SliawJop GECLAUSULEERDEi BEEST 1 De duivelstoren :.LuI Het ÜUÜLL De gekruisigde God i LITERAIR AKKOORD 6 ZONDAGSBLAD T J GELEZEN: ZATERDAG 9 MAART 196!*1 twee (Ierse) vernieuwers van Engelse literatuur „Het portret van de jonge kunstenaar" na 47 jaar in het Nederlands Het is merkwaardig, dat het Juist twee Ieren moesten zijn, die in de Engelse literatuur in de eerste decennia van deze eeuw als de grote vernieuwers naar voren kwamen. Voor de toneelschrijfkunst was dat im mers de in Dublin geboren George Bernard Shaw, die in 1892 als veertigjarige debuteer de met het stuk „Widower's Houses" en daarna in een lang leven de toneelliteratuur ver rijkte en tot een legende werd. Voor het Engelse proza, en wel speciaal voor de roman deed James Joyce zijn baan brekend werk. Joyce was van een andere, latere generatie dan Shaw. Hij werd in 1882 geboren en ook zijn wieg stond in Dublin. Hoezeer deze beide schrijvers wat hun leeftijd betreft en zeker ook qua karakter uiteen liepen, toch waren zij beiden op hun ter rein zulke prominente pioniers, dat Groot-Britannië (en daarmee de hele Engels-lezende wereld) wel naar hun Engels met een Iers accent moest luisteren. Bei- deh ondergingen sterk de invloed van de Noor Henrik Ibsen en bei den keerden zich niet alleen af van hun vaderland, maar ook van him geloof. Shaw was ontegenzeglijk de meest-strijdbare van de twee. Hij bleef tot kort voor zijn dood (op 94-jarige leeftijd in 1950) zijn bi zarre ingezonden stukken schrij ven, hij bleef polemiseren met zijn tegenstanders, hij handhaafde zijn mening, dat de Engelse spelling moest worden vereenvoudigd door het gebruik van Shaw s eigen fo netisch alfabet en hij liet de stich ting, die dat werk moest voort zetten, bij zijn dood zelfs een gro te som geld na. Belangrijk Minder kleurrijk dan zijn oude re, excentrieke landgenoot, maar ten minste zo belangrijk was het werk van James Joyce. Deze Ier sprak als mens minder tot de ver beelding van zijn tijdgenoten. Hij was niet zo spectaculair als Shaw. Hij trad niet naar voren met de baard fier-wapperend als een vaandel in de wind der kritiek, vechtend en polemiserend, ook wel eens tegen windmolens. Shaw was anti-met-zeep-wassen. anti roken en anti-vleeseten en al die De Rotterdamse uitgeverij Ad Don ker heeft in de ver taling van Max Schucharl de eerste grote roman van de Ierse schrijver James Joyce ,Jlet portret van de jonge kun stenaar" het licht doen tien. Dit uit 1916 daterende boek van de auteur, die nog steeds geldt als de grootste ver nieuwer van het Engelse proza in de twintigste eeuw, is geschreven jn een steeds wisselende stijl, die knap is door de originaliteit in het woordgebruik en die James Joyce wiens echte por tret we hiernaast afdrukten) stem pelden tol één der belangrijkste au teurs, ondanks het qua omvang zeker niet grote oeuvre, dat hij het lezers publiek naliet. r/7////////7/////////////////7/////#«////////////'////////////'/////i Na ln 1914 al in zijn bundel De duivel in de kunst is de echte duivel niet. Of zijn gelijkenis nu korte verhalen „Dubliners" grote twepmt raar een aap. een bok. or een draak, of trekken van alle bc]oIte„ voot df ontnlkkelins van drie in zich verenigt, het signalement klopt niet. Het kwam er hebbelijkheden gebruikte hij maar al te graag voor een coquetterie met een massa-publiek. Joyce echter zette alleen de pennen van zijn literaire tijdge noten en epigonen in beweging over zijn werk. Hij mengde zich niet zelf in de strijd en voor het grote publiek bleef hij een onbe grepen figuur. In zijn zeker niet- omvangrijke oeuvre werd Joyce gezien als de gever van een nood zakelijke en verjongend werkende bloedtransfusie aan het proza van de twintigste eeuw, en het is daar om niet verwonderlijk, dat de li teratuurlijst over Joyce aanzien lijk langer werd dan de opsom ming van diens eigen werken. Beloften drie m zich verenigt, het