IvERSTBIJ LAGE 1962
„Elk jaar verwarren we de Kerstmis met een kermis-zingt Wim Kan. Dat
is niet mis! Als deze helaas rake, vernietigende opmerking dan bovendien nog
uit de mondaine sfeer vaii het cabaret tot je komt hoe veelzèggend is dat dan!
En hoe waar, want het waarderingsoordeel over de Kerstdagen IS toch in
vele gevallen dat ze alleen maar intiem worden gevonden, of knus, of gezellig,
of prettig, of huiselijk, of misschien wel dolletjes
Trouwens, de mensen die deze kwalificaties op de Kerstdagen van toepassing
achten hebben in elk geval nog voor, dat ze daar tenminste voor uit durven
komen. Maar wat te zeggen van het heir, dat er heus wel onmiddellijk het grote
heilsfeest mee verbindt en er desgevraagd braaf het hele Kerstevangelie uit het
hoofd aan toe zou kunnen voegen, dat ook wel trouw op Eerste Kerstmorgen of,
wie weet: wel in de Kerstnacht „onder het gehoor" zal zitten, om het dan
echter aan de voorganger over te laten of hun Kerstfeestviering „goed" zal zijn
of niet?
Wie zal zeggen hoe angstig groot dat heir is? Er kan alleen iets van bevroed
worden in een tijd waarin verschralingsrapporten bij wijze van spreken aan de
orde van de dag zijn; in een tijd waarin enquêtes onthullen dat het persoonlijk
bijbel lezen er bij de kerkmensen „uit" begint
te raken; in een tijd waarin het nodig blijkt
ons eigen- hart eens extra diep te peilen
„Leesbare brieven" een antieke uitdruk
king, ja, ja, maar waar z ij n ze?
Op deze pagina vindt men, mede naar aan
leiding van het bovenstaande, op verschillende
wijzen antwoorden op een vraag, die natuur
lijk elke dag, maar toch wel zeer gepronon
ceerd in de Advents- en Kerstdagen, op ieder
een die zich christen wil noemen moet af
komen. De vraag namelijk: ,,IIoe zal ik U
ontvangen; hoe wilt Gij zijn ontmoet?"
Deze vraag, die dus gaat over de wijze
waarop het Kerstfeest persoonlijk beleefd kan
worden, hebben wij aan vijf christen-mannen en -vrouwen I
gesteld, van wie wij verwachtten dat zij anderen daarmee
wellicht tot hulp konden zijn. Men zou deze pagina daarom
kunnen beschouwen als een niet alledaagse poging tot
„dienst aan de naaste".
In alle ootmoed overigens, dat spreekt vanzelf.
DE WEDUWE UIT INDIË
DE GEOLOOG
DE TELEFONISTE
De jonge vrouw is er een van
het vlotte type. Andere kenmer
ken: verzorgde kleding, be
scheiden opgemaakt, heldere
blik. Ze praat gemakkelijk en
is onmiddellijk klaar met een
kwinkslag.
Ik mag het altijd graag heel
druk hebben, zegt ze. Dan voel
ik me pas in m'n element.
(Hallo? Ja, daar komt-ie. Ik
verbind u door). Misschien is
dat de reden waarom ik dit
telefonistenbaantje niet ben
gaan verafschuwen. (Met
Boomsma. Meneer Dronkers?
Nee mevrouw, die is vandaag
niet aanwezig. Zal ik u zijn se
cretaresse geven? Met
Boomsma. Afdeling boekhou
ding? Ik verbind u door).
Dat steeds actief en ad rem moe
ten zijn prikkelt me. houdt me fit.
Maar mijn dienst is zó afgelopen
hoor. Nog een paar minuutjes
(Met Boomsma. U wilt de service
afdeling? Ogenblik....).
Even later zit ze monter tegen
over me in de kantine. Vertelt
blij over haar trouwplannen, die
nu al heel gauw werkelijkheid
gaan worden.
Dan, ineens, onzerzijds haast
verontschuldigend, die vraag hoe
zij persoonlijk het Kerstfeest be
leeft. Nou, daar hoef je je niet
voor te generen hoor, voor die
vraag, zegt ze bijdehand. Kijk.
dat vind ik .iu altijd zo gek, dat
er zoveel mensen zijn die menen
dat ze moeten „overschakelen"
van wereld op geloof, als je be
grijpt wat ik bedoel.
