r Hr f- otoV^ IOC"-" Wat NJOEK het apenjong beleefde Peter wil plumpudding ZONDAGSBLAD ZATERDAG 27 JULI 1963 UW FOTO'S WINNEN ER DOOR AAN KARAKTER e&enlicljt o is mjjier licht Het is nog niet •net ..het zonnetje in de rug Iw.z. met het licht achter fotograaf in de richting van het object. En er zijn nog heel wat ouderen, die niet beter weten. Bii de kleurenfotografie gaat dit in veel gevallen ook nog wel op. omdat deze niet steunt op licht- maar op kleurcontrasten. Doch voor de xwart-wit-fotografie zijn we allang gebruik gaan maken van zij- of tegenlicht Onze foto's winnen er door aan zeggingskracht, aan karakter. Aan strand en plas is het tegenlicht beslist favoriet, wanneer men sfeervolle prenten wil ma ken. En mochten bijvoorbeeld mensen in tegenlicht op de foto te donker dreigen te worden <ze staan immers met hun schaduwzijde naar de camera», dan is er de flitslamp die voor de nodige op heldering zorgt oude lantaarnpaal, een smeed ijzeren hek. een oud bruggetje over een gracht e.d.). zonsonder gangen. landschappen, henge laars. jagers ruitergroepen enz. Ook voor portretten leent het te genlicht zich uitstekend, vooral voor portretten van vrouwen, die dan een prachtige diadeem van licht rondom het hoofd krijgen. Een invulflits zal hierbij ech ter noodzakelijk zijn. De invul flits dankt zijn naam aan het feit. zonnige toe- Do ch ook zonder flitslamp kan gemoet gaat men prachtige tegenlichtopnamen komst De effecten die i maken, vooral als het om land- tegenlicht bereikt, zyn op geen e de f i onmiddellijk. Ü7 J i - - v r: - Hoe maken we goede tegen- foto bij dit artikeltje eens. Wan- lichtopnamen? Dat is vrij sim- Eüü «n de andere pel. We hebben een zachtwer- kant had gestaan, dus met zijn kende film nodig: dat is meest- rug naar de zon, dan was het een al een wat hoger gevoelige, van geworden, bv. 21 Din. We voorzien de lens ln de licht- rond de zon door boombladeren spelen. Het is een foto geworden, die vertelt van zon en Jeugd. Omdat het twee tal tegen de zon in loopt, zit er tevens «en zekere symbo liek in van jeugd die de toekomst te- fniiiiiiimiiiitiiitiitHiiiiiiiiiiii Fabelen en vertelsels Fabelen en Vertelsels, door C. F. Gellert, een bloemlezing verzorgd door Joban van Nleu- wenhutsen. Uitgave V. A. Kra mers. 's-Gravenhage. Te beweren dat het werk van Christian Filrchtegott Gellert nog steeds een onmisbare plaats in de literatuur inneemt zou onzinnig zijn. Toch hebben de verzen van deze hoogleraar in de poëzie, welsprekendheid en moraal een zekere geestige zeggingskracht, die ook thans nog de appreciatie van een deel van het lezerspu bliek zal hebben. Hiëronymus van Alphen. die ongeveer in dezelfde tijd leefde, kan. en zeker waar het 't bordo ren op het thema deugd betreft, ala een navolger van hem wor den gezien. Thans zullen de gedichtjes de meeste lezers slechts een welwil lende gllmlich ontlokken. d:e overigens niet van waardering verstoken hoeft te zijn. zonnekap. absoluut vereiste! Filters zijn niet nodig. Wanneer we zuivere silhouetten willen bereiken, belichten we zo krap mogelijk, afgesteld op het tegenlicht. In het geval van de fo to bij dit artikel: We belichten dus niet op de jonge mensen, maar op het zonlicht rondom hen. Alles wat dan aan de camera zijn schaduwzijde toont, wordt pikzwart Wil men echter doortekening zoals op deze foto. dan dient men wat ruimer te belichten. Niet precies belichten op de zon. ook niet op de schaduwen, doch er gens er tussenin. Weer in orde Weliswaar worden dan de ho- ken. Objecten die zich prachtig le nen