IvERSTBIJ LAGE 1962 „Elk jaar verwarren we de Kerstmis met een kermis-zingt Wim Kan. Dat is niet mis! Als deze helaas rake, vernietigende opmerking dan bovendien nog uit de mondaine sfeer vaii het cabaret tot je komt hoe veelzèggend is dat dan! En hoe waar, want het waarderingsoordeel over de Kerstdagen IS toch in vele gevallen dat ze alleen maar intiem worden gevonden, of knus, of gezellig, of prettig, of huiselijk, of misschien wel dolletjes Trouwens, de mensen die deze kwalificaties op de Kerstdagen van toepassing achten hebben in elk geval nog voor, dat ze daar tenminste voor uit durven komen. Maar wat te zeggen van het heir, dat er heus wel onmiddellijk het grote heilsfeest mee verbindt en er desgevraagd braaf het hele Kerstevangelie uit het hoofd aan toe zou kunnen voegen, dat ook wel trouw op Eerste Kerstmorgen of, wie weet: wel in de Kerstnacht „onder het gehoor" zal zitten, om het dan echter aan de voorganger over te laten of hun Kerstfeestviering „goed" zal zijn of niet? Wie zal zeggen hoe angstig groot dat heir is? Er kan alleen iets van bevroed worden in een tijd waarin verschralingsrapporten bij wijze van spreken aan de orde van de dag zijn; in een tijd waarin enquêtes onthullen dat het persoonlijk bijbel lezen er bij de kerkmensen „uit" begint te raken; in een tijd waarin het nodig blijkt ons eigen- hart eens extra diep te peilen „Leesbare brieven" een antieke uitdruk king, ja, ja, maar waar z ij n ze? Op deze pagina vindt men, mede naar aan leiding van het bovenstaande, op verschillende wijzen antwoorden op een vraag, die natuur lijk elke dag, maar toch wel zeer gepronon ceerd in de Advents- en Kerstdagen, op ieder een die zich christen wil noemen moet af komen. De vraag namelijk: ,,IIoe zal ik U ontvangen; hoe wilt Gij zijn ontmoet?" Deze vraag, die dus gaat over de wijze waarop het Kerstfeest persoonlijk beleefd kan worden, hebben wij aan vijf christen-mannen en -vrouwen I gesteld, van wie wij verwachtten dat zij anderen daarmee wellicht tot hulp konden zijn. Men zou deze pagina daarom kunnen beschouwen als een niet alledaagse poging tot „dienst aan de naaste". In alle ootmoed overigens, dat spreekt vanzelf. DE WEDUWE UIT INDIË DE GEOLOOG DE TELEFONISTE De jonge vrouw is er een van het vlotte type. Andere kenmer ken: verzorgde kleding, be scheiden opgemaakt, heldere blik. Ze praat gemakkelijk en is onmiddellijk klaar met een kwinkslag. Ik mag het altijd graag heel druk hebben, zegt ze. Dan voel ik me pas in m'n element. (Hallo? Ja, daar komt-ie. Ik verbind u door). Misschien is dat de reden waarom ik dit telefonistenbaantje niet ben gaan verafschuwen. (Met Boomsma. Meneer Dronkers? Nee mevrouw, die is vandaag niet aanwezig. Zal ik u zijn se cretaresse geven? Met Boomsma. Afdeling boekhou ding? Ik verbind u door). Dat steeds actief en ad rem moe ten zijn prikkelt me. houdt me fit. Maar mijn dienst is zó afgelopen hoor. Nog een paar minuutjes (Met Boomsma. U wilt de service afdeling? Ogenblik....). Even later zit ze monter tegen over me in de kantine. Vertelt blij over haar trouwplannen, die nu al heel gauw werkelijkheid gaan worden. Dan, ineens, onzerzijds haast verontschuldigend, die vraag hoe zij persoonlijk het Kerstfeest be leeft. Nou, daar hoef je je niet voor te generen hoor, voor die vraag, zegt ze bijdehand. Kijk. dat vind ik .iu altijd zo gek, dat er zoveel mensen zijn die menen dat ze moeten „overschakelen" van wereld op geloof, als je be grijpt wat ik bedoel. Ik doe dagelijks bijna niets an