I
P'
f
Peet van Bruggen, vakman en pedagoog,
voelt zich thuis bij de amateurs
Even pauze...Coca-Cola verfrist u het best!
Muziek vult zijn leven
vrijwel helemaal
MVWZ LEJDSCHE COURAffT
3
ZATERDAG 1 SEPTEMBER 1962
MET een tas vol lijvige rappor
ten stapte de op een Noord
hollandse boerderij geboren heer
J. C. van Schaik (nu 70) in novem
ber 1945 als wethouder het Leid-
se stadhuis binnen. Hij had toen
een meer dan dertigjarige erva
ring als onderwijzer achter de
rug, waarvan 23 jaar als hoofd;
de wethoudersportefeuille „onder-
ivvs en culturele zaken" viel dus
niet bepaald in onbekwame han
den. Die lijvige rapporten kwa
men ook goed van pas. Als secre
taris van een werkgroep (waarvan
prof. dr. P. A. H. deBoer voorzit
ter was) had de heer Van Schaik
ze vóór en tijdens de oorlog ge
schreven. Ze betroffen onder
meer de opbouw van het onder
wijs en het culturele leven in Lei
den en lagen dus als het ware te
wachten op een wethouder. Dat de
heer Van Schaik deze belangrijke
bestuursfunctie zelf zou krijgen,
wist hij tijdens de oorlog bij lange
na nog nietTsjonge, wat zou
ik dat allemaal graag verwezen
lijkt zien, dacht hij vaak.
Welnu, er is heel wat van ver
wezenlijkt en als ik nu de Leidse
volksuniversitèit K. en O. en de
gemeentelijke bedrijf stechnische
school met name noem, dan stip
ik hiermee slechts enkele facetten
aan uit de veelzijdige activiteiten
van deze vriendelijke wethouder
met zijn zachte stem. Er mbet nog
veel meer gebeuren en al zit de
heer Van Schaik nog boordevol
ideeën, hij gaat toch niet met een
gevoel van weemoed heen.
JE KUNT een groeiend verlan-
gen krijgen naar wat jc bent
gaan missen," vertelde hij 'me.
„Het wethouderschap slokt je
voor meer dan honderd procent
op en er is een honger in me ge
groeid naar een grote liefde van
me: historisch-filosofisch en so
ciaal-culturele studie. Het is be
langwekkend te weten hoe cul
turen ontstaan en hoe ze ten on
dergaan. Deze interesse heeft ook
meegespeeld in m'n beleid. En dit
staat voor mij vast: wanneer je
een cultuur staande wilt houden,
dan moet je de onderste lagen van
de bevolking er bij trekken".
Nadat de zelf niet rokende wet
houder me een sigaartje had aan
geboden, vervolgde hij: „Het doet
misschien niet erg socialistisch
aan maar bij alles wat werd op
gezet, heb ik er naar gestreefd de
burgerij zoveel mogelijk te sti
muleren. Als voorbeelden wil ik
de Sportstichting, K. en O., de
nieuwe muziekschool en de Leid
se Jeugd Actie noemefC. Er waren
ook teleurstellingen in m'n loop
baan, maar mijn devies werd
steeds gevormd door de woorden
van prins Willem van Oranje:
Men behoeft niet te hopen om te
ondernemen, noch te slagen om
te volharden".
Wethouder Van Schaik, ge
trouwd met een Zeeuwse land-
bouwdochter (met wien hij een
dochter mocht grootbrengen),
gaat zich naast de genoemde
studie bezighouden met' zijn tuin
en zijn bijen hij blijft op de
Cronesteinkade wonen. En hij
blijft voorlopig ook nog heel wal
er precies dertien jaar over om
een verzekeringsportefeiulle op te
bouwen, die hem wekelijks f 90
tot f 100 opbracht. Toen werd hij
wethouder tegen een honorarium
vanf 60 per week. Dat is nu
bijna 17 jaar geleden. De heer
Jongeleen was toen al 10 jaar
raadslid en in socialistische krin
gen lang geen onbekende meer.
