r
Hr
f-
otoV^
IOC"-"
Wat NJOEK het apenjong beleefde
Peter wil plumpudding
ZONDAGSBLAD
ZATERDAG 27 JULI 1963
UW FOTO'S WINNEN ER DOOR
AAN KARAKTER
e&enlicljt
o
is mjjier
licht
Het is nog niet
•net ..het zonnetje in de rug Iw.z. met het licht achter
fotograaf in de richting van het object. En er zijn nog heel wat
ouderen, die niet beter weten. Bii de kleurenfotografie gaat dit in
veel gevallen ook nog wel op. omdat deze niet steunt op licht- maar
op kleurcontrasten. Doch voor de xwart-wit-fotografie zijn we allang
gebruik gaan maken van zij- of tegenlicht Onze foto's winnen er door
aan zeggingskracht, aan karakter. Aan strand en plas is het
tegenlicht beslist favoriet, wanneer men sfeervolle prenten wil ma
ken. En mochten bijvoorbeeld mensen in tegenlicht op de foto te
donker dreigen te worden <ze staan immers met hun schaduwzijde
naar de camera», dan is er de flitslamp die voor de nodige op
heldering zorgt
oude lantaarnpaal, een smeed
ijzeren hek. een oud bruggetje
over een gracht e.d.). zonsonder
gangen. landschappen, henge
laars. jagers ruitergroepen enz.
Ook voor portretten leent het te
genlicht zich uitstekend, vooral
voor portretten van vrouwen, die
dan een prachtige diadeem van
licht rondom het hoofd krijgen.
Een invulflits zal hierbij ech
ter noodzakelijk zijn. De invul
flits dankt zijn naam aan het feit.
zonnige toe-
Do ch ook zonder flitslamp kan gemoet gaat
men prachtige tegenlichtopnamen komst De effecten die i
maken, vooral als het om land- tegenlicht bereikt, zyn op geen e
de f
i onmiddellijk.
Ü7 J i - - v r: - Hoe maken we goede tegen-
foto bij dit artikeltje eens. Wan- lichtopnamen? Dat is vrij sim-
Eüü «n de andere pel. We hebben een zachtwer-
kant had gestaan, dus met zijn kende film nodig: dat is meest-
rug naar de zon, dan was het een al een wat hoger gevoelige, van
geworden, bv. 21 Din. We voorzien de lens
ln
de licht-
rond de
zon door
boombladeren
spelen. Het is een
foto geworden, die
vertelt van zon en
Jeugd.
Omdat het twee
tal tegen de zon in
loopt, zit er tevens
«en zekere symbo
liek in van jeugd
die de toekomst te-
fniiiiiiimiiiitiiitiitHiiiiiiiiiiii
Fabelen en vertelsels
Fabelen en Vertelsels, door
C. F. Gellert, een bloemlezing
verzorgd door Joban van Nleu-
wenhutsen. Uitgave V. A. Kra
mers. 's-Gravenhage.
Te beweren dat het werk van
Christian Filrchtegott Gellert nog
steeds een onmisbare plaats in de
literatuur inneemt zou onzinnig
zijn. Toch hebben de verzen van
deze hoogleraar in de poëzie,
welsprekendheid en moraal een
zekere geestige zeggingskracht,
die ook thans nog de appreciatie
van een deel van het lezerspu
bliek zal hebben.
Hiëronymus van Alphen. die
ongeveer in dezelfde tijd leefde,
kan. en zeker waar het 't bordo
ren op het thema deugd betreft,
ala een navolger van hem wor
den gezien.
Thans zullen de gedichtjes de
meeste lezers slechts een welwil
lende gllmlich ontlokken. d:e
overigens niet van waardering
verstoken hoeft te zijn.
zonnekap.
absoluut
vereiste! Filters zijn niet nodig.
Wanneer we zuivere silhouetten
willen bereiken, belichten we zo
krap mogelijk, afgesteld op het
tegenlicht. In het geval van de fo
to bij dit artikel: We belichten
dus niet op de jonge mensen,
maar op het zonlicht rondom hen.
Alles wat dan aan de camera
zijn schaduwzijde toont, wordt
pikzwart
Wil men echter doortekening
zoals op deze foto. dan dient men
wat ruimer te belichten. Niet
precies belichten op de zon. ook
niet op de schaduwen, doch er
gens er tussenin.
Weer in orde
Weliswaar worden dan de ho-
ken.