ders dan overschakelen. Dat brengt mijn beroep mee. Maar met deze dingen zou ik het per tinent nooit willen doen. Weet je waarom niet? Omdat ik er vast van overtuigd ben dat èn je da gelijkse leven èn je geloofsleven altijd in elkaar moeten grijpen. Als het teminste goed is. Nu zul je misschien zeggen, zo zet zij haar alleenspraak voort, is het bij jou dan zo goed? Dan antwoord ik: ja en nee. Ja, om dat ik weet en er zo blij om ben dat God bestaat en dat ik Zijn hand stevig mag vasthouden. Nee. als je zou denken dat ik een bra ve, vrome ziel, een heilig boon tje ben. Want zóveel zelfkennis heb ik nog wel. Snap je? Goed, wat er nu voor nodig is om tot een echte beleving van het Kerstfeest te komen? Ik zou zeggen: dat is vragen naar de be kende weg. Het antwoord is voor mij heel kort en logisch: geloof Nou en daar moet je ook wat voor doen nietwaar? Weet je. ik begrijp nooit goed waarom op geestelijk gebied al tijd dit soort vragen met die verschrikkelijk gewichtige gezich ten gesteld worden. Het is eigen lijk precies hetzelfde alsof er straks iemand bij jou zou komen om je met een plechtig gezicht te vragen: Zeg. wanneer heb ik de beste kans om me helemaal kiplekker te voelen"? Dan zou je grijnzen en zeggen: Nogal wie des. als je gezond bent. En, zou je daaraan toe voegen, als je gezond bent, dan dan moet je ook het nodige doen om dat geloof te houden. Als je geen tijd hebt of geen zin om elke dag stil te zijn en te bidden, om zelf te lezen uit de bijbel, om te overdenken, om ook onder je werk met God te „praten", nou, dan verlies je je geloof, net zo goed als je bij niet-eten en niet-slapen je gezondheid ver liest. Dat is nogal duidelijk. Datzelfde geldt ook voor een het de Kerst haalt iedereen toch óók van alles in huis? Of zitten we dan allemaal op een houtje te bijten? Nee? Dan zijn er dus ook, of misschien wel: des te meer voorbereidingen no dig voor de innerlijke viering. Iedereen doet dat weer op zijn eigen manier. Ikzelf werk met mijn bijbelrooster veertien dagen naar het Kerstfeest toe en bid dan óók elke dag een der Ad- ventsliederen, waarmee de ge zangenbundel de Hervormde dan begint. Op die manier heb ik voor mijzelf het gevoel dat ik naar het blij gedenken van Chris tus' geboorte toeleef. Door je in deze geest voor te bereiden geloof ik dat je de mo gelijkheden benut waarvoor het Kerstfeest ons mede is gegeven. Ik bedoel dat iedereen door dit feest ook aan zijn geloof kan bouwen. Ze zucht eens na deze „preek" en zegt dan, jongensachtig. Ik vind dat je het hier maar mee moet doen... Geoloog bij een grote olie maatschappij is hij. Hij heeft vele delen van de wereld ge zien, was voor zijn werk in het Nabije en Verre Oosten, werk te in Zuid-Amerika en Noord- Afrika. Maar nu Is hij dan weer „thuis" te bereiken: overdag in één van de honderden kamers waaraan het grote, strak-mo- derne kantoorgebouw zo rijk is. Eerst de monumentale in gang. Dan de lift. Dan een lan ge gang en nog weer een klei nere. De deur van de kamer waaraan ook zijn naamkaartje is bevestigd, draagt het num mer 777. De symboliek dringt vaag tot mij door als ik binnen ga. Ravenzwart, lichtgolvend ach terover gekamd haar, een fijnbe- sneden, intelligent gezicht. Slanke handen die naar de representatie doos grijpen, deze na het ervoor bedanken weer wegzetten om ver volgens met een zorgvuldig rou- tinegebaar de op het bureau lig gende loep te vatten, die nauw keurig wordt schoongewreven. Dan de ongebruikelijke vraag, waarop hij, na ons eerste tele