ZEER TEGEN m'n zin ben ik
wethouder geworden," ver
trouwde hij me nu toe. „Maar er
toas toen geen andere geschikte
kandidaat voorhanden. Toen ik er
eenmaal voor stond, ben ik ook
1
k' «l
1 Dit zijn v.l.n.r. de heren J. G. Hagens, J. C. van Schaik en A. J.
Jongeleen te Leiden, voor wie maandagavond om 12 uur het wet
houderschap eindigt. Met elk van hen had ik op de bestuurlijke
valreep een gesprek; ze vertelden iets over zichzelf, over hun werk
in de afgelopen jaren en over hun tockomstidealen. In volgorde
van hun anciënniteit als wethouder vindt u hier de weergave ervan.
van zijn vele functies met dezelf
de animo vervullen als voorheen.
/JOE IK ME voel nu m'n wet-
•L houderschap er bijna op zit?
uitstekend.' Dat kunt u rustig
van me aannemen, 'k Ben moe en
verlang naar het eind van m'n
werk. Dat gaat misschien wel
weer over als ik een tijdje rust
heb gehad maar van m'n besluit
om me terug te trekken, zal ik
geen spijt krijgen. Ik sta op het
standpunt, dat ze nooit van je
moeten gaan zeggen: Hij blijft
maar Terwijl de heer A. J.
Jongeleen (68 jaar, 1 zoon, 2 klein
kinderen), de scheidende wethou
der van openbare werken van
onze goede Sleutelstad me dit
zegt, begint hij met zijn forse
handen gedachteloos met zijn
bril te spelen.
Het zijn handen, die weten wat
werken is. Op zijn twaalfde jaar,
direct na de lagere school, werd
de jonge Jongeleen steenhouwer
tegen een loon van dertig harde
centen in de week. Later kwam
daar een kwartje bij en nog la
ter werd hij werkloos, dat was in
de crisisjaren. Hij stapte over op
het verzekeringsbedrijf en deed
de mooie kanten van het werk
gaan zien. Men moet echter niet
denken, dat het vanzelf gaat. Je
bent ook 's avonds weinig thuis
en als ik niet zoveel medewer
king van m'n vrouw had gehad,
was het niet te doen geweest. Ik
werd bovendien wethouder in een
heel moeilijke tijd, vlak na de
oorlog. Er was in Leiden bijna
geen vierkante meter bouwrijpe
grond meer.
Veel kritiek heb ik ondervon
den, maar daar merkte ik ten
slotte niets meer van. Ik heb al
tijd hard en naar m'n beste we
ten gewerkt. Of ik geslaagd ben,
is niet aan mij te beoordelen.
Het mooiste, dat ik heb mogen
verdedigen, is het spoorwegplan
geweest zoiets krijg je echt niet
in je vingers geschoven. Met de
omlegging van de vaarroute is
het al net zo. Er staan vaak be
langen op het spel, die een buiten-
siaander niet zo direct ziet en
daarom is zo'n wethouderschap
een functie, waarin je dikwijls
moet weten te zwijgen".
Op dit moment knapte er iets
en wat beteuterd keek wethouder
Jongeleen naar zijn bril, die nu
uit twee stukken bestond, „k Heb
gelukkig nog een reserve-bril,"
mompelde" hij. De koppige trek
keerde weer terug onder de grijze
krullen maar een bevrijdende
lach vol opluchting won het ten
slotte: „Na maandag ga ik eerst
met vakantie naar Italië, dan wil
ik een hele tijd niets doen al
leen maar een beetje tuinieren, le
zen en fotograferen
7AOOR omstandigheden min of
meer gedwongen heeft de
heer J. G. Hagens (73) zich in
november van het vorige jaar
voor één jaar als wethouder be
schikbaar gesteld als opvolger
van mr. Drijber, die burgemeester
van Middelburg werd. En dat
betekende voor deze voor 't onder
wijs opgeleide maar belasting-in
specteur geworden man (bij zijn
pensionering in 1954 werd hij of
ficier in de orde van Oranje-Nas-
sau) een vrij ingrijpende wijzi
ging in zijn levenspatroon, waar
in de bezoeken met zijn vrouw
aan zijn 2 getrouwde kinderen 'n
vaste plaats innamen. En dan.wa
ren daar sinds 1953 ook nog de
raadsvergaderingen.
