Waarom Mengelberg zijn plein niet kreeg r en kart ópreekt VOOR U GELEZEN ZONDAGSBLAD ZATERDAG 15 SEPTEMBER 1062 ROES EN KATER Vergeten episode uit roemruchte geschiedenis TTET Gedenkboek, in 1920 (bg Martinus Nijhoff te 's-Gravenhage) A-A verschenen ter gelegenheid van Willem Mengelbergs zilveren jubileum als dirigent van het Concertgebouworkest, bevat, naast enkele zakelijke artikelen, overzichten en grafieken, een menigte bijdragen van allerlei prominente en minder prominente personen. Het zijn doorgaans getuigenissen van persoonlijke hoogachting en dankbaar heid, door vaklieden en muzikaal-geïnteresseerden aan de redaktie toegezonden. De jubilerende meester moet. om de weelde van al deze lof tuitingen te kunnen dragen, wel heel sterke benen hebben gehad. De ken zijn reakties overigens niet Keerzijde Tn de inleiding laat Paul Cron- heim trouwens ook de keerzijde van de glanzende medaille zien: ..Maar, zoals van iedere per soonlijkheid. die krachtens aan leg en beroep, bewust en vast beraden een idee tracht te ver werkelijken. schijnt ook de le venshouding van Mengelberg voor velen onverklaarbaar en onge naakbaar. Zij misduiden zowel zijn artistieke als maatschappe lijke eigenschappen. Zij verwij ten hem. dat hij de enkelen, die richting geven, verkiest boven het vele middelmatige, en ver wisselen geestelijke en artistieke kracht met autocratische allu res. Zij weifelen i zijn bedoelingen." niet Opvallend Deze bezwarenopwerpers ko men in het Gedenkboek natuur lijk niet aan het woord. Des te of nauwelijks verhulde critiek werd gemengd. Zo erkent de filoloog-componist dr. Alphons Diepenbrock ,.dat Mengelbergs verdiensten zeer groot zijn en dat hij veel heeft tot stand gebracht". Maar hij wil „hierbij in aanmerking ne men. dat er nog geen Neder- lnndsche muziek bestaat, evenmin een Nederlandsche muziekbeoefe ning en dat de gehele muziek een uit Duitschland geïmporteerde zaak is". „Dit op den voorgrond stellend, alsook het feit. dat Mengelberg als uitoefenend kun stenaar tot de periode der Duit- scHe muziek behoort, die in den Heer Richard Strauss haar laat- sten levenden vertegenwoordiger bqi.it, qe^aat. er reden .om zoo wel Mengelbergs verdiensten op hun hooge waarde te schatten, alsook omtrent zijn verdere ont wikkeling en wat wij nog van hem mogen hopen, een afwach- het Mahlerfestijn, als groot scheepse finale van het jubileum seizoen 1919-1920 in mei 1920 ge houden, konden (tegelijk) door niet meer dan 1800 toehoorders worden bijgewoond. Méér plaat sen telt immers de grote zaal niet. Daaronder waren dan nog vele buitenlandse gasten Ontdekking Bij onderzoekingen op een ge heel ander gebied der Nederland se muziekgeschiedenis kwam ik, toevalligerwijs, bij het Mahler- feest terecht en deed toen een merkwaardige ontdekking be treffende een voor de jubilaris wel bijzonder onprettige gang van zaken. De tegenstelling tussen „geestdriftig" en „gereserveerd" kreeg in het verloop daarvan een nieuwe onverwachte actua liteit, waarbij de heer Kleere- koper, zij het in een andere kwaliteit en met andere argu menten, de gelegenheid nam, partij te kiezen. De Nieuwe Rotterdamsche Cou rant van 25 mei 1920 maakte melding van de „luisterrijke feestmaaltijd", ter afsluiting van de Mahlerfeesten. in het Concert gebouw de jubilaris aangeboden. Onder de 200 aanzittenden be vond zich prins Hendrik, die tegenover Mengelberg had plaats genomen. Belofte Eén van de tafelredenaars was wethouder Den Hertog, die, namens het dagelijks bestuur der gemeente Amsterdam, mee deelde, dat B. en W. in hun laatste vergadering besloten had den. de Raad voor te stellen, de J. W. Brouwersstraat en het J. W. Brouwersplein (rondom het Concertgebouw) te noemen: Willem Mengelbergstraat en Wil lem Mengelbergplcin. straat en plein.