signalement klopt niet. Het Kwam er innn maar opaan in beeldende kunst of literatuur een figuur te scheppen z,)n talent te hebben gedaan, toon- - »- a—1 de Joyce zijn originaliteit twee jaar later in zijn eerste roman „A portrait of the artist as a young man". Dit sterk-autobio- grafische werk van de jonge rooms-katholieke Ier is nu in een door Max Schuchart goed ver zorgde vertaling ais „Het portret die angst aanjaagt of afreageert. Mephlstopheles in Goethes Faust heeft al evenmin iets met de werkelijke Boze van doen. Een cynisch man van de wereld van onzekere leeftijd en correct voorkomen, be giftigd met een kraakstem (ik hoor hier op dc achtergrond ln mijn herinnering Ludwlg Wiiliner's stem: „du musst es dreimal sagen") is al evenmin geschikt de Satan en dienst diepten te vertegenwoor digen. Zwarte honden, satyr-achtige halen over hereboeren en zwer- wezens, of de monstertjes die op vers. Wat men hem wel als fout middeleeuwse voorstellingen de moet aanrekenen is dat b.v. een mens verzoeken en belagen, zijn waardin in de conversatie boeken- 1,1«„„I el - in „1. cisme van Ierland, waarvoor Ste phen Dedalus alleen maar een atheïstische levensopvatting in de plaats kan stellen. En zoals de socialist en Fabianist Shaw het atheïsme verdedigde en aanhing, zo werd Joyce de .renegaat van het geloof, waarvan hij de kern niet meer kon zien door de uiter lijke schijn, die in zijn vaderland was geworden tot een melange van geloof, bijgeloof en oerhei- dense bijmengsels en die zijn haat opwekte door de machtswel lust van de geestelijken. Afkeer Evenals Shaw keerde ook Joyce zich van Ierland af. Hij zocht zijn asiel niet in Engeland. Hij ging '///////////////A////////////////. Geestelijke leiders van ons volk Geestelijke leiders van ons volk, door J. W. Jongedijk. Uitgave Europese Biblio theek, 's-Gravenzande. Maanden geleden publiceerde de van de Jonge kunstenaar" bij de adjunct-hoofdredacteur van Het Uitgeverij Ad. Donker te Rotter- Vaderland, de heer J W. Jonge- „roducten van de volksverbeil- taal gebruikt en dat ln het al- Uitgeverij Ad. Donker te Kotter- vaue.rano^u^ „eer .ge ding. Ergens in de diepte van gemeen de gesprekstoon niet na- dam verschenen. Schuchart heeft ,r4tten van de leiders van ver- de volksziel leeft nog de herinne- M. Een moderner voor- nlet gemakkelijk gehad schillende Nederlandse kerken. noemd (se-trim). Dat Luther de van de korthe-d Tot.dehelft ge- te eggen als Joyce ln alm vroor- ^SStSSSUgevenTon dl duivel een inktpot naar het hoofd ïlitiaeh *dd*nh eui «|2 d«,rUk inventief Engels deed. ma„ en van zijn kerk, gemeen- zou hebben geworpen illustreert Mg*" Hoe modern de stijl von Joyce ln schap of sekte die hij vertegen- d\°emlddVeSwre«r50ïdeSii ffiüi geweest moet rijn. val. nu e. De^v„ he^£ in deze Nederlandse vertaling (na ^en van veeial sekteleiders aan- 47 jaren!) des te sterker op. Joy- gevuld. Zo hebben we een bijzon- ce bracht woordvondsten en zins- der levendige uitgave gekregen, waarin het niet gaat om de statis- wendingen ln zijn verhaal over de tjsche gegevens, maar waarin wel jonge Stephen Dedalus, die later diep doorgedrongen wordt in de bij zijn navolgers zouden ont- geest van de man en zijn bewe- A ging of kerk. Hier zijn vertegen aarden in manierisme. woordigd ds. P. G. van den Hooff (hervormd), ds. P. D. Kuiper (ge reformeerd), kardinaal Alfrink, ds. L. Rijksen (gereformeerde Ge- En hij beschrijft soms teer, meenten), kommandant Palstra dan weer bruut de ontwikkeling van het Leger des Heils, maar van knaap tot man van de jonge, 00k Kushnir van de Jehova's Ge streng rooms-katholiek opgevoede tuigen, Jongkees van de mormo- Dedalus (Joyce) in de benau- nen, J. van Rijckenborgh van de wende, kloosterachtige sfeer van Rozenkruizers en vele anderen, de school der Jezuieten, het Een ding is jammer, dat naast van de oudere Nederlandse kerken en JAMES JOYCE naar Parijs, leefde in