fonische contact wel enigszins is voorbereid. Het gesprek ontwik kelt zich in de richting van de „Kerstentourage'" die de sfeer om de Kerstfeestviering heen bepa len. zoals de Kerstliederen. de Kerstvertelling, ja ook de kaars jes, de dennetakken, de Kerst boom en de stal. Hij is geneigd dit alles zeer positief te waarde ren door het als ,,de weg der middelen" te kwalificeren. We moeten van die „weg der middelen" niet af willen, meent hij. Het zijn toch detypische ménselijke hulpmiddelen, die me de gebruikt kunnen worden het Kerstgebeuren beter te doen ver staan? Wat niet wil zeggen, zo voegt h.j hier onmiddellijk aan toe, dat ze een overhéérsende plaats zouden moeten innemen. Hier dient een ieder regulerend op te treden, al naar gelang eigen stijl en smaak. Doet men dit niet dan is de kans groot er door te worden overwoekerd. Hij noemt een heel typerend voorbeeld: de vele Kerstwijdin gen d.e kunnen worden georgani- DE GRIJZE JOURNALIST seerd, waardoor je „oververza digd" kunt raken, hetgeen alleen maar verarmt. Selectief optreden dus; iets soortgelijks als je moet doen wan neer je een t v.-apparaat bezit: met verstand kiezen uit het ge boden programma en geen omn:- Als ik dan nog even op die „weg der middelen" mag blijven liever dan vele stereotiepe Kerstversjes, die naar mijn ge voel vaak niet ontkomen aan een zekere mate van huisbakkenheid en sentimentaliteit zou ik juist met Kerst de voorkeur willen ge ven aan de prachtige, gespierde psalmen. Voorbeeld: liever dan ,,De herdertjes" het ,.Hij heeft gedacht aan Zijn genade". de nadruk niet meer op te 'eggen dat Christus moet sterven? Dat is volbracht, dat is het verleden. Het gaat er juist bij het Kerst feest veeleer om, dat de beloften uit het verleden herleven. En daar geven zovele psalmen op onovertroffen wijze uiting aan! De ogen van de-man-achter-zijn- bureau glanzen dieper als hij zegt: En weet u, er is nóg een reden waarom ik zo graag die psalmen met de Kerst wil zin gen. Daardoor krijgen we name lijk veel meer oog voor de posi tie die Israël bij dit heilsfeit in neemt. Ik bedoel dit; we hebben ons ermee vertrouwd gemaakt dat het Kerstfeest een specifiek feest c h r en hebben het daardoor thans naar mijn smaak teveel in de westerse sfeer getrokken. Maar in de bijbel wordt over het heil aan Israël gesproken en dat via Israël allen in die heerlijkheid mogen delen' Dat vind je óók zo duidelijk in de psalmen tot uitdrukking gebracht. Dan zie je zo heel scherp dat het heil voor de hele wereld Hetgeen je dan ook weer voor de nuchtere opdracht plaatst: Ik moet het heil ook dóórgeven. Ja ik. Persoonlijk. Zijn vertrouwde aanwezigheid zie je 's avonds vaak als je langs zijn huis in de dorps straat komt. Want als er geen kerkeraad is en geen huisbe zoek, geen „Nut" en geen scha ken bij „De scheve toren" dan zit de oud-journalist meestal in zijn studeerkamer en kun je zijn grijze hoofd, beschenen door vriendelijk geel lamplicht, van de straat af waarnemen. Hij is de enige die we niet te voren van het doel onzer komst op de hoogte hebben gesteld. Een man als hij zal je toch al tijd onmiddellijk welkom heten, anderen hebben het vroeger hèm zo vaak moeten doen en... hij werkte toch bij een christelijke krant? denk je onwillekeurig. Nu, de bedoeling is inderdaad onmid dellijk duidelijk en hij is er ook Ik kan erg naar Kerst en Oud en-Nieuw verlangen, zegt hij. Als je ouder wordt en bezonkener, als je dichter bij de dood komt, dan ga je althans ik met Kerst veel meer ook Pasen beleven. Het wónder van het Kerstge beuren beleef ik ook veel inten ser dan vroeger, namelijk dat God méns is geworden. Nooit zal ik vergeten hoe duidelijk een pre dikant mij dit in zijn preek eens voor ogen heeft gesteld. Hij vertelde het volgende ver haal. 