TOEN DE DIJKEN BRAKEN
RAMPENFONDS
Zij herinnert zich alles,..
...hij herinnert zich niets
Jhr. mr. A.F.C. de Casembroot:
„Ja...dan geneer ik me weieens"
WOENSDAG 30 JANUARI 1963
De juffrouw achter de telex wist meer. Zenuwachtig bewogen haar vingers
over het toetsenbord, waarbij letters werden vergeten, en woorden,
zelfs na verbetering, niet tot hun recht kwamen.
„Het water slaat reeds over de ringdijk."
Welk een, zij 't niet opzettelijke, verkleining van feiten. Was dan Zwijndrecht, dat door
het A.N.P. als eerste plaats werd genoemd,
waar de noodtoestand was afgekondigd,
het centrum van die verschrikkelijke ramp in die zo inktzwarte nacht
van 1 februari 1953
fllT IS DE PLAAT, die in 1953 als „de beste foto van de ramp" werd
gekwalificeerd. De makerde heer Blansjaar uit Haarlem, won
er de zilveren camera mee: een trofee, die voor een fotograaf on
geveer dezelfde betekenis heeft als een gouden plak voor een Olym
piade-sporter.
Waarom wel deze plaat en niet één van de duizenden, andere goede
foto's, welke tijdens de rampdagen zijn gemaakt? Omdat de uitgebeelde
vrouw de verpersoonlijking lijkt te zijn van de angst, die duizenden
hebben doorstaan. Omdat het kind door hetzelfde verdriet lijkt te worden
geteisterd als de moeder. Kortom: omdat het een plaat is van mense
lijke tragiek en van menselijk lijden.
We hebben de vrouw mevrouw A. van Es-Versendaal dezer
dagen in haar woning te 's-Gravendeel opgezocht. Eigenlijk was het haar
iets te veel om opnieuw over die oude foto te gaan praten, of althans
over datgene wat ze heeft meegemaakt. Hoewel ze ons toch nog te
woord heeft gestaan we zijn er haar dankbaar voor, want we kunnen
haar gevoelens zo goed begrijpen wilde ze van een nieuwe plaat niets
weten, omdat ze ,,niet van al die drukte" hield.
,,Ja", zei ze, ,,ik woon weer in 's-Gravendeel. Niet lang na de ramp
zijn m'n man, de drie kinderen en ik weer in het huisje aan de Strijense
Dijk getrokken. Daarna hebben we een paar jaar in Dordt gewoond,
maar het leven in een flat beviel me niet".
„M'n zoontje Aart. die ook op de foto staat, is al weer dertien jaar.
Hij bezoekt de technische school in Zwijndrecht, maar weet zich van de
rampdagen niet veel te herinneren. Geen wonder, want hij was toen pas
drie jaar".
„Toen ons huisje in de nacht van 1 februari 1953 onderstroomde, heb
ben buren ons liefderijk opgenomen. Een paar uur later moesten we met
z'n allen over de dijk naar een ander adres vluchten. Toen daar ook
weer water kwam. zijn we tijdelijk naar Rotterdam geëvacueerd".
„Ik ben nog altijd bang als het hard waait. Ik zal over dat angstgevoel
wel nooit heenkomen. Ook m'n kinderen gaan vaak naar de Dordtse Kil
kijken, als het water weer wordt opgejaagd. Of we hier in de Wilhel-
minastraat buiten bereik van de waterwolf zitten? Nee. helemaal niet.
Als er weer zoiets gebeurt, stromen we onder. Maar goed, er staat hier
een hele nieuwe wijk allemaal huizen bij elkaar dus, wat iets anders
is dan een eenzaam huisje aan de voet van een dijk".
jXJARlNUS Groenendijk weet zich van de rampdagen niets te her-
inneren. Het kan ook moeilijk anders, want toen het water zich
kolkend op Nieuwe Tonge had gestort, werd hij daar op de zolder
van een boerderij geboren.
Rinie kwam ter wereld in de schaduw van de dood. Z'n wanhopige
ouders hebben even voor z'n leven gevreesd, omdat z'n moeder geen
voeding voor hem had en er nergens iets eetbaars was te vinden. De
angst om hem heeft meer dan een etmaal geduurd. Na een dag en een
nacht werd het borelingske met z'n ouders, z'n broertjes en z'n grootva
der per boot geëvacueerd en ijlings naar het ziekenhuis van Dirksland
gebracht. Noch het kind. noch de moeder, constateerden de doktoren,
heeft nadelige gevolgen van de bevalling ondervonden.