voor tegenlichtopnamen: mensen aan het strand en op het water, zeilboten, boompartijen, bij zondere vormen (zoals b.v. een licht-effect teniet doen; de invul flits moet juist zó gedoseerd zijn. dat de schaduwen voldoende doortekening krijgen met behoud van het tegenlicht-effect. Afzwakken Bij portretten die gemaakt wor den van een afstand van 2-3 me ter. bereikt men dit door de be lichtingstijd af te stemmen op de zon rondom het ob ject. De flitslamp wordt dus voor de bepaling van de be lichtingstijd niet meegerekend. Om- je dat op deze korte Hj 9 afstand het flitslicht 7 echter sterker is dan de zon en daardoor het tegenlichteffect zou verdwijnen han gen we over de re flector van de flit ser een dubbel ge vouwen witte zakdoek, een vel tekenpapier, een servet of iets dergelijks. Wie op dit soort kar weitjes voor nu en altijd berekend wil zijn, stopt een doosje papie ren zakdoekjes in zijn fototas. Wanneer nodig, frommelt hij zo'n dubbelgevouwen zakdoekje rond bet flitslampje. Tegenlichtportretten kunnen ook in kleuren gemaakt worden. Het blauwe flitslampje is dan echter onmisbaar. Een vaste formule is niet aan te geven; de sterkte van het zonlicht, de gebruikte film, de afstand van camera tot ob ject. dat zijn allemaal variabele factoren. W:e verstandig is maakt in zo'n geval twee opnamen. Bij voorbeeld een, waarbij de belich ting wordt vastgesteld naar de zon (dus zonder rekening te hou den met het flitspitje) en dan nog een. met het diafragma (lens opening) één stop kleiner. Ga in de komende zomermaanden eens kennis maken met het tegenlicht en kiik wat het voor uw foto's kan doen. U zult «r enthousiast over raken... Kappie (De Kletzkische vlam en De vertraagde massa) en Marton (Avontuur in Parijs en De laatste show), door Marten Toonder. Uitgave Andrles Blit*. Laren. Er zijn weer twee getekende avonturenboekjes aan de serie ..De Toonders" toegevoegd. Voor de kinderen is er een nieuwe ..Kappie", ouderen zullen het moeten doen met .Marion". zijn langzamerhand bekende figuren geworden. In de aan Toon ders eigen stijl beleven ze allebei de vreemdste avonturen, waarbij die van Kappie qua originaliteit die van Marion overtreffen. al komt ook hij steeds weer als een held uit het strijdperk. De nieuwe, luchtig-dwaze bele venissen van Kappie leveren de jeugd aardige lees- en kijkstof voor een verloren halfuurtje. Dat oudere kinderen en volwassenen voor de Marion-verhalen waarde ring zullen opbrengen, is de vraag. Daarvoor zijn ze te een zijdig. onbenullig en saai. Een bundel gedachten. Jubi leum-uitgave N.V. W. E. J. TJeenk Willink, Zwolle. Een prijzenswaardig gebruik is het om een jubileum in de za- kensfeer vergezeld te doen gaan van een jubileum-uitgave Dan krijgt de viering van het jubileum iets van een geschenk met een daarom ook blijvend karakter. Dat een uitgever zich bij dit gebruik voegt, ligt overigens voor de hard. Deze uitgave van de firma Tjeenk Willink bij haar 125-jarig bestaan is een welkome publicatie gewor den, met. na een sober doch daar om te sterker sprekend woord van de firma zelf. allereerst een kos telijke bijdrage van Anton van Duinkerken over de uitgever in het algemeen. Dan volgen nog drie elk voor zich voortreffelijke verhandelingen, te weten een van prof. dr. M. J. Langeveld over opvoeding en onderwijs in wor ding. een van ir. L. G. Olden- banning over de communicatie in de landbouw, en een van prof. mr. G. J. Wiarda over rechtsvin ding. Correspondentie en oplossingen san de heer H. J. J. Slavekoorde. Goudrelnetstraat 125, Den Haag. Zomerontspanning Voor het eerst overspoelt ons deze zomer terwijl wy de kopij voor deze rubriek samenstellen de echte, lome warmte. Dat is goed, want daardoor besef ik meteen, dat ik het in deze rubriek niet al te bont mag maken, dat ik U niet de gewone, stoere winterkost mag aanbieden. Vandaar deze wat ongewone col lectie opgaven, die U overigens bij eerste beschouwing eerder zal af schrikken dan bemoedigen, gelet op de veelheid der zetten, voor elk der oplossingen vereist: resp. 6. 