Ik doe dagelijks bijna niets an
ders dan overschakelen. Dat
brengt mijn beroep mee. Maar
met deze dingen zou ik het per
tinent nooit willen doen. Weet je
waarom niet? Omdat ik er vast
van overtuigd ben dat èn je da
gelijkse leven èn je geloofsleven
altijd in elkaar moeten grijpen.
Als het teminste goed is.
Nu zul je misschien zeggen, zo
zet zij haar alleenspraak voort,
is het bij jou dan zo goed? Dan
antwoord ik: ja en nee. Ja, om
dat ik weet en er zo blij om ben
dat God bestaat en dat ik Zijn
hand stevig mag vasthouden. Nee.
als je zou denken dat ik een bra
ve, vrome ziel, een heilig boon
tje ben. Want zóveel zelfkennis
heb ik nog wel. Snap je?
Goed, wat er nu voor nodig is
om tot een echte beleving van
het Kerstfeest te komen? Ik zou
zeggen: dat is vragen naar de be
kende weg. Het antwoord is voor
mij heel kort en logisch: geloof
Nou en daar moet je ook wat
voor doen nietwaar?
Weet je. ik begrijp nooit goed
waarom op geestelijk gebied al
tijd dit soort vragen met die
verschrikkelijk gewichtige gezich
ten gesteld worden. Het is eigen
lijk precies hetzelfde alsof er
straks iemand bij jou zou komen
om je met een plechtig gezicht
te vragen: Zeg. wanneer heb ik
de beste kans om me helemaal
kiplekker te voelen"? Dan zou
je grijnzen en zeggen: Nogal wie
des. als je gezond bent.
En, zou je daaraan toe voegen,
als je gezond bent, dan
dan moet je ook het nodige doen
om dat geloof te houden. Als je
geen tijd hebt of geen zin om
elke dag stil te zijn en te bidden,
om zelf te lezen uit de bijbel,
om te overdenken, om ook onder
je werk met God te „praten",
nou, dan verlies je je geloof, net
zo goed als je bij niet-eten en
niet-slapen je gezondheid ver
liest. Dat is nogal duidelijk.
Datzelfde geldt ook voor een
het
de Kerst haalt iedereen
toch óók van alles in huis? Of
zitten we dan allemaal op een
houtje te bijten? Nee? Dan zijn
er dus ook, of misschien wel:
des te meer voorbereidingen no
dig voor de innerlijke viering.
Iedereen doet dat weer op zijn
eigen manier. Ikzelf werk met
mijn bijbelrooster veertien dagen
naar het Kerstfeest toe en bid
dan óók elke dag een der Ad-
ventsliederen, waarmee de ge
zangenbundel de Hervormde
dan begint. Op die manier heb
ik voor mijzelf het gevoel dat ik
naar het blij gedenken van Chris
tus' geboorte toeleef.
Door je in deze geest voor te
bereiden geloof ik dat je de mo
gelijkheden benut waarvoor het
Kerstfeest ons mede is gegeven.
Ik bedoel dat iedereen door dit
feest ook aan zijn geloof kan
bouwen.
Ze zucht eens na deze „preek"
en zegt dan, jongensachtig. Ik
vind dat je het hier maar mee
moet doen...
Geoloog bij een grote olie
maatschappij is hij. Hij heeft
vele delen van de wereld ge
zien, was voor zijn werk in het
Nabije en Verre Oosten, werk
te in Zuid-Amerika en Noord-
Afrika.
Maar nu Is hij dan weer
„thuis" te bereiken: overdag in
één van de honderden kamers
waaraan het grote, strak-mo-
derne kantoorgebouw zo rijk is.
Eerst de monumentale in
gang. Dan de lift. Dan een lan
ge gang en nog weer een klei
nere. De deur van de kamer
waaraan ook zijn naamkaartje
is bevestigd, draagt het num
mer 777. De symboliek dringt
vaag tot mij door als ik binnen
ga.
Ravenzwart, lichtgolvend ach
terover gekamd haar, een fijnbe-
sneden, intelligent gezicht. Slanke
handen die naar de representatie
doos grijpen, deze na het ervoor
bedanken weer wegzetten om ver
volgens met een zorgvuldig rou-
tinegebaar de op het bureau lig
gende loep te vatten, die nauw
keurig wordt schoongewreven.