Zwitserland en later in Triëst. Zijn intellec- tualistisch-pessimistische kijk op het leven veranderde niet, werd zeker beïnvloed door zijn zwak ke gezondheid (hij onderging tien operaties aan de ogen) en in 1922 loste hij een literaire belófte in met Ulysses" (waarin de jonge Dedalus voor één dag naar Du blin terugkeert), een boek, dat nog moeilijker verstaanbaar werd dan „Het portret van de kunste naar" al voor de gemiddelde le zer was. Het zou tot 1939 duren, voordat Joyce (twee jaar voor zijn dood in 1941) zijn met grote zorg sa mengestelde oeuvre afsloot met „Finnegans Wake", een boek vol taalvernieuwingen en -vondsten, die onnavolgbaar en vaak ook niet te volgen waren. Joyce werd een vernieuwer van het Engelse pro za, maar meer dan dat gaf hij de mensheid niet, want de „Een heid", die hij zocht in de plaats van het geloof te stellen, deed hem slechts belanden in de chaos van een steeds gigantischer wor dende twijfel. J. v. H. „De meeste kun stenaars beschou wen degenen die over hen schrij ven als een on misbaar, maar on dergeschikt soort mensen." Dit schreef dr. J. C. Hol in Mens en Melodie van mei/juni 1946. in een artikel over Alphons Diepenbrock. ln de muziek ligt deze aangelegen heid een beetje anders dan in de literatuur. De muzikale jour nalistiek houdt zich, al of niet naar aanleiding van concerten, bezig met solisten en dirigenten, of ensembles, voorts ook met componisten. In deze wereld gaat het om de muziek, en wat over die muziek geschreven wordt is commentaar. Van het muzikale standpunt uit is schrij ven over muziek en musici uit den aard der zaak al iets se cundairs. Maar in de literatuur is de afstand tussen kunst prestatie en commentaar klei ner, soms gering en soms zelfs afwezig. Schrijven is schrij ven, waarover het verder ook gaat. En als dat goed gebeurt, kan ook het commentaar lite ratuur zijn. De Tachtigers stelden dit 1 laatste zelfs als eis. En waar zou Ter Braak blijven als hij I alleen op grond van zijn romans I tot de literatuur moest worden gerekend? Zo kunnen essays I over muziek, die letterkundige 1 kwaliteiten vertonen, aan die I werkelijke of vermeende min derwaardigheid ontkomen: ik denk hier aan de opstellen over muziek van Diepenbrock en Pij- I per. Maar dit waren componis- I ten... I Meer afhankelijk I Persoonlijk deel ik die gering schatting van de muziekjourna- I list allerminst. Bovendien is de I uitvoerende musicus van goede recensies veel meer afhankelijk Idan de romancier of dichter. Juist omdat muziek een „onver klaarbare" kunst is, kan er niet I genoeg over gesproken en ge schreven worden, tenminste als dat op een bepaald niveau ge- I beurt, waar kennis van zaken, smaak en goede stijl gewaar borgd zijn. Vergelijken maakt altijd wijzer en dat beetje wijs- Iheid hebben we wel nodig, wan neer we, zoals in het onderha vige geval, een boek met zeer I gedegen, gedocumenteerde en gedetailleerde opstellen over twee schrijvers moeten beoorde len. I Die auteurs zijn F. Bordewijk 1 en Hugo Claus. De man die de- heeft zoveel in. dat het ondoenlijk isf de inhoud in het kort weer te ge ven. Bordewijk' is in zekere zin ,.af"in 1963 is er voldoende afstand tot zijn generatie te ne men. Claus is als mens en als schrijver niet „af", zodat dui ook het oordeel over de mem Claus en zijn werk niet af kaï zijn. Onvermijdelijk ze studies geschreven Th. Govaart, die. als ik nei goed begrijp, bij het middel baar onderwijs in Vlaanderen werkzaam is. De uitgeefster is Paul Brand N.V., Hilversum/ Antwerpen. Het boek verschijnt in de serie Tweelicht, „een reeks publicaties over de mens in zijn ontwikkeling en in zijn verhoudingen, onder leiding van de redactie van Dux." De psy choloog J. J. Dijkhuis zegt in zijn Inleiding over de bedoeling van Tweelicht: „Het streven is om door anthropologische, psy chologische en sociologische ver kenningen perspectief te brengen in wat