'T IS MOOI GEWEEST CEES VAN DOP 'Ruimte voor ons.... HET is onderdehand traditie geworden, dat wij minstens één keer per jaar een fotopagina brengen. Van deze gewoonte hebben wij ook nu niet willen afwijken, temeer daar deze pagina ons bij uitstek de gelegenheid bood wat meer dan gewone aandacht te vragen voor twee ruimte-redaktieleden.Ex leden intussen, want CeesvanDop en Hans Kreuzen, die niet alleen de platen van Robert Collette een poëtische begeleiding gaven, maar om wie het op deze pagina voornamelijk gaat, hebben (helaas!) de ruimtepen er bij neergelegd. Daar zij van het eerste prille ruimte-begin af een wel bijzonder aktief aandeel hebben geleverd in de wekelijkse totstandkoming van de pagina en later Proefballon, begrijp je dat het afscheidnemen ons niet slechts zwaar viel, maar dat het ook zéér weemoedig was Waarom? Dat vertelt Leo KIeyn in zijn geschreven portretten, die ons na in plaats van een plaat HANS KREUZEN schijn en werkelijkheid Proefterrein terra J ZATERDAG 27 JULI 1963 voorlezing even helemaal stil hebben gemaakt. Een weinig voorkomend iets op onze vergaderingen. Afdaling Ik daalde de vele treden af naar de oorsprong van je voeten de afdrukken in het leisteen onder de schemering en volgde de richting van je bewegingen tot voor de rand van de zee Je laatste voetstap stond op de grens van leven en dood Verder kon ik niet volgen het Land trok mij terug. Cees Dop Herinnering Het eerste oogtastend strelen woe langzaam verkennen vanuit twee onbezette gebieden soms stilstaan op manshoogte daarna vluchtig ademen achter het rondbewegen van woorden pelgrims in de stilte (aan het struikelen van een stem herkent men soms het einde van de eenzaamheid.) Toen onwillekeurig nam ik uit de handen van je hart het meisjesboek met de witte letters en schreef voorin een melodie van twijfel. Cees van Dop OP HEEL WAT PAGINA'S met het vertrouwde zwarte blok in de linkerbovenhoek heeft zijn naam gestaanCees van Dop. Als goed Ruimte-redakteur heeft hij geschreven over alles waarover maar te schrijven viel. Het lijkt tamelijk overbodig dat wij, nu zijn naam van deze pagina verdwijnen gaat, de lezers een portret van hem aanbieden: uit al zijn artikelen, interviews, verhalen, kritieken en gedichten is hij immers al duidelijk genoeg naar voren getreden. Wanneer wij het toch doen, is het omdat er behalve de schrijvende Cees van Dop nog een ander was: de aanwezige. De tegenstelling lijkt irrelevant. Was hij dan in wat hij schreef niet aanwezig? Natuurlijk, maar toch is er het gevoel, dat de zwarte letters enigszins de kleur verloren die hij er met zijn stem aan tctst te geven. Het zou over dreven zijn in Cees van Dop een voordrachtskunstenaar te gaan bejubelen. Maar men moet hem, al was het maar één keer, zijn proza, waaronder vooral ook zijn dwars- fluiters, hebben horen voorlezen om volledig te begrijpen wat wij bedoelen. Jammer genoeg zijn onze pogingen om bij deze afscheidspagina een grammofoonplaat te voegen op niets uitgelopen. Trouwensx dan nog zou het beeld onvolledig zijn. Ook als hij niet voorlas of sprak, was hij aanwezig. Meestal aan een hoek van de redaktie- tafel gezeten, overzag en beheerste hij de situatie. Die plaats aan de tafel was karakteriserend: hij was een hoeksteen, moeilijk weg te denken. Om misverstand te voorkomen moet hieraan worden toegevoegd, dat hij verder weinig steenachtigs had. Het woord .fiteen" roept iets op van on verzettelijkheid, massa, traagheid. Cees van Dop daarentegen was en is Rotterdammer. Het lijkt weer nergens op te slaan, toch verklaart het veel. De echte Rotterdammer is dynamisch hij bouwt een metro of richt mede een Ruimte op en houdt die in leven. Verder is hij een koopman en zelfs bij een dichter ver loochent zich dat niet. Cees van Dop wist wat hij schreef ook te verkopen dat maakte zijn voordracht, die wij hierboven niet nader omschrijven konden, zo boeiend. En een Rotterdammer heeft, alle Amsterdamse tram conducteurs ten