't Gebeurde tijdens het spits uur op één van de drukste pun ten in Amsterdam. Een schijnbaar onontwarbare kluwen op het door de zomerwarmte kleffe asfalt van fietsen, auto's, bussen, trams. In eens remmengeknars van een der trams, gevolgd door kreten van angst: een man heeft zich vlak voor een rijdende tram gebukt om iets van de rails op te rapen. Nog juist op tijd komt die tram tot stilstand. Maar de man merkt van dit alles niets. Verheugd richt hij zich op. Zijn handen houden beschermend iets gevangen. Dan opent hij ze, terwijl zijn gezicht van vreugde straalt: hij geeft de vlinder die zoeven door de tram overreden leek te worden, maar die hij nog juist gered heeft met een blijde glimlach de vrijheid. De omstanders halen spottend de schouders op. Dit eenvoudige, rake beeld heb ik nooit vergeten zegt de ou dere man. Denk je eens in: God wordt mens en bukt zich naar mij in de daverende stroom van dit leven, om mij te redden, om mij in de vrijheid te stellen. Daarom werd God mens met ons allemaal. En hoe slecht heeft Hij het onder ons gehad: men be spotte Hem, men lachte om Hem, zijn vrienden verlieten Hem en tenslotte werd Hij op grond van een onjuiste aanklacht'als de eer ste de beste misdadiger omge bracht. Stierf Hij toen radeloos, was Hij daardoor totaal gebroken? Nee, Hij sprak dat nu zo bekende, maar toch zo machtig sterke en enig juiste woord: „In Uw han den, Vader, beveel ik mijn geest". Daarmee zei Christus dat ieder mensenleven, hoe geslagen, hoe gekneusd, hoe kapot ook, leefbaar is. Dat een onzichtbare Hand ons er altijd dóórdraagt. Die menswording van God is zó iets rijks, zo iets geweldigs, daar kom je eenvoudig woorden tekort voor, zegt de oudere man. En dan te bedenken dat er ten diepste al leen maar van ons wordt ge vraagd het Kind in de kribbe ons vertrouwen te geven! Met zes kinderen, de jongste 5, kwam ze terug uit Bandoeng Als weduwe, want haar man stiérf aan de Birma-lijn. Dat betekende de bevrijding voor de vrouw, die ik als laatste de be kende vraag ga stellen. Wel verre van gebroken is zij, als je haar daar zo ziet zitten, haar verspreide aandacht 'èn bij de bezoeker èn bij de di verse aspecten van haar huis houden. Ja, 'k heb nog twee kinders thuis van de zes. De anderen zijn allemaal bést bezorgd, zou mijn grootmoeder zeggen..., lacht zij. Dan de vraag naar haar bele ving van het Kerstfeest. Als u naar mijn persóónlijke beleving vraagt dan moet ik drie ervarin gen uit de Indië-tijd vertellen. Ze hebben alle betrekking op het lied. Voor mij persoonlijk maakt namelijk het lied het wezenlijke element van mijn Kerstbeleving uit. Dit is de eerste ervaring. In de periode vóór de overval op Indië bezochten we vrienden, m'n man en ik in Bandoeng regel matig het Julianaziekenhuis. Ook tegen Kerst. Ons doel was daar de „pro deo"-afdeling, waar arm lastigen lagen: Europeanen, maar ook wel sommige inlandse patiën- Ze légen daar maar; moeder ziel alleen, zonder bezoek, met meestal ongeneeslijke ziekten, kortom onder voor hen persoon- soonlijk zulke erbarmelijke om standigheden, dat de aanduiding „mensen aan de zelfkant" eigen lijk een nog veel te luxe kwalifi catie voor hen was. Let wel: de verzorging was goed: daar ging het dus niet om. Wij probeerden