de ring PIETERTJE DE GRAPJAS De gouden haren van Tonga ma 1 m m 9 1 - mr Juffrouw Appelsien KORT VERHAAL - KORT VERHAAL - KORT VERHAAL - KORT VERH ZATERDAG 11 AUGUSTUS 1962 VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGD - VOOR DE JE TOEN de regen op mijn derde va kantiedag nog steeds bij stromen viel en me dwong binnen te blij ven Inplaats van lange strandwan delingen te maken, besloot ik naar buis terug te keren. De weerkundigen voorspelden ook voor de komende dagen veel regen en ik voelde er wei nig voor me op te sluiten in een huis, dat niet het mijne was. Maar de pen sionhoudster wist me te overreden te blijven. De heren van de Bilt, zo zei ze schouderophalend de beren van de Bilt kunnen het best mis hebben. Stel je voor dat morgen ineens de zon gaat schijnen nou. dan zit u in die stad. Brrr! Heus, het weer kan met de dag veranderen, u moet u niet door zo'n enkel bultje laten ontmoedigen. Ik weifelde. Natuurlijk, ze kon gelijk krijgen, maar ze kon zich in haar optimis me ook vergissen, en dan was ik even ver. Terwijl ik wikte en woog. en op de knopen van mijn jurk het spelletje uit mijn jeugd speelde: blijven, weggaan, blijven, weg gaan, blijven«naakte ze een opmer king. die mijn nieuwsgierigheid wekte. Ze zei: „Kijk. als u nu zou blijven dan zou ik u vragen of u. zolang de regen aan houdt, niet eens de inhoud van de kisten op zolder zou willen bekijken en inventari seren. Toen ik dit huis kocht, vertelde ze, had de eigenares in het koopcontract de bepaling laten opnemen, dat haar persoon lijke eigendommen, opgeborgen in vier grote kisten, op zolder bewaard moesten blijven. Ze ging naar een rusthuis en daar was geen bergruimte. Maar nu is ze kortgeleden gestorven en een nicbt, die in Duitsland woont en erfgename is, heeft me Sevraagd of ik wil nagaan of zich onder ie spullen nog waardevolle dingen bevin den. Is dit niet het geval dan kan ik alles aan de lorrenboer verkopen. Tot op heden heb ik nog geen tijd gekregen de boel uit te zoeken. Zou het niets voor u zijn? U heeft op het ogenblik toch tijd in over vloed". Hoopvol keek ze me aan. Ik bedacht me niet lang. Ik zei: „Ja, graag zelfs". "pylX middag ging ik naar de zolder. Op ■AJ elke kist stond dezelfde naam geschil derd: Antje van Dijk. Vreemd, met plezier had ik de opdracht aanvaard, maar nu ik op het punt stond de kisten te openen be kroop me toch een naargeestig gevoel. Had ik er wel het recht toe mijn handen te laten gaan door eigendommen van een ander? Het was alsof ik me onbescheiden ging verdiepen in een privé-leven, dat voor mij verborgen behoorde te blijven. Met schroom lichtte ik het deksel van de •erste kist Hij zat boordevol kleren. Voor zichtig haalde ik ze er stuk voor stuk uit Ouderwetse kleren waren het. jakken en rokken en onderrokken, alle uit een lang vervlogen tijd. Sommige jakken waren prachtig versierd met fijn borduurwerk, andere waren de eenvoud zelve. De gebor duurde jakken legde ik opzij. Wellicht, dacht ik. heeft een costuummuseum er be langstelling voor. De andere deed ik weer in de kist. Antje van Dijk moest wel over enorm veel kleren hebben beschikt. Ook de tweede en de derde kist bevatten niets anders dan kledingstukken. Er waren kunstig gehaak te stola's bij, die ik minutenlang in mijn handen hield en vol bewondering bekeek. En zwart-kanten mutsjes, zoals, naar ik wel eens op een foto had gezien, ook mijn grootmoeder had gedragen. En voorts een groot aantal schorten van een stof zo zacht als ik nog nooit had gevoeld. Ik probeerde me een voorstelling van Antje van Dijk te maken. Ze moest een grote vrouw geweest zijn, en fors. de kledingstukken wezen daarop. Ook een vrouw, die gefortuneerd was. Ik kon me tenminste niet voorstellen dat alle vrouwen uit haar