enigermate vaag wordt vier regels vollediger gekaral aangeduid als: de pedagogische teriseerd dan een wetenschappi Maar Bordewijk is voor onzi jeugd minder actueel dan Claus Een voorlopige analyse v~ het werk van deze laatste dus ook onver/nijdelijk. evenwel bereikt men de grenl van zijn waardering. Hier voel' men, bij alle verdienstelijkheii van de literatuur als weten» schap, behoefte aan de litersP tuur als kunst. Dichters hebber situatie." Gericht- Het zijn dus geen zuiver let terkundige, maar gerichte es says. Aan de ene kant zijn er de tieners, aan de andere kant is er de nogal krasse, heden daagse literatuur. Daar tussen in staan de opvoeders, die zich niet met een Jantje van Leiden van de zaak willen afmaken. Een „pedagogische situatie", waarin vandaag honderden le raars. en niet alleen leraars Ne derlands. geplaatst zijn. Het ver moeiende van het leraarsberoep is, dat men, anders dan de ouders van opgroeiende kinde ren, altijd in de problematiek blijft zitten, of liever: telkens in een nieuwe problematiek ver valt. Omgaan met de jeugd dwingt je jong te blijven (een van de machtigste voordelen van lesgeven aan middelbare scho len en academies), maar aan de andere kant brengt die pe dagogische situatie gevaren mee. Het uitleggen krijgt een te zwaar accent. Van Willem Men gelberg zeiden de leden van een New Yorks symfonie-orkest: „Hij is de beste kleine roodha rige uitlegger ter wereld". Ik heb in dit boek van Govaart lang en herhaaldelijk zitten le zen en kan niet anders zeggen dan dat het voortreffelijk mate riaal biedt voor de praktijk van het literatuuronderwijs. Er staat Hugo Claus maakte zelf deze tekening van vier generaties van zijn familie. ben, bij een beschouwing over dromen de naam Freud en bij het noemen van abstracte kunst de naam Picasso voor zich te hou den. Wat ik bijzonder leuk heb ge vonden is de manier waarop de dat de werkelijke duivel zich over alle zogenaamde diablerieën van wege derzelver verregaande na- ieveteit verbaast. En toen een evangelist (was het niet Billy Sunday?) een arena vol men- vonaen IS oe n een de duivel liet uitlachen weet auttur h ,chlfderij ik niet wie er het hardst gelachen heeft meegetekend .tol. 130) ei neeit. daarmee wil ik besluiten. VolksqelOOT De Hoogstraat?... Een te weid- 3 se betiteling voor een straat zon- Maar men heeft, ook in de li- der huizen, behalve de zijgevel teratuur. nu eenmaal met zulke van de voormalige school, waar uitingen van volksgeloof te ma- nu een schrijver hokt. ken. Jan Eekhout heeft er zelfs ...Die schrijver, wat is dat een detective-verhaal op geba- voor een meneer?... seerd. Blijkbaar beseffend, dat Och, hij is een kluizenaar, zijn neo-romantische geschiedenis- zit in zijn huis als een torenuil De gekruisigde God, door Erich Zehren. Vertaling uit het Duits door M. GERRITSEN. Uitgave Service, Den Haag. lijk literator in een dik boelen Men zou verlangen een essaj)e over Claus te lezen, zoals h jj, nu is, zonder een noot, zonde een verwijzing, zonder analys als een karakteristiek, een syiee thf.se, een portret. Ja en daarn zou men zich gewillig langs iee de bomen van het bos laten vo ue: ren. ra; Die synthetische gave haddi m Ter Braak en Du Perron, o danks hun breedvoerigheid somf Die gave verheft een geschr ven studie tot de rang van h baarlijk letterkundige essa gA Uit gemis heb ik mijn lectui)er over Claus bij Govaart ve volgd met het lezen van Clai zelfportret in het in 1955 te Ai£K< werpen uitgekomen, aardi )m boekje Familiealbum. Cla t schrijft daarin wel over zijn au komst, maar hij tekent zichzi or in het beeld mee, evenals in hierbij gereproduceerde tek ning. j Men krijgt de stellige indr dat Govaart rooms-katholiek Jd en dat hij de religieuze fact behoedzaam (want het is i -r kostbaars) in het geding brengen. Voor die behoedzaa heid heb ik alle begrip, m: 2 Claus is een tolk van het po ri{ christelijk