met deze vaak onverschillige mensen te praten, contacten te krijgen ook via aller lei lectuur. Een moeizaam werk onder deze mensen, die vonden dat er aan hen niets meer ve ren was. Toen was het Kerst feest. We waren, de zaal rond geweest. Je moest wel veel zelf beheersing hebben om niet de tra nen van medelijden in je ogen te krijgen. De hopelozen... dacht je onwillekeurig. Ineens klonken woorden door van een elders in het ziekenhuis gezongen gezang: „Wat deed uit 's hemels zalen, o Heer der heer lijkheden, op aard' u nederdalen? f Uw grote liefde alleen. Uw einde- loos erbarmen..." Toen heb ik, heel reëel, iets j van het al-omvattende erbarmen, van het Kerstgebeuren dus, ver staan. Ik ben dat ogenblik nooit vergeten. De tweede ervaring had ik tij- 1 dens de Japanse bezetting, met Kerstmis 1943. Alle Europese vrouwen met haar kleine kinde ren woonden toen in de z.g. be schermde wijk van Bandoeng, j Buurvrouwen hadden een tjema- ra-boompje op weten te scharre- len en vroegen of wij bij haèr „Kerstfeest wilden vieren". Maar het was een viering die ons weinig deed en daarom gin- J gen we mijn vriendin en ik er al gauw weer weg. We voel den ons beiden bijzonder trooste loos: onze mannen weg, straks An ders blijf je hel niet. Dus: verstand eten en drinken, zorgen dat je geen slaap tekort komt, helemaal niet of matig roken, en zovoorts Zo is het met je geestelijke le ven toch net zo? Als je gelooft DE OUD-MACHINIST bij de grote vaart Meer beredeneerd, maar daar is hij tenslotte een man voor, is de reactie van de oud-machi nist op de grote vaart, die, sinds hij definitief aan wal is, allerlei kerkelijke activiteiten helpt ontplooien, waarvan het Open Deur-werk hem wel het naast aan het hart ligt. Een vaderlijke figuur, breedge schouderd, die. hoewel hij het uni form van de maatschappij met het burgerpak heeft verwisseld, je nog steeds aan de zee doet den ken. Zijn het zijn vriendelijke ogen die een wijdheid van blik uitstralen, of zijn het zijn goed moedige onconventionele zinnen welke zonder omwegen op hun doel afgaan, die je bij de eerste confrontatie onmiddellijk het ge voel geven hem reeds jaren te kennen? een heleboel chr daar wil ik mezelf best bij reke nen aan dat zinnetje „Hoe zal ik U ontvangen" stiekem het woordje „van" toevoegen: Hoe zal ik van U ontvangen. Want we willen alleen maar hébben en dan het liefst zonder er één hand voor uit te steken. Lekker armen over elkaar. En maar zitten wachten. Maar denk je dat de lieve Heer dèèr van gediend is? Niks doen en dan op Eerste Kerstmor gen naar de kerk om daar ver der af te gaan zitten wachten hoe goed (of slecht) de preek is en hoe verzorgd iof onverzorgd) de dienst? Om daarvan dan het ge slaagd-zijn van het Kerstfeest af te laten hangen? Ik bedoel dus: naar de kerk op de manier van naar de bioscoop. Gaan zitten om in jezelf te pre velen: „en nou maar es kijken dat dat er helemaal naast is, hè? Dat is geen privé-meninkje van mij, maar het staat daarin, gaat hij voort, wijzend op zijn trouw bijbel. die op een gemakkelijk te bereiken plaats in zijn boeken kast staat. Daar lees je, en dat schijnen we altijd te willen ver geten, dat de wijzen, die van vér het Kind met eigen ogen kwamen zien, wat kwamen b r e n g e n, ja, gewoon cadeaus. Waarom? Om op hun manier heel duidelijk te ma ken hoe blij ze waren! Ze heetten toch niet voor niets wijzen? Zie je, dat is heel wat anders, dan wat wij altijd stilletjes bij ons zelf zitten te denken: dat we ook met de Kerst eens fijn door