- En, opdat de zeer .verdienstelijke (pastoor) J. W. Brouwers bij deze wijziging niets zoude tekort komen, zou voor dezen in de uitbreiding- Zuid in het oude Nieuwer Am- mstel een passende straat worden tende misschien zelfs eenigszins aangewezen." sceptische houding aan te ne- Deze mededeling werd door de men." disgenoten met „groot en lang- l^lnorplrnnnr duri* «PP1®*»" ontvangen. IUeqfeKOPer B. en W. van Amsterdam moe- De andere bijdrage, geschre- ten er wel rotsvast van over- ven door de de.lijd, om rijn vlr- «u.gd zijn geweest dat de Raad djïctd'der"redaktie 3&J5 Sg blljkélljke* te'gende'el ¥n ünste" geweest.Zaan een kunstenaar op SM" 'sljn ,£ter- JSSËSTUn SI illuster gezelschap, bij ook maar Onder de daverende titel Wil- de geringste twijfel aan de goed- lem Imperator Rei. eert Klee- keuring door de Raad. een der- rekoper de jubilaris op het gelijk seldzaam eerbewijs m het hoogst, doch dan als HIJ het vooruitsicht te stellen. B en W. briljante! vertegenwoordiger van waren wellicht door aj dat ge- een tot verdwijnen gedoemd ras. Mahler, door al dat internatio- Na er in beeldrijke bewoordin- nale huldebetoon, m «-sjrrtsjsrcd" dracht van B. en W., op 15 april 1921. Pastoor Jan Willem Brouwers zou zijn plaats aan Willem Men gelberg moeten afstaan, om zelf voort te blijven leven in de naam van het stuk Amstelveense weg, tussen Overtoom en Sta- De Raad kwam, om, onder meer, daarover te beraadslagen, bijeen op donderdag 9 juni 1921, onder voorzitterschap van wet houder H. J. den Hertog, te 8^ uur n.m. (Gemeenteblad 1921, tweede afd. I, bl. 1157 v.v.). Het lijkt mij de moeite waard, het hierna volgende uit de no tulen te releveren. Om te beginnen, meende de heer Von Frytag Drabbe, dat Mengelberg gaarne afstand van zijn plein zou willen doen ten ge rieve van de nagedachtenis van de kort geleden gestorven bur gemeester Tellegen. De heer A. B. Kleerekoper vond, dat er veel te weinig „bij uitzondering" straten naar per sonen worden genoemd. Men kieze dan slechts die namen, welke inderdaad bij het volk kun nen voortleven. Hij maakte er ernstig bezwaar tegen, dat de naam van een levend kunste naar in plaats van een dode zou komen. In een vorige discussie over straatnaamgeving had de wethouder namens B. en W. verklaard, dat het een goede ge woonte is, met het noemen van straten naar personen te wach ten. tot ze tot het verleden be horen. omdat dan de waarde ring juister kan zijn. De heer Kleerekoper was het daarmee eens en voelde het bovendien als een grief, dat mensen, in wier schaduw zelfs een Willem Men gelberg niet kan staan, nog geen plein hebben gekregen. De weg, namen van levende kunstenaars aan straten te ge ven, kan tot pijnlijke consekwen- ti'éS leiden, omdat 'er riog ande re kunstenaars zijn, die door hun vereerders even sterk worden geadoreerd als Mengelberg. (Over die pijnlijke consekwen- ties zou men later in Utrecht kunnen meepraten Het zou spreker niet moeilijk vallen, namen te noemen van personen in Nederland, die nog in leven zijn en