levensgevoel, dat en de hedendaagse Nederlandse lw teratuur meer en meer gestaen krijgt. Dit laatste en dat. mijn tweede bezwaar ko in Govaarts boek te weinig p Tegenover Claus moet n ni| voorzichtig blijven, maar ap geest kan men onomwoni jpj- signaleren en ertegen waarsct^. wen. C. RIJNSDO lij ioo Atheïst sen door de veranderde tijd nu en doet de schrijfmachine ratelen ««wo» woVcoïlege wel volkomen achterhaald zijn, en van de morgen tot de avond. Een ^longowes Wood College even blijkbaar onder de indruk broodschrijver. Ik las een paar van Chestertons Father Brown, van zijn boeken. Ze liggen me niet. heeft Eekhout in De Duivelstoren Geef mij maar de onovertroffen (uitgave G. F. Callenbach N.V., en onovertrefbare Dickens! Nijkerk) de geschiedenis beschre- Behoort hij ook tot de trou- ven van een moord, die zich af- we torenbestijgers? speelt in een plaatsje in Zeeuws- Hij. Welnee. Hij is er te Vlaanderen - uit welke streek amechtig voor de auteur afkomstig is en 1_.^en il°.p.en,,op_ ®e toren, die op zijl rekend is. Boze speelt. De plaatselijke le gende van een oude toren als woonplaats van de duivel dient de moordenaar als dekmantel (in de vorm van een rood tricot) voor zijn duivelse wraakzucht vanwege het verval van zijn geslacht. De speurder is een Engelsman, een soort criminoloog, die gewend is schuldigen op te sporen met be hulp van een zich in de geest voltrekkende vereenzelviging met de misdadiger, en in het verleng de daarvan krachtens een soort zesde zintuig. Father Brown Chestertons Father Brown-ver- halen hadden een apologetische bedoeling. Hij wilde aantonen dat het materialisme, door de ontken ning van het bovenzinnelijke, de mens dom maakt en hem het zicht beneemt op verbanden en beweegredenen, die bij een mis daad kunnen meespelen. Door Father Browns kinderlijk geloof zag hij zulk soort zaken juist ex tra scherp: hij was een detecti ve sub specie aeternitatis. Deze strekking bij Chesterton verleende aan zijn Father Brown- verhalen een eigen karakter. Eek hout heeft zijn bewonderd voor beeld hierin niet nagevolgd, wat ook wel heel moeilijk zou zijn ge weest. Een nuchtere speurdersrci- man te schrijven trok hém. die in zijn hart romanticus is geble ven, niet aan. Wel zag hij kopij in het grensgebied van religie en bijgeloof, verbonden met legenda rische verhalen uit zijn geboorte streek. Nu is het schrijven van detective-stories een specialiteit, die vooral in de Angelsaksische wereld vanouds op zeer hoog ni veau staat. Dit ijs is te glad voor iemand die zo maar eens een baantje wil rijden. Vergelijking Het ligt voor de hand dat een vergelijking ten ongunste van Eek hout uitvalt. De verwikkeling is v ?1 aardig opgezet, volgens het klassieke recept van een beperkt aantal mogelijke daders en de eindelijke ontmaskering van de man die men eerst over het hoofd zag, maar er zijn te veel woorden aan verspild, vooral in de zogenaamde brieven van de En gelse speurder aan zijn vriendin. Toch is hier voor „afkraken" iunkt mij geen reden. Eekhout «ft de moed gehad eens iets anders te proberen dan ver- C. RIJNSDORP het in zijn tijd nog „Roomser dan deze kleine sekten geen aandacht de paus" zijnde Ierland en hij werd besteed aan iemand uit de ziet kans de aandachtige lezer Christelijke Gereformeerde Ker- (Joyce vraagt grote aandacht) ken, de Gereformeerde Kerken mee te slepen met dit verhaal van (vrijgemaakt), de Bond van Vrije de twijfel aan het geloof, van de Evangelische Gemeenten, en de grote vragep, die een jonge man Unie van Baptisten Gemeenten, met een kunstenaarsziel kunnen Daardoor geeft deze uitgave enigs- bezighouden en van de totale af- zins de indruk een samenraap- rekening van een jonge intellec- sel te zijn. Juist omdat de ge- tueel met het zo sterk aan de schreven portretten stuk voor stuk cleresie gebonden rooms-katholi- subliem zijn, betreuren we dat. Literair Akkoord 6 (Zwarte