Objecten die zich prachtig le
nen voor tegenlichtopnamen:
mensen aan het strand en op het
water, zeilboten, boompartijen, bij
zondere vormen (zoals b.v. een
licht-effect teniet doen; de invul
flits moet juist zó gedoseerd zijn.
dat de schaduwen voldoende
doortekening krijgen met behoud
van het tegenlicht-effect.
Afzwakken
Bij portretten die gemaakt wor
den van een afstand van 2-3 me
ter. bereikt men dit door de be
lichtingstijd af te stemmen op de
zon rondom het ob
ject. De flitslamp
wordt dus voor de
bepaling van de be
lichtingstijd niet
meegerekend. Om-
je dat op deze korte
Hj 9 afstand het flitslicht
7 echter sterker is dan
de zon en daardoor
het tegenlichteffect
zou verdwijnen han
gen we over de re
flector van de flit
ser een dubbel ge
vouwen witte zakdoek, een vel
tekenpapier, een servet of iets
dergelijks. Wie op dit soort kar
weitjes voor nu en altijd berekend
wil zijn, stopt een doosje papie
ren zakdoekjes in zijn fototas.
Wanneer nodig, frommelt hij zo'n
dubbelgevouwen zakdoekje rond
bet flitslampje.
Tegenlichtportretten kunnen ook
in kleuren gemaakt worden. Het
blauwe flitslampje is dan echter
onmisbaar. Een vaste formule is
niet aan te geven; de sterkte van
het zonlicht, de gebruikte film,
de afstand van camera tot ob
ject. dat zijn allemaal variabele
factoren. W:e verstandig is maakt
in zo'n geval twee opnamen. Bij
voorbeeld een, waarbij de belich
ting wordt vastgesteld naar de
zon (dus zonder rekening te hou
den met het flitspitje) en dan
nog een. met het diafragma (lens
opening) één stop kleiner. Ga in
de komende zomermaanden eens
kennis maken met het tegenlicht
en kiik wat het voor uw foto's
kan doen. U zult «r enthousiast
over raken...
Kappie (De Kletzkische vlam
en De vertraagde massa) en
Marton (Avontuur in Parijs en
De laatste show), door Marten
Toonder. Uitgave Andrles Blit*.
Laren.
Er zijn weer twee getekende
avonturenboekjes aan de serie
..De Toonders" toegevoegd. Voor
de kinderen is er een nieuwe
..Kappie", ouderen zullen het
moeten doen met .Marion".
zijn langzamerhand bekende
figuren geworden. In de aan Toon
ders eigen stijl beleven ze allebei
de vreemdste avonturen, waarbij
die van Kappie qua originaliteit
die van Marion overtreffen. al
komt ook hij steeds weer als een
held uit het strijdperk.
De nieuwe, luchtig-dwaze bele
venissen van Kappie leveren de
jeugd aardige lees- en kijkstof
voor een verloren halfuurtje. Dat
oudere kinderen en volwassenen
voor de Marion-verhalen waarde
ring zullen opbrengen, is de
vraag. Daarvoor zijn ze te een
zijdig. onbenullig en saai.
Een bundel gedachten. Jubi
leum-uitgave N.V. W. E. J.
TJeenk Willink, Zwolle.
Een prijzenswaardig gebruik is
het om een jubileum in de za-
kensfeer vergezeld te doen gaan
van een jubileum-uitgave Dan
krijgt de viering van het jubileum
iets van een geschenk met een
daarom ook blijvend karakter. Dat
een uitgever zich bij dit gebruik
voegt, ligt overigens voor de hard.
Deze uitgave van de firma Tjeenk
Willink bij haar 125-jarig bestaan
is een welkome publicatie gewor
den, met. na een sober doch daar
om te sterker sprekend woord van
de firma zelf. allereerst een kos
telijke bijdrage van Anton van
Duinkerken over de uitgever in
het algemeen. Dan volgen nog
drie elk voor zich voortreffelijke
verhandelingen, te weten een van
prof. dr. M. J. Langeveld over
opvoeding en onderwijs in wor
ding. een van ir. L. G. Olden-
banning over de communicatie in
de landbouw, en een van prof.
mr. G. J. Wiarda over rechtsvin
ding.
Correspondentie en oplossingen
san de heer H. J. J. Slavekoorde.
Goudrelnetstraat 125, Den Haag.
Zomerontspanning
Voor het eerst overspoelt ons
deze zomer terwijl wy de kopij
voor deze rubriek samenstellen
de echte, lome warmte. Dat is goed,
want daardoor besef ik meteen,
dat ik het in deze rubriek niet al
te bont mag maken, dat ik U niet
de gewone, stoere winterkost mag
aanbieden.