wier X Een boek- van observatie in intuïtie Van de jeugdherinneringen die Laurice Schehadé geeft in haar laatste, door haar als roman betitel de boek Les grand es horloges gaat een sterke bekoring uit. De lezer wordt gevoerd in een dromenland, ver van de West-Europese beschaving en de moderne zakelijkheid. De vertelster ziet terug op haar kinderjaren en jeugd, doorgebracht in Libanon en later, als jong getrouwde vrouw, in Italiaans milieu, en vertelt daarvan, zoals het haar te binnen schiet, in losse samenhang. Laurice Schehadé. gesproten warme familiekring te uit een oud Libanees geslacht, verlaten had overwonnen dat onder zijn leden een pa- en de ontsteltenis der ha- triarch telt en stamhoofden, die 2ijde had ho. m vroeger tijden over een ge- trad de vertelster een deelte van Perzië heersten, be- en. trad de ertelster een nevens verscheidene dichters, §eheel andere wereld bin- heeft op zeventienjarige leeftijd nen, waar de rede heerste een Italiaans diplomaat gehuwd en de Libanese argwa- en haar geboorteland verlaten, nend werd ontvangen. Ze heeft op haar naam staan drie prozawerken en zes verzen- Men had voor de zo bundels, die door hun verfijnde huizes een andere vroi gevoeligheid en intieme teder- wenst en bestemd dan dit jon- heid de aandacht hebben ge- ge kind uit een streek die trokken. Twee levenskringen: Libanon behoren. Hier was de .schoonmoeder UZV. het middelpunt van alle leven. i stuk i DR. W. MENGELBERG Mengelberg, terwijl'"dit ook het geval is met de dode meesters: Hij dacht bij voorbeeld aan Die penbrock. Wanneer later de geschiedenis van de muzikale cultuur van Ne derland zal worden geschreven, zal de vraag, wie méér gedaan heeft voor het baanbreken van nieuwe kunstideeën op muzikaal gebied, Mengelberg of Diepen brock, (volgens de heer Kleere koper) stellig ten gunste van de laatste worden beslist. Ook de communist de heer Wijn koop was tegen de verdoping. Als men dan toch die weg (le vende kunstenaars vernoemen, namelijk) wilde opgaan, waar om dan niet in de eerste plaats aan Bouwmeester gedacht, wiens naam stellig veel meer onder het volk leeft dan die van Men gelberg.... Wethouder Den Hertogs verde diging en verantwoording. zijn herinnering aan het feit. dat ook reeds mevrouw Bosboom-Tous- saint en professor Allebé (van de academie voor beeldende kun sten) bij hun leven vernoemd waren, mochten Mengelberg niet baten. Ook kon de Raad (op ver zoek van Wibaut) zich blijkbaar (in grote meerderheid) niet in denken, dat de Mahlerfeesten een zó groot evenement betekend hadden, dat dit tot instemming met het voorstel van B. en W. zou moeten leiden. Geloofde het wel Van de 45 raadsleden waren er, met of zonder kennisgeving, bij 't begin van de vergadering, 10 afwezig. Toen het eenmaal op stemmen aankwam, bleken er in tussen nog 7 vertrokken te zijn. doping. De bordjes konden blijven hangen. Met recht kan de toezegging van B. en W. op Mengelbergs feestmaal een blunder worden genoemd. En de kilheid van het overgrote deel van de Amster damse gemeenteraad was in me nig opzicht wélsprekend. laatste hoofdstuk. overziet in zijn meest karakte ristieke momenten, is gedrenkt in een poëtisch fluïdum, dat de lezer niet onberoerd laat. Maar men zou hetzelfde van het gehele boek kunnen zeggen, noch chronologische zijn de auto-biografische ele menten vele. Zeer jong heeft ze het land van de ceder verlaten en ziet, moeder