10 en 15. Maar dat valt bij nadere overweging toch wel een beetje mee. Hoewel, die derde opgaaf? Maar daarbij zullen wy U dan ook de hand toesteken! Wit moet een paard halen! Meer zeggen wij niet. U moet nog een paar kansen over- nouden om er in te vliegen. Neen. het zijn géén scherts- opgaven. Het is serieus werk. Zelfs opgave vier, waarin alleen maar van U verlangd wordt de zestien witte figuren, die wit in de beginstand heeft, zó neer te zetten, dat wit helemaal niet meer zetten (1) Probleem van J. Lusis (Sahs 1962" Vijftig frivoliteiten bewerkt door Tim Maran. Uitgave Hol- landia, Baarn. Met een nogal hoofse aankon diging op de flap is deze zgn. Hollandia-dubbclpocket versche nen onder de titel „Vijftig frivoli teiten" in een bewerking van Tim Maran. Deze verhalen, „sprankelend van Franse es prit", zouden een verrukkelijke blik geven op het Bourgondische leven van de 15de eeuw. Jammer voor de verzamelaar, maar die „verrukking" weigerde ons deel te worden. Het boertig accent, waarin de vertellingen waar schijnlijk oorspronkelijk gegeven zijn. verhult de naargeestigheid van deze inhoudloze verhalen niet, temeer waar de bewerker maar over een klein woordenar senaal schijnt te beschikken. Bo vendien is de profanie, misschien passend in het schema, beslist kwetsend. Het is een uitgave die we graag gemist hadden. Als ontspanningslectuur beslist onge schikt. abcdefgh Wit begint: Mat in zes a S 9 d m BAB B B AI AA® i A 1 A abcdefgh Wit begint: Mat in 15 a b c d e f Wit begint: Mat i Vind een stelling met deze 16 witte stukken, waarin wit geen zet heeft. Oplossingen Hieronder volgen de oplossingen der opgaven uit onze rubriek van 13 juli jl., U voorgezet onder de titel „Het herhaalde dameoffer". 1. Von Gottschall N. N.: 1. Df8f Lh6; (1 Lf8: 2. Pxf8ri 1. Dxe6 2. Thlt; l. d4 2. Thri Th5 3. Txh5+ gxh5 4 Df5 Kg8 5. Pxg7 Dxg7 6. De6* Df7 7. Dxc6 en wint) 2. Dxh6+ Kxh6 3. Thl mat. 2. Grekov Iljin-Genewsky: 1. Dh6! Lf4t 2. Dxf4 Ld3 3. Dh6! Dxb2f 4. Kd2 Dxc2t 5. Ke3 en zwart gaf 3. KHem Lüsch: 1. Dxf6! e4* (1 gxf6 2. Lxf6 mat» 2. Kg2 h6 3. Dxh6! gxh6 4. Lf6* Kg8 5. Khlt en zwart gaf het op. 4. Blumenthal Gunnigle: 1. Dh6! Td7 (Indien 1. gxh6 dan 2. Ld4t Kg8 3. Pxh6 mat) 2. Ld4 Dc7 3. Tf3 Pg6 4 Tafl Kg8 5 Dxg7f! Txg7 6. Ph6t Kh8 7. TH! Dxf7 (Er dreigde Lxg7 mat. In dien 7. Peó dan 8. Txc7 Tgxc7 9. Lxe5+ Tg7 10 Tf7> 8. Txf7 Tcg3 9 Td7 (Om Lh5 de toegang tot e8 te versperren» 9. Lxd7 10. Pf7 PUZZEL VAN DE WEEK OPLOSSING VAN DE VORIGE PUZZEL Horizontaal: 1 Ha vei. 5. som. 7. emelt, 11. bede, 12. kop. 14. aak. 16. roos, 18 ree. 20. Ma- rat. 23 set. ii as. 25 den. 27. non. 28. lei. 30. nu. 31 gewei 33 heler. 34. do, 36. Niger. 38. {•not 39 Tp. 40 Lt. 42. serie. I. du. 45 re. 46. smet. 48 be leg. 50. tolk, 52. rap, 53. merel. 54. som, 56. amoes, 57. Nlase 59. pats. 61. E K 62 bar. 63. tumor. 66. no. 67. dr. 66. haard. 69 wagen. 71. ma. 73. Lease. 75. Tabor. 76. of. 78. kit 79. koe 81. tel. 82. sa. 83 eis. 85. hor de. 87 ore. 88 sela. 90. Leo. 91. ere 93. riem. 94 naast, 95. non. 96 Beers. Verticaal: 1. hees. 2. adé. 3. Kruiswoord-puzzel Horizontaal: 1. gemeente in N.