tijd zo waren ge kleed. Ik vroeg me af of ze getrouwd was geweest en kinderen had gekregen. Hoe zou haar leven zijn verlopen? Eenentachtig Jaar was ze geworden, had de pensionhoud ster me verteld. En tot het laatste ogen blik was ze helder van geest gebleven. Ik sloot ook de derde kist en opende de vierde. Toen ik het deksel opsloeg kon ik een kreet van verrassing naiy/elijks be dwingen. Tot de rand toe was de kist ge vuld met pakjes brieven en me1 albums. De brieven waren bijeengebonden met lint, dat in de loop van de jaren was verbleekt. Tientallen pakjes brieven waren het. Ik wist niet wat te doen. Heb Jij het recht vroeg ik me af deze brieven te lezen? Nee. zei een stem in me. Maar een andere stem spoorde me aan het wel te doen. Vooruit, waarom zou je niet voor een ogenblik onbescheiden zijn? Nee, zei ik ten slotte hard. nee. afblijven! Van een bundeltje brieven maakte ik het lintje los. Ze waren alle gericht aan Antje van Dijk en het adres was met verschillend handschrift geschreven. Brieven van haar man, een vriend, of een oom, een neef. wel licht nog van een tante of van de moeder van Antje van Dijk? De albums waren gedeeltelijk volgeplakt met bloemenplaatjes, waaronder gedicht jes stonden, lieve, aardige gedichtjes, en gedeeltelijk voorzien van tekeningen. Teke ningen van een woedende zee. van een kal me zee. van schepen, die uitvaren en van schepen, die terug komen, tekeningen van vrouwen en van mannen en van kinderen. Een prachtige collectie tekeningen, waard om te worden tentoongesteld. Ze waren niet gesigneerd. Zou het werk zijn geweest van Antje van Dijk? Of misschien van haar Een voor een nam ik de albums in mijn hand. Bij de laatste ontdekte ik een onef fenheid in de kaft. net of er iets onder het papier was geplakt Voorzichtig sneed ik het papier rond de bobbed los en ineens rolde er een ring voor mijn voeten. "MIEUWSGIERIG pakte ik de ring op en 1* ik draaide hem rond op een vinger. Een brede, gouden ring was het. helemaal glad. Aan de binnenkant ontdekte ik een inscriptie. Twee namen stonden erin gegra veerd. twee namen en een jaartal, en twee woorden. Met enige moeite kon ik alles ont cijferen. Ik las: Van Klaas aan Antje 1889 voor eeuwig. Ik ging op een kist zitten en sloot de ogen. Weer was de figuur Antje van Dijk een stapje nader tot me gekomen. Ik liet mijn fantasie de vrije loop. In 1899. Achttien jaar was ze toen. Ik zag haar in gedach te gaan over het strand met aan haar zij de een man. Ongetwijfeld een visser. En ik zag. dat die man zijn arm rond haar schou der legde, haar hoofd naar zich toetrok en haar kuste. Toen nam hij haar vinger en schoof de ring er aan. Ik zag tranen in Antjes ogen schieten en ik hoorde haar be vend vragen: Zul je altijd van mij houden? En ik hoorde Klaas antwoorden: Altijd. Antje van Dijk en Klaas. Nauwelijks een uur geleden waren beiden mij vreemd, nu zou ik een boek over hen kunnen schrijven. Klaas was natuurlijk eerder overleden dan Antje. Hoe oud zou hij zijn geworden? Maar waarom had Antje na zijn dood de ring niet aan haar vinger gehouden? Waar om had ze die ring op zo'n vreemde plaats opgeborgen „nee, wat moet ik er doen? De mensen die ik heb gekend zijn allemaal dood. ik ken er niemand meer. Nee. ik blijf altijd maar hier. Nergens is het zo goed als thuis. behalve dan als je met vakantie bent", liet hij er haastig op volgen. TK dacht ineens aan Antje van Dijk en ik 1 vroeg: „U heeft zeker vroeger iedereen wel gekend?" ..Kun je denken", zei hij glimlachend, „kun je denken. In een dorp kent iedereen elkaar". De vroeg: „Heeft u Antje van Dijk ook gekend?" Zijn mond viel open van verbazing. ..Hoe komt u aan die naam?", vroeg hij, en het was alsof hij was geschrokken. Ik vertelde hem. dat ik de