Dan de ongebruikelijke vraag,
waarop hij, na ons eerste tele
fonische contact wel enigszins is
voorbereid. Het gesprek ontwik
kelt zich in de richting van de
„Kerstentourage'" die de sfeer om
de Kerstfeestviering heen bepa
len. zoals de Kerstliederen. de
Kerstvertelling, ja ook de kaars
jes, de dennetakken, de Kerst
boom en de stal. Hij is geneigd
dit alles zeer positief te waarde
ren door het als ,,de weg der
middelen" te kwalificeren.
We moeten van die „weg der
middelen" niet af willen, meent
hij. Het zijn toch detypische
ménselijke hulpmiddelen, die me
de gebruikt kunnen worden het
Kerstgebeuren beter te doen ver
staan? Wat niet wil zeggen, zo
voegt h.j hier onmiddellijk aan
toe, dat ze een overhéérsende
plaats zouden moeten innemen.
Hier dient een ieder regulerend
op te treden, al naar gelang
eigen stijl en smaak. Doet men
dit niet dan is de kans groot er
door te worden overwoekerd.
Hij noemt een heel typerend
voorbeeld: de vele Kerstwijdin
gen d.e kunnen worden georgani-
DE GRIJZE JOURNALIST
seerd, waardoor je „oververza
digd" kunt raken, hetgeen alleen
maar verarmt.
Selectief optreden dus; iets
soortgelijks als je moet doen wan
neer je een t v.-apparaat bezit:
met verstand kiezen uit het ge
boden programma en geen omn:-
Als ik dan nog even op die
„weg der middelen" mag blijven
liever dan vele stereotiepe
Kerstversjes, die naar mijn ge
voel vaak niet ontkomen aan een
zekere mate van huisbakkenheid
en sentimentaliteit zou ik juist
met Kerst de voorkeur willen ge
ven aan de prachtige, gespierde
psalmen. Voorbeeld: liever dan
,,De herdertjes" het ,.Hij heeft
gedacht aan Zijn genade".
de nadruk niet meer op te 'eggen
dat Christus moet sterven? Dat
is volbracht, dat is het verleden.
Het gaat er juist bij het Kerst
feest veeleer om, dat de beloften
uit het verleden herleven. En
daar geven zovele psalmen op
onovertroffen wijze uiting aan!
De ogen van de-man-achter-zijn-
bureau glanzen dieper als hij
zegt: En weet u, er is nóg een
reden waarom ik zo graag die
psalmen met de Kerst wil zin
gen. Daardoor krijgen we name
lijk veel meer oog voor de posi
tie die Israël bij dit heilsfeit in
neemt. Ik bedoel dit; we hebben
ons ermee vertrouwd gemaakt dat
het Kerstfeest een specifiek feest
c h r
en hebben het daardoor
thans naar mijn smaak teveel
in de westerse sfeer getrokken.
Maar in de bijbel wordt over het
heil aan Israël gesproken en
dat via Israël allen in die
heerlijkheid mogen delen' Dat
vind je óók zo duidelijk in de
psalmen tot uitdrukking gebracht.
Dan zie je zo heel scherp dat het
heil voor de hele wereld
Hetgeen je dan ook weer voor
de nuchtere opdracht plaatst: Ik
moet het heil ook dóórgeven. Ja
ik. Persoonlijk.
Zijn vertrouwde aanwezigheid
zie je 's avonds vaak als je
langs zijn huis in de dorps
straat komt. Want als er geen
kerkeraad is en geen huisbe
zoek, geen „Nut" en geen scha
ken bij „De scheve toren" dan
zit de oud-journalist meestal in
zijn studeerkamer en kun je
zijn grijze hoofd, beschenen
door vriendelijk geel lamplicht,
van de straat af waarnemen.
Hij is de enige die we niet te
voren van het doel onzer komst
op de hoogte hebben gesteld.
Een man als hij zal je toch al
tijd onmiddellijk welkom heten,
anderen hebben het vroeger hèm
zo vaak moeten doen en... hij
werkte toch bij een christelijke
krant? denk je onwillekeurig. Nu,
de bedoeling is inderdaad onmid
dellijk duidelijk en hij is er ook
Ik kan erg naar Kerst en Oud
en-Nieuw verlangen, zegt hij. Als
je ouder wordt en bezonkener, als
je dichter bij de dood komt, dan
ga je althans ik met Kerst
veel meer ook Pasen beleven.