Toen het water in de nacht van 1 februari 1953 met geweld de hofstede
Katendrecht binnendrong, vluchtte het gezin Groenendijk (drie jongens)
mét schoonvader d'Huyelaere naar de zolder. Moeder Groenendijk had
nog net tijd wat dekens, een paar luiers en een handjevol babykleertjes
te grijpen. Zelfs voor het meenemen van voedsel was geen tijd.
Met blauwe neuzen van de kou zaten de vijf mensen boven het water,
dat sinister tegen de trap klotste. Moeder Groenendijk, bij wie elk ogen
blik een blijde gebeurtenis kon worden verwacht, werd door haar man
in een paar dekens gewikkeld en in de enige afgesloten ruimte: de lo
geerkamer. gebracht. Grootvader hield de drie jongens zoet tegelij
kertijd rondscharrelend om wat bruikbaars te maken of te vinden.
Terwijl de vader voor het zolderraam met armgezwaai en geroep de
aandacht trachtte te trekken voorlopig tevergeefs vond grootvader
een roestig pctroleumstelletje. waar nog een bodempje brandstof inzat.
De dorstige kinderen liet hij de regendruppels van de ramen likken. Na
lang wachten lukte het hem een teil vol regenwater naar binnen te ha
len. Er kon nu tenminste voor warm water worden gezorgd.
Nóg meer vond en deed schoonvader d'Huyelaere. Hij tikte een puntje
suiker op de kop, dat hij zorgvuldig bewaarde. Hij viste de naar boven
gedreven broodtrommel uit het keldergat, waarvan de inhoud weliswaar
bremzout en doorweekt was, maar die toch enig soelaas kon geven.
Na een moeilijke nacht brak voor moeder Groenendijk de crisis aan.
Om tien uur 's morgens bracht ze Rinie ter wereld, geholpen en bijge
staan door haar man. Over het toen enigszins verstilde water had een
buurvrouw, die op haar eigen zolder geïsoleerd zat, hem alle moge
lijke raadgevingen toegeschreeuwd, die hij, zo goed en zo kwaad als
dat ging, opvolgde.
Het puntje suiker van grootvader kwam toen goed van pas. In een dot
je liet men de baby er wat op sabbelen. Het was het enige voedsel, dat
Rinie de eerste dertig uur van z'n bestaan binnenkreeg. Misschien heeft
het hem we! gered.
Ondanks die eerste, angstige ogenblikken is Marinus een flinke boy
geworden, die in de vierde klas van de Nederlands Hervormde school
in Nieuwe Tonge goede vorderingen maakt.
Als hij straks zijn tiende verjaardag viert, zullen de gedachten van
vader en moeder Groenendijk en. niet te vergeten, schoonvader d'Huye
laere. ongetwijfeld naar die bange zoldervlucht dwalen, die. naast de
•chaduw van de dood, het wonder van het leven gaf.
van Zeeland, West-Brabant, de Zuidhollandse eilanden tot diep in de Alblasserwaard toe, werd in
de steden, zij 't onrustig, geslapen, terwijl in de rampgebieden werd gevochten voor lijf en goed. Zwijn
drecht, Willemstad, Maassluis en Dordrecht hadden nog een stem, die kon worden opgevangen, maar al
die plaatsen tussen het Haringvliet en de Oosterschelde konden zich niet meer verstaanbaar maken. Het
was een lugubere stilte, omdat er, in doodsangst en nood, wel om hulp werd geroepen, zo niet ge
schreeuwd! Niemand hoorde het echter, behalve God, voor Wie zelfs een fluisterstem niet verloren gaat.
Angstgeschreeuw en hulpgeroep in die kleine uren van de eerste februari 1953, die Nederland zijn
grootste natuurramp sinds eeuwen bezorgde. Tegen de kusten van West-Europa sprong de wrede water
wolf hoog op, hierdoor in staat gesteld door een zware Noordwester met windvlagen tot 150 kilometer
per uur, zomede een springtij, dat tot ongekende hoogte werd gezogen.
De natuurkrachten wonnen het tijdelijk van de mens. In enkele uren tijds werd 175.000 hectare land,
dat met moeite aan de zee was ontworsteld, aan het hoog opstuwende water prijs gegeven. Mensen, die
ren, huizen en cultuurgrond werden door eb en vloed tot de vernietiging toe geranseld.
