SliawJop
GECLAUSULEERDEi
BEEST
1
De duivelstoren
:.LuI
Het
ÜUÜLL
De gekruisigde God i
LITERAIR AKKOORD 6
ZONDAGSBLAD
T
J GELEZEN:
ZATERDAG 9 MAART 196!*1
twee (Ierse) vernieuwers
van Engelse literatuur
„Het portret van de jonge kunstenaar"
na 47 jaar in het Nederlands
Het is merkwaardig, dat het
Juist twee Ieren moesten zijn,
die in de Engelse literatuur in
de eerste decennia van deze
eeuw als de grote vernieuwers
naar voren kwamen. Voor de
toneelschrijfkunst was dat im
mers de in Dublin geboren
George Bernard Shaw, die in
1892 als veertigjarige debuteer
de met het stuk „Widower's
Houses" en daarna in een lang
leven de toneelliteratuur ver
rijkte en tot een legende werd.
Voor het Engelse proza, en
wel speciaal voor de roman
deed James Joyce zijn baan
brekend werk. Joyce was van
een andere, latere generatie
dan Shaw. Hij werd in 1882
geboren en ook zijn wieg stond
in Dublin.
Hoezeer deze beide schrijvers
wat hun leeftijd betreft en zeker
ook qua karakter uiteen liepen,
toch waren zij beiden op hun ter
rein zulke prominente pioniers,
dat Groot-Britannië (en daarmee
de hele Engels-lezende wereld)
wel naar hun Engels met een
Iers accent moest luisteren. Bei-
deh ondergingen sterk de invloed
van de Noor Henrik Ibsen en bei
den keerden zich niet alleen af
van hun vaderland, maar ook van
him geloof.
Shaw was ontegenzeglijk de
meest-strijdbare van de twee. Hij
bleef tot kort voor zijn dood (op
94-jarige leeftijd in 1950) zijn bi
zarre ingezonden stukken schrij
ven, hij bleef polemiseren met zijn
tegenstanders, hij handhaafde zijn
mening, dat de Engelse spelling
moest worden vereenvoudigd door
het gebruik van Shaw s eigen fo
netisch alfabet en hij liet de stich
ting, die dat werk moest voort
zetten, bij zijn dood zelfs een gro
te som geld na.
Belangrijk
Minder kleurrijk dan zijn oude
re, excentrieke landgenoot, maar
ten minste zo belangrijk was het
werk van James Joyce. Deze Ier
sprak als mens minder tot de ver
beelding van zijn tijdgenoten. Hij
was niet zo spectaculair als Shaw.
Hij trad niet naar voren met de
baard fier-wapperend als een
vaandel in de wind der kritiek,
vechtend en polemiserend, ook
wel eens tegen windmolens. Shaw
was anti-met-zeep-wassen. anti
roken en anti-vleeseten en al die
De Rotterdamse
uitgeverij Ad Don
ker heeft in de ver
taling van Max
Schucharl de eerste
grote roman van de
Ierse schrijver James
Joyce ,Jlet portret
van de jonge kun
stenaar" het licht
doen tien. Dit uit
1916 daterende boek
van de auteur, die
nog steeds geldt als
de grootste ver
nieuwer van het
Engelse proza in de
twintigste eeuw, is
geschreven jn een
steeds wisselende
stijl, die knap is
door de originaliteit
in het woordgebruik
en die James Joyce
wiens echte por
tret we hiernaast
afdrukten) stem
pelden tol één der
belangrijkste au
teurs, ondanks het
qua omvang zeker
niet grote oeuvre,
dat hij het lezers
publiek naliet.
r/7////////7/////////////////7/////#«////////////'////////////'/////i
Na ln 1914 al in zijn bundel
De duivel in de kunst is de echte duivel niet. Of zijn gelijkenis nu korte verhalen „Dubliners" grote
twepmt raar een aap. een bok. or een draak, of trekken van alle bc]oIte„ voot df ontnlkkelins van
drie in zich verenigt, het signalement klopt niet. Het kwam er
hebbelijkheden gebruikte hij maar
al te graag voor een coquetterie
met een massa-publiek.
Joyce echter zette alleen de
pennen van zijn literaire tijdge
noten en epigonen in beweging
over zijn werk. Hij mengde zich
niet zelf in de strijd en voor het
grote publiek bleef hij een onbe
grepen figuur. In zijn zeker niet-
omvangrijke oeuvre werd Joyce
gezien als de gever van een nood
zakelijke en verjongend werkende
bloedtransfusie aan het proza van
de twintigste eeuw, en het is daar
om niet verwonderlijk, dat de li
teratuurlijst over Joyce aanzien
lijk langer werd dan de opsom
ming van diens eigen werken.