van een opgroeiende In Utrecht- Hoe dan ook, in Amsterdam is tenminste niets gebeurd, dat la ter tot „pijnlijke consekwenties" zou kunnen leiden. Dat was in Utrecht wèl het geval. In een hooggestemd schrijven, voorgelezen na afloop van het vierde Mahlerconcert (15 mei 1920), kondigden B. en W. van Utrecht aan, dat de Burgstraat (in de nabijheid van Mengel bergs ouderlijk huis) zou wor den vernoemd en later, na de op heffing van de Oosterspoorlijn, doorgetrokken in de brede laan, die zich van de Biltstraat naar de Koningsweg zou uitstrekken. Die Mengelberglaan heeft zijn onaanzienlijk bestaan precies een kwarteeuw kunnen rekken. Een voorname brede allée (zo als plechtig beloofd) is het laan tje nooit geworden, omdat de Oosterspoorweg niet werd opge heven (en nóg bestaat, met het Spoorwegmuseum incluis). En in 1945 verdween het Men gelbergbordje helemaal. Indien alles anders was gelopen, zou de laan hét zilveren, de Geeft de dichteres haar eigen leven in dit in ik-vorm gestelde proza? Dat niet zeker, hoewel hoogst wa; schijnlijk, maar in ieder geval horloges" de zware uurwerken ien a o o. -n kef huis werden door haar geregeld; zo bepaalt zij het le vensritme van het huis. ..li Geen dat «T moefijk prijs' dochter terug op haar genegenheid kon groeien tussen gaat in waarde veel kunstig I eerste levenstijd in de Libane- t knutselwerk, waar het hart geen se familiekring, die ze ken- schetst in deze woorden* on- robuuste vrouw, die van I verantwoordelijk in de tederheid concrete waarden uitging. I en de meest buitensporige fan- Toch schrijft Laurice Scheha- 1 tasie; waarvoor het nutteloze dé ook over deze kring met onmisbaar was en het nuttige piëteit, al verbloemt ze de ver- I armelijk en voorbijgaand; die schillen met haar eigen geeste- I de meest banale gebeurtenis lijk klimaat niet. Ze tekent kan omzetten in een bron van naast de moeder de zwakke fi- poëzie. De moeder droeg in guur van de vader en de schoon- I zich een onberekenbare hoeveel- zuster, van wie ze een prachti- I heid lijden en liefde; de vader ge typering geeft. In kiese be- I I leefde in de abstracties die hij woordingen vertelt ze van een 1 zelf schiep, met verwaarlozing crisis in de verhoudingen, toen van de werkelijkheid. een nicht uit de Italiaanse clan I Kleuriger figuur nog was de verliefd werd op haar broer, de grootmoeder, die verkeerde in dichter Georges Schehadé. en i een wereld van kaartlegsters, toen deze liefde onbeantwoord toverdranken en magie en haar bleef, het klooster binnentrad. I kleinkinderen deed huiveren Ook aan de zuster werd toege- door haar schrikverhalen. Waar rekend wat de broer had huis. Sterke eik, in wiens scha duw de anderen op verschillen- ^,Sevnn^nafSTta« Rr'anHbPe; waarin noen cnronoiogiscne schutting vonden. ..Les grand es volgorde noch logische opbouw is te vinden. Trouwens, hoe zou dat mogelijk zijn, als een dich terhart zich uitspreekt. Dit fijne boek, dat voor geen aanmerking kwam, DR. M. C. v. d. PANNE Laurice Schehadé. Les gran- des horloges. Uitgave Jul- Iiard. uitreikt zelfs boven die van ten slotte slechts 10 vóór de de zijn gouden jubileum hebben I gevierd. Afgezien van „schuld en I boete" kan men hier een tra- I gisch verlopende historische lijn (h) erkennen. Dan is, achteraf gezien, de I kil-afwijzende houding van de Amsterdamse gemeenteraad nog zeer ver te verkiezen boven de gouden beloften, maar