Toen de morgen gloorde een ijzige, wrede morgen wist nog niemand op de hoge gronden van
ons land dat ergens op een boerderijdak in het geteisterde land een versteende grootvader de zondag
se pudding voorkauwde om de baby, die hij in z'n armen had geklemd, tenminste iets te eten te kun
nen geven. Dat mannen, vrouwen en kinderen in bomen en op zolders kleumden, daar omkwamen door
de verlammende kou, of het stukbeuken der fundamenten, het was onbekend.
Pas in de namiddag kwam de reddingsactie geïmproviseerd op gang. Boten snelden toe, helikopters,
amfibie-voertuigen, voedselkonvooien, militairen, burgers, kortom: alles en iedei-een, waarmee en met
wie verlichting van de nood kon-worden gegeven.
Helaas, voor honderden, voor hele gezinnen en families, kwam de hulp te laat.
ALS ik zie hoe wij, Nederlanders,
bijspringen, als er elders op de
wereld van een ramp sprake is, ja.,
dan geneer ik me wel eens. Zonder
tekort te doen aan de spontane en
fantastische samenbundeling van
krachten, waarvan in het binnen
land sprake was, ben ik van mening
dat de hulp, die het buitenland Zee
land en de Zuidhollandse eilanden
tijdens de watersnood van 1953 bood,
fenomenaal moet worden genoemd.
Ik ben dan ook blij dat Schouwen-
Duiveland enorm in de bus heeft ge
blazen, toen Oostenrijk onlangs door
veel schade berokkenende overstro
mingen geteisterd werd".
Het is jhr. mr. A. F. C. de Casem
broot, die dit zegt, sinds 1947 Commis
saris van de Koningin in de provincie
Zeeland. Als geboren en getogen Zeeuw
is hij eerlijk en rondborstig. Boven
dien draagt hij het hart op de tong,
wat meer dan eens een snelle en bijna
niet te stuiten spraakwaterval ten ge
volge heeft. Van alle Commissarissen
van de Koningin is hij de meest schil
derachtige en joyeuze figuur, geliefd om
zijn bonhomie en zijn impulsieve har
telijkheid, gevreesd om zijn bevattings
vermogen en de wijze, waarop hij de
dingen onverbloemd kan zeggen.
Als men nu, tien jaar na die ramp
zalige nacht van 1 februari 1953, tegen
over hem zit, dan behoeft hij bepaald
niet over een drempel te worden heen-
getild om over benen en toekomst te
praten. Aan de andere kant ligt de
zware tol aan mensenlevens, die de ver
rassend toespringende waterwolf voor
zich opeiste, nog té schrijnend in zijn
herinnering om het verleden het ver
leden te laten. Een gesprek met hem
verloopt dan ook als het immer wisse
lend beeld van een kaleidoscoop. Te
rugblik, vooruitblik, consolidatie; voor
uitblik, terugblik, inventarisatie...
INDRUK
..Wat tijdens al die bange en lange
dagen van de ramp de meeste indruk
op me heeft gemaakt", verklaart hij, „is
de wijze, waarop de gedupeerden zich
hielden. Ze gaven blijk van een groot
incasserings- en een al even groot aan
passingsvermogen. Ondanks de' vaak
zware verliezen, die ze dragen moes
ten en dan beslist niet alleen in de
materiële sfeer! gingen ze onmid
dellijk aan de slag. Hoofddoel was de
beveiliging van het leven, zowel van
mens als van dier. Tegelijkertijd
trachtte men de gevolgen van de scha
de zoveel mogelijk in te perken".
„Waar ik al evenzeer door getrof
fen ben, is de hoge opvatting van
taak, die gedurende de rampdagen
door polder- en gemeentebesturen ten
toon is gespreid. Legio is het aantal
mensen, die hun gezin of hun fami
lie in de steek lieten om de gemeen
schap te dienen en te beschermen.
Er zijn zelfs functionarissen geweest,
wier vrouw en kinderen jammerlijk
omkwamen, terwijl zijzelf voor het
behoud van een dijk vochten, of on
derweg waren om anderen voor ver
drinkingsgevaar te waarschuwen".
