken,
bedoelen we nog steeds) kan
een gekke vraag zijn als die zo
ineens op je afkomt. De reac
ties op dat waarom zijn dan ook
heel verschillend. Als je even
benieuwd bent als wij waren,
hoef je slechts het volgende te
lezen om hetzelfde te horen als
wij konden noteren. Over 't al
gemeen hebben we met jonge
re mensen gesproken (allicht!),
maar er is ook een enkele oude
re tussen de regels verzeild ge
raakt.
Kees van Zoeten (19 jaar). „Wat
ik van werken vind? Nou mijn
heer, dat zal ik u eens even ver
tellen. Ik ben 19 en zit nou twee
en een half jaar als timmermans-
leerling bij X (hier had iets an
ders moeten staan, maar we ma
ken geen reclame in de ether
red.). Ik moest gaan werken na
de L.T.S. Geld, ziet u! We zijn
thuis met z'n zevenen. Ik ben de
vierde van het gezin. Het werk
zelf meneer: nou, dat vind ik niet
zo erg. We hebben muziek ziet
u en koffie- en theepauze, extra
premies enzo. Zakgeld meneer:
kijk eens, ik krijg tien gulden per
week van mijn ouders en daar
kan ik alles van doen. ook mijn
bromfiets en mijn meisje".
Leny Bennebroek (20 jaar) kan
toor. „Lijkt een eenvoudige vraag.
Maar als je er over nadenkt
roept het toch een heel arsenaal
van gedachten en meningen in je
op. Het eerst wat je te binnen
schiet is het dóódsimpele ant
woord: om geld te verdienen.
Geld voor kleding, voedseL Geld
om jezelf op een prettige manier
te onderhouden; liefst op de meest
prettige manier, dus liefst zo veel
mogelijk geld. Eigenlijk erg nuch
ter en oerzakelijk. Er is meer,
geloof ik. Werk je ook niet, om
dat ze je nodig hebben, omdat ze
je goed kunnen gebruiken. Als je
zigheid wordt niet verlangd. Als
je werkt ben je iemand. Zonder
jou zou de boel in de soep kun
nen lopen. Het is heerlijk met een
berg werk voor je te zitten, een
flinke knauw geven, desnoods een
paar flinke knauwen; na een paar
uur kun je jezelf dan even (onge
merkt. want het is immers niks
bijzonders) op de borst slaan en
voldaan denken: dat heb ik ge
daan. dat is klaar en het is goed.
Maar zoiets merk je niet op als
je gewerkt hebt zonder er plezier
in te hebben. Kantoorwerk wordt
vaak afgekamd, maar het is lol
lig om als je verschrikkelijk slor
dig bent ineens te constateren:
kijk, wat heb ik dat nou toch net-
die lijntjes recht. Kun je je de
verrukking voorstellen, die je on
dergaat wanneer je na een idioot
gecijfer en gereken ineens tot de
ontdekking komt: het klopt? Dan
merk je geen ogenblik dat je ge
werkt hebt, dan heb je dezelfde
voldoening als wanneer je een
kruiswoordpuzzel eindelijk opge
lost hebt gekregen. Waarom zou
je op zo'n manier niet werken?
Het is noodzaak, maar als je goed
uit je ogen kijkt en een baan kunt
vinden die je ligt. wordt het nog
een plezierige noodzaak ook".
Otto Seele (21 jaar) kellner. „U
bent zo aan de beurt", zegt hij in
het voorbijgaan. „Binnen een paar
minuten bent u geholpen". Tien
minuten later slaat hij voor mijn
tafeltje een blaadje van zijn blok-
note om, neemt de afwachtende
houding aan en vraagt: „En u?".
Mijn vraag verbaast hem.
„Waarom werkt u?"
..Voor grapjes heb ik geen
tijd".
Nee, Otto Seele, 21 jaar, leer-
ling-kellner, heeft geen tijd. Tien
uur van de dag beweegt hij zich
gehaast door het café, dat zijn
arbeidsterrein is. Even later ant
woordt hij toch: „Ik weet het
niet. Ik heb er nog nooit over na
gedacht. Geen tijd (dan wrijft
hij met een gewoontegebaar zijn
haar glad en zegt) nou ja, om
vooruit te komen misschien.
Iedereen doet dat tenslotte. Je
moet elkaar voorbijkomen, wie
het hardst werkt komt het verst.
Ik ben nu leerling. Binnenkort
kellner. En later? Misschien een
eigen zaak. Afwachten maar. En
werken
De ontboezeming van een (nOg-
al) oudere man, een ouvreur in
een bioscoop, de heer M.B. (wat
doet m'n naam er nu toe): „Wat
je werk is? Elke dag drie maal
een half uur lopen. Heen en weer.