spijt, gevoel voor humor. Cees van Dop was er om het te bewijzen. Zijn humor was minder alles- doordrenkend misschien dan onverwachts opflitsend, minder een brand dan een vuurwerk. Wellicht dat het daardoor kwam, dat het in wat hij schreef minder tot uiting kwam dan in wat hij zei, op de redaktiev er gade- ringen. Aan die vergaderingen gaf hij een eigen kleur, een kleur overigens die ook in zijn artikelen, ondanks het ontbreken van zijn stem. nooit afwezig was. Anders dan in zijn gedichten was hij in zijn journalistiek werk meestal niet experimenteel. Daardoor kon bij eerste lezing gemakkelijk de indruk gewekt worden, dat zijn werk eigenlijk maar gewoontjes was. Maar bij herlezing en dat zijn artikelen de moeite van het herlezen waard waren, zegt al genoeg bleek steeds hoe trefzeker hij een bepaalde sfeer had weten op te roepen. Dat vermogen tot het oproepen van een sfeer bleek ook duidelijk uit zijn spécialité de la maison", die hij als iedere Ruimte- redakteur natuurlijk had: zijn bijschriften op de foto pagina's. Misschien ging het hem daarom zo goed af, omdat ook in het proza steeds de dichter Cees van Dop aan het woord was, de dichter die voortdurend zocht naar het beeld, het ivoord dat zo adequaat mogelijk weergaf wat hij bedoelde. Zijn tijd bij Ruimte heeft hij in dienst gesteld van het woord. Hij heeft het gesproken en geschreven. Er is naar geluisterd en het is gelezen. Wanneer wij zeggen, dat wij het elders nog vaak hopen tegen te komen, blijkt daaruit voldoende hoezeer wij niet alleen dat woord, maar ook degene die erachter stond, gewaardeerd hebben. Hans Kreuzen, met de ruige baard, die verdween en het golvende, achterover gekamde haar, dat bleef, had iets aartsvaderlijks. In de Ruimte-branding was hij een rots van zekerheid, iemand aan wie. het laatste woord van nature toekwam. Vaak hebben wij ons afgevraagd waaraan het liggen kon: kwam het doordat hij de oudste was, officieel Nederlands studeerde, als enige uit Am sterdam kwam of bij regenachtig weer een paraplu bij zich had? Wij weten het niet. In onze Ruimte-loop baan is er meer geweest dat wij niet wisten, maar dan was Hans er altijd die het wel wist. Hij had iets zelf verzekerds over zich, dat soms op zelfingenomenheid leek. Leek, want de werkelijkheid was anders. Hans Kreuzen liet zich na drie Ruimte-vergaderingen niet kennen. In zijn poëzie-kritieken, waarmee hij in de vorige jaargang de onvergetelijke rubriek Duelloog samen met Cees van Dop haar bestaansrecht gaf, heeft hij meerma len met de term andere werkelijkheid" geschermd. Het is juist dit begrip dat ons met betrekking tot hemzelf in gedachten komt. De werkelijkheid waarin Hans Kreuzen zich bewoog en waarin wij hem zagen, was slechts een schijnwerkelijkheid. De andere, voor hem werkelijke wer kelijkheid, kent geen zelfverzekerde, naar het ingenomene neigende Hans Kreuzen, maar iemand die maar wat tussen de dingen staat en zich beweegt, voorzichtig, om zich nergens aan te stoten, Dit laatste is, afgezien van de in ons zinsverband noodzakelijk andere woordschikking, een letterlijk citaat uit een van zijn eigen gedichten, een vers dan in dit opzicht onthullend is en waaraan hij als motto de regels van de door hem be wonderde Leo Vroman meegaf: ,Jk geloof het nou wel:/ik kan dichten". Hans Kreuzen daarentegen zegt daar in: ,Jk weet het wel:/ik kan niet dich ten". Deze woorden waren geen uit daging, bedoeld om de lezer bemoedi gend te doen uitroepen: „Kom Hans, je weet wel beter", maar gewoon een poging die andere werkelijkheid op te roepen, waarin Hans Kreuzen die in de schijnbare werkelijkheid gedichten beoordeelde op en manier die deed vermoeden dat de poëzie voor hem geen geheimen had, bekent dat hij niet dichten kan. Of Hans Kreuzen nu wel of niet dichten kan, laten wij in het midden waar het om gaat is dat wij bij een portret van hem eigenlijk het negatief moeten bekijken: het zwart wordt wit en andersom. Zijn rust temidden van de woedenden