De vernieuwing van een, deel van
het woningbestand en de grotere leef
baarheid van de dorpen als gevolg van
de bouw van gemeenschapscentra (veel
al geschonken) acht de Commissaris
van groot belang voor de toekomst van
Zeeland. Hoewel het principe ..aftrek
oud voor nieuw" financiële lasten op
de schouders van velen heeft gebracht,
staat hier een sterk gestegen waarde
tegenover. Bij verkoop van gecom
penseerd bezit kan vooral
OMSCHAKELING
„We zitten midden in een omscha
kelingsproces", brengt hij naar voren.
„Zeeland is doende zijn oeroude, agra
rische patroon te wijzigen. Er is een
neiging tot concentratie in grotere ge
meenschappen te bespeuren. We zijn
wat laat probleemgebied geworden en
ook wat laat aan onze industrie-kernen
begonnen. In het kernenbeleid van de
regering zijn we aanvankelijk ten ach
ter gesteld. Mede door de herverkave
ling denk maar eens aan Schou-
wen-Duiveland zomede de mechani
satie in de landbouw, moesten er werk
krachten worden afgestoten. Na Gro
ningen, Friesland en Drenthe zijn we
thans de provincie met de grootste
werkloosheid. Al die mensen moeten
vormt reeds het Veerse Meer, dat door
afsluiting van het Veerse Gat en de
Zandkreek verkregen is.
„Door zijn unieke ligging en zijn, in
vergelijking met andere gebieden, onge
kende toeristische mogelijkheden", al
dus jhr. De Casembroot, „gaat deze
provincie een prachtige toekomst tege
moet. Aan de werkgelegenheid wordt
hard en met groeiend succes getim
merd. Als woongebied zal Zeeland
straks bijzonder in trek zijn, ook
gepesioneerden
de Randstad".
Ten koste var
waarden? Van j
forensen uit
bedrijven, terwijl het Sloeplan aardig
op gang komt. Wat dit laatste betreft:
er zijn al verschillende gegadigden,
die aan diep vaarwater willen zitten.
En er kan nog geselecteerd worden
ook. daar het aanbod groter is dan de
vraag. Die steeds verder voortschrijden
de industrialisatie hier moet overigens
niet met die in Randstad Holland wor
den vergeleken. Voor kleinere plaatsen
en gebieden gelden nu eenmaal andere
normen dan voor grote stadsagglome
raties. We zijn al blij met bedrijven,
die aan tien, twintig of dertig man werk
kunnen verschaffen. We rekenen hier
met kleine getallen, maar voor een
woongemeenschap kunnen ze een ver
ademing zijn".
De Commissaris stipuleert dat Zee
land ook zonder het Deltaplan toeris
tengebied geworden was. Sinds decen
nia trekken er vakantiegangers naar
het „eilandenrijk" men denke
slechts aan Domburg terwijl niet
het (nog onvoltooide) Deltaplan, maar
de welvaart de grote stroom heeft ge
bracht. De afdamming van de zeega
ten zal echter wél de toeristische mo-
wat dan wel? Van
irmen? Van veel, dat
altijd tot het streekeigen heeft behoord?
De Commissaris kijkt peinzend naar
buiten, naar de rustieke Middeleeuwse
en nog steeds in restauratie verkerende
binnenplaats van de machtige Middel
burgse Abdij, waar én het Provincie
huis én zijn ambtswoning deel van uit
maken.
„De Zeeuw is een realist", zegt
de realistische Zeeuw, terwijl hij
driftig aan z'n sigaret trekt. „Door
de eeuwen heen neemt de Zeeuw
de dingen, zoals ze zijn. Ontwaar
ding? Ja. Maar ontwaarding is in
herent aan de welvaartsstaat. Nee,
ik blijf optimistisch, hoewel er ze
ker een sociologische vertekening
te zien zal zijn. Aan het streek
eigen zullen ook beslist offers moe
ten worden gebracht. De dracht,
die mooie, Zeeuwse dracht, die m'n
vrouw en ik altijd graag hebben
aangetrokken, gaat er helaas hele
maal uit. Waarom? Omdat zij de
kleding is van boeren- en vissers
niet van burgers, zoals u en ik.
In Tirol en Schotland is dat heel
anders. Daarom zal zij in -die ge
bieden nooit verloren gaan".