Vandaar deze wat ongewone col
lectie opgaven, die U overigens bij
eerste beschouwing eerder zal af
schrikken dan bemoedigen, gelet
op de veelheid der zetten, voor elk
der oplossingen vereist: resp. 6.
10 en 15. Maar dat valt bij nadere
overweging toch wel een beetje
mee. Hoewel, die derde opgaaf?
Maar daarbij zullen wy U dan ook
de hand toesteken! Wit moet een
paard halen! Meer zeggen wij niet.
U moet nog een paar kansen over-
nouden om er in te vliegen.
Neen. het zijn géén scherts-
opgaven. Het is serieus werk.
Zelfs opgave vier, waarin alleen
maar van U verlangd wordt de
zestien witte figuren, die wit in de
beginstand heeft, zó neer te zetten,
dat wit helemaal niet meer zetten
(1) Probleem van J. Lusis
(Sahs 1962"
Vijftig frivoliteiten bewerkt
door Tim Maran. Uitgave Hol-
landia, Baarn.
Met een nogal hoofse aankon
diging op de flap is deze zgn.
Hollandia-dubbclpocket versche
nen onder de titel „Vijftig frivoli
teiten" in een bewerking van
Tim Maran. Deze verhalen,
„sprankelend van Franse es
prit", zouden een verrukkelijke
blik geven op het Bourgondische
leven van de 15de eeuw. Jammer
voor de verzamelaar, maar die
„verrukking" weigerde ons deel
te worden. Het boertig accent,
waarin de vertellingen waar
schijnlijk oorspronkelijk gegeven
zijn. verhult de naargeestigheid
van deze inhoudloze verhalen
niet, temeer waar de bewerker
maar over een klein woordenar
senaal schijnt te beschikken. Bo
vendien is de profanie, misschien
passend in het schema, beslist
kwetsend. Het is een uitgave die
we graag gemist hadden. Als
ontspanningslectuur beslist onge
schikt.
abcdefgh
Wit begint: Mat in zes
a
S 9 d
m
BAB B B
AI AA®
i A 1 A
abcdefgh
Wit begint: Mat in 15
a b c d e f
Wit begint: Mat i
Vind een stelling met deze 16
witte stukken, waarin wit geen
zet heeft.
Oplossingen
Hieronder volgen de oplossingen
der opgaven uit onze rubriek van
13 juli jl., U voorgezet onder de
titel „Het herhaalde dameoffer".
1. Von Gottschall N. N.: 1.
Df8f Lh6; (1 Lf8: 2. Pxf8ri
1. Dxe6 2. Thlt; l. d4 2.
Thri Th5 3. Txh5+ gxh5 4 Df5
Kg8 5. Pxg7 Dxg7 6. De6* Df7 7.
Dxc6 en wint) 2. Dxh6+ Kxh6 3.
Thl mat.
2. Grekov Iljin-Genewsky: 1.
Dh6! Lf4t 2. Dxf4 Ld3 3. Dh6! Dxb2f
4. Kd2 Dxc2t 5. Ke3 en zwart gaf
3. KHem Lüsch: 1. Dxf6! e4*
(1 gxf6 2. Lxf6 mat» 2. Kg2
h6 3. Dxh6! gxh6 4. Lf6* Kg8 5.
Khlt en zwart gaf het op.
4. Blumenthal Gunnigle: 1.
Dh6! Td7 (Indien 1. gxh6 dan
2. Ld4t Kg8 3. Pxh6 mat) 2. Ld4
Dc7 3. Tf3 Pg6 4 Tafl Kg8 5
Dxg7f! Txg7 6. Ph6t Kh8 7. TH!
Dxf7 (Er dreigde Lxg7 mat. In
dien 7. Peó dan 8. Txc7 Tgxc7
9. Lxe5+ Tg7 10 Tf7> 8. Txf7 Tcg3
9 Td7 (Om Lh5 de toegang tot e8
te versperren» 9. Lxd7 10. Pf7
PUZZEL VAN DE WEEK
OPLOSSING VAN DE
VORIGE PUZZEL
Horizontaal: 1 Ha vei. 5. som.
7. emelt, 11. bede, 12. kop. 14.
aak. 16. roos, 18 ree. 20. Ma-
rat. 23 set. ii as. 25 den. 27.
non. 28. lei. 30. nu. 31 gewei
33 heler. 34. do, 36. Niger. 38.
{•not 39 Tp. 40 Lt. 42. serie.
I. du. 45 re. 46. smet. 48 be
leg. 50. tolk, 52. rap, 53. merel.
54. som, 56. amoes, 57. Nlase
59. pats. 61. E K 62 bar. 63.
tumor. 66. no. 67. dr. 66. haard.