-Brabant 4. mening. 8. zacht. 12. uitroep. 13. familielid. 14. «tad in Oostenrijk. 15. titel (afk.16. Europeanen. 17. zwemwiek. 18. voorzetsel. 19. boom. 21. meisjes naam. 22. beet. 24. jongensnaam 28. scheepstras. 28. voorzetsel. 31. zeehond. 33. laag schoven op ae dorsvloer. 34. papegaai als aan spreking. 36. voorzetsel. 38 oude Spaanse zilvermunt 40. hetzelf de. 41. tevens. 43. plaats in Zeeland. 44. eikenschors. 45. koning der elfen, 47. uitroep ter aansporing, 49 scheikundig element (afk. 50. drukte, 51. puntig voorwerp. 53. mak, 55. scharnier (ZN), 56. even nachtslijn. 58. brij, 61. schel. 62. gemeente in Gelderland. 64. zwa- zoete wijn, 66 voorzetsel. 68. spelonk, 69. beeldenaarszijde Verticaal: 1 boodschapper. 2. rangtelwoord. 3. muzieknoot 4. plaats in Gelderland. 5. droombeeld. 6 vreemde munt. 7. titel (afk.». 8. kropgezwel. 9 voegwoord. 10. telwoord. 1L welgevormd. 13. gevuld, 14. vindt men in een speeltuin. 17. voorwerp om dieren te vangen. 20. duw. 22. haag, 23. troep ongeordende krijgers. 25. masker, 27. onder. 28. houten vat, 29. meisjesnaam. 30 muziekin strument. 32. adellijke titel. 34 schoenvorm. 35. hoekbalkon, 37. Zweeds scheikundige, 39. voorzetsel, 40. Europeaan. 42. tor. 46. bui tenhaven, 48 bekend dier. 51. dikke boterham. 52. bijrivier van de Loire. 54. twaalf gros. van knopen. 56. deel van het oor. 57. dorp in Friesland. 59 specerij. 60. japon. 61. Nederlandse schilder. 63. eer. 63 legerplaats. 67 eiland in de Ierse zee, 68. blauwe boeren kiel. 69 vis. 72. term bij bet boksen (afk.), 73. middelbare leeftijd (afk.), 74. afkorting van dona. V.E.. 4. L.K.. 5. spin, 6. maan. 7 E.K.. 8. er. 9 los. 10 toen. 11 brand 13. om. 15. at 17. stulp. 19 gewis. 21. rak. 22. De- los, 25. den. 26. negen, 28.-lenig. 29. Let, 32. Ier. 33 Hedel. 35. olm 37. ribes. 39. tel. 41. Terek. 43. eerst. 45 roman, 46. som. 47. tas. 49 leeuw. 50. top. 51. Koj. 53 mirre. 56. oer. 57. naast. 58. Nogat. 60. Tom. 62 basis. 64. mat. 65. rebel. 67. drcJes. 68 hek. 70 nol. 72. al sem. 74. dor. 77. Fien. 79. koon. 80. eden, 82. Ares, 84. sla. 85. hé 86. er, 87. oir. 89. Aa. 90. Lt. 92. eb. 93. re. INZENDINGEN Inzendingen worden vóór don derdag is op ons bureau ver wacht. Oplossingen mogen uit sluitend op een briefkaart worden geschreven. In de linkerboven hoek vermelden: J>uzzeloplos- sing". Er zijn drie prijzen: een van ƒ5.— en twee van ƒ2.50. VOOR OE JEUGD - VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGO VOOR DE JEUGD i VOOR DE JEUGD - DE JFUGö] .•JfcFJDiaBriOSOÉMDSDBMDSOiMDSOtHDSSBHDSOtMDSOB* Omdat Tante Jos twee weken met vakantie is zal haar rubriek veertien dagen niet in ons Zondagsblad ver schenen. In haar plaats vertelt Mieke den Ouden jullie nu over de verdere belevenissen van het jonge aapje Njoek. OC§c*cflogct-^6ci8<j<BcS<j<^oi<S-cl»cSoH^cSctG90S<j<iQSoK#oSctc9c8c Je kunt je voorstellen, dat de vader en moeder van de drie apenvriendjes. Njoek. Grrrrrr en Uh-Uh. erg ongerust waren, toen dit drietal zich een paar dagen lang nergens in het grote woud lieten zien. Niemand wist, dat ze voor Maoeng, de koningstijger, gevlucht waren en zich zolang in het ravijn, aan de grens van het woud, schuilhielden. De apenouders zochten bijna dag en nacht naar hun verloren jongen, en vroegen aan ieder dier. dat ze op hun weg ontmoetten, of ze soms een spoor van de drie jor.ge aapjes gezien hadden. De tapir <een kleine woudkoe met een korte slurf» herinnerde zich kwaad, dat hij enkele da gen geleden in