De heer Hagens maakte deel
uit van de toentertijd drie man
sterke VVD-fractie en hij vertel
de me deze week, dat hij als wet
houder de vruchten van dit kleine
aantal heeft geplukt: hierdoor
kwam hij in tal van raadscommis
sies en hij had daardoor al heel
wat van het gemeentelijke be
drijf gezien toen de portefeuille
„verkeer, huisvesting en bedrij
ven" onder zijn berusting kwam.
Dit zei hij me ervan: „Het wet
houderschap heeft me een zekere
voldoening gegeven en ik vind het
een bevredigend slot van m'n po
litieke loopbaan. Als ik nog geen
73 zou zijn was ik waarschijnlijk
nog wel langer aangebleven.
Vooral de verkeersvraagstukken
en de huisvestingsproblemen had
den m'n interesse. Nu wil ik niet
beweren, dat de pas ingevoerde
(al door m'n voorganger voorbe
reide) éénrichtingsregeling ideaal
is, een kleine verbetering vind ik
het toch wel. Maar wat wilt u
met zo'n sta-in-de-weg als die
oude veemarkt! Met belangstel
ling kijk ik nu uit naar de re
sultaten van de proef met de half-
uur-parkeerregeling op de Haar
lemmerstraat. En ondertussen
vind ik het fijn, dat ik nu weer
wat meer vrije tijd krijg
A „Samen bewust musiceren en samen vooruit
Druk
WAT UW LIEVELINGSSPORT OOK IS. voetbal, hockey
of zeilen, er komt een moment dat een verfrissende pauze
welkom is. Spelers en supporters, overal ter wereld, kiezen
dan heerlijk sprankelende Coca-Cola. Geniet er óók van
als U dorst hebt.
Grote instrumenten
Gaandeweg ontdekte hij, dat de
..grote" instrumenten hem het best la
gen. Zo werd in Rotterdam zijn toekom
stige levensgang reeds aangeduid. Peet
heeft eenvoudig zijn neiging tot de
blaasinstrumenten gevolgd. Al stude
rende werd hij er steeds sterker door
geboeid. Het bracht hem in aanraking
met Rocus van Ieperen. bij wie hij les
sen in harmonieleer en blaa&-orkest-
directie ging nonen.
Peet sloot zijn Rotterdamse studie
af met diploma's voor tuba- en piano
spel. Het was tevens een begin. De
lessen bij Van Ieperen hadden hem zijn
bestemming duidelijk gemaakt. Geest
driftig ging hij verder, werd leerling
van hef. Haagse conservatorium, koos
daar als hoofdvak harmonie- en fan
faredirectie. Het besef, dat een dirigent
veel moet kennen èn kunnen, om in
staat te zijn, zijn orkestleden zo breed
mogelijk voor te lichten, bracht hem
ertoe, ook nog de klarinet en de viool
erbij te nemen- Van Bruggen veroverde
HET is in de jaren na vijfenveertig bij de amateurblazers-korpsen
steeds meer gewoonte geworden, een lid van één der gerenommeerde
beroeps-ensembles (K.M.K., Mariniers, Luchtmacht) tot dirigent te be
noemen. Vroeger was de neiging, het beste te krijgen, lang niet zo alge
meen. Toen kon men allerlei muzikaal aangelegde, ook praktisch ge
oefende amateurs de dirigeerstok zien hanteren: de pianoleraar, de ge
meenteambtenaar, het hoofd-der-school, de organist en zelfs de burge
meester (nog, in het Groningse Ezinge). Velen van dergelijke dilettant
kapelmeesters hebben voortreffelijk werk verricht, ze waren soms hel
pers in de nood en, in elk geval, cultuurbevorderaars.
Alleen reeds om de laatstgenoemde
kwaliteit verdienen sommigen met
buste in de hal van het plaatselijke
verenigingsgebouw te worden geëerd.
Zouden al die amateur-dirigenten door
hun kunst-opvoedende arbeid niet veel
aan de ontwikkeling van het gevoel
„het beste is voor ons nog maar
goed genoeg" hebben bijgedragen?