Beertjes 552) is een uitgave van A. W. Bruna Zoon te Utrecht, en bevat een keuze uit bijdragen verschenen in de Zuid- en Noordnederlandse let terkundige tijdschriften van het jaar 1961, bijeengebracht door Ad den Besten, C. Bittremieux, Sybren Polet en Jan Schepens. De bloemlezing is samenge steld in opdracht van de mi nister van 0„ K. en \Y. te 's-Gravenhage en de minister voor openbaar onderwijs te Brussel, die hiermee opnieuw gehoor hebben gegeven aan een verzoek van de Conferentie der Nederlandse Letteren. Bij dc keuze is in de eerste plaats natuurlijk naar kwaliteit ge keken, maar ook naar de leng te, terwijl, als werk Intussen in boekvorm verschenen is, de keuze beperkt werd. Hoewel uw recensent zijn best heeft gedaan door vrijwel alles in dit boekje van een kleine 190 bladzijden tekst te lezen, acht hij het ondoenlijk de inhoud te bespreken. De lijst van auteurs vermeldt 79 I namen! Voor uiterst weinig geld krijgt men een grote hoe veelheid zeer uiteenlopende li teraire bijdragen in één boekje bijeen en kan men geacht wor den een indruk te hebben ge kregen van negentien tijd schriften gedurende één jaar gang. Wie b.v. over Pierre Kemp nader wil worden inge licht, vindt hier van Ju lienne Huybrechts een „Ont moeting met Pierre Kemp" van deze dichter zelf I een opstel „Dichterschap wijze van werken". Men vindt er beschouwende stukken, gedichten, korte verhalen en aforismen, zodat ook de onder scheiden literaire vormen hun j deel hebben gekregen. Bij één bijdrage wil ik iets opmerken. Het is het verhalend prozastuk je Trailer, uit Gard Sivik nr. 21. Het bestaat nagenoeg ge heel uit korte zinnetjes. De auteur is Cornelis Bastiaan Vaandrager. Voor mijn besef zit er een jeugdig dogmatisme in dit consequent volgehouden principe. Het onthult mij hoe zeer de moderniteit door be paalde jonge schrijvers angst vallig wordt nagestreefd. Ze zijn dus niet zo zeker van zich zelf als ze lijken. Nu is in de eerste plaats dat volgehouden gebruik van de korte zin al van oude datum. In de jaren 1920 tot 1922 schreef Roel Houw ink een aantal novellen, die hij on der deze titel in 1924 in eigen beheer uitgaf. Een enkel ci taat. „Er kwam ijs. Om de beurt kregen ze een vrijen middag. Hij bleef op zijn ka mer. De kachel stond rood. Troosteloos lagen de grauwe luchten. Het begon te sneeu wen. Hij liet de gordijnen neer. nam een boek. Stilte verwijdde zijn denken. Klok- tik deelde de ruimte. Hij greep den slinger: rust. Uit hem groeide ontzaggelijk de kamer. De dingen verloren hun evenwicht. Hij sloot de oogen. Zware balken pletten zijn hoofd. Kromming. Gelijk een zwemmer dook hij bo ven, maakte licht. Zijn ge laat voor den spiegel was niet ontdaan. Hij strikte een nieuwe das, ging eten in de stad." Natuurlijk is de toon naïever dan bij de wereldwijze, illusie loze oude mannen, die nu in de jongerentijdschriften aan het woord zijn. De jonge Hou- wink was idealist en geloofde in de macht van de geest. Aan onze jonge auteurs hoef je niets meer te vertellen; integendeel: hoe zullen ze het óns vertellen? Ze hebben het leven en de we reld in hun zak. Het verbaast je eigenlijk dat ze nog schrij ven. Misschien om het lezers publiek en elkaar onder de hand schuine bakken te vertel len en daarvan collecties aan te leggen, zoals vroeger (nog niet zo lang geleden!) van post zegels. Waarmee niet ontkend wil zijn. dat Vaandrager talent heeft. Ik heb wel eens iets van hem gelezen dat me, in de goe de en sterke zin van het woord, schokte. Maar deze jongeren moeten bedenken dat wij oude ren nog niet zo aftands zijn, of we kijken wel eens door scheurtjes in maskers heen. Zo ook dat krampachtig vol houden van kortheid in de vol zinnen. De ervaring leert (niet in het minst ook in de praktijk van de radio), dat het moder ne proza bij wijze van afwisse ling op sommige momenten naar de lange, samengestelde zin verlangt. De lezer ook! Dat