Beloften
drie m zich verenigt, het signalement klopt niet. Het Kwam er innn
maar opaan in beeldende kunst of literatuur een figuur te scheppen z,)n talent te hebben gedaan, toon-
- »- a—1 de Joyce zijn originaliteit twee
jaar later in zijn eerste roman
„A portrait of the artist as a
young man". Dit sterk-autobio-
grafische werk van de jonge
rooms-katholieke Ier is nu in een
door Max Schuchart goed ver
zorgde vertaling ais „Het portret
die angst aanjaagt of afreageert. Mephlstopheles in Goethes Faust
heeft al evenmin iets met de werkelijke Boze van doen. Een cynisch
man van de wereld van onzekere leeftijd en correct voorkomen, be
giftigd met een kraakstem (ik hoor hier op dc achtergrond ln mijn
herinnering Ludwlg Wiiliner's stem: „du musst es dreimal sagen")
is al evenmin geschikt de Satan en dienst diepten te vertegenwoor
digen.
Zwarte honden, satyr-achtige halen over hereboeren en zwer-
wezens, of de monstertjes die op vers. Wat men hem wel als fout
middeleeuwse voorstellingen de moet aanrekenen is dat b.v. een
mens verzoeken en belagen, zijn waardin in de conversatie boeken-
1,1«„„I el - in „1.
cisme van Ierland, waarvoor Ste
phen Dedalus alleen maar een
atheïstische levensopvatting in de
plaats kan stellen. En zoals de
socialist en Fabianist Shaw het
atheïsme verdedigde en aanhing,
zo werd Joyce de .renegaat van
het geloof, waarvan hij de kern
niet meer kon zien door de uiter
lijke schijn, die in zijn vaderland
was geworden tot een melange
van geloof, bijgeloof en oerhei-
dense bijmengsels en die zijn
haat opwekte door de machtswel
lust van de geestelijken.
Afkeer
Evenals Shaw keerde ook Joyce
zich van Ierland af. Hij zocht zijn
asiel niet in Engeland. Hij ging
'///////////////A////////////////.
Geestelijke leiders
van ons volk
Geestelijke leiders van ons
volk, door J. W. Jongedijk.
Uitgave Europese Biblio
theek, 's-Gravenzande.
Maanden geleden publiceerde de
van de Jonge kunstenaar" bij de adjunct-hoofdredacteur van Het
Uitgeverij Ad. Donker te Rotter- Vaderland, de heer J W. Jonge-
„roducten van de volksverbeil- taal gebruikt en dat ln het al- Uitgeverij Ad. Donker te Kotter- vaue.rano^u^ „eer .ge
ding. Ergens in de diepte van gemeen de gesprekstoon niet na- dam verschenen. Schuchart heeft ,r4tten van de leiders van ver-
de volksziel leeft nog de herinne- M. Een moderner voor- nlet gemakkelijk gehad schillende Nederlandse kerken.
noemd (se-trim). Dat Luther de van de korthe-d Tot.dehelft ge- te eggen als Joyce ln alm vroor- ^SStSSSUgevenTon dl
duivel een inktpot naar het hoofd ïlitiaeh *dd*nh eui «|2 d«,rUk inventief Engels deed. ma„ en van zijn kerk, gemeen-
zou hebben geworpen illustreert Mg*" Hoe modern de stijl von Joyce ln schap of sekte die hij vertegen-
d\°emlddVeSwre«r50ïdeSii ffiüi geweest moet rijn. val. nu e. De^v„ he^£
in deze Nederlandse vertaling (na ^en van veeial sekteleiders aan-
47 jaren!) des te sterker op. Joy- gevuld. Zo hebben we een bijzon-
ce bracht woordvondsten en zins- der levendige uitgave gekregen,
waarin het niet gaat om de statis-
wendingen ln zijn verhaal over de tjsche gegevens, maar waarin wel
jonge Stephen Dedalus, die later diep doorgedrongen wordt in de
bij zijn navolgers zouden ont- geest van de man en zijn bewe-
A ging of kerk. Hier zijn vertegen
aarden in manierisme. woordigd ds. P. G. van den Hooff
(hervormd), ds. P. D. Kuiper (ge
reformeerd), kardinaal Alfrink,
ds. L. Rijksen (gereformeerde Ge-
En hij beschrijft soms teer, meenten), kommandant Palstra
dan weer bruut de ontwikkeling van het Leger des Heils, maar
van knaap tot man van de jonge, 00k Kushnir van de Jehova's Ge
streng rooms-katholiek opgevoede tuigen, Jongkees van de mormo-
Dedalus (Joyce) in de benau- nen, J. van Rijckenborgh van de
wende, kloosterachtige sfeer van Rozenkruizers en vele anderen,
de school der Jezuieten, het Een ding is jammer, dat naast
van de oudere Nederlandse kerken en
JAMES JOYCE
naar Parijs, leefde in Zwitserland
en later in Triëst. Zijn intellec-
tualistisch-pessimistische kijk op
het leven veranderde niet, werd
zeker beïnvloed door zijn zwak
ke gezondheid (hij onderging tien
operaties aan de ogen) en in 1922
loste hij een literaire belófte in
met Ulysses" (waarin de jonge
Dedalus voor één dag naar Du
blin terugkeert), een boek, dat
nog moeilijker verstaanbaar werd
dan „Het portret van de kunste
naar" al voor de gemiddelde le
zer was.