zijn slaap ge stoord was door een stelletje apenkwajongens. die hem als mikpunt gekozen hadden van hun gooi en smijt-wedstrijd met de onrijpe vruchten van een wilde kapokboom. Het konden best deze zoekgeraakte apenkin deren geweest zijn. Eci gel. i zijn heel met zekerheid vertellen welke richting het drietal gekozen had. Al maar rechtuit, het grote woud door. dan linksaf tot aan de grootste broodvruchtboom van het woud. dan weer rechts om door het loof heen geslin gerd, schuins overgestoken tot aan het drinkmeertje van de grote dieren, toen weer zijwaarts teruggesprongen en in het woud verdwenen, daarna had hij hen niet meer gevolgd. De kantjil. een dwerghertje, meende dat hij het bewuste drietal voorbij zijn woning had zien trekken Hij dacht de kant uit van het ravijn. En een mannetjespauw met de schitterendste „ogen" in zijn staartveren vertelde zonder omwegen, dat hij geen aapjes, maar wel Maoeng de konings tijger in deze buurt bad gezien. En zo zochten de apenouders met behulp van andere beesten naar hun verdwenen kroost. En het weggevluchte drietal zelf? Hoe ging het daarmee? Nu moet je weten, dat Njoek al na de eerste dag van hun verblijf in het ravijn had voorgesteld om weer terug te klimmen. De tij- zou al lang weg zijn, had gedacht, maar Grrrrrr en nog veel te bang en durfden beslist nog niet terug. „Dan ga ik alleen", zei Njoek to«n. Maar daar protesteerden de twee anderen zó erg tegen, dat hij zijn hand over zijn hart streek. „Goed, jullie hebben ge lijk. Samen uit, samen thuis", gaf hij toe. ..Maar er is toch ze ker niets tegen, als ik ondertus sen eens een kijkje neem aan de overkant van het ravijn? We zijn nu tóch hier en kunnen dus hij ged Uh-Uh mooi op verkenning gaan aan de overzijde." Maar Grrrrrr en Uh-Uh wil den daar niets van horen. Dat gaf nog een heel geruzie, n Njoek zette deze keer zijn door. „Ik ga me hier niet zitten vervelen", zei hij. „Ik wilde al zo lang weten wat er aan de an dere kant van het ravijn zou zijn. Ik kom dan wel terug on zien of jullie ondertussen je moed bij elkaar geraapt hebt voor de terugtocht naar huis. Atjuus!" En weg was Njoek. Hij klauter de met gemak tegen de ravijn- wand aan de andere kant om hoog. Deze was lang niet zc steil als de wand naar het gro te woud toe. Toen het lenige aapje uit het gezicht verdwenen was kropen zijn vriendjes wat angstig tegen elkaar aan en klaagden wat bangelijk over Njoek's waaghalzerij Maar Njoek wist zelf wel. dat hij in deze voor hem zo onbekende we reld extra voorzichtig moest zijn. De bossen waren hier niet zo woest en uitgestrekt als waar hij vandaan kwam. Er groeiden ook andere bomen. Er waren ook hele open stukken op dit ter rein. zodat hij niet aldoor van boom tot boom kon springen. Eén keer schrok hij op van een wild zwijn, dat rakelings langs hem heen rende. Het was op zijn beurt weer van Njoek geschrok ken en schoot zo gauw het kon weg in een wat dichter bosje. Njoek bleef een ogenblik versuft staan bij de lange, dunne stam metjes, waarachter het zwijn vandaan gekomen was Zouden er meerdere volgen? Maar nee. hoor. Gelukkig niet. Het leek er zelfs weer op of Njoek het enige levende wezen aan deze kan: van de kloof was. Hij zag. dat enkele van die lange stengels afgeknakt en stukgebeten waren. Dat was natuurlijk het werk ge weest van de tjèlèng, het wilde zwijn. Daar moest hij het zijne van hebben. Zijn apenhandjes grepen vlug een afgebroken stuk van zo'n dunne stengel, toch nog dik genoeg om niet hele maal te kunnen omvatten. Zijn scherpe tandjes knabbelden voor zichtig