armetieri ge afhandeling in Mengelbergs geboortestad. JOHAN VAN WOLFSWINKEL. ook vertoefde, ze schiep eigen sfeer van bijgeloof heidense riten. Wonderlijke dingen vertelt de. schrijfster over de dorpen waar de familie landerijen bezat. In I het ene was geen bewoner te vinden die in zijn doen en la ten niet afweek littekens bleven. Sfeer Zelden zal open geschreven een boek le er en tegelijk ie mensenmaat; het andere gaf eh»en ^persoon en de anderen, al evenzeer stof tot geheimzin- gevöelsleven van de schriif- nige verhalen, al was Jptal- ster doortrekt dit dichterlijk leen maar over Monsieur Elie, proza en geeft er een bijzonder de ex-ambassadeur, die een aroma aan. dat echter nauw- verbond had gesloten met de keurige, gedetailleerde beschrij- Boze en de jonge Laurice on- vingen van personen en toe- derwees in de kruidenleer, het standen niet uitsluit. Telkens geheim der kaarten der te- vindt ze tekenachtige bijzonder- 00r~ heden, die haar intuïtie haar heeft doen ontdekken. Dan weer treedt ze terug in zelfbespiege lingen over de lessen die de het vervlogen jaren met veel rei de zen en trekken en verblijven in I kenen en de muziek der den. Italië de grote dirigent, de gewelde naar, de tyran. de dictator, en de orkestleden zijn lenige, *I!_ men) „het zoo fijn vinden, dat hij bij de vijfde ovatie het ge- heele apparaat laat oprijzen, ge- Maar de uitkomst heeft bewe zen. dat zij de hierop volgende ellendige kater aan Mengelberg en zichzelf hadden kunnen bespa ren. door. hun pappenheimers van de Raad kennende. het bewijst, dat het eenvoudig niet »iïnhanden óver hun 111 hen opkwam, dat enige auto- dan. naar hun vaste mening, de ihoe lief. hoe echt-kunstenaars onzelfzuchtig)", komt de schrij ver tot zijn vernietigende pero ratie: „De god. boven de schepselen, de god dualisme, heeft afgedaan. gehele beschaafde wereld dacht. De kater De kater is inderdaad geko- ■en. Want de Raad heeft, nog d« Schepselen de" «utocri.t v"""lur i het'absolutisme, heeft afge daan. Hij was een filiaal-houder van dien afgod. De dirigent, tot voor kort veelal bij de Gratie van den vorst, zal verdwijnen met de samenleving. In "n So cialistische gemeenschap zal ook het orkest Samenspel zijn vrije Kunstenaren. De niet zijn belichaamd, zal uit veelen samenvloeien. Want God. Macht. Eenheid zijn het onzienlijke, nooit het zichtbare." T roost De troost, die de idealist Klee rekoper hierna biedt aan Wen. die „zeggen, dat dit geen kiesche bijdrage is in het Poëzie-album van „Willem Imperator Rex", is een schrale. „Deze gansche be schouwing ware nimmer in mij opgekomen en gerijpt, had ik met al deze jaren juist dezen Wereldbedwinger aan den ar beid gezien, die daar voor zijn troepen stond, in zich tot vleesch makend den toondichter, zijn schepping, de vertolkers èn de hoorders, dat wij allen adem loos en willig ondergingen, wat hij over ons geschikt had, hij, Willem Imperator Rex". De hulde, maestro Mengel berg van alle zijden, door verte genwoordigers van de meest ver scheiden sectoren der samenle ving toegebracht. suggereerde een universeel meeleven. Natuur lijk bedroog hier de schijn. De grote massa ging aan dit zie ren jubileum onberoerd voorbij. Amsterdam was (en to) nu eenmaal geen Wenen of Milaan. Doch zelfs onder de (dunne) culturele bovenlaag der bevol king waren er. relatief geno men. slechts weinigen, die en thousiast meededen of zelfs me-lééfden. De