Het wónder van het Kerstge
beuren beleef ik ook veel inten
ser dan vroeger, namelijk dat
God méns is geworden. Nooit zal
ik vergeten hoe duidelijk een pre
dikant mij dit in zijn preek eens
voor ogen heeft gesteld.
Hij vertelde het volgende ver
haal. 't Gebeurde tijdens het spits
uur op één van de drukste pun
ten in Amsterdam. Een schijnbaar
onontwarbare kluwen op het door
de zomerwarmte kleffe asfalt van
fietsen, auto's, bussen, trams. In
eens remmengeknars van een der
trams, gevolgd door kreten van
angst: een man heeft zich vlak
voor een rijdende tram gebukt om
iets van de rails op te rapen.
Nog juist op tijd komt die tram
tot stilstand. Maar de man merkt
van dit alles niets. Verheugd richt
hij zich op. Zijn handen houden
beschermend iets gevangen. Dan
opent hij ze, terwijl zijn gezicht
van vreugde straalt: hij geeft de
vlinder die zoeven door de tram
overreden leek te worden, maar
die hij nog juist gered heeft met
een blijde glimlach de vrijheid.
De omstanders halen spottend de
schouders op.
Dit eenvoudige, rake beeld
heb ik nooit vergeten zegt de ou
dere man. Denk je eens in: God
wordt mens en bukt zich naar mij
in de daverende stroom van
dit leven, om mij te redden, om
mij in de vrijheid te stellen.
Daarom werd God mens met
ons allemaal. En hoe slecht heeft
Hij het onder ons gehad: men be
spotte Hem, men lachte om Hem,
zijn vrienden verlieten Hem en
tenslotte werd Hij op grond van
een onjuiste aanklacht'als de eer
ste de beste misdadiger omge
bracht.
Stierf Hij toen radeloos, was
Hij daardoor totaal gebroken?
Nee, Hij sprak dat nu zo bekende,
maar toch zo machtig sterke en
enig juiste woord: „In Uw han
den, Vader, beveel ik mijn geest".
Daarmee zei Christus dat ieder
mensenleven, hoe geslagen, hoe
gekneusd, hoe kapot ook, leefbaar
is. Dat een onzichtbare Hand ons
er altijd dóórdraagt.
Die menswording van God is zó
iets rijks, zo iets geweldigs, daar
kom je eenvoudig woorden tekort
voor, zegt de oudere man. En dan
te bedenken dat er ten diepste al
leen maar van ons wordt ge
vraagd het Kind in de kribbe
ons vertrouwen te geven!
Met zes kinderen, de jongste
5, kwam ze terug uit Bandoeng
Als weduwe, want haar man
stiérf aan de Birma-lijn. Dat
betekende de bevrijding voor de
vrouw, die ik als laatste de be
kende vraag ga stellen.
Wel verre van gebroken is zij,
als je haar daar zo ziet zitten,
haar verspreide aandacht 'èn
bij de bezoeker èn bij de di
verse aspecten van haar huis
houden. Ja, 'k heb nog
twee kinders thuis van de zes.
De anderen zijn allemaal bést
bezorgd, zou mijn grootmoeder
zeggen..., lacht zij.
Dan de vraag naar haar bele
ving van het Kerstfeest. Als u
naar mijn persóónlijke beleving
vraagt dan moet ik drie ervarin
gen uit de Indië-tijd vertellen. Ze
hebben alle betrekking op het
lied. Voor mij persoonlijk maakt
namelijk het lied het wezenlijke
element van mijn Kerstbeleving
uit.
Dit is de eerste ervaring. In de
periode vóór de overval op Indië
bezochten we vrienden, m'n
man en ik in Bandoeng regel
matig het Julianaziekenhuis. Ook
tegen Kerst. Ons doel was daar
de „pro deo"-afdeling, waar arm
lastigen lagen: Europeanen, maar
ook wel sommige inlandse patiën-
Ze légen daar maar; moeder
ziel alleen, zonder bezoek, met
meestal ongeneeslijke ziekten,
kortom onder voor hen persoon-
soonlijk zulke erbarmelijke om
standigheden, dat de aanduiding
„mensen aan de zelfkant" eigen
lijk een nog veel te luxe kwalifi
catie voor hen was. Let wel: de
verzorging was goed: daar ging
het dus niet om.
