KOM MEE JEZELF ONDER NEON IR HEB GEKLOFT PL I Jp IRlk 1 ZONDER I MASKER t i l! rs V k, T r* HET GESCHENK i 10 KERSTBIJ LAGE 1962 10 Ruimte voor ons... HET I, voor on, niet eenvoudig ge weest iets te vin den om jullie op deze kerstpagina voor te leg gen. Via gesprekken rond do ruimte-redak- tietafel hebben we ons afgevraagd wat het Kerstfeest in deze tijd te zeggen heeft. We willen nu in deze bij zondere aflevering van ruimte ongeveer de zelfde dingen ter spra ke brengen, die ons toen hebben bezig ge houden. Een eerlijk ge sprek van man tegen over man met een terzijde leggen van al le maskers, die we da gelijks opzetten op on ze weg door deze wereld. a even met me mee, even maar. We halen de wroetende han den uit de uitgeholde zakken. We nemen even het murw ge weten tussen de koude vingertoppen. Kom mee burger, kom mee en kijk. Christus werd geboren in een volle herberg. De mensen hebben het niet begrepen, hebben wij het ooit begrepen? Ga nu even zitten aan de houten tafel van dit café, maar wees stil want anders gooit men u weg, lacht men om u en uw bloedende handen, lacht men in het eigen bloedend hart. Maar waarom zijn uw handen niet wit. Sloeg u ze kapot toen uw televisie uitging? Deed u nutteloos werk? Mijn waarde, uw handen zijn vuil. klein kind, blank in de armen van een nieuwe Maria. Christus is gekruisigd. Ziet u, wij hebben Hem gekruisigd. Kijk maar naar uw handen. Laten wij zwarte koffie nemen met witte room en laten we een sigaret op steken. Het is immers Kerstfeest. Terwijl de rook langs de slingers en het groen stijgt, zingt een hese stem van meer, nog meer drinken, spelen zij met het biljart. Spelen zij met drie ge dachten, dubbel blank en rood. Dubbel onschuld tegen schuld. Ziet u hoe groen het laken is? Dit alles is wierook in hun handen. Nee, laat u maar, ik betaal vandaag. Kleed u goed aan, het vriest een beetje. TJIER om de hoek moeten wij even kijken. Even stilstaan zonder op te vallen. Zonder dat onze ogen elkaar af wijzend aanzien. Ze staat hier al uren. De bewaakster van het offerblok, dat steunt op drie stokken; geloof, hoop en liefde. Wij kennen die woorden te goed. Nooit zal ons lichaam een van die stok ken kunnen vervangen. T EGER DES HEILS, uit het heil ge- boren voor ons heil. En hier offert de maatschappij op de stoep van het sta tion even haar onrust. VOOR en achter me danst alles, draait alles en heeft alles de neiging uitbundiger te doen dan gewoonlijk. Koplampen zijn losgeslagen en zwer ven over gevels en daklijsten. Voor me de etala ges, waar overal de sfeer kunstmatig is neer gelegd of opgehangen. Kaarsen verlichten de prijskaartjes, met hun rode en groene letters. Boven mij een glazen net van flikkerende lam pen, die een gevoel van geborgenheid moeten suggereren. Dit is een helverlichte kooi, die slechts aan het doel van dat deel van de mensen beantwoordt, dat ten koste van alles het Kerst feest wil vieren met een overvloed aan sfeer, met een gevoel van menselijke voldaanheid. T ANGZAAM beweeg ik mij in de richting van de grote warenhuizen, en loop, voortgestuwd door een haag van ellebogen, door de draaideur de schreeu wende ruimte binnen. De mensen lopen langs me heen, botsen tegen me op. Ze schuiven, met onze kere voeten, die nauwelijks een plaats vinden om te staan. Dit kan voor mij niet het Kerstfeest zijn. Ik moet hier weg. Op zoek naar Christus, op zoek naar het Kerstfeest, Vechten met mezelf