de totaalindruk van het boekje chaotisch is, kon wor den verwacht. Misschien dat over dertig jaar. als iemand er dan nog naar omkijkt, zich iets*, gemeenschappelijks aan het oog van de lezer opdringt, dat we nu nog niet kunnen zien. Het merk van de tijd, zoals we dat nu aan die vroege proe ven van Houwink opmerken: het ietwat krampachtig opti misme van de jaren twintig. Voor Houwink was het berei ken van deze stijl een persoon lijke prestatie, een moeizaam bevochten overwinning. In deze bijdrage van Vaandrager doet het aan als een maniertje. C. RIJNSDORP Erich Zehren heeft een heel dik boek geschreven om aan te to nen, dat het Christendom nauw verweven is met allerlei religies van allerlei slag van de vroeg ste oertijden af. Hij noemt dit „een bijdrage tot de archeolo gie der cultuur" en vindt het „een wetenschap vol geheimen". Aan zijn boek gaat vooraf een „inleiding, die u lezen moet". Hij stelt daarin met de Italiaan se archeologe Pia Laviosa-Zam- botti vast, dat de archeologen „in het algemeen niet geneigd zijn de resultaten van hun on derzoekingen in breder kring be kend te maken". Hij vindt dat maar raar. Daarom heeft hij zijn boek ge schreven om te ontdekken, dat er allerlei verschijnselen, ele menten, associaties door de eeu wen heen bij allerlei volkeren schijnbaar onafhankelijk van el kaar weer opduiken. De wijs heid der Egyptenaren, de Su- merische cultuur, de primitieve stammen uit Midden-Afrika kortom de hele wereld heeft met elkaar te maken.... Verbonden met al deze mysterieuze ge heimleren is ook het Christen dom en, daaraan voorafgaande, de godsdienst van Israël. Om dit aan te tonen vliegt hij van de hak op de tak: nu eens zit men bij Paulus om dan in eens weer midden in de phal- luscultus van een primitieve stam terecht te zijn of in de spreekkamer van een moderne psychiater, waar al deze „arche typen" weer aan het licht ko men. Heel niet vreemd, „want elk thans levend mens is niet, zoals hij zou kunnen denken, twintig of dertig of vijftig, maar ongeveer een half miljoen jaren oud", zo zegt Zehren en daar mee heeft hij de sluis openge zet om alles mef alles door el kaar te laten lopen tot, populair uitgedrukt, één pot nat. In deze inleiding „die u lezen moet" (althans volgens hem) heeft hij het over de maansym- boliek, die in tal van godsdien sten opduikt, en stelt dan de vraag: „Was Jezus van Naza reth de maan?".... Na zoiets geeft men de archeo logen van harte gelijk, als zij hun ontdekkingen maar niet zon der meer op de markt willen gooien. Daar komen maar onge lukken van, onbekookte theorie- en en gevolgtrekkingen a la Zehren. Karl Barth en anderen zijn reeds jaren d.oende te betogen, dat het Christendom (en daaraan vooraf het Jodendom) geen reli gie is in de zin, die onderzoekers als Zehren edgl. aan het begrip „religie" toekennen. Zehren heeft tal van citaten in zijn boek staan, maar geen enkele van Karl Barth c.s. Van een Bijbelstudie zoals de ze theologen bedrijven heeft hij niet terug. Dat zijn mensen, die in het voetspoor der Kerk, de za ken „onderscheiden" en Zehren met zijn geestverwanten willen juist het tegendeel: zij gooien al les door elkaar en verwarren het Evangelie met „religie"; gooien Osiris, de maansikkel en Jezus op één hoop; verwarren de mensen offers der Azteken met het Offer van Golgotha, en maken de Eeu wige gelijk aan de „goden". Inderdaad vertonen Oud en Nieuw Testament tal van „reli gieuze" .overblijfsels uit de verre oertijden, maar onze Bijbel heeft juist ten doel de Openbaring van de God van Hemel en Aarde dwars door allerlei religie" heen aan het licht te brengen. Het is deze Openbaring, die stelselmatig door dergelijke theosofisch gezin de lieden onder tafel wordt ge werkt. Het boek van Zehren maakt met zijn overmaat van fei ten en feitjes, gelardeerd met on bekookte gevolgtrekkingen, de in druk van iemand, die een oude rommelkast wilde gaan