vorige middag haar nalatenschap had bekeken en dat ik de ring had gevonden, en veel brieven en albums, en dat ik daardoor nieuwsgierig was om iets over haar leven te vernemen. „In die ring stond de naam Klaas gegra veerd", zei ik. „Heeft u die Klaas ook ge kend? Is hij met Antje getrouwd?" Hij deed alsof hij diep nadacht en zei toen: „Ja, die Klaas héb ik gekend. Nee. hij is niet met Antje getrouwd, hij is altijd vrijgezel gebleven. Trouwens Antje heeft ook nooit een huwelijk aangegaan, hoewel ze net zoveel mannen had kunnen krijgen als ze had gewild, want ze was mooi en rijk. Maar na die narigheid met Klaas wil de ze van geen man meer weten". ..Narigheid met Klaas?". vroeg ik nieuwsgierig. „Wat was dat dan voor na righeid?" Hij haalde de schouders op. „Ach", zei hij, „waarom al die oude koeien uit de sloot halen? Wat voorbij is, is voorbij. Laten we er maar over zwij gen". Ik drong er echter op aan, dat hij me het verhaal zou doen. „Wat geeft het", zei ik, ,.ik heb beiden niet gekend, maar mijn nieuwsgierigheid is nu eenmaal gewekt, en daarom wil ik alles van deze twee mensen weten". „Goed", zei hij tenslotte, „ik zal u ver tellen wat ik er van weet". (Vervolg) ..Frederik. Frederik." fleemde het vogeltje. ..Hoor je dat? Mooie mu ziek ter ere van jou. En kijk eens wat een prachtig kasteel. Wil je daar niet binnengaan. Er woont een prinses, die al jaren op je wacht." Inderdaad kwam Frede rik nu op een grote, open ruimte. Voor zich zag hij een mooi kasteel. Op het bordes stond een heel orkest dat verrukkelijke muziek speelde. Het leek zó echt, dat hij bijna stil stond en ge loofde wat hij zag. Toen echter herinnerde hij zich zijn avonturen van de vori ge dag. Hij schudde het hoofd, liep rustig verder en deed of bij geen kas teel, geen muzikanten en geen spotvogel had gezien. „Kijk toch kijk toch!" riep het beest. Frederik haalde kalm een boterham uit zijn zak en zette zijn tanden erin. De spotvogel viel van verba zing bijna uit de boom. ..Je hebt brood!" gilde het diertje. ..Hoe kom je daar aan. Frederik? Wie heeft je dat gegeven?" Frederik zei niets. Hij kauwde en liep door. Met een wilde krijs vloog de spotvogel op en zette weer koers in zuidelijke richting. Nadenkend keek Frederik hem na. ..Die gaat verslag uit brengen maar bij wie? Hij vliegt altijd naar het zuiden. Daar ligt dus de oplossing van het raadsel. Weet je wat, ik zal ook naar het zuiden lopen. Grut jes. wat ben ik nieuwsgie rig." Heel even maar keek hij nog om. Het kasteel, de muzikantenal die pracht was weer verdwe- „Net wat ik dacht ...to venarij. Ik laat me nu niet meer op een dwaalspoor brengen, ik zal ontdekken wat hier achter steekt. Dat pad volg ik niet langer, het leidt toch nergens heen." En zonder meer begon hij zich een weg door de struiken en door kreupelhout te banen, recht naar het zuiden. Het was niet ge makkelijk reizen zo, en na een uur begon hij weer moe te worden. Hij besloot een middagdutje te doen. doen. Maar eensklaps „Hé, wat is dat?" In de struiken hingen vier lange, goudblonde ha ren. Frederik maakte ze voorzichtig los en zag ver wonderd hoe lang, zacht en glanzend de haren waren. „Nu heb ik geen tijd meer om te slapen ik moet weten van wie deze gouden haren zijn," dacht hij. Hij wikkelde ze om één van zijn vingers en nu leek het, alsof hij een smalle gouden ring droeg. Toen ging hij verder, altijd in zuidelijke richting, terwijl hij zijn laatste bo terham opat. De spotvogel was recht toe, recht aan over het bos gevlogen. Nu bereikte hij een grote, open plek, waar een prachtig wit paleisje stond. Het paleisje echter was omgeven door hoge dikke eikebomen. Onder die eikebomen groeiden 6truiken, doornen en war rig onkruid. Als een hoge, groene muur stonden die bomen