Wij probeerden met deze vaak
onverschillige mensen te praten,
contacten te krijgen ook via aller
lei lectuur. Een moeizaam werk
onder deze mensen, die vonden
dat er aan hen niets meer ve
ren was. Toen was het Kerst
feest. We waren, de zaal rond
geweest. Je moest wel veel zelf
beheersing hebben om niet de tra
nen van medelijden in je ogen
te krijgen. De hopelozen... dacht
je onwillekeurig.
Ineens klonken woorden door
van een elders in het ziekenhuis
gezongen gezang: „Wat deed uit
's hemels zalen, o Heer der heer
lijkheden, op aard' u nederdalen? f
Uw grote liefde alleen. Uw einde-
loos erbarmen..."
Toen heb ik, heel reëel, iets j
van het al-omvattende erbarmen,
van het Kerstgebeuren dus, ver
staan. Ik ben dat ogenblik nooit
vergeten.
De tweede ervaring had ik tij- 1
dens de Japanse bezetting, met
Kerstmis 1943. Alle Europese
vrouwen met haar kleine kinde
ren woonden toen in de z.g. be
schermde wijk van Bandoeng, j
Buurvrouwen hadden een tjema-
ra-boompje op weten te scharre-
len en vroegen of wij bij haèr
„Kerstfeest wilden vieren".
Maar het was een viering die
ons weinig deed en daarom gin- J
gen we mijn vriendin en ik
er al gauw weer weg. We voel
den ons beiden bijzonder trooste
loos: onze mannen weg, straks
An
ders blijf je hel niet. Dus:
verstand eten en drinken, zorgen
dat je geen slaap tekort komt,
helemaal niet of matig roken, en
zovoorts
Zo is het met je geestelijke le
ven toch net zo? Als je gelooft
DE OUD-MACHINIST
bij de grote vaart
Meer beredeneerd, maar daar
is hij tenslotte een man voor,
is de reactie van de oud-machi
nist op de grote vaart, die,
sinds hij definitief aan wal is,
allerlei kerkelijke activiteiten
helpt ontplooien, waarvan het
Open Deur-werk hem wel het
naast aan het hart ligt.
Een vaderlijke figuur, breedge
schouderd, die. hoewel hij het uni
form van de maatschappij met
het burgerpak heeft verwisseld, je
nog steeds aan de zee doet den
ken. Zijn het zijn vriendelijke
ogen die een wijdheid van blik
uitstralen, of zijn het zijn goed
moedige onconventionele zinnen
welke zonder omwegen op hun
doel afgaan, die je bij de eerste
confrontatie onmiddellijk het ge
voel geven hem reeds jaren te
kennen?
een heleboel chr
daar wil ik mezelf best bij reke
nen aan dat zinnetje „Hoe zal
ik U ontvangen" stiekem het
woordje „van" toevoegen: Hoe
zal ik van U ontvangen. Want we
willen alleen maar hébben en dan
het liefst zonder er één hand voor
uit te steken. Lekker armen over
elkaar. En maar zitten wachten.
Maar denk je dat de lieve
Heer dèèr van gediend is? Niks
doen en dan op Eerste Kerstmor
gen naar de kerk om daar ver
der af te gaan zitten wachten hoe
goed (of slecht) de preek is en
hoe verzorgd iof onverzorgd) de
dienst? Om daarvan dan het ge
slaagd-zijn van het Kerstfeest af
te laten hangen?
Ik bedoel dus: naar de kerk op
de manier van naar de bioscoop.
Gaan zitten om in jezelf te pre
velen: „en nou maar es kijken
dat dat er helemaal
naast is, hè?
Dat is geen privé-meninkje van
mij, maar het staat daarin, gaat
hij voort, wijzend op zijn trouw
bijbel. die op een gemakkelijk te
bereiken plaats in zijn boeken
kast staat. Daar lees je, en dat
schijnen we altijd te willen ver
geten, dat de wijzen, die van vér
het Kind met eigen ogen kwamen
zien, wat kwamen b r e n g e n, ja,
gewoon cadeaus. Waarom? Om op
hun manier heel duidelijk te ma
ken hoe blij ze waren! Ze heetten
toch niet voor niets wijzen?