Goede slagen
De verenigingen, die op eerste krach
ten (ook buiten de genoemde beroeps-
korpsen) aasden, meenden terecht bij
een geslaagde benoeming al vast
goede slagen te hebben gedaan. Zo'n
vakman is zeker een geroutineerd spe
ler op zijn instrument, de literatuur is
hem door dagelijks gebruik zeer ver
trouwd, hij kent alle knepen van het
metier, weet, hoe een mars moet klin
ken, kent de marcheertechniek. Dit is
ongetwijfeld een indrukwekkende reeks.
Maar er is méér nodig dan vakman
schap alleen. De man voor het amateur-
korps moet óók kunnen dirigeren en op
een prettige manier zijn mensen van
allerlei zaken op de hoogte brengen.
Met andere woorden: hij moet, behalve
deskundige, ook een goed pedagoog zijn.
We kennen gevallen, waar het ontbre
ken van deze beide eigenschappen tot
teleurstelling en scheiding leidde. Het
kan natuurlijk ook aan de muzikanten
liggen, wanneer het mis loopt. Zelfs de
meest bekwame orkestleider kan niet
toveren. Waar niet is, bijvoorbeeld geen
studielust of muzikaal benul of zelfs geen
minimum aan intelligentie, staat ook de
beste machteloos.
Nu zijn we tegelijk by het punt,
waar deze inleiding heen stuurde.
Het ging ons namelijk om Peet van
Bruggen, kapelmeester van de Ko
ninklijke Militaire Kapel, in zijn
vrije tijd dirigent van de Chr. Resi
dentie-Harmonie (Den Haag), „Arti
et Religion!" (Alphen), „Crescendo"
(Sassenheim) en „Het geklank des
Konings' (Zwijndrecht)Deze korp
sen mogen zich gelukkig prijzen: ze
sloegen met hem alle slagen
Peet van Bruggen zag weliswaar in
Ameide (aan de Lek) het levenslicht,
maar hij verhuisde al zó jong naar
Gorinchem, dat men hem gerust een
Gorkummer mag noemen. Hier heeft hij
ook het u.l.o.-diploma behaald. Het be
hoeft eigenlijk niet eens te worden ver
teld. dat hij ontzaglijk veel van muziek
hield. Maar er zijn zoveel muzikale
jongelui, die toch niet in het vak terecht
komen. Peet is begonnen, als onderdui
ker in. de buurt van Ameide, met zelf
studie: later werd hij leerling van het
Rotterdamse conservatorium, kreeg daar
les van John Daniskas (theorie). Kees
Valten en J. W. Verheyen ((trompet),
.Tan van Dijk (piano) en Anner Bijlsma
tuba). Bovendien nam hij nog privé-
lessen bij de tuba-speler S. Botter.
na enkele jaren het conservatorium-
diploma en kon zich toen met recht een
vakdirigent (noemen.
Intussen was hij, reeds in 1945, na ver
gelijkend examen met verscheidene solli
citanten, benoemd tot lid van de Konink
lijke Militaire Kapel, om in dit selecte
korps een der bastuba's te bespelen.
Dirigent
Van Bruggen begon zijn loopbaan als
dirigent in 1949 met het Leidse Concor
dia. Daar is hij zes jaar gebleven. Dan
volgden de Chr. Residentie Harmonie
(1952) en na het afscheid van de heer W.
J. Smolders, diens beide korpsen „Arti
et Religioni" (1953) en „Crescendo"
(1954). Dit laatste werd al spoedig van
een fanfare- in een harmonicgezelschap
veranderd.
Wie eenmaal in dit werk zit, kan er
niet meer van af, zegt Van Bruggen. De
amateurskorpsen vormen een eigen we
reldje, dat niet alleen de spelers zélf,
maar ook de vakmuzikant fascineert. Het
is eigenlijk een wisselwerking: de spe
lers laten zich graag leiden en wijzer
maken door de man achter de lessenaar,
ze vertrouwen. Op zijn beurt voelt
deze zich door het vertrouwen en het
levende contact aangemoedigd en ge-
inspireerd. Wie. als dagelijks beroep, mu
ziek moet maken en repetities leiden,
heeft aan zulke regelmatige injecties van
amateursgeestdrift behoefte. Zijn eigen
werk krijgt er nieuwe glans door.