69 wagen. 71. ma. 73. Lease. 75.
Tabor. 76. of. 78. kit 79. koe
81. tel. 82. sa. 83 eis. 85. hor
de. 87 ore. 88 sela. 90. Leo. 91.
ere 93. riem. 94 naast, 95. non.
96 Beers.
Verticaal: 1. hees. 2. adé. 3.
Kruiswoord-puzzel
Horizontaal: 1. gemeente in N.-Brabant 4. mening. 8. zacht. 12.
uitroep. 13. familielid. 14. «tad in Oostenrijk. 15. titel (afk.16.
Europeanen. 17. zwemwiek. 18. voorzetsel. 19. boom. 21. meisjes
naam. 22. beet. 24. jongensnaam 28. scheepstras. 28. voorzetsel. 31.
zeehond. 33. laag schoven op ae dorsvloer. 34. papegaai als aan
spreking. 36. voorzetsel. 38 oude Spaanse zilvermunt 40. hetzelf
de. 41. tevens. 43. plaats in Zeeland. 44. eikenschors. 45. koning der
elfen, 47. uitroep ter aansporing, 49 scheikundig element (afk. 50.
drukte, 51. puntig voorwerp. 53. mak, 55. scharnier (ZN), 56. even
nachtslijn. 58. brij, 61. schel. 62. gemeente in Gelderland. 64. zwa-
zoete wijn, 66 voorzetsel. 68. spelonk, 69. beeldenaarszijde
Verticaal: 1 boodschapper. 2. rangtelwoord. 3. muzieknoot 4.
plaats in Gelderland. 5. droombeeld. 6 vreemde munt. 7. titel
(afk.». 8. kropgezwel. 9 voegwoord. 10. telwoord. 1L welgevormd.
13. gevuld, 14. vindt men in een speeltuin. 17. voorwerp om dieren
te vangen. 20. duw. 22. haag, 23. troep ongeordende krijgers. 25.
masker, 27. onder. 28. houten vat, 29. meisjesnaam. 30 muziekin
strument. 32. adellijke titel. 34 schoenvorm. 35. hoekbalkon, 37.
Zweeds scheikundige, 39. voorzetsel, 40. Europeaan. 42. tor. 46. bui
tenhaven, 48 bekend dier. 51. dikke boterham. 52. bijrivier van de
Loire. 54. twaalf gros. van knopen. 56. deel van het oor. 57. dorp
in Friesland. 59 specerij. 60. japon. 61. Nederlandse schilder. 63.
eer. 63 legerplaats. 67 eiland in de Ierse zee, 68. blauwe boeren
kiel. 69 vis. 72. term bij bet boksen (afk.), 73. middelbare leeftijd
(afk.), 74. afkorting van dona.
V.E.. 4. L.K.. 5. spin, 6. maan.
7 E.K.. 8. er. 9 los. 10 toen.
11 brand 13. om. 15. at 17.
stulp. 19 gewis. 21. rak. 22. De-
los, 25. den. 26. negen, 28.-lenig.
29. Let, 32. Ier. 33 Hedel. 35.
olm 37. ribes. 39. tel. 41. Terek.
43. eerst. 45 roman, 46. som.
47. tas. 49 leeuw. 50. top. 51.
Koj. 53 mirre. 56. oer. 57.
naast. 58. Nogat. 60. Tom. 62
basis. 64. mat. 65. rebel. 67.
drcJes. 68 hek. 70 nol. 72. al
sem. 74. dor. 77. Fien. 79. koon.
80. eden, 82. Ares, 84. sla. 85.
hé 86. er, 87. oir. 89. Aa. 90.
Lt. 92. eb. 93. re.
INZENDINGEN
Inzendingen worden vóór don
derdag is op ons bureau ver
wacht. Oplossingen mogen uit
sluitend op een briefkaart worden
geschreven. In de linkerboven
hoek vermelden: J>uzzeloplos-
sing". Er zijn drie prijzen: een
van ƒ5.— en twee van ƒ2.50.
VOOR OE JEUGD - VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGO VOOR DE JEUGD i VOOR DE JEUGD - DE JFUGö]
.•JfcFJDiaBriOSOÉMDSDBMDSOiMDSOtHDSSBHDSOtMDSOB*
Omdat Tante Jos twee weken met vakantie is zal haar
rubriek veertien dagen niet in ons Zondagsblad ver
schenen. In haar plaats vertelt Mieke den Ouden jullie
nu over de verdere belevenissen van het jonge aapje
Njoek.