aan de vezelige stengel. En zo maakte Njoek kennis met de suikerriet. Dat was nog eens een lekker stammetje. vond Njoek. En wat een bofferd was hij toch om hier midden in zo'n veld van deze zoete stengels te recht te komen. En helemaal al leen. Wat zou hij veel kunnen smullen. Maar wat Njoek niet wist, was. dat dit door mensen aangelegde tuinen waren. Ja. hij wist zelfs nog niet eens wat mensen waren! Maar de kennis making zou heel spoedig volgen. O, o. wat was die Njoek ver afgedwaald van het grote woud waar de hele apentroep woon de 1 Hij was met zijn vriendjes Grrrrrr en Uh-Uh op stap ge gaan en die waren nu in het ra vijn achtergebleven. terwijl Njoek de wereld aan de over kant daarvan ging onderzoeken. Hij was tenslotte middenin een suikerriet-tuin terecht gekomen en smulde van de zoete sten gels. Gelukkig had het wilde •zwijn, dat hem eigenlijk op de suikerriet gewezen had, zoveel stengels kapot geknauwd. Zelf had Njoek de suikerriet nooit omver kunnen krijgen. Daarvoor was de buitenste laag van de stengel te hard. Nu er verschil lende stukken op de grond la gen kon hij ze wel verder af schillen met zijn scherpe tand jes. Hij kauwde de vezels en zoog het zoete sap op. dan spoog hij de vezels weer uit. nam een nieuwe hap en genoot tel kens weer van deze ongekende lekkernij, tot zijn kaken er pijn van deden. Nu zou hij maar eens naar zijn vriendjes terug gaan. bedacht hij, om ze van dit heerlijke rietveld te vertellen. Misschien wilden ze er dan zelf wel heen om te komen proeven. Hij zou een stukje van een sten gel voor hen meenemen als be wijs hóe lekker het was, waar hij van vertelde. Hij pakte dus een brok suikerriet op en wilde juist weggaan om de weg naar het ravijn weer op te zoeken, toen er plotseling met luid ge schreeuw een paar grote jongens aangestormd kwamen. Ze ren den de tuinen in, zagen Njoek en wilden hem vangen. Het wa ren de zonen van de Maleise landbouwer, van wie de suiker- riettuinen waren. Njoek had nog nooit een mens gezien. Hij schrok dan ook heel erg. en het duurde heel even. voordat Njoek begreep dat „die lelijke, lange. rechtoplopende apen. met hun onbehaarde lijven, waar ze iets raars omheen gehangen had den". het op hém gemunt had den. Met een snerpende kreet en een woeste sprong glipte Njoek nog nèt tussen vier grijpende handen door. Hij bereikte ge lukkig op tijd een boom en zat in een paar tellen al in het uiter ste topje daarvan, verscholen achter takken en bladeren. Hij hoorde hoe de jongens probeer den hem achterna te klimmen. Maar dat eou hij hen eens even tjes beletten. Hij was niet bang, nog niet voor de grootste aap van het woud. En dat ging hij tonen. Hij begon vlug volgers kon bekogelen. Toen ont vlucht had hij het stuk suiker riet steeds in zijn ene poot ge klemd gehouden. Toen dan ook een poosje later een van de jon gens te hoog in de boom ver scheen naar Njoek's zin, kreeg die onverwachts zo'n fikse mep met het stuk suikerriet tegen zijn hoofd, dat hij een uitroep van pijn niet kon weerhouden. Njoek wachtte niet tot de jon gens nog dichterbij klommen, maar zwaaide zich lenig naar de takken van de dichtstbijzijnde boom. En 'zo voort het rijtje bo- tongs.tot er geen omlaag glijden, open stuk zandgrond een ander bosje toe. dat zeer voller beplant uitzag. dat hij. inplaats ravijn toe. er juist verder van daan gekomen was. Ondanks DOOR BEREND PRINS (Vervolg) Er kwam geen antwoord. Daar begreep hij niets van. Hij wist zeker, dat ze hem geroepen had den. Hij ging staan en keek nog eens alle kanten op. Nee. er was