Soms vier voorstellingen. In je
hand een zaklantaarn. Twee we
ken doe je met een batterij. Volgt
u maar, mevrouw. Mag ik uw
kaartje even? Een blauw jasje
met koper heb je aan. Linker
pad. rechts van de zaal. Films
kijk je niet meer aan. Druk en
al die herrie. Terug naar de
stomme film. 't Is toch niet
stom? Dan naar de mensen kij
ken in de hal. Leeg. je kunt naar
huis. Apenpakje uit en naar je
ziekelijke vrouw, babbelaars en
eau de cologne. De kat, die niet
meer buiten wil.
Waarom ik werk op mijn leef
tijd?
„Je benen moeten benen blij
ven. Geen stokken. Beweging is
gezond. Thuis ga je er onderdoor.
Financieel wat ruimer. Een koek
je bij de thee. roomboter. Een
tweede kopje koffie, geen shag,
maar sigaretten".
Pim Hoogendoom (24 jaar) re
clamevak: „Waarom je eigenlijk
werkt is een mooi probleem om
tot je 65e onder het werk door
over na te denken. Het is daarom
zo mooi, omdat er niet i la mi
nute een oplossing voor gevonden
kan worden, want, hoe het ook
zij, werken moet je toch. Hier
ligt het begin en het einde van
het probleem. Het is als met le
ven: het komt nicht im Fr age of
je het wel of niet leuk vindt je
moet er aan geloven. In inter
views met lieden, die, zoals dat
heet, een welbesteed leven ach
ter zich hebben, kan men soms
enthousiaste geluiden horen in de
trant van: „altijd met plezier ge
werkt" en zo. Geloof hen niet. Ze
hebben er het beste van gemaakt
wat er van te maken viel, mis
schien, maar als hun ouders
niet gewerkt hadden en hun
grootouders niet enz. hadden ze
zelf ook levenslang in de zon ge
legen. Nu doen ze dat alleen
maar als ze vrij zijn, sinds kort
ook op zaterdag. De natuurlijke
drang naar een zo kort moge
lijke werkweek, wijst er trou
wens op. dat werken een tegen
natuurlijke bezigheid is. Wie dit
ontkent, bedriegt zichzelf. Maar
daar staat tegenover, dat hij mis
schien een van degenen is. die
nooit hun brood met tranen
aten".
Cootje van Lent (20 jaar) werk
zaam in een bedrijf: „Nou ik
vind werken hardstikke leuk. Ik
doe het voor m'n plezier en spaar
mee voor de scooter van m'n
verloofde. Die zit in dienst. Die
scooter niet, maar m'n verloofde,
ha ha. Die scooter hebben we
nog niet, daar sparen we voor.
Wat voor werk ik doe? Ik sor
teer. Ik sorteer alles. Met
kaartsystemen ook nog, heel ge
zellig, alles op alfabet. Ik doe het
nu al twee jaar en het bevalt me
best. De scooter hebben we al
Waarvoor ik werk? Wat een
idiote vraag. Dat weet ik niet
hoor. Trouwens, ik ga trouwen.
Ha ha." (maar nu met een glim
lach).
Nog een „oudere". althans
iemand van 41 jaar, R. J. Groe
nendijk geheten; „Laat ik voor
op stellen, dat ik uit bittere nood
zaak werk. Ik moet te eten heb
ben. Mijn vrouw en mijn kinde
ren en ik. Al heel jong heb ik dit
ingezien, zodat mij geen illusies
zijn ontnomen toen ik het zgn.
volle leven intrad. Ik voel mij
geen mede-arbeider aan het wel
zijn dezer wereld, ik voel mij
van mijn kinderen. Dat is het be
langrijkste. Ik heb een goed hu
welijk en ik weet dat ik het dank
aan mijn instelling. Noem mij
één wérkelijke huisvader, die
lééft voor zijn arbeid. Ik be
schouw mijn werkzaamheden als
onvermijdelijk middel tot geluk,
zeker in deze maatschappij. Maar
met plezier doe ik het allerminst.
Ik doe zo weinig onverschillig
mogelijk mijn best, ik weet dat
het beter kan, maar ik kan het
niet beter".
Ten slotte Peter de Jong (22
jaar) technisch tekenaar: „Om
iets te bereiken, daarom werk ik.
Niet om in de kortst mogelijke
tijd zoveel mogelijk geld te ver
dienen, al is wat je aan het eind
van de maand krijgt natuurlijk
wel belangrijk. Wat ik eigenlijk
bedoel met dat bereiken is je een
zeker zelfrespect te verwerven.