OC§c*cflogct-^6ci8<j<BcS<j<^oi<S-cl»cSoH^cSctG90S<j<iQSoK#oSctc9c8c
Je kunt je voorstellen, dat de
vader en moeder van de drie
apenvriendjes. Njoek. Grrrrrr en
Uh-Uh. erg ongerust waren, toen
dit drietal zich een paar dagen
lang nergens in het grote woud
lieten zien. Niemand wist, dat ze
voor Maoeng, de koningstijger,
gevlucht waren en zich zolang in
het ravijn, aan de grens van
het woud, schuilhielden. De
apenouders zochten bijna dag en
nacht naar hun verloren jongen,
en vroegen aan ieder dier. dat
ze op hun weg ontmoetten, of
ze soms een spoor van de drie
jor.ge aapjes gezien hadden.
De tapir <een kleine woudkoe
met een korte slurf» herinnerde
zich kwaad, dat hij enkele da
gen geleden in zijn slaap ge
stoord was door een stelletje
apenkwajongens. die hem als
mikpunt gekozen hadden van
hun gooi en smijt-wedstrijd met
de onrijpe vruchten van een
wilde kapokboom. Het konden
best deze zoekgeraakte apenkin
deren geweest zijn.
Eci
gel. i
zijn
heel
met zekerheid vertellen welke
richting het drietal gekozen had.
Al maar rechtuit, het grote
woud door. dan linksaf tot aan
de grootste broodvruchtboom
van het woud. dan weer rechts
om door het loof heen geslin
gerd, schuins overgestoken tot
aan het drinkmeertje van de
grote dieren, toen weer zijwaarts
teruggesprongen en in het woud
verdwenen, daarna had hij hen
niet meer gevolgd. De kantjil.
een dwerghertje, meende dat
hij het bewuste drietal voorbij
zijn woning had zien trekken
Hij dacht de kant uit van het
ravijn. En een mannetjespauw
met de schitterendste „ogen" in
zijn staartveren vertelde zonder
omwegen, dat hij geen aapjes,
maar wel Maoeng de konings
tijger in deze buurt bad gezien.
En zo zochten de apenouders
met behulp van andere beesten
naar hun verdwenen kroost.
En het weggevluchte drietal
zelf? Hoe ging het daarmee? Nu
moet je weten, dat Njoek al na
de eerste dag van hun verblijf in
het ravijn had voorgesteld om
weer terug te klimmen. De tij-
zou al lang weg zijn, had
gedacht, maar Grrrrrr en
nog veel te bang
en durfden beslist nog niet terug.
„Dan ga ik alleen", zei Njoek
to«n. Maar daar protesteerden de
twee anderen zó erg tegen, dat
hij zijn hand over zijn hart
streek. „Goed, jullie hebben ge
lijk. Samen uit, samen thuis",
gaf hij toe. ..Maar er is toch ze
ker niets tegen, als ik ondertus
sen eens een kijkje neem aan
de overkant van het ravijn? We
zijn nu tóch hier en kunnen dus
hij ged
Uh-Uh
mooi op verkenning gaan aan de
overzijde."
Maar Grrrrrr en Uh-Uh wil
den daar niets van horen. Dat
gaf nog een heel geruzie, n
Njoek zette deze keer zijn
door. „Ik ga me hier niet zitten
vervelen", zei hij. „Ik wilde al
zo lang weten wat er aan de an
dere kant van het ravijn zou zijn.
Ik kom dan wel terug on
zien of jullie ondertussen je moed
bij elkaar geraapt hebt voor de
terugtocht naar huis. Atjuus!"
En weg was Njoek. Hij klauter
de met gemak tegen de ravijn-
wand aan de andere kant om
hoog. Deze was lang niet zc
steil als de wand naar het gro
te woud toe. Toen het lenige
aapje uit het gezicht verdwenen
was kropen zijn vriendjes wat
angstig tegen elkaar aan en
klaagden wat bangelijk over
Njoek's waaghalzerij Maar
Njoek wist zelf wel. dat hij in
deze voor hem zo onbekende we
reld extra voorzichtig moest zijn.
De bossen waren hier niet zo
woest en uitgestrekt als waar
hij vandaan kwam. Er groeiden
ook andere bomen. Er waren
ook hele open stukken op dit ter
rein. zodat hij niet aldoor van
boom tot boom kon springen.
Eén keer schrok hij op van een
wild zwijn, dat rakelings langs
hem heen rende. Het was op zijn
beurt weer van Njoek geschrok
ken en schoot zo gauw het kon
weg in een wat dichter bosje.