concerten van op het nippertje, met zéér dui delijke meerderheid van stem men, zijn fiat geweigerd. We lezen in het Amsterdamse Gemeenteblad 1921 (eerste afd. I) op bid. 634 over de voor eenheid zal £en oude foto ton het Concertgeboutv Enkele weken geleden heeft nw recensent zijn ietwat opge kropte gevoelens gelucht naar aanleiding van de verschijning van een christelijke roman, waarlijk niet de slechtste in zijn genre, maar die hem symptoma tisch leek voor de beslotenheid van geest en het vriendelijk provincialisme, dat deze boeken doorgaans kenmerkt. Wanneer romans christelijk leven schil deren, zoals dat op een dorp of in een stad geleefd wordt en dus werkelijkheid weergeven, is er op zichzelf niets verkeerds aan de hand. Maar zodra men een bekering wil tekenen, de gang van een mensenziel naar het licht, niet van een historisch persoon maar van een bedachte figuur, ook al is hier waarheid en verdichting dooreengemengd, betreedt men, of men het wil of niet, het pad van de apologe tiek in letterkundige vorm. En ZIJT GE ER WEER Bewondering voor moed van dichter Zomaar wat zwerven, door Bert Garthoff. Uitgave Ploegs- ma, Amsterdam. Het is niet vreemd, dat Bert Garthoffs boek „Zomaar wat zwerven" al betrekkelijk kort na de verschijning tot grote hoog te is gestegen op de lijst van va derlandse „bestsellers." Want de persoonlijkheid van de via radio en televisie bekend geworden au teur, straalde ook af op zijn ge schreven arbeid. Men kende Gart-j hoff dus reeds via andere media, maar men leert hem nog beter kennen door dit boek: een bemin nelijk mens, die zijn lezers op zijn zwerftochten meevoert, langs bekende plekjes in ons vaderland. Dank zij de boeiende verhaal trant van Garthoff worden die plaatsen „anders dan andere" omdat hij een bijzondere manier heeft om als reisleider te funge ren. Hij laat niet alleen de schoonheid van het landschap zien in wijde horizonten, hij brengt ook het kleinste van de natuur on der de aandacht, over dieren, bloemen en planten. Hij brengt zijn lezers van bladzij tot blad zij op de hoogte van de histo rische achtergronden van het ge bied, waarover hij schrijft. Gart- '"ïzoe- kers", de ware liefhebbers, die misschien alleen in hun leunstoel bereid zijn deze tochten te maken en die wellicht gestimuleerd wor den om daarna zelf ook eens de voetsporen te drukken van de au teur, die hun de weg wees. Het boek is verlucht met vlotte 1 rake pentekeningen van Peter in Straaten. dan rijzen de bezwaren waar van in die bedoelde boekbespre king enkele werden genoemd (Zondagsblad van 1 september JU. Hier schoten te kort dc concep tie van het christelijk geloof zo wel als de evocatie van de roer selen der menselijke ziel. Nu is een roman in dit opzicht door zijn betrekkelijke uitvoerigheid een verraderlijke kunstvorm. In een gedicht wil het wel eens gemak kelijker lukken talent en geloof te simuleren. Het beoordelen van verzen is en blijft een hachelijke bezigheid, vooral in de betrekke lijk kleurloze middenmassa. Uit stekende en slechte verzen zijn niet moeilijk te herkennen, ook al spreken ze een taal die - w. -riSSi hun verschijning in 1955, die on middellijk van het talent van hun maker overtuigden. Maar de gro te meerderheid van de gedichten die men via een uitgever (toch altijd een soort zeef) onder de ogen krijgt behoren tot die mid dengroep van goed noch slecht, vlees noch vis. Als men