Het zou tot 1939 duren, voordat
Joyce (twee jaar voor zijn dood
in 1941) zijn met grote zorg sa
mengestelde oeuvre afsloot met
„Finnegans Wake", een boek vol
taalvernieuwingen en -vondsten,
die onnavolgbaar en vaak ook niet
te volgen waren. Joyce werd een
vernieuwer van het Engelse pro
za, maar meer dan dat gaf hij
de mensheid niet, want de „Een
heid", die hij zocht in de plaats
van het geloof te stellen, deed
hem slechts belanden in de chaos
van een steeds gigantischer wor
dende twijfel.
J. v. H.
„De meeste kun
stenaars beschou
wen degenen die
over hen schrij
ven als een on
misbaar, maar on
dergeschikt soort
mensen." Dit
schreef dr. J. C.
Hol in Mens en Melodie
van mei/juni 1946. in een artikel
over Alphons Diepenbrock. ln
de muziek ligt deze aangelegen
heid een beetje anders dan in
de literatuur. De muzikale jour
nalistiek houdt zich, al of niet
naar aanleiding van concerten,
bezig met solisten en dirigenten,
of ensembles, voorts ook met
componisten. In deze wereld
gaat het om de muziek, en wat
over die muziek geschreven
wordt is commentaar. Van het
muzikale standpunt uit is schrij
ven over muziek en musici uit
den aard der zaak al iets se
cundairs. Maar in de literatuur
is de afstand tussen kunst
prestatie en commentaar klei
ner, soms gering en soms zelfs
afwezig. Schrijven is schrij
ven, waarover het verder ook
gaat. En als dat goed gebeurt,
kan ook het commentaar lite
ratuur zijn.
De Tachtigers stelden dit
1 laatste zelfs als eis. En waar
zou Ter Braak blijven als hij
I alleen op grond van zijn romans
I tot de literatuur moest worden
gerekend? Zo kunnen essays
I over muziek, die letterkundige
1 kwaliteiten vertonen, aan die
I werkelijke of vermeende min
derwaardigheid ontkomen: ik
denk hier aan de opstellen over
muziek van Diepenbrock en Pij-
I per. Maar dit waren componis-
I ten...
I Meer afhankelijk
I Persoonlijk deel ik die gering
schatting van de muziekjourna-
I list allerminst. Bovendien is de
I uitvoerende musicus van goede
recensies veel meer afhankelijk
Idan de romancier of dichter.
Juist omdat muziek een „onver
klaarbare" kunst is, kan er niet
I genoeg over gesproken en ge
schreven worden, tenminste als
dat op een bepaald niveau ge-
I beurt, waar kennis van zaken,
smaak en goede stijl gewaar
borgd zijn. Vergelijken maakt
altijd wijzer en dat beetje wijs-
Iheid hebben we wel nodig, wan
neer we, zoals in het onderha
vige geval, een boek met zeer
I gedegen, gedocumenteerde en
gedetailleerde opstellen over
twee schrijvers moeten beoorde
len.
I Die auteurs zijn F. Bordewijk
1 en Hugo Claus. De man die de-
heeft
zoveel in. dat het ondoenlijk isf
de inhoud in het kort weer te ge
ven. Bordewijk' is in zekere zin
,.af"in 1963 is er voldoende
afstand tot zijn generatie te ne
men. Claus is als mens en als
schrijver niet „af", zodat dui
ook het oordeel over de mem
Claus en zijn werk niet af kaï
zijn.