Njoek bleef een ogenblik versuft
staan bij de lange, dunne stam
metjes, waarachter het zwijn
vandaan gekomen was Zouden
er meerdere volgen? Maar nee.
hoor. Gelukkig niet. Het leek er
zelfs weer op of Njoek het enige
levende wezen aan deze kan:
van de kloof was. Hij zag. dat
enkele van die lange stengels
afgeknakt en stukgebeten waren.
Dat was natuurlijk het werk ge
weest van de tjèlèng, het wilde
zwijn. Daar moest hij het zijne
van hebben. Zijn apenhandjes
grepen vlug een afgebroken stuk
van zo'n dunne stengel, toch
nog dik genoeg om niet hele
maal te kunnen omvatten. Zijn
scherpe tandjes knabbelden voor
zichtig aan de vezelige stengel.
En zo maakte Njoek kennis met
de suikerriet. Dat was nog eens
een lekker stammetje. vond
Njoek. En wat een bofferd was
hij toch om hier midden in zo'n
veld van deze zoete stengels te
recht te komen. En helemaal al
leen. Wat zou hij veel kunnen
smullen. Maar wat Njoek niet
wist, was. dat dit door mensen
aangelegde tuinen waren. Ja.
hij wist zelfs nog niet eens wat
mensen waren! Maar de kennis
making zou heel spoedig volgen.
O, o. wat was die Njoek ver
afgedwaald van het grote woud
waar de hele apentroep woon
de 1 Hij was met zijn vriendjes
Grrrrrr en Uh-Uh op stap ge
gaan en die waren nu in het ra
vijn achtergebleven. terwijl
Njoek de wereld aan de over
kant daarvan ging onderzoeken.
Hij was tenslotte middenin een
suikerriet-tuin terecht gekomen
en smulde van de zoete sten
gels. Gelukkig had het wilde
•zwijn, dat hem eigenlijk op de
suikerriet gewezen had, zoveel
stengels kapot geknauwd. Zelf
had Njoek de suikerriet nooit
omver kunnen krijgen. Daarvoor
was de buitenste laag van de
stengel te hard. Nu er verschil
lende stukken op de grond la
gen kon hij ze wel verder af
schillen met zijn scherpe tand
jes. Hij kauwde de vezels en
zoog het zoete sap op. dan spoog
hij de vezels weer uit. nam
een nieuwe hap en genoot tel
kens weer van deze ongekende
lekkernij, tot zijn kaken er pijn
van deden. Nu zou hij maar
eens naar zijn vriendjes terug
gaan. bedacht hij, om ze van dit
heerlijke rietveld te vertellen.
Misschien wilden ze er dan zelf
wel heen om te komen proeven.
Hij zou een stukje van een sten
gel voor hen meenemen als be
wijs hóe lekker het was, waar hij
van vertelde. Hij pakte dus een
brok suikerriet op en wilde
juist weggaan om de weg naar
het ravijn weer op te zoeken,
toen er plotseling met luid ge
schreeuw een paar grote jongens
aangestormd kwamen. Ze ren
den de tuinen in, zagen Njoek
en wilden hem vangen. Het wa
ren de zonen van de Maleise
landbouwer, van wie de suiker-
riettuinen waren. Njoek had nog
nooit een mens gezien. Hij
schrok dan ook heel erg. en het
duurde heel even. voordat Njoek
begreep dat „die lelijke, lange.
rechtoplopende apen. met hun
onbehaarde lijven, waar ze iets
raars omheen gehangen had
den". het op hém gemunt had
den. Met een snerpende kreet en
een woeste sprong glipte Njoek
nog nèt tussen vier grijpende
handen door. Hij bereikte ge
lukkig op tijd een boom en zat
in een paar tellen al in het uiter
ste topje daarvan, verscholen
achter takken en bladeren. Hij
hoorde hoe de jongens probeer
den hem achterna te klimmen.
Maar dat eou hij hen eens even
tjes beletten. Hij was niet bang,
nog niet voor de grootste aap
van het woud. En dat ging hij
tonen. Hij begon vlug
volgers kon bekogelen. Toen ont
vlucht had hij het stuk suiker
riet steeds in zijn ene poot ge
klemd gehouden. Toen dan ook
een poosje later een van de jon
gens te hoog in de boom ver
scheen naar Njoek's zin, kreeg
die onverwachts zo'n fikse mep
met het stuk suikerriet tegen
zijn hoofd, dat hij een uitroep
van pijn niet kon weerhouden.