golven was in wezen een onrust die hij soms in zijn ge dichten uitsprak. Hans Kreuzen was overigens niet als dichter aan Ruim te verbonden, maar als gewoon redakteur, dat wil zeggen dat hij ook artikelen, kritieken, en dwarsfluiters schreef. En ook daarin toonde hij zich vaak verontrust; het was een verontrusting van een andere orde die misschien beter verontwaardiging genoemd kan worden. Er was genoeg dat zijn verontwaardiging wekte: het rassenpro bleem, de hardvochtigheid van hospita's, een ten onrechte uitgegeven boek, een gedicht dat die naam niet verdiende, de toestand in de wereld. Met nauwelijks in toom gehou den drift luchtte hij in Ruimte zijn hart; zijn verontwaar diging sublimeerde hij tot bijzondere lezenswaardige ar tikelen en spitse dwarsfluiters of tot gedichten die hij aan mr. G. B. J. Hiltermann opdroeg. Wanneer drift niet de drijfveer was, kon zijn proza lichtvoetig en zelfs hu moristisch zijn. Toch zal hij bij ons de indruk achter laten van iemand die voortdurend protest aantekent tegen alles wat met zijn werkelijkheid niet in overeen stemming was. Misschien is ook de werkelijkheid dat Hans Kreuzen weggaat bij Ruimte niet meer dan een schijnwerkelijkheid en blijft hij deel uitmaken van de Ruimte-redaktie. Nee, hij zal de vergaderingen niet meer bijwonen en de lezers zullen vergeefs naar zijn naam op de komende pagina's zoeken. Maar wel zullen zij het protest blijven horen en in de linkerbovenhoek het zwarte blok blijven vinden als een symbool van het stempel dat onder anderen Hans Kreuzen er onuitwisbaar op heeft gedrukt. Nu heeft de tijd geen handen meer bomen groeien als machines alle ogen slaan dood terug maar de dichter hij als jona hoort geluiden van vogels en kruipend gedierte schrijft tekens voor komende vrienden spelt een nieuwe taal tevergeefs verheft hij zijn stem tegen a-bommen en ingeblikt fruit tegen het toestel kalender. maar zijn handen betasten I het oppervlak van bomen en I gezichten. In een holte van de grijze hemel lag tointerstil mijn kleine stad Het blauwe middenplein stond rond jouw glazen huis. Door een snelle windvlaag zijn de wanden versplinterd Tussen de glasscherven staat een gedekte tafel De regen heeft het brood doorweekt. Ceee tu Dop En de dood zal niet meer zijn En de dood zal niet meer zijn. Naakt zullen de doden vereend zijn Met de windman en de westelijke maan; Als hun botten ontvleesd en hun knekels as zijn Dan zullen sterren aan hun zijde staan; En de verdwaasden zullen wijs zijn, En de verzonkenen zullen herrijzen; Geliefden gaan verloren doch de liefde blijft; En de dood zal niet meer zijn. En de dood zal niet meer zijn. Onder de rusteloze zee zullen De rustenden niet vergeefs gestorven zijn; Gemarteld op de pijnbank tot hun spieren scheuren Gesnoerd op het rad zullen zij niet vergaan; Hun tastbaar geloof zal verdampen De onheilen van de eenhoorn zullen hen omringen; Zij zullen kapot gaan en niet breken: En de dood zal niet meer zijn. En de dood zal niet meer zijn. Geen meeuwen zullen krijsen aan hun oren Noch golven breken op de kust;| Waar eens bloemen bloeiden zullen bloemen Zich niet langer oprichten naar de regen; Dood als een nagel en gek als een doodkist De hoofden der heiligen wringen zich door de zoden Richt de zon af tot de zon het aflegt, En de dood zal niet meer zijn. Hoogconjunctuur Nu ik een vrouw heb en sugar-added-grape-fruit-juice nu angst ligt verscholen tussen de schutbladen van een rode bloem genaamd bb-folder en ook wel woningbouwvereniging of kunstkring nu wij leren ademen op het ritme van coleman en rollins (snel zonder nadenken liefdevol lieve blote meisjes geef mij veel cigaretten bier en muziek) zullen wij zacht en teder zijn dienstweigeraars ons geluk zal een bed zijn en wij zullen laat opstaan want de morgen is koud in januari op de jongste dag worden wij snel en pijnloos opgenomen b\j de heiligen. hans kreuzen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1963 | | pagina 14