Onvermijdelijk
ze studies geschreven
Th. Govaart, die. als ik nei
goed begrijp, bij het middel
baar onderwijs in Vlaanderen
werkzaam is. De uitgeefster is
Paul Brand N.V., Hilversum/
Antwerpen. Het boek verschijnt
in de serie Tweelicht, „een
reeks publicaties over de mens
in zijn ontwikkeling en in zijn
verhoudingen, onder leiding van
de redactie van Dux." De psy
choloog J. J. Dijkhuis zegt in
zijn Inleiding over de bedoeling
van Tweelicht: „Het streven is
om door anthropologische, psy
chologische en sociologische ver
kenningen perspectief te brengen
in wat enigermate vaag wordt vier regels vollediger gekaral
aangeduid als: de pedagogische teriseerd dan een wetenschappi
Maar Bordewijk is voor onzi
jeugd minder actueel dan Claus
Een voorlopige analyse v~
het werk van deze laatste
dus ook onver/nijdelijk.
evenwel bereikt men de grenl
van zijn waardering. Hier voel'
men, bij alle verdienstelijkheii
van de literatuur als weten»
schap, behoefte aan de litersP
tuur als kunst. Dichters hebber
situatie."
Gericht-
Het zijn dus geen zuiver let
terkundige, maar gerichte es
says. Aan de ene kant zijn er
de tieners, aan de andere kant
is er de nogal krasse, heden
daagse literatuur. Daar tussen
in staan de opvoeders, die zich
niet met een Jantje van Leiden
van de zaak willen afmaken.
Een „pedagogische situatie",
waarin vandaag honderden le
raars. en niet alleen leraars Ne
derlands. geplaatst zijn. Het ver
moeiende van het leraarsberoep
is, dat men, anders dan de
ouders van opgroeiende kinde
ren, altijd in de problematiek
blijft zitten, of liever: telkens
in een nieuwe problematiek ver
valt. Omgaan met de jeugd
dwingt je jong te blijven (een
van de machtigste voordelen van
lesgeven aan middelbare scho
len en academies), maar aan
de andere kant brengt die pe
dagogische situatie gevaren mee.
Het uitleggen krijgt een te
zwaar accent. Van Willem Men
gelberg zeiden de leden van een
New Yorks symfonie-orkest:
„Hij is de beste kleine roodha
rige uitlegger ter wereld". Ik
heb in dit boek van Govaart
lang en herhaaldelijk zitten le
zen en kan niet anders zeggen
dan dat het voortreffelijk mate
riaal biedt voor de praktijk van
het literatuuronderwijs. Er staat
Hugo Claus maakte zelf deze
tekening van vier generaties van
zijn familie.
ben, bij een beschouwing over
dromen de naam Freud en bij
het noemen van abstracte kunst
de naam Picasso voor zich te hou
den.
Wat ik bijzonder leuk heb ge
vonden is de manier waarop de
dat de werkelijke duivel zich over
alle zogenaamde diablerieën van
wege derzelver verregaande na-
ieveteit verbaast. En toen een
evangelist (was het niet Billy
Sunday?) een arena vol men- vonaen IS oe n
een de duivel liet uitlachen weet auttur h ,chlfderij
ik niet wie er het hardst gelachen heeft meegetekend .tol. 130) ei
neeit. daarmee wil ik besluiten.
VolksqelOOT De Hoogstraat?... Een te weid-
3 se betiteling voor een straat zon-
Maar men heeft, ook in de li- der huizen, behalve de zijgevel
teratuur. nu eenmaal met zulke van de voormalige school, waar
uitingen van volksgeloof te ma- nu een schrijver hokt.
ken. Jan Eekhout heeft er zelfs ...Die schrijver, wat is dat
een detective-verhaal op geba- voor een meneer?...
seerd. Blijkbaar beseffend, dat Och, hij is een kluizenaar,
zijn neo-romantische geschiedenis- zit in zijn huis als een torenuil
De gekruisigde God, door Erich Zehren. Vertaling uit het Duits
door M. GERRITSEN. Uitgave Service, Den Haag.
lijk literator in een dik boelen
Men zou verlangen een essaj)e
over Claus te lezen, zoals h jj,
nu is, zonder een noot, zonde
een verwijzing, zonder analys
als een karakteristiek, een syiee
thf.se, een portret. Ja en daarn
zou men zich gewillig langs iee
de bomen van het bos laten vo ue:
ren. ra;
Die synthetische gave haddi m
Ter Braak en Du Perron, o
danks hun breedvoerigheid somf
Die gave verheft een geschr
ven studie tot de rang van h
baarlijk letterkundige essa gA
Uit gemis heb ik mijn lectui)er
over Claus bij Govaart ve
volgd met het lezen van Clai
zelfportret in het in 1955 te Ai£K<
werpen uitgekomen, aardi )m
boekje Familiealbum. Cla t
schrijft daarin wel over zijn au
komst, maar hij tekent zichzi or
in het beeld mee, evenals in
hierbij gereproduceerde tek
ning. j
Men krijgt de stellige indr
dat Govaart rooms-katholiek Jd
en dat hij de religieuze fact
behoedzaam (want het is i -r
kostbaars) in het geding
brengen. Voor die behoedzaa
heid heb ik alle begrip, m: 2
Claus is een tolk van het po ri{
christelijk levensgevoel, dat en
de hedendaagse Nederlandse lw
teratuur meer en meer gestaen
krijgt. Dit laatste en dat.
mijn tweede bezwaar ko
in Govaarts boek te weinig p
Tegenover Claus moet n ni|
voorzichtig blijven, maar ap
geest kan men onomwoni jpj-
signaleren en ertegen waarsct^.
wen.