jong is en niet kan leven zonder radicale uitspraken, moet men sorteren: zwart of wit. Later wordt men voorzichtiger: men heeft zoveel reputaties zien komen en gaan en jonge hemelbestormers ijverige verzamelaars, vertalers en bewer kers zien worden. De zaak wordt nog moeilijker bij christelijke poëzie. Geen kleinigheid Het is geen kleinigheid in deze tijd christelijke verzen te willen schrijven. Wie iets beseft van de stroomversnelling, waarin het mo derne leven terecht gekomen is, van de problemen waarin de ker ken nationaal en mondiaal zich bevinden «bijna zou men schrij- van: rondtollen); wie ook enigs zins op de hoogte is van de diep gaande wijzigingen die zich ook in de literatuur hebben voltrokken en die nog lang niet tot een voorlopi ge rust zijn gekomen, die begrijpt dat een voortdichten in de traditi onele trant met behulp van een dichterlijk apparaat dat én lite rair én religieus niet meer bij deze tijd past. een onmogelijke zaak is geworden. Wie het nóg doet kan wat hemzelf betreft mis schien eerlijk werk leveren, maar hij speelt met rekwisieten, of hij is te vergelijken met iemand die er nog juist in slaagt de ogen van een gestorvene te sluiten en zijn handen ineen te vouwen, voordat de verstijving intreedt. Bewondering Daarom dient men de moed te bewonderen van ieder die vandaag in de openbaarheid treedt met verzen die positief van Christus willen getuigen. Zoeken is altijd veel interessanter dan gevonden hebben. De duidelijke, heldere, bewuste overtuiging is een gees- tesbezit dat zich moeilijk laat vermengen met het donkere be seffen. de half gevormde gedach ten. de duistere beelden, de taal muziek uit de diepte die de dich terlijk scheppende geest produ ceert. Zondag 7 van de Heidel- bergse Catechismus omschrijft En telkens weer probeer ik de woedende woordenzee met versvoeten te treden, tussen haar gapende muilen door op de Heer af te schrijden, mijn geloof op rijm op haar rug te. schrijven - eu en telkens weer verlies ik het, dë op haar gladde tongen, de voel ik haar gulzige adem Geest is aangegrepen, door het over mijn lichaam strijken, „v_. Vuur dat hem de éne vastheid zink ik weg in haar kolkende Brockhaus, Wiesbaden, onder heeft gegeven, waarin rede en ge- keel dactie moed, bewustzijn en zielsdiepte En telkens zijt Gij schrijven: ...zijn vingers, tintelende het geloof als een stellig weten én een vast vertrouwen. Het is dat stellige weten, dat in vele geval len het beletsel vormt, tenzij (en dat is het grote criterium) totaliteit door principe ook met elkaar zijn versmolten. Want het is een onge zonde toestand in de huidige poë zie. dat de rede daar op de schopstoel zit. Het woord huid staat nu op de plaats waar vroe ger gesproken werd van zien of welen. De dichter is bijziende, soms blind geworden en gaat zijn weg tastende. Hans Bouma, in zijn bundel Een mond vol liefde (uitg- N.V. Uitgeversmaatschap pij De Graafschap, Aalten) be toont zich noch een opmerkelijk. Medische gezinsencyclopedic. Uitgave in Sesamserie, Bosch Keuning N.V., Baam. Deze gezinsencyclopedie is een bewerking van Der Gesundheits- Brockhaus, een uitgave van F. A. sbaden, i vele bekende professo- De Nederlandse bewerking kan, geloof ik niet geschiedde onder hoofdredactie van A. C. van Swol. arts. van Deze uitgave, die uit tien deel- aelooi l^es beslaat- beantwoordt uit en- MtaM. op de snaren va'n n,n ÏÏtfgZJSSSQSUÏ uitgave „Nederlands" is gehou den. is de inhoud op vele plaat sen toch te uitgebreid voor „wal een gezin moet weten over ge zondheid en ziekte, lichaamsver zorging en verpleging, voeding, Retorisch bundel, dat tot titel heeft „Met gebroken stem". Daarentegen is de regel „een brok van liefde in noch een oorspronkelijk, noch mijn keel" uit datzelfde gedichtje .r w-iH-pnt geslaagd als vermenging van een zelfs een bijzonder g hedendaags maniertje (spreek- dichter, ja nauwelijks een dichter. WOOrden of alledaagse zegswijzen e,Di* het «ersje.d*®1 *a" een M„r hter i, -n Hippie, tepee gebrulken) m„ een oprKVe.. ^vert zLdL. on°gï Contact, Amsterdam. pseudo-christclijk geknoei. het voel. Die gemeenzame rechtgelovig knoeien waarvan De kingen ervaart Genestet al sprak, zeker niet op ^Jeemd d®z®. zijn plaats. uitdruk- twijfeld jaren van studie heeft als een gekost. Met 89 foto's van de niet minder bekende fotograaf Cas Oorthuys, 20 kaarten en 6 repro schilderij- Men voelt dat de schrijver .gelooft" (een klein geloof Want al is het resultaat gering. ®®n groot, eigenlijk grappig ucluclld,lu de aandrift is zuiver en de hou- waar te nemen) als stijlmiddel het Gooi,'Noord-Bi abant ding is juist. De dichter heeft namelijk, „met huid en haar" gedaan wat hij kon: hij heeft zijn ontbreekt al verzen kort gehouden, hij staat achter wat hij schrijft, hij heeft gebroken met de traditionele reto riek (al komt die soms door een achterdeurtje weer binnen) en probeert nieuwe verworvenheden van anderen toe te passen, omdat hij die zelf (nog) niet kan produ- ducties in kleur en. trekt het natuurschoon Overijssel, Gelderland, Utrecht het Gooi, Noord-Bi abant en Lim burg aan het oog van de lezei op het ap- voorbij, terwijl hier en daar die zijn eigen instelling. Geloof Er spreekt een ontroerend ge loof uit deze poëtische pogingen, beslistheid die men niet dage- Geen ontdekking dus van een nieuw talent met de gebruikelijke beloften, naar de vervulling waar van men min of meer gespannen uitziet. Hoe graag zou men zich Toch vragen vergissen en door prachtige allemaal goed verantwoord Evert Zandstra opdient. En niet tegen lezen opziende weekenders, die, geheel in stijl met de roep deze tijd. van het landschap onze dichtbevolkte provincis willen genieten, zullen er beslist veel van hun gading in vindea jen we ons af. of men r0_— de bomen het bos nog wel de toekomst worden be- kan f.len- Dil niet aan dt vaardige pen van de schrijver, de opdracht, die hij schaamd! De criticus immers lijks tegenkomt, een aandrift tot de vriend van de bruidegom, die kreeg. Als men tot taak heeft L spreken omdat er geloofd wordt. zich diens blijdschap verheugt vijfhonderd bladzijden heel Ne- die van deze verzen zeker nog H0vit,„a gè^n poëzie maken, maar die de dan van het toneel verdwijnt, voorwaarde scheppen voor het Maar wel is hier i schrijven van waarlijk getuigende aan wijzen van t r.___ j-» stelling en een eerlijk pogen, ge- Dit dragen door een hartstochtelijke Wat zelfovergave. i zonder enige i derland te beschrijven het ste deel van het als een nationaal voorbeeld gezinsboek aangekondigde stan- zuivere in- daardwerk telt 272 pagina's, in clusief de bladzijden mot foto's en kaarten, zomede die. welke gevuld zijn met het register vervalt men al gauw in hef C. RIJNSDORP. genre van de toeristische folder.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1962 | | pagina 18