Als je nu denkt dat ik er op uit
ben om (later) te horen: kijk die
vent 's, die is wat geworden, zit
je er naast, 't Gaat mij om een
vorm van bevrediging in en met
wat je doet. waarbij je probeert
steeds een stapje hoger te ko
men. Op de maatschappelijke
ladder? Nee, op je eigen ladder;
je energie, voor mijn part je ca-
Saciteiten gebruiken, al vind ik
at een vervelend woord. Maar
je begrijpt wel wat ik bedoel"
De armzalige
Tenslotte is er nog één mens.
De meest armzalige mens van
allen. Deze mens heet kunste
naar. Zijn werk is een dienen,
want hij is de onderdaan van de
kunst. Hij weet het en wil die
onderdaan zijn. Zelfs wil hij met
mee delen in de loonronden van
onze welvaartsstaat. Hij is de
éénling. Hij is origineel. Hij is
de herschepper, de herontdekker
en leeft in voortdurende verwon
dering voor zijn werk. Wij, jon
geren. de mensen van morgen,
kunnen de wereld doen bewegen.
Daar is veel voor nodig. Daar is
alles voor nodig. Wij moeten ha
ten de materie-mens in ons. Wij
moeten haten de heerser in ons.
Wij moeten dienen. Dienen is zo
moeilijk. Materie dienen is niet
zo moeilijk. Stelletje materialis
ten. Wij moeten de „kunstenaar"
van ons werk zijn. De herontdek
ker. De herschepper. De ver
nieuwer. De levenskunstenaar. In
ons gewone alledaagse dagelijkse
Werk. Dat is de vlam van je aansteker. De draai
schijf van je telefoontoestel. De gestalte van je ge
dachten. Werk. Dat is het branden van de straatver
lichting. Het ploegen door de ruimte. Het schrijven
van je ballpoint. Werk. Dat is het kopen van een
bioscoopkaartje. Het zweet van je lichaam. Sigaret
ten halen uit de automaat. Werk. Dat is de liefde tot
de ander. Het gieren van straalmotoren. Het tikken
van de klok. Werk dat is alles wat met werken ver
band houdt en alles wat daaruit voortvloeit. Het is
leven.
In ons huidige maatschappelij
ke bestel is het vaak moeilijk om
ons werk te zien als iets per
soonlijks. Iets eigens. Als iets dat
bij ons leven hoort. We scheiden
werken en vrije tijd maar al te
gemakkelijk en ook maar al te
graag. Soms zijn het twee levens
met totaal verschillende gedrags
regels. De eerste mens had het,
niet ondanks zijn primitief be
staan, maar juist vanwege zijn
primitief bestaan, heel wat ge
makkelijker wat dat „leven is
werken" aangaat. Hij maakte
zich kleding, verwierf zich voed
sel, bouwde zich een huis en al
het werk stempelde de persoon
en zijn omgeving. Tegenwoordig
schijnt dat een onmogelijkheid te
zijn. De bakker geeft de melk
boer brood, terwijl de melkboer
de bakker weer melk bezorgt.
Toch, naast dat werken voor el
kaar en leven met elkaar, zal ons
werk een persoonlijk karakter
moeten dragen. De jonge mens
heeft vrijheid van beroepskeuze
en daardoor de mogelijkheid om
zijn capaciteiten te leren kennen.
Dat betekent vechten. Niet met
het oogmerk om geld te verdie
nen of in aanzien te stijgen voor
de buitenwereld. Nee. In de eer
ste plaats met de bedoeling om
te weten wie hij is en wat hij
kan. Dat betekent dat hij moet
worstelen met zichzelf. Hij meet
de kracht van zijn intelligentie.
Het gewicht van zijn persoonlijk
heid. De sterkte van zijn door
zettingsvermogen. De grootte van
zijn verantwoordelijkheidsge
voel. Hij voert een persoonlijke
strijd binnen en tot op de gren
zen van „zijn kunnen". Daar is
moed voor nodig. Persoonlijke
moed. Vanzelfsprekend zal deze
moed zijn werk ten goede ko
men en resulteren in een of an
dere vorm van materie. Natuur
lijk mag zijn werk materie zijn.