Deze foto - een
A.N.P.-Foto - zegt r
den hoe het was
een dijk, die plot
luchtoF
il.ng
erdoor
>innen kolkte, een weg,
its te volgen was aan
telefoonpalen, boerde-
n nog maar bij laag
boot te bereiken wa-
het „klassieke" beeld
erd gen
lakt
begon met drie ton en
keerde 135 miljoen uit
Ruim 138 miljoen gulden werd
door spontane acties opgehaald
in de weken en maanden na de
rampnacht: 97 miljoen in het bin
nen-, 41 miljoen in het buiten
land. Nu, tien jaar na de ramp,
kan de heer P. Alons, directeur
van het Nationaal Rampenfonds,
zeggen: „bijna al het geld is be
steed en bijna alle zaken Zijn af
gehandeld. We hebben nog drie
miljoen over."
Op bet programma staan nu nog de
aanschaf van een vijftigtal kerkorgels
en de periodieke uitkeringen aan we
duwen en wezen. De orgelaanschaf zal
binnen enkele jaren zijn geregeld, de
uitkeringen zullen uiteraard langere
tijd doorgaan.
„Vele miljoenen zijn ons de afgelo
pen tien jaar door de handen gegaan",
zegt de heer Alons. „Tekorten hebben
we dank zij de spontane hulp vrijwel
nooit gehad. Alleen in het begin even.
Wij startten met een goede drie ton,
het overschot van de ramp in Borculo
in 1935 (die de aanleiding werd voor de
oprichting van het rampenfonds). Met
die drie ton zijn we direct gaan hel
pen. De omvang van de ramp was
echter zo groot dat we er niets mee
konden doen."
„Ik ging al verplichtingen voor mil
joenen aan. zonder dat ik ze bezat,
maar in de hoop dat ze er zouden ko
men. En ze kwamen er."
Onze eerste zorg na de rampnacht:
het verlenen van eerste hulp, het eva
cueren en opvangen van slachtoffers,
de voeding en kleding, opname in zie
kenhuizen, kortom: de voorziening van
de primaire levensbehoeften. Dat kost
te ons 1,6 miljoen gulden."
De grootste post vormde de scha
de aan en vernieling van huisraad.
Het rampenfonds heeft voor de re
geling hiervan veel steun gehad van
dc toen nog bestaande oorlogsscha
debureaus, die het Rijk beschik
baar had gesteld voor de organisa
tie van dc hulpverlening in deze
sector. In totaal werd voor ruim
92 miljoen gulden vergoed.
Ook de kerken verleende het Rijk
steun, d.vv.z.de werkelijk aantoonba
re schade werd vergoed. Het fonds ver
goede de indirecte schade (7,2 miljoen).
In totaal moesten 64 kerken worden ge
restaureerd, tien kerken moesten ge
heel worden vernieuwd.
Naast die materiële schade zijn er
eveneens miljoenen uitgekeerd voor im
materiële schade. „Ik denk hierbij",
zegt de heer Alons, „aan de kerken, de
verenigingen en de zelfstandigen." Ker
ken en verenigingen zagen hun inkom
sten verdwijnen, terwijl de vaste las
ten bleven. En de zelfstandigen, die za
gen hun inkomsten geheel wegvallen.
Een kleine 6 miljoen gulden werd hier
voor uitbetaald.
Voorts heeft het fonds de morele
schade onderkend. Huisvrouwen en Jein-
deren, die naar herstellingsoorden en
vakantieoorden moesten worden ge
bracht, werden financieel gesteund
■'(zeven ton).
Drie miljoen gulden keerde het fonds
verder uit voor het sociaal cultureel
reconstructieplan, dat was opgesteld
werden nieuwe dorpshuizen en kerkelij
ke verenigingscentra gebouwd.
Ook het Rode Kruis werkte imee.
Het stelde een landbouwwerktuigen-
plan, een texticlplan en een noodhui-
zenplan op, waarmee miljoenen waren
gemoeid.
Lang is de lijst van uitgaven, die
het rampenfonds heeft bijgehouden.
Kleine uitgaven, grote uitgaven. Maar
allemaal posten, die dank zij de spon
tane medewerking van velen, van het
Nederlandse volk, zijn gedekt.
De enige posten die nog niet zijn
afgehandeld, zijn de vijftig kerkorgels
en de maandelijkse uitkeringen aan
weduwen en wezen. Wat die laatste
post betreft: iedere maand wordt nog
35900 gulden uitbetaald. „Maar", zegt
de heer Alons, „dit is ccn aflopende
zaak."
Het rampenfonds kan de balans
straks afsluiten met een overschot
van drie miljoen. Een bedrag dat
als stootkapitaal zal worden ge
bruikt opdat, indien dat in de toe
komst nodig mocht zijn, direct en
grootscheeps hulp kan worden ge
boden.