Njoek wachtte niet tot de jon
gens nog dichterbij klommen,
maar zwaaide zich lenig naar de
takken van de dichtstbijzijnde
boom. En 'zo voort het rijtje bo-
tongs.tot er geen
omlaag glijden,
open stuk zandgrond
een ander bosje toe. dat
zeer voller beplant uitzag.
dat hij. inplaats
ravijn toe. er juist verder van
daan gekomen was. Ondanks
DOOR BEREND PRINS
(Vervolg)
Er kwam geen antwoord. Daar
begreep hij niets van. Hij wist
zeker, dat ze hem geroepen had
den. Hij ging staan en keek nog
eens alle kanten op. Nee. er was
niemand te zien. „Welsapperde-
krakepit, daar snap ik niks
van", bromde Peter. „Peter",
hoorde hij ineens achter zich.
Peter draaide zich om, maar hij
zag niemand. „Wie riep daar""
vroeg hij. „Peter", hoorde hij
nu van een andere kant. Weer
keerde hij zich om. Nog zag hij
niemand. „Lieve grutjes met ro
zijnen", zei hij. „Wie doet dat
toch?" Vlug liep hij naar dc
E laats, waar de stem vandaan
wam. ..Mis poes", zei iemand
achter hem. Hij bleef staan en
keek om. „Peter, Peter. Peter",
klonk het plotseling van alle
kanten. Nou begreep Peter er
helemaal niets meer van. ..Wie
de gek ge
houden hadden. „We hebben
eten voor j«", riepen s« vrolijk.
En ja hoor. daar kwam zijn ont
bijt al aan. Een beschuit met
suiker, een tarweboterham met
kaas en een witte boterham met
hagelslag. Daar had Peter echt
zin in. Want als je een hele
poos geslapen hebt. krijg je
honger. Peter begon direct te
eten. Het smaakte maar wat
lekker! „Blijf je bij ons wonen?"
vroeg de Vlaamse gaai. „Nee,
dat niet", antwoordde Peter en
stak een hap beschuit in
mond. „Dat is jammer", zeiden
ze allemaal, „kan het echt
niet"" Peter schudde het hoofd.
„Nee", zei hij, ..als ik niet op
school kom, wordt de juffrouw
boos." „Oh." zei Toosje de duif,
..dan kan het niet." „Dat is
zo", zeiden ook de andere die
ren. Stel je voor, dat de juf
frouw in het bos kwam. Dan
moesten ze vast allemaal in de
hoek staan! En dat wilden ze
niet graag, brrr...!
Intussen had Peter zijn be
schuit «n boterhammen op ge
geten. Hij stond op en zei:
„Nou moet ik naar huis." Hij
nam afscheid van zijn vrienden
en beloofde, dat hij in de zo
mervakantie terug zou komen
(wordt vervolgd).
zijn angst en schrik had Njoek
toch nog wel plezier bij de ge
dachte. dat hij „die twee vreem
de, gladde apen" er zo mooi
tussen genomen had. Ze waren
zijn spoor totaal kwijt geraakt.
Hij zag ze nog wel een poos
heen en weer rennen en hij
hoorde hen in een gekke onver
staanbare taal tegen elkaar roe
pen. maar hém vonden ze niet
meer. Hij hield zich koest tot
ze weg waren. Kort daarha ging
de zon onder en daarop viel
spoedig de nacht in. Ja. en daar
zat die kleine Njoek toen toch
wel een beetje heel erg alleen
op die tak van die onbekende
boom in dat vreemde bos, ver
van zijn vertrouwde, wereldje
vandaan. Goed, de nachtgeluiden
waren veelal dezelfde, die hij
thuis ook hoorde: het gesjirp
van allerlei krekels en torren,
de roep van de bosuilen en an
dere nachtdieren, hij rook de
bunzing, hoorde het gemiauw
van boskatten, al die geluiden
die hij in het grote woud ook
hoorde. Maar hij had er nooit
in zijn eentje naar hoeven te
luisteren. Altijd was hij door an
dere apen omringd geweest, en
zelfs die paar nachten in het ra
vijn had hij nog zijn beide
vriendjes bij zich gehad.
Nu was alle flinkheid en bra
nie ineens fffffft weg. en bleef
er een heel klein apenjonkie
over, dat echte traantjes schrei
de en in zijn mummeltaaltje
zacht om (zijn moeder riep.