niemand te zien. „Welsapperde- krakepit, daar snap ik niks van", bromde Peter. „Peter", hoorde hij ineens achter zich. Peter draaide zich om, maar hij zag niemand. „Wie riep daar"" vroeg hij. „Peter", hoorde hij nu van een andere kant. Weer keerde hij zich om. Nog zag hij niemand. „Lieve grutjes met ro zijnen", zei hij. „Wie doet dat toch?" Vlug liep hij naar dc E laats, waar de stem vandaan wam. ..Mis poes", zei iemand achter hem. Hij bleef staan en keek om. „Peter, Peter. Peter", klonk het plotseling van alle kanten. Nou begreep Peter er helemaal niets meer van. ..Wie de gek ge houden hadden. „We hebben eten voor j«", riepen s« vrolijk. En ja hoor. daar kwam zijn ont bijt al aan. Een beschuit met suiker, een tarweboterham met kaas en een witte boterham met hagelslag. Daar had Peter echt zin in. Want als je een hele poos geslapen hebt. krijg je honger. Peter begon direct te eten. Het smaakte maar wat lekker! „Blijf je bij ons wonen?" vroeg de Vlaamse gaai. „Nee, dat niet", antwoordde Peter en stak een hap beschuit in mond. „Dat is jammer", zeiden ze allemaal, „kan het echt niet"" Peter schudde het hoofd. „Nee", zei hij, ..als ik niet op school kom, wordt de juffrouw boos." „Oh." zei Toosje de duif, ..dan kan het niet." „Dat is zo", zeiden ook de andere die ren. Stel je voor, dat de juf frouw in het bos kwam. Dan moesten ze vast allemaal in de hoek staan! En dat wilden ze niet graag, brrr...! Intussen had Peter zijn be schuit «n boterhammen op ge geten. Hij stond op en zei: „Nou moet ik naar huis." Hij nam afscheid van zijn vrienden en beloofde, dat hij in de zo mervakantie terug zou komen (wordt vervolgd). zijn angst en schrik had Njoek toch nog wel plezier bij de ge dachte. dat hij „die twee vreem de, gladde apen" er zo mooi tussen genomen had. Ze waren zijn spoor totaal kwijt geraakt. Hij zag ze nog wel een poos heen en weer rennen en hij hoorde hen in een gekke onver staanbare taal tegen elkaar roe pen. maar hém vonden ze niet meer. Hij hield zich koest tot ze weg waren. Kort daarha ging de zon onder en daarop viel spoedig de nacht in. Ja. en daar zat die kleine Njoek toen toch wel een beetje heel erg alleen op die tak van die onbekende boom in dat vreemde bos, ver van zijn vertrouwde, wereldje vandaan. Goed, de nachtgeluiden waren veelal dezelfde, die hij thuis ook hoorde: het gesjirp van allerlei krekels en torren, de roep van de bosuilen en an dere nachtdieren, hij rook de bunzing, hoorde het gemiauw van boskatten, al die geluiden die hij in het grote woud ook hoorde. Maar hij had er nooit in zijn eentje naar hoeven te luisteren. Altijd was hij door an dere apen omringd geweest, en zelfs die paar nachten in het ra vijn had hij nog zijn beide vriendjes bij zich gehad. Nu was alle flinkheid en bra nie ineens fffffft weg. en bleef er een heel klein apenjonkie over, dat echte traantjes schrei de en in zijn mummeltaaltje zacht om (zijn moeder riep. Ineens was er bladgeritsel en er woei Njoek een fris windje om het bedroefde snuitje, alsof iemand hem ergens koelte mee toewaaide. Voordat hij nog tijd had om bang te worden, vroeg een zachte moederlijke stem fluisterend wie hij was. en wat er aan scheelde. Het was een grote kalong. een vliegende hond. hetzelfde uiterlijk als een vleermuis, maar dan een heel Srote. en met een hondenkopje. e kalongs zijn vruchten-eters en gaan er meestal in de nacht op uit om de rijpste vruchten te zoeken, die zij ook meesterlijk weten te vinden. Maar deze moe- derkalong vond nog méér dan wat overrijpe vruchten. Zij vond met twee