de Here Jezus verwènd moeten worden. Nee man, Hij moet wat van óns krijgen! Hébben wij Hem dan iets aan te bieden dat bijdraagt tot Zijn glorie? Nee, echt niet, wij staan even schutterig bij de kribbe als de wijzen en de herders destijds. dat béret geve of I Ik hoop dat je dra; wilt uiterste bést doen Hem onze dankbaarheid te laten zien. Want als we ons steeds afvra gen: Wat bied ik Hem aan? dan gaan we het Kerstfeest pas echt beléven, En dan blijken we uit eindelijk de Héér niet zozeer rijk te hebben gemaakt als wel ons- zélf. Zo wil Hij het ook. Niet al leen op de 25-ste en de 26-sle de cember. Maar altgdJ Een kaarsje en een klokje en een kerkje Wat witte weemoed en een tikje grijze spijt En van een koning tot het allerkleinste klerkje: Een paar gedachten over moeder Aarde en vader Tijd. De engel in de boom fluisterend beloven: Dat je op Tweede Kerstdag met je eerste goede daad begint En tussen Vrede op aarde en in de mensheid geloven Gewoon weer denken: „Hè, 'k hoop dat Ajax morgen wint...." Een kaarsje en een kerkje en een klokje Een Kerstdinertje alles wit en haast geen zwart Tien vrome woordenovergoten door een slokje Een vette Kerstgans naast een min of meer vermagerd hart. Een Kerstboom, die de pakjes niet kan torsen En voor zo'n ijle feestdag net een tikkeltje te veel geschreeuw Een grammofoon, die Stille Nachtjes staat te morsen En een vaag verlangen naar alleen zijn in de sneeuw. Een kerkje en een klokje en een kaarsje Een combinatie van de stal van Bethlehem De herders en het Kindje in de houten kribbe Je nieuwe asbak en naar huis gaan met de laatste tram. En in de nacht naar vreemde sterren staren Excuses maken aan je eigen hart Omdat je net precies als al die and'ren jaren De Kerstmis met een kermis hebt verward. (Cabaretliedje van WIM KAN) misschien geen eten meer voor onze kinderen, ziekten, kortom een hopeloze toekomst. Daar had den we het over en we waren al pratend ongemerkt uit het „vrou wendorp" in de wijk gekomen waar de Japanners de huizen in gebruik hadden genomen. Typerend voor die „Jappen- huizen" waren'lege kamers, ka le fel-brandende gloeilampen aan de zolderingen en bulkende ra dio's. Plotseling hoorden we uit zo'n Japans onderkomen een be- kend lied opklinken: kennelijk probeerde een van hen een gram mofoon. Het lied was: „Daar is uit 's wereld duist're wolken, een Licht der lichten opgegaan..." Dat lied gaf ons zó'n kracht, maakte ons zó blij, dat ik dit nu niet meer onder woorden kan brengen. We konden er weer door vóórt; wij zagen een wonder in dit gebeuren. De derde ervaring deed ik op in 1944, wéér tijdens het Kerstfeest. We zaten nu in een groot gebouw- wencomplex in Grogol, 10 km van Batavia. De Japanners hadden goedgevonden, dat we een uur lang met z'n allen Kerstliederen zongen. Iemand had ergens een liederenboek gevonden en er was ook nog een oude piano. Daar stonden zc dan: al die vrouwen en kinderen. Maar: wat hebben we gezongen. Toen het uur om was ging iedereen weer terug naar zijn eigen schaarse bezittin gen. De meesten hadden nog wel een stompje kaars dat werd aangestoken. En door het hele kamp hoorde je daarna moeders en kinderen kerkelijk of niet zachtjes dezelfde liederen hèr-zin- gen: „Stille Nacht", „Kent gij, kekit gij die Naam nog niet?", „Nu sljt wellecome..." Deze liederen bepalen elk jaar opnieuw de diepte van mijn per soonlijke Kerstbeleving. Kunt u zich dat voorstellen? TON VAN DER HAMMEN f

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1962 | | pagina 12