C. RIJNSDO
lij
ioo
Atheïst
sen door de veranderde tijd nu en doet de schrijfmachine ratelen ««wo» woVcoïlege
wel volkomen achterhaald zijn, en van de morgen tot de avond. Een ^longowes Wood College
even blijkbaar onder de indruk broodschrijver. Ik las een paar
van Chestertons Father Brown, van zijn boeken. Ze liggen me niet.
heeft Eekhout in De Duivelstoren Geef mij maar de onovertroffen
(uitgave G. F. Callenbach N.V., en onovertrefbare Dickens!
Nijkerk) de geschiedenis beschre- Behoort hij ook tot de trou-
ven van een moord, die zich af- we torenbestijgers?
speelt in een plaatsje in Zeeuws- Hij. Welnee. Hij is er te
Vlaanderen - uit welke streek amechtig voor
de auteur afkomstig is en 1_.^en il°.p.en,,op_ ®e
toren, die op zijl
rekend is.
Boze speelt. De plaatselijke le
gende van een oude toren als
woonplaats van de duivel dient
de moordenaar als dekmantel (in
de vorm van een rood tricot) voor
zijn duivelse wraakzucht vanwege
het verval van zijn geslacht. De
speurder is een Engelsman, een
soort criminoloog, die gewend is
schuldigen op te sporen met be
hulp van een zich in de geest
voltrekkende vereenzelviging met
de misdadiger, en in het verleng
de daarvan krachtens een soort
zesde zintuig.
Father Brown
Chestertons Father Brown-ver-
halen hadden een apologetische
bedoeling. Hij wilde aantonen dat
het materialisme, door de ontken
ning van het bovenzinnelijke, de
mens dom maakt en hem het
zicht beneemt op verbanden en
beweegredenen, die bij een mis
daad kunnen meespelen. Door
Father Browns kinderlijk geloof
zag hij zulk soort zaken juist ex
tra scherp: hij was een detecti
ve sub specie aeternitatis.
Deze strekking bij Chesterton
verleende aan zijn Father Brown-
verhalen een eigen karakter. Eek
hout heeft zijn bewonderd voor
beeld hierin niet nagevolgd, wat
ook wel heel moeilijk zou zijn ge
weest. Een nuchtere speurdersrci-
man te schrijven trok hém. die
in zijn hart romanticus is geble
ven, niet aan. Wel zag hij kopij
in het grensgebied van religie en
bijgeloof, verbonden met legenda
rische verhalen uit zijn geboorte
streek. Nu is het schrijven van
detective-stories een specialiteit,
die vooral in de Angelsaksische
wereld vanouds op zeer hoog ni
veau staat. Dit ijs is te glad voor
iemand die zo maar eens een
baantje wil rijden.
Vergelijking
Het ligt voor de hand dat een
vergelijking ten ongunste van Eek
hout uitvalt. De verwikkeling is
v ?1 aardig opgezet, volgens het
klassieke recept van een beperkt
aantal mogelijke daders en de
eindelijke ontmaskering van de
man die men eerst over het
hoofd zag, maar er zijn te veel
woorden aan verspild, vooral in de
zogenaamde brieven van de En
gelse speurder aan zijn vriendin.
Toch is hier voor „afkraken"
iunkt mij geen reden. Eekhout
«ft de moed gehad eens iets
anders te proberen dan ver-
C. RIJNSDORP
het in zijn tijd nog „Roomser dan deze kleine sekten geen aandacht
de paus" zijnde Ierland en hij werd besteed aan iemand uit de
ziet kans de aandachtige lezer Christelijke Gereformeerde Ker-
(Joyce vraagt grote aandacht) ken, de Gereformeerde Kerken
mee te slepen met dit verhaal van (vrijgemaakt), de Bond van Vrije
de twijfel aan het geloof, van de Evangelische Gemeenten, en de
grote vragep, die een jonge man Unie van Baptisten Gemeenten,
met een kunstenaarsziel kunnen Daardoor geeft deze uitgave enigs-
bezighouden en van de totale af- zins de indruk een samenraap-
rekening van een jonge intellec- sel te zijn. Juist omdat de ge-
tueel met het zo sterk aan de schreven portretten stuk voor stuk
cleresie gebonden rooms-katholi- subliem zijn, betreuren we dat.