scherpe teennageltjes aan een tak. met de koppen om laag. De jongen hangen aan het lichaam van de ouders, en Njoek als logé mocht met het ene ka- longkleintje samen bij de moe der hangen. Hij was echter niet gewoon om ondersteboven te han gen. dus draaide hij zich om. zo dat zijn kopje tenminste omhoog kwam. De kalongs vonden hem wel een beetje eigenwijs, maar ze lieten het maar zo en zeiden er zelfs niets van. Ze hadden veel te veel medelijden met het verdwaalde aapje. Njoek had heerlijk geslapen en was de an dere ochtend gelijk met het ka- longgezin wakker geworden. Hij kon zich nu niet meer voorstel len. dat hij zich de vorige avond zo verdrietig en klein had ge voeld. Nu had hij weer de grootste praats, want eigenlijk schaamde hij zich een beetje. Hij was immers Njoek, die ner gens bang voor was, die alles durfde en door zijn vriendjes bewonderd werd om alles wat hij deed. Maar ja. dat was het juist: zijn vriendjes en zijn va der en moeder en de hele fami lie. ja. het hele grote woud, waar hij zo gelukkig leefde, daar verlangde hij hoe langer te traantjes huilde van heimwee naar zijn moeder. Zij kreeg i delijden met dat jonge ding sloeg troostend haar zachte vler ken om Njoek heen. En zo ge beurde het, dat Njoek bij de gastvrije familie kalong mocht logeren, «odat hij niet meer al leen was, en zijn oude roeke loosheid met sprongen terug- Njoek. het brutale apenjong. dat altijd alles wilde weten, zien en proberen, was na een tocht met veel belevenissen bij de fa milie kalong terecht gekomen. Hij had er de nacht doorge bracht. net als de kinderkalonk- jes veilig beschermd door de vlerken van vader en moeder, kalong. Kalongs hangen altijd i „Ik moet naar huis", zei hij tegen de kalongs. „Ik ben veel te lang weg geweest. Myn ouders denken vast. dat de tijger ons drietjes heeft opgegeten, mij en Grrrrr en Uh-Uh. Die moet ik nou eerst gaan opzoeken, want ze durven immers niet alleen uit het ravijn te klimmen. U wordt allemaal hartelijk bedankt voor alle goeie zorgen. Dag lieve ka longs." En vrolijk en welge moed stapte Njoek van de ka longs weg. De moederkalong riep hem nog bezorgd toe: „Je moet eerst eens stevig ontbijten voor dat je op reis gaat, hoor. Als je daar langs die grote oude hol le boom gaat. zul je al gauw bij een hoog grasland komen, en daar achter heb je een bananen tuin, daar kun je je buikje dik eten. Het ga je goed, apenkind. En loop nooit meer weg van je moeder." Njoek grijnsde maar wat. en slingerde zich de kant uit van het beloofde bananen- bosje. Hij moest zich eerst met moeite door het hoge gras heenworstelen. Het groeide hoog boven zijn koppetje uit, hij kon er niet over heen zien, en dus zag hij ook niet welke rich ting hij nam. Af en toe sprong hij dan maar een flink eind om hoog. zodat hij even een glimp van de omgeving zag. Hier en daar ving hij een slapende kre kel. die hij met huid en haar verorberde. Eenmaal struikelde hij bijna over een kleine slang, die net zo hard schrok als hij en verschrikkelijk begon te sis sen in Njoek's richting. Njoek blies kwaad terug en sprong be hendig een andere kant uit. Ein delijk hield het gras op. Njoek liep met grote sprongen naar de bananentuin toe. Maar juist toen hij in de eerste de beste bana nenboom wilde klimmen zag hij iets vreemds vlak bij hem op de grond. Het was een stuk pi- sangstam, dus een afgekapt stuk van een bananenboom maar het lag ergens aan vastgeprikt en dat vond Njoek juist zo raar. (Volgende week verder)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1963 | | pagina 12