opruimen, maar tot dit opruimen niet is toe gekomen. Integendeel, bij elke ra riteit worden ellenlange betogen gehouden, die het geheel maar on overzichtelijker maken dan het al was. Zonde eigenlijk van zo'n dik boek van 365 pagina's met zoveel mooie platen. Het brengt ons geen stap dichter bij het enige waar het om gaat: de kennis van Gods Woord. Men zij der halve voor dit boek met zijn aantrekkelijke titel en zijn af beelding van de gekruisigde Christus op het omslag gewaar schuwd. Het houdt de waarheid ten onder. EV. GROLLE VOOR T De Bijbel over Mensen in bekoringen, toege licht door dr. B. van Iersel; De Bijbel over Sexualiteit, toegelicht door dr. Th. C. de Kruijf. Uitgave J. J. Romen en Zonen, Roer mond en Maaseik. In deze twee geschriften van de hand van rooms-katholieke auteurs wordt getracht de on derwerpen „bekoring" en „sexualiteit" naar de grondmotieven te bepalen. Ter wille van de duidelijkheid is een keuze gemaakt uit de veel heid van teksten, wetten en verhalen die de be koring en de sexualiteit tot onderwerp hebben. Het resultaat is twee heldere geschriften, die als inleiding tot de onderwerpen bruikbaar zijn. Dat in beide boekjes de rooms-katholieke vi sie doorbreekt is vanzelfsprekend. Een zekere heer Blot door Pierre Danlnos. Uitgave Ad. Donker, Rotterdam. De heer Blot, die Daninos in de Donker-poc- ket ten tonele voert, heeft een wedstrijd, uitge schreven door een Franse krant, gewonnen. Het resultaat is dat hij zich de doorsnee-Fransman no. 1 mag noemen. Daarmee is op hetzelfde mo ment zijn status doorbroken, want le beau mon de gaat zich nu voor deze merkwaardige door- snee-mens interesseren. Het verhaal is een op somming van de belevenissen die de evenwich tigste mens moet doorstaan als de belangstel ling zich op hem richt. Als men beseft dat dc doorsnee-Fransman niet veel verschilt van de doorsnee-Nederlander wordt het duidelijk dat ve len zich zelf zullen herkennen in het met char me getekende portret. De vertaling van het boekje is uitstekend. 7fi„ •roinel Diamanten voor Janice, door Nevil Shul Uitgave Ad. M. C. Stok Zuid-Holl. Uitgej Mij., Den Haag. J Janice is het dochtertje van een met IC moeder op zee omgekomen Engelse ex-ma'tl officier. Zij speelt in deze postume roman. L. de bekende schrijver Nevil Shute geen grote* maar de diamanten des te meer. Of lieveT man die een wereldreis onderneemt om Ji m staat te stellen, onbezorgd op te gr< Deze pleegvader is een gewone, eerlijke, gerlijke man, zoals die in de hedendaagse rolul kunst zelden voorkomen. Haast sprookjesai is de manier waarop feze fatsoenlijke in inentmaker door allerlei lieden met geld opfl wordt geholpen, eigenlijk alleen maar dooni," eenvoud, deugdzaamheid en onbaatzuchtig Hoe. dat is veel te spannend om hier na te^^ tellen, want Nevil Shute heeft er een he^V boek van gemaakt. De vertaling van Hair™ Vries is opvallend goed. Hij heeft er een i levend stuk Nederlands van gemaakt, en lijkt ons vooral met al die technische en ritieme termen een hele toer. lk trok door wijde steppen, door JI Bitsch. Uitgave Ad. M. C. Stok Forum-bi,-1 rij. Den Haag. 401 De wijde steppen, waar deze Deense atinu filmer met de ogen goed open en de cam^ dc de aanslag geruime tijd verbleef, liggen iny golië. een gebied achter de Chinese h$ waar nog niet zo veel over is geschreveLe lezer reist als 't ware mee met de schrf die zeker niet oppervlakkig zo hier en0 eens is langs gewandeld, maar zich in de 2C tergronden van dit oude land onder de roff- vloedssfeer niet zonder succes heeft veilhiei Hij geeft daar een boeiend relaas van, ld. portagevorm, zodat we Mongolië leren tychr als een ruig maar ook fascinerend stukj' rcld. De kleurenfoto's in deze verzorgde ui zou zijn een lust voor het oog en vullen het vOue» goed aan. Als reisreportage zeker gcslaai de Is 2

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1963 | | pagina 18