Literair Akkoord 6 (Zwarte
Beertjes 552) is een uitgave
van A. W. Bruna Zoon te
Utrecht, en bevat een keuze
uit bijdragen verschenen in de
Zuid- en Noordnederlandse let
terkundige tijdschriften van het
jaar 1961, bijeengebracht door
Ad den Besten, C. Bittremieux,
Sybren Polet en Jan Schepens.
De bloemlezing is samenge
steld in opdracht van de mi
nister van 0„ K. en \Y. te
's-Gravenhage en de minister
voor openbaar onderwijs te
Brussel, die hiermee opnieuw
gehoor hebben gegeven aan
een verzoek van de Conferentie
der Nederlandse Letteren. Bij
dc keuze is in de eerste plaats
natuurlijk naar kwaliteit ge
keken, maar ook naar de leng
te, terwijl, als werk Intussen
in boekvorm verschenen is, de
keuze beperkt werd.
Hoewel uw recensent zijn
best heeft gedaan door vrijwel
alles in dit boekje van een
kleine 190 bladzijden tekst te
lezen, acht hij het ondoenlijk
de inhoud te bespreken. De
lijst van auteurs vermeldt 79
I namen! Voor uiterst weinig
geld krijgt men een grote hoe
veelheid zeer uiteenlopende li
teraire bijdragen in één boekje
bijeen en kan men geacht wor
den een indruk te hebben ge
kregen van negentien tijd
schriften gedurende één jaar
gang. Wie b.v. over Pierre
Kemp nader wil worden inge
licht, vindt hier van Ju
lienne Huybrechts een „Ont
moeting met Pierre Kemp"
van deze dichter zelf
I een opstel „Dichterschap
wijze van werken". Men
vindt er beschouwende stukken,
gedichten, korte verhalen en
aforismen, zodat ook de onder
scheiden literaire vormen hun
j deel hebben gekregen. Bij één
bijdrage wil ik iets opmerken.
Het is het verhalend prozastuk
je Trailer, uit Gard Sivik nr.
21. Het bestaat nagenoeg ge
heel uit korte zinnetjes. De
auteur is Cornelis Bastiaan
Vaandrager. Voor mijn besef
zit er een jeugdig dogmatisme
in dit consequent volgehouden
principe. Het onthult mij hoe
zeer de moderniteit door be
paalde jonge schrijvers angst
vallig wordt nagestreefd. Ze
zijn dus niet zo zeker van zich
zelf als ze lijken. Nu is in de
eerste plaats dat volgehouden
gebruik van de korte zin al van
oude datum. In de jaren 1920
tot 1922 schreef Roel Houw ink
een aantal novellen, die hij on
der deze titel in 1924 in eigen
beheer uitgaf. Een enkel ci
taat.
„Er kwam ijs. Om de
beurt kregen ze een vrijen
middag. Hij bleef op zijn ka
mer. De kachel stond rood.
Troosteloos lagen de grauwe
luchten. Het begon te sneeu
wen. Hij liet de gordijnen
neer. nam een boek. Stilte
verwijdde zijn denken. Klok-
tik deelde de ruimte. Hij
greep den slinger: rust. Uit
hem groeide ontzaggelijk de
kamer. De dingen verloren
hun evenwicht. Hij sloot de
oogen. Zware balken pletten
zijn hoofd. Kromming. Gelijk
een zwemmer dook hij bo
ven, maakte licht. Zijn ge
laat voor den spiegel was
niet ontdaan. Hij strikte een
nieuwe das, ging eten in de
stad."
Natuurlijk is de toon naïever
dan bij de wereldwijze, illusie
loze oude mannen, die nu in
de jongerentijdschriften aan
het woord zijn. De jonge Hou-
wink was idealist en geloofde
in de macht van de geest. Aan
onze jonge auteurs hoef je niets
meer te vertellen; integendeel:
hoe zullen ze het óns vertellen?
Ze hebben het leven en de we
reld in hun zak. Het verbaast
je eigenlijk dat ze nog schrij
ven. Misschien om het lezers
publiek en elkaar onder de
hand schuine bakken te vertel
len en daarvan collecties aan
te leggen, zoals vroeger (nog
niet zo lang geleden!) van post
zegels. Waarmee niet ontkend
wil zijn. dat Vaandrager talent
heeft. Ik heb wel eens iets van
hem gelezen dat me, in de goe
de en sterke zin van het woord,
schokte. Maar deze jongeren
moeten bedenken dat wij oude
ren nog niet zo aftands zijn,
of we kijken wel eens door
scheurtjes in maskers heen.
Zo ook dat krampachtig vol
houden van kortheid in de vol
zinnen. De ervaring leert (niet
in het minst ook in de praktijk
van de radio), dat het moder
ne proza bij wijze van afwisse
ling op sommige momenten
naar de lange, samengestelde
zin verlangt. De lezer ook!