Ineens was er bladgeritsel en
er woei Njoek een fris windje
om het bedroefde snuitje, alsof
iemand hem ergens koelte mee
toewaaide. Voordat hij nog tijd
had om bang te worden, vroeg
een zachte moederlijke stem
fluisterend wie hij was. en wat
er aan scheelde. Het was een
grote kalong. een vliegende
hond. hetzelfde uiterlijk als een
vleermuis, maar dan een heel
Srote. en met een hondenkopje.
e kalongs zijn vruchten-eters
en gaan er meestal in de nacht
op uit om de rijpste vruchten te
zoeken, die zij ook meesterlijk
weten te vinden. Maar deze moe-
derkalong vond nog méér dan
wat overrijpe vruchten. Zij vond
met twee scherpe teennageltjes
aan een tak. met de koppen om
laag. De jongen hangen aan het
lichaam van de ouders, en Njoek
als logé mocht met het ene ka-
longkleintje samen bij de moe
der hangen. Hij was echter niet
gewoon om ondersteboven te han
gen. dus draaide hij zich om. zo
dat zijn kopje tenminste omhoog
kwam. De kalongs vonden hem
wel een beetje eigenwijs, maar
ze lieten het maar zo en zeiden
er zelfs niets van. Ze hadden
veel te veel medelijden met het
verdwaalde aapje. Njoek had
heerlijk geslapen en was de an
dere ochtend gelijk met het ka-
longgezin wakker geworden. Hij
kon zich nu niet meer voorstel
len. dat hij zich de vorige avond
zo verdrietig en klein had ge
voeld. Nu had hij weer de
grootste praats, want eigenlijk
schaamde hij zich een beetje.
Hij was immers Njoek, die ner
gens bang voor was, die alles
durfde en door zijn vriendjes
bewonderd werd om alles wat
hij deed. Maar ja. dat was het
juist: zijn vriendjes en zijn va
der en moeder en de hele fami
lie. ja. het hele grote woud,
waar hij zo gelukkig leefde,
daar verlangde hij hoe langer
te traantjes huilde van heimwee
naar zijn moeder. Zij kreeg i
delijden met dat jonge ding
sloeg troostend haar zachte vler
ken om Njoek heen. En zo ge
beurde het, dat Njoek bij de
gastvrije familie kalong mocht
logeren, «odat hij niet meer al
leen was, en zijn oude roeke
loosheid met sprongen terug-
Njoek. het brutale apenjong.
dat altijd alles wilde weten, zien
en proberen, was na een tocht
met veel belevenissen bij de fa
milie kalong terecht gekomen.
Hij had er de nacht doorge
bracht. net als de kinderkalonk-
jes veilig beschermd door de
vlerken van vader en moeder,
kalong. Kalongs hangen altijd i
„Ik moet naar huis", zei hij
tegen de kalongs. „Ik ben veel te
lang weg geweest. Myn ouders
denken vast. dat de tijger ons
drietjes heeft opgegeten, mij en
Grrrrr en Uh-Uh. Die moet ik
nou eerst gaan opzoeken, want
ze durven immers niet alleen uit
het ravijn te klimmen. U wordt
allemaal hartelijk bedankt voor
alle goeie zorgen. Dag lieve ka
longs." En vrolijk en welge
moed stapte Njoek van de ka
longs weg. De moederkalong riep
hem nog bezorgd toe: „Je moet
eerst eens stevig ontbijten voor
dat je op reis gaat, hoor. Als
je daar langs die grote oude hol
le boom gaat. zul je al gauw bij
een hoog grasland komen, en
daar achter heb je een bananen
tuin, daar kun je je buikje dik
eten. Het ga je goed, apenkind.
En loop nooit meer weg van je
moeder." Njoek grijnsde maar
wat. en slingerde zich de kant
uit van het beloofde bananen-
bosje. Hij moest zich eerst met
moeite door het hoge gras
heenworstelen. Het groeide
hoog boven zijn koppetje uit, hij
kon er niet over heen zien, en
dus zag hij ook niet welke rich
ting hij nam. Af en toe sprong
hij dan maar een flink eind om
hoog. zodat hij even een glimp
van de omgeving zag. Hier en
daar ving hij een slapende kre
kel. die hij met huid en haar
verorberde. Eenmaal struikelde
hij bijna over een kleine slang,
die net zo hard schrok als hij
en verschrikkelijk begon te sis
sen in Njoek's richting. Njoek
blies kwaad terug en sprong be
hendig een andere kant uit. Ein
delijk hield het gras op. Njoek
liep met grote sprongen naar de
bananentuin toe. Maar juist toen
hij in de eerste de beste bana
nenboom wilde klimmen zag hij
iets vreemds vlak bij hem op
de grond. Het was een stuk pi-
sangstam, dus een afgekapt stuk
van een bananenboom maar het
lag ergens aan vastgeprikt en
dat vond Njoek juist zo raar.
(Volgende week verder)