Treft men het wederzijds goed met
elkaar, neemt men, bij alle plezier, de
zaken toch serieus, dan is er een goede
kans, dat korps èn dirigent van succes
tot succes voortgaan. Zo heeft Van
Bruggen nog deze zomer met zijn vier
verenigingen in Bergen op Zoom een
eerste prijs kunnen behalenDit ge
beurde op een bondsconcours, 1
eerste prijzen waarde hebben bij de
bevordering naar een hogere afdeling.
Piet van Bruggen heeft ook nog
jeugdorkest, grotendeels bestaande uit
scholieren, die in hun vrije tijd voor ont
spanning muziek maken. Het werd opge
richt door de Nederlandse Federatie
Chr. Muziekbonden tengevolge van
besluit, in 1959 genomen. De meest prak
tische samenstelling was, zoals trouwens
zo vaak, die van een fanfaregezelschap,
omdat de moeilijke houten blaasinstru
menten dan immers geen beletsel v<
den. De jongens komen overal vandaan.
Ze worden eerst getest, waarbij men
aanvankelijk niet zo nauw met de blaas-
vaardigheid nam.
Verzwaard
Toen er zich echter steeds meer lief
hebbers kwamen aanmelden, konden de
worden verzwaard. In Amersfoort,
geografisch centrum van het land, repe
teert het orkest tweemaal voor elk van
de drie vaste jaarlijkse concerten, die in
Amsterdam, Utrecht en Groningen v
den gegeven. Ook kan men het vragen
voor hoogtijdagen en massavergaderin
gen. De reiskosten worden door de Fede
ratie vergoed. Het behoeft geen uitvoerig
betoog, dat alleen een geroutineerd vak
man (zoals Van Bruggen) er in slaagt,
onder verzwarende omstandigheden als
onvermijdelijke doorstroming en spaar
zame repetities, het spelpeil te handhaven
en zelfs op te voeren.
Over de concourspraktfjk in ons
deelde vaderland is Van Bruggen slechts
matig tevreden. En als een concours
leen maar dient om prijzen weg te halen,
vindt hij het zelfs waard, er een hekel
aan te hebben. Het behoort toch immers
allereerst om de muziek te gaan. Er'is
een streven het concours door een festival
te vervangen. Uit acht voorgestelde
ken zou de jury er dan twee of drie uit
kiezen. Van Bruggen vindt de tüd i
een volkomen vrij programma echter nog
niet rijp. Daarom moeten er op de
te bieden lijst, naar zijn mening, toch
ook een paar verplichte nummers staan.
Verder acht hij, ten bate van een
het gehele land. in alle bonden en stre
ken. gelijke waardering, een alles o'
koepelend orgaan, dus ook een overkoe
pelende jury zeer gewenst.
Het regiment Garde-Qrenadiers is van
ouds een elite-onderdeel, dat „onder het
oog des konings staat". Dus heeft de
Kapel, tegenwoordig kortweg K.M.K. ge
noemd, het heel druk met taptoe's, con
certen en dienst doen bij officiële ge
legenheden. Zo gaat het korps op Prins
jesdag, in het prachtige ceremoniële tenue
gestoken, de gouden koets vooraf.
Na de oorlog won de showfunctie van
de beroepskapellen sterk aan betekenis.
Het behoort tot de taak van de kapel
meester, nieuwe loopfiguren uit te den
ken en de oude te perfectioneren.
We wilden natuurlijk graag weten,
hoe deze man van het vak over de
(zogenaamde) lichte muziek denkt. Te
genwoordig wordt die immers overal
aangeprezen als het middel bij uit
stek, om de jeugd te trekken. Van
Bruggen is er niet zo enthousiast over
als men misschien wel zou verwach
ten. Met die musical-selecties, uit
Oklohama, My fair lady en zo, wor
den, naar zijn mening, de ouderwetse
opera- en operette-fantasieën door een
achterdeur weer binnen gehaald. Als
attractie nu en dan zijn ze wel aardig,
maar verder moeten we ze maar aan
de goede amusementsorkesten over
laten.
De muziek vult het leven van deze
spelleider vrijwel geheel. Al die repe
tities met vakmensen en amateurs, plech
tigheden, reizen in binnen- en buiten-
Voor vervolg zie pagina 4)