Dat de totaalindruk van het
boekje chaotisch is, kon wor
den verwacht. Misschien dat
over dertig jaar. als iemand er
dan nog naar omkijkt, zich iets*,
gemeenschappelijks aan het
oog van de lezer opdringt, dat
we nu nog niet kunnen zien.
Het merk van de tijd, zoals
we dat nu aan die vroege proe
ven van Houwink opmerken:
het ietwat krampachtig opti
misme van de jaren twintig.
Voor Houwink was het berei
ken van deze stijl een persoon
lijke prestatie, een moeizaam
bevochten overwinning. In deze
bijdrage van Vaandrager doet
het aan als een maniertje.
C. RIJNSDORP
Erich Zehren heeft een heel dik
boek geschreven om aan te to
nen, dat het Christendom nauw
verweven is met allerlei religies
van allerlei slag van de vroeg
ste oertijden af. Hij noemt dit
„een bijdrage tot de archeolo
gie der cultuur" en vindt het
„een wetenschap vol geheimen".
Aan zijn boek gaat vooraf een
„inleiding, die u lezen moet".
Hij stelt daarin met de Italiaan
se archeologe Pia Laviosa-Zam-
botti vast, dat de archeologen
„in het algemeen niet geneigd
zijn de resultaten van hun on
derzoekingen in breder kring be
kend te maken". Hij vindt dat
maar raar.
Daarom heeft hij zijn boek ge
schreven om te ontdekken, dat
er allerlei verschijnselen, ele
menten, associaties door de eeu
wen heen bij allerlei volkeren
schijnbaar onafhankelijk van el
kaar weer opduiken. De wijs
heid der Egyptenaren, de Su-
merische cultuur, de primitieve
stammen uit Midden-Afrika
kortom de hele wereld heeft met
elkaar te maken.... Verbonden
met al deze mysterieuze ge
heimleren is ook het Christen
dom en, daaraan voorafgaande,
de godsdienst van Israël.
Om dit aan te tonen vliegt hij
van de hak op de tak: nu eens
zit men bij Paulus om dan in
eens weer midden in de phal-
luscultus van een primitieve
stam terecht te zijn of in de
spreekkamer van een moderne
psychiater, waar al deze „arche
typen" weer aan het licht ko
men. Heel niet vreemd, „want
elk thans levend mens is niet,
zoals hij zou kunnen denken,
twintig of dertig of vijftig, maar
ongeveer een half miljoen jaren
oud", zo zegt Zehren en daar
mee heeft hij de sluis openge
zet om alles mef alles door el
kaar te laten lopen tot, populair
uitgedrukt, één pot nat.
In deze inleiding „die u lezen
moet" (althans volgens hem)
heeft hij het over de maansym-
boliek, die in tal van godsdien
sten opduikt, en stelt dan de
vraag: „Was Jezus van Naza
reth de maan?"....
Na zoiets geeft men de archeo
logen van harte gelijk, als zij
hun ontdekkingen maar niet zon
der meer op de markt willen
gooien. Daar komen maar onge
lukken van, onbekookte theorie-
en en gevolgtrekkingen a la
Zehren.
Karl Barth en anderen zijn
reeds jaren d.oende te betogen,
dat het Christendom (en daaraan
vooraf het Jodendom) geen reli
gie is in de zin, die onderzoekers
als Zehren edgl. aan het begrip
„religie" toekennen. Zehren heeft
tal van citaten in zijn boek staan,
maar geen enkele van Karl Barth
c.s. Van een Bijbelstudie zoals de
ze theologen bedrijven heeft hij
niet terug. Dat zijn mensen, die
in het voetspoor der Kerk, de za
ken „onderscheiden" en Zehren
met zijn geestverwanten willen
juist het tegendeel: zij gooien al
les door elkaar en verwarren het
Evangelie met „religie"; gooien
Osiris, de maansikkel en Jezus op
één hoop; verwarren de mensen
offers der Azteken met het Offer
van Golgotha, en maken de Eeu
wige gelijk aan de „goden".
Inderdaad vertonen Oud en
Nieuw Testament tal van „reli
gieuze" .overblijfsels uit de verre
oertijden, maar onze Bijbel heeft
juist ten doel de Openbaring van
de God van Hemel en Aarde
dwars door allerlei religie" heen
aan het licht te brengen. Het is
deze Openbaring, die stelselmatig
door dergelijke theosofisch gezin
de lieden onder tafel wordt ge
werkt. Het boek van Zehren
maakt met zijn overmaat van fei
ten en feitjes, gelardeerd met on
bekookte gevolgtrekkingen, de in
druk van iemand, die een oude
rommelkast wilde gaan opruimen,
maar tot dit opruimen niet is toe
gekomen. Integendeel, bij elke ra
riteit worden ellenlange betogen
gehouden, die het geheel maar on
overzichtelijker maken dan het al
was.