Zie je, dat is heel wat anders,
dan wat wij altijd stilletjes bij
ons zelf zitten te denken: dat we
ook met de Kerst eens fijn door
de Here Jezus verwènd moeten
worden. Nee man, Hij moet
wat van óns krijgen!
Hébben wij Hem dan iets aan
te bieden dat bijdraagt tot Zijn
glorie? Nee, echt niet, wij staan
even schutterig bij de kribbe als
de wijzen en de herders destijds.
dat
béret
geve
of I
Ik hoop dat je
dra;
wilt
uiterste bést doen Hem onze
dankbaarheid te laten zien.
Want als we ons steeds afvra
gen: Wat bied ik Hem aan? dan
gaan we het Kerstfeest pas echt
beléven, En dan blijken we uit
eindelijk de Héér niet zozeer rijk
te hebben gemaakt als wel ons-
zélf. Zo wil Hij het ook. Niet al
leen op de 25-ste en de 26-sle de
cember. Maar altgdJ
Een kaarsje en een klokje en een kerkje
Wat witte weemoed en een tikje grijze spijt
En van een koning tot het allerkleinste klerkje:
Een paar gedachten over moeder Aarde en vader Tijd.
De engel in de boom fluisterend beloven:
Dat je op Tweede Kerstdag met je eerste goede daad begint
En tussen Vrede op aarde en in de mensheid geloven
Gewoon weer denken: „Hè, 'k hoop dat Ajax morgen wint...."
Een kaarsje en een kerkje en een klokje
Een Kerstdinertje alles wit en haast geen zwart
Tien vrome woordenovergoten door een slokje
Een vette Kerstgans naast een min of meer vermagerd hart.
Een Kerstboom, die de pakjes niet kan torsen
En voor zo'n ijle feestdag net een tikkeltje te veel geschreeuw
Een grammofoon, die Stille Nachtjes staat te morsen
En een vaag verlangen naar alleen zijn in de sneeuw.
Een kerkje en een klokje en een kaarsje
Een combinatie van de stal van Bethlehem
De herders en het Kindje in de houten kribbe
Je nieuwe asbak en naar huis gaan met de laatste tram.
En in de nacht naar vreemde sterren staren
Excuses maken aan je eigen hart
Omdat je net precies als al die and'ren jaren
De Kerstmis met een kermis hebt verward.
(Cabaretliedje van WIM KAN)
misschien geen eten meer voor
onze kinderen, ziekten, kortom
een hopeloze toekomst. Daar had
den we het over en we waren al
pratend ongemerkt uit het „vrou
wendorp" in de wijk gekomen
waar de Japanners de huizen in
gebruik hadden genomen.
Typerend voor die „Jappen-
huizen" waren'lege kamers, ka
le fel-brandende gloeilampen aan
de zolderingen en bulkende ra
dio's. Plotseling hoorden we uit
zo'n Japans onderkomen een be-
kend lied opklinken: kennelijk
probeerde een van hen een gram
mofoon.
Het lied was: „Daar is uit
's wereld duist're wolken, een
Licht der lichten opgegaan..."
Dat lied gaf ons zó'n kracht,
maakte ons zó blij, dat ik dit nu
niet meer onder woorden kan
brengen. We konden er weer door
vóórt; wij zagen een wonder in
dit gebeuren.
De derde ervaring deed ik op in
1944, wéér tijdens het Kerstfeest.
We zaten nu in een groot gebouw-
wencomplex in Grogol, 10 km van
Batavia. De Japanners hadden
goedgevonden, dat we een uur
lang met z'n allen Kerstliederen
zongen. Iemand had ergens een
liederenboek gevonden en er was
ook nog een oude piano.
Daar stonden zc dan: al die
vrouwen en kinderen. Maar: wat
hebben we gezongen. Toen het uur
om was ging iedereen weer terug
naar zijn eigen schaarse bezittin
gen. De meesten hadden nog wel
een stompje kaars dat werd
aangestoken. En door het hele
kamp hoorde je daarna moeders
en kinderen kerkelijk of niet
zachtjes dezelfde liederen hèr-zin-
gen: „Stille Nacht", „Kent gij,
kekit gij die Naam nog niet?",
„Nu sljt wellecome..."
Deze liederen bepalen elk jaar
opnieuw de diepte van mijn per
soonlijke Kerstbeleving. Kunt u
zich dat voorstellen?
TON VAN DER HAMMEN
f