om alles over te geven. Vechten met de wereld, die ondanks alles trekt als een magneet. Want ook hier, in deze helver lichte warenhuizen, zal ik Christus niet ontdekken. loop ik, door de draai- ip. Nog steeds klinkt het „Stille Nacht" uit het draaiorgel, dat een eindje ver derop langs de stoeprand staat en als u wilt, dat het zal blijven spelen, gooi dan alleen maar wat geld in het busje. Hoe wij mensen toch altijd weer de uiterlijke schijn en de dito tevredenheid als het alles zijnde aanvaarden. Je realiseert het je, juist onder neon, juist tussen die mas sa, van wie jij ook deel uitmaakt, in eens scherp. Té scherp. Licht, kleur, warmte, cosy, maar als deze twee dagen voorbij zijn, wat dan? tt Het is koud en onder de pot is geen vuur, dat haar handen verwarmt, maar in haar is vuur. Ze loopt wat heen en weer, de mensen voelen zich betrapt en stappen haastig door. En van de over kant nadert een vrouw met een kom liefde. Ze zal even gaan zitten en praten. En wij kunnen nog net de trein halen. ja gen al geweest. Maar we kijken even in de holle ruimte. De kerk, het huis van God en de mensen. Het dak: Zijn han den waartussen onze adem. Dé pilaren: Zijn vingers die nu het duister omhullen. Waar, na het amen de gemeente haar zucht in vaag rumoer op doet klinken en tijdens de laatste woorden de handen sjorrend aan de jassen, half aan, half uit. En naast de preekstoel de dode kerst boom met aan zijn voet een oogst pa piertjes van snoep en het gevallen dub beltje. Eren wij God in de hemel Met handen vol van genade offeren wij woorden en gebeden vol zelfbeklag Leggen wij aan Zijn voet wat zilver van het goud dat wij in overvloed ontvingen Vrede op aard Op nog deze aarde kregen wij vrede Hij overhandigt het geschenk als van grote hoogte, zijn kostbaar begrip gekleed in wondere kracht. Dit is het geschenk der eeuwen, alle beloning in zichzelf Maar de dame zij, verachte lijk, geheel in het wit voor deze gelegenheid huilt prikkelbaar, is dat alles, is dat alles, is dat alles ROBERT CREELEY (v erlaling Hans Kreuzen) Omarmden wij de wapener brachten wij vrede op aarde mét legers overtrokken in bezet gebied, langs de door dood aangetaste muren van staal en beton In de mensen een welbehagen TVE STRATEN zijn nu leeg. Gedurfd verschijnen hier en daar de neon lichten, die in etalages tonen wat over is van wat wij wegdroegen. Dié grote piek was u nog iets te duur? Volgend jaar misschien. En ook de kerstbomen gaan aan en staan klaar voor de ramen om de gezel ligheid uit te dragen aan ons, die voor bij komen. De kleine bomen staan wat achteraf. U heeft een kleine, want u had weinig plaats meer naast het orgel? Ja voor de kinderen natuurlijk. Ja, alleen voor de kinderen.... En nu slaat de klok het uur van eten. Eten, eten. U eet wat u het hele jaar niet hebt gegeten omdat het Kerst feest is totdat u hijgend neervalt in de stoel. We scharen ons om de ronde tafel. De ronde tafel van geen hoeken, zonder de kleine twisten, zonder de boze ogen en de scherpe tong. We gaan eten, pak ken de bijbel als was het gewoonte en als de stem, die straks verhaalt van een arm man en zijn jonge vrouw eerbiedig stilzwijgen afdwingt, zien we even in el- kaars ogen het verwijt, dat zal sterven met de eerste hap. Zo vieren wij immers Kerstfeest. (~)H, WOONT U hier, wel dan moeten wij afscheid nemen. Ik hield u reeds te lang op en uw vrouw heeft stellig het eten al klaar. Uw huis