Zonde eigenlijk van zo'n dik boek
van 365 pagina's met zoveel
mooie platen. Het brengt ons
geen stap dichter bij het enige
waar het om gaat: de kennis
van Gods Woord. Men zij der
halve voor dit boek met zijn
aantrekkelijke titel en zijn af
beelding van de gekruisigde
Christus op het omslag gewaar
schuwd. Het houdt de waarheid
ten onder.
EV. GROLLE
VOOR T
De Bijbel over Mensen in bekoringen, toege
licht door dr. B. van Iersel; De Bijbel over
Sexualiteit, toegelicht door dr. Th. C. de
Kruijf. Uitgave J. J. Romen en Zonen, Roer
mond en Maaseik.
In deze twee geschriften van de hand van
rooms-katholieke auteurs wordt getracht de on
derwerpen „bekoring" en „sexualiteit" naar de
grondmotieven te bepalen. Ter wille van de
duidelijkheid is een keuze gemaakt uit de veel
heid van teksten, wetten en verhalen die de be
koring en de sexualiteit tot onderwerp hebben.
Het resultaat is twee heldere geschriften, die
als inleiding tot de onderwerpen bruikbaar zijn.
Dat in beide boekjes de rooms-katholieke vi
sie doorbreekt is vanzelfsprekend.
Een zekere heer Blot door Pierre Danlnos.
Uitgave Ad. Donker, Rotterdam.
De heer Blot, die Daninos in de Donker-poc-
ket ten tonele voert, heeft een wedstrijd, uitge
schreven door een Franse krant, gewonnen. Het
resultaat is dat hij zich de doorsnee-Fransman no.
1 mag noemen. Daarmee is op hetzelfde mo
ment zijn status doorbroken, want le beau mon
de gaat zich nu voor deze merkwaardige door-
snee-mens interesseren. Het verhaal is een op
somming van de belevenissen die de evenwich
tigste mens moet doorstaan als de belangstel
ling zich op hem richt. Als men beseft dat dc
doorsnee-Fransman niet veel verschilt van de
doorsnee-Nederlander wordt het duidelijk dat ve
len zich zelf zullen herkennen in het met char
me getekende portret. De vertaling van het
boekje is uitstekend.
7fi„
•roinel
Diamanten voor Janice, door Nevil Shul
Uitgave Ad. M. C. Stok Zuid-Holl. Uitgej
Mij., Den Haag. J
Janice is het dochtertje van een met IC
moeder op zee omgekomen Engelse ex-ma'tl
officier. Zij speelt in deze postume roman. L.
de bekende schrijver Nevil Shute geen grote*
maar de diamanten des te meer. Of lieveT
man die een wereldreis onderneemt om Ji
m staat te stellen, onbezorgd op te gr<
Deze pleegvader is een gewone, eerlijke,
gerlijke man, zoals die in de hedendaagse rolul
kunst zelden voorkomen. Haast sprookjesai
is de manier waarop feze fatsoenlijke in
inentmaker door allerlei lieden met geld opfl
wordt geholpen, eigenlijk alleen maar dooni,"
eenvoud, deugdzaamheid en onbaatzuchtig
Hoe. dat is veel te spannend om hier na te^^
tellen, want Nevil Shute heeft er een he^V
boek van gemaakt. De vertaling van Hair™
Vries is opvallend goed. Hij heeft er een i
levend stuk Nederlands van gemaakt, en
lijkt ons vooral met al die technische en
ritieme termen een hele toer.
lk trok door wijde steppen, door JI
Bitsch. Uitgave Ad. M. C. Stok Forum-bi,-1
rij. Den Haag. 401
De wijde steppen, waar deze Deense atinu
filmer met de ogen goed open en de cam^ dc
de aanslag geruime tijd verbleef, liggen iny
golië. een gebied achter de Chinese h$
waar nog niet zo veel over is geschreveLe
lezer reist als 't ware mee met de schrf
die zeker niet oppervlakkig zo hier en0
eens is langs gewandeld, maar zich in de 2C
tergronden van dit oude land onder de roff-
vloedssfeer niet zonder succes heeft veilhiei
Hij geeft daar een boeiend relaas van, ld.
portagevorm, zodat we Mongolië leren tychr
als een ruig maar ook fascinerend stukj'
rcld. De kleurenfoto's in deze verzorgde ui zou
zijn een lust voor het oog en vullen het vOue»
goed aan. Als reisreportage zeker gcslaai de
Is 2