Maar alleen dan, wanneer zijn
werk een dienen is in een voort
durende verwondering. Immers,
Geolied
Er zijn
werk is materie Want, zeggen
die mensen, er is niets nieuws
onder de zon. Het pionierswerk is
gedaan. De dagelijkse arbeid is
teruggebracht tot de achturige
weikdag. De mens is mens-ma
chine met als taak de wereld vol
te stouwen met consumptie-goe
deren. De producerende samen
leving van vroeger is een consu
merende „van nu" geworden. Ge
zapig tsjoeken in het geoliede
maatschappelijke treintje op de
effen rail naar een gouden toe-
En, zeggen die mensen, be
dankt voorouders. Bedankt
ouders. Er rest ons verder alleen
nog te vechten voor nog kortere
werkdagen en betere televisiepro
gramma's, We hébben de strijd
om te leven gewonnen, het is nu
slechts zaak niet dood te gaan
van verveling.
Dirt is de massa-mens. En zijn
werk is massa. Het werk kent
hen niet en zij hebben geen in
teresse. Later vinden zij hun ar
beid terug in hun consumptiegoe
deren. Zij lijden aan vervlakking
en nivellering. Gemakkelijk en
lui zijn ze, omdat de natuurlijke
vijanden zoals angst en zorg e.d.
van hen zijn weggenomen. En op
de vraag waarom zij werken we
ten zij geen antwoord.
Want, zeggen ze, waarom wer
ken wij? Wij. De gelukkigen van
half negen en vooral na vijven.
Wij. De zwoegers van het laatste
uur. Wij. Die lachen bij het: „en
de boer ploegde voort". Wij. Met
onze afgepaste werktijden. Met
ons steriele sociale klimaat, de
vijfdaagse werkweek, de verplich
te verzekering en aanvullende
verzekeringen tegen ziekte, dood
en andere onoverkomelijkheden.
Wij. Met onze arbeidsvitaminen,
brood en spelen. Wij. Met onze
tantièmes aan het eind van het
jaar en de loonsverhogingen met
terugwerkende kracht. Wij. Die
zo mm mogelijk werken voor zo
veel mogelijk geld en liefst met
een minimum aan verantwoorde
lijkheid. Waarom werken wij? En
als we de toto winnen nemen
we ontslag. Dat is hun antwoord.
De gelukkigen
Er zijn ook mensen die niet
zeggen, dat werk materie is.
Nee, zeggen ze, het heersen over
de materie is ons werk. Dat zijn
de fantasten, de uitvinders en ont
dekkers. Deze mensen beheersen
de materie en de machines die ze
gemaakt hebben. En ze weten
dat. Ook vaak beheersen zij het
geld. Of het geld hen. Het komt
er niet op aan. Toch wordt er
door hen onvermoeibaar gewerkt
met al hun intelligentie, leiders
capaciteiten en verantwoordelijk
heidsgevoel. Zij zij in het bezit
van een groot incassenings- en
doorzettingsvermogen. De geluk
kigen. Bij hen is de moed om
te winnen of te verliezen. Daarin
onderscheiden zij zich ook van de
massa-mens. Zij bouwen betonnen
steden en doen de aarde dreu
nen met him explosieven. Zij
scheppen licht- en krachtcentra
les. Doen burggen boven afgron
den en water zweven. Ook zijn het
de mensen die altijd „op weg"
zijn. Zij omkapselen zich -met ma
terie en zoeken zich op instru
menten een weg door de ruimte.
Zij zwerven in peilloze leegten
tussen sterrennevels, zon en
maan. Zij doorzoeken de diepten
van de zee. Zij maken de toe
komst. Zeggen ze. Zij doen de
wereld bewegen. Zeggen ze. Maar
er is geen plaats voor verwonde
ring. Daarom zijn ze de heer
sers over de materie.
IIIIIIIllIillllPllllllllllllDIIIIUIII
De staart van de zomer mag dan ons hoofd, hart en wat je nog meer wilt ver
warmen, wie daardoor in een eventuele vakantiestemming denkt te moeten ko
men, heeft het mis. Er zijn andere dingen. Er is typisch september werk
aan de winkel. Het lied van de arbeid moet gezongen worden. Zijn jullie slecht
bij stem? Zelfs ontstemd? Wij niet. Een nieuw najaar een nieuw geluid en we zijn
nog lang niet uitgezongen. We beginnen pas. Bij deze. Een pagina vol arbeid,
overstromend van werklust. Aan onszelf én aan jou leggen we daarom een vraag
voor. Werken, waarom doe je het eigenlijk? Rolf Hoekstra heeft er (héél) lang
over gedacht en toen zo het een en ander op papier gezet. Nogal positief, dit stuk,
ook wat aan de theoretische kant. Wat de praktijk oplevert als je die vraag hier en
daar eens stelt kom je ook op deze ruimte tegen. De begeleidende illustraties zijn
van Robert Collette.