is even gedegen als uw jas en wat in uw huis is zal zeker even ge degen zijn als wat in uw hart is. Het was wellicht dwaas u uit te nodi gen. U denkt langs uw eigen wegen, en u denkt anders dan ik. Maar even is mijn weg de uwe geweest. Even heb ik u laten opnemen wat ik zelf fotografeer. Ik hoop nu nog dat u het voorzichtig zal ontwikkelen. En als ik u ergerde, bedenk dan dat dit uw eigen kerstverhaal is. Deson danks vindt u een brandende kaars een gevaar in uw huis, hoe zou het uw hart in brand kunnen zetten. Eet nochtans smakelijk. LEO FAASE Allerlei gedach ten gaan door m'n hoofd. Wanhopige pogin- verstand, van de weg gen om iets te vinden; hoe dan minste weerstand? ook, als ik maar de betekenis en de waarheid van Bethlehem kan grijpen. de van we zelf de held of het nood lot willen zijn. Deze week vieren we Kerst- kijk feest. Nee, niet alleen deze Later op de avond drentel ik mijn zoeken en gedramatiseer- na urenlang de de pogingen toch altijd mezelf ik nog wat van Christus ver- Wat heb ik wachten, mag ik nog iets van Niets, het Kerstfeest verwachten? Zal dit Kerstfeest wéér een ten- Daarom schrijven en toonstelling zijn van menselijk seren wij kerstverhalen, hele leven een Kerstfeest een Golgotha zijn, het besef, dat we niets zijn en desondanks toch mogen leven, omdat er Eén geweest is, die zichzelf heeft gegeven, zich aan het kruis heeft laten spijkeren om voor ons het leven mogelijk te ma ken. JAN ROOS. It OII COIXETTE Ik heb geklopt, 's middags, een vluchteling, gejaagd met kogels in mijn oren prikkeldraad in mijn vermoeiüe ogen, maar je handen hebben slechts de hunkerende kinderen bespeeld, spelenderwijs weerbarstige dennetakken gekleed. Ik heb geklopt, 's avonds, een grijsaard, schreiend met enkel eenzaamheid in natte plekken op de gevels, maar je hebt slechts met vrome vingers het kwaad van Herodes uit de donkere -tonen van het orgel opgeroepen. Ik heb geklopt, 's nachts, een eenzame, tastend met niets meer in zijn mond dan een stomgeworden woord, maar je stem heeft slechts de kaarsen hun licht ontnomen, vuurrood een kerstverhaal op gezichten gelegd. Ik heb geklopt, 's ochtends, een wanhopige, smekend met alleen ae ijdele hoop een ontnuchterende morgen in privévertrekken, maar de benevelde gordijnen hingen traag de laatste feestgeluiden in zich op te nemen. Morgen zal je me herkennen, dringt door de rafels van de tijd het licht tot volle ontplooiing en enkel lachen en huilen van volksmenigten zijn het absolute einde. JAN ROOS. De oude lucht boven de huizen van de krakende stad vermaakt zich met de hogere schrijfkunst van straaljagers; daaronder het ademend asfalt waarop kijk: de minnares met de langzame glimlach zij draagt geluk vooruit in haar buik en de handelsreizigers en de haringman en de zwart-lerenmeisjes zij weten van niets draaiorgels spelen 2000-jarige tophits populieren tooien zich met pieken als een kerstboom gaat het maar wij weten het niet alleen de baas van een fietsenstalling luisterend naar Bach kent haar naam: M ari HANS KREUZEN. De die het eerste licht met duister smoorden. Genade als brood voor de arme, voor de dronkaard, de moeders en de kinderen; de i an die langs de straten de laatste peuken raapt Amen Omdat Zijn liefde niet is e leugen van onze tong; omdat Zijn liefde het offer van Zijn Zoon nze voeten te kunnen wassen LEO FAASE.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1962 | | pagina 20