en struiken rondom het paleis, zodat een wande laar er gewoon voorbij kon lopen, zonder te merken dat er achter die Groene Muur een marmeren kas teel verscholen lag. (Volgende week verder) *<*aic(<»c8<*c»cS<3<tc8c(<*cSct<*cSc*<*o5<**c^^<*Sc(<»<Se(<©Ogc(<*C8cK»c8<*<©o§cf<*C8c*<»C8c*<»<S<*<»ogc(^^ Ik werd in mijn dromerijen gestoord door de pensionhoudster, die me kwam vertellen, dat het tijd was voor de maal tijd. Wat hebt u al die tijd uitgevoerd?, vroeg ze een tikkeltje verbaasd. Weet u. dat het al over zessen is? Langer dan vier uur bent u op zolder gebleven. En toen nieuwsgierig: Zit er nog wat tussen die rommel wat de moeite van het opsturen waard is? Of is alles voor de lorrenboer? Enthousiast begon ik te vertellen van de prachtig bewerkte kledingstukken en van de albums met tékeningen, en tenslotte hield ik haar triomfantelijk de ring voor de „Zie eens? Antjes trouwring". ..Trouwring?", herhaalde de pensionhoud ster. „Trouwring?" Ze nam de ring in haar hand en bekeek hem langdurig. „Zo", zei ze na een poosje. „Een ring. Wel. die moet zeker naar die nicht in Duitsland. En over dat andere zullen we nog eens praten. Maar nu. vooruit naar be neden, de aardappels worden koud". DE pensionhoudster kreeg gelijk. De vol gende dag was het prachtig weer. Toen ik wakker werd stond de zon al stralend aan een diep-blauwe hemel. Ik besloot een strandwandeling te gaan maken, net zo lang te gaan lopen tot ik er, bij wijze van spreken dan, van vermoeidheid bij zou neervallen. Ik '.iep langs de vloedlijn naar het volgen de dorp. Het was een wandeling van ruim drie uren, en eerlijk gezegd was ik blij toen ik er was. Het zand was nog niet he lemaal droog en het lopen viel zwaar. Ver moeider dan ik dacht te worden stapte ik een tentje aan het strand binnen. Ik liet me op een stoel neervallen en bestelde een kopje koffie. Ik was de enige bezoeker. ,.U heeft het niet druk", zei ik tot de man. die me de koffie bracht en van wie ik veronderstelde, dat hij wel de eigenaar van de tent zou zijn. „Nee", antwoordde hij langzaam. „Maar wat niet is kan nog komen". Hij bleef even bij me staan en vroeg: „Komt u van ver?" Ik vertelde hem waar ik logeerde. „Aha", zei hij verrast, „bent u daar in kwartier? Zo. Dat is mijn geboortedorp. Een goeie twintig jaar heb ik er gewoond, toen ben ik weggegaan, en later heb ik hier een stal gezocht. Laat 's kijken ik ben nou drieëntachtig, dat is dus alweer zestig jaar geleden, dat ik vertrok". Hij zweeg even en vervolgde toen, alsof hij een hele ontdekking deed: „Jaja, de tijd gaat snel. Zestig jaar geleden. Waar is de tijd gebleven!" ..Komt u nog wel eens in uw geboorte plaats?", vroeg ik nieuwsgierig. Hij schudde het hoofd. „Nee", zei hij Dat Jantje xijn kanarie heeft mogen houden, weten jullie misschien nog wel. Dat vertelde ik jullie een n naast mij vorige keer. Hij heeft hem Antje van Pi«ter genoemd, wat hem Dijk was de enige dochter van een reder, °og een beetje herinnert die twintig vissersschepen had varen, en aan de knappe Piet van Klaas was, hoewel net twintig, schipper op oom en tante, een van die schepen. Antje was. zoals ik al Van Pietertje wil ik jul- heb gezegd, een mooi meisje en Klaas was ife nu vertellen, niet de enige, die haar achterna liep. Maar Hii houdt veel van ziln STSorLm""1*- toch vSdl Hij wachtte even en ging toen verder: }^..^e ^.e° Wc*ee.ns wat „En dat had ze nooit moeten doen. Want j®'," 1^. 'J(a zingen die Klaas leek wel een aardige, vlotte jon- Jan bij ontij, gen. maar in de grond van de zaak was hij Maar de vogel heeft niet een grote deugniet. En dat is zijn val ge- altijd zin en in dat geval worden. Ze hadden ongeveer een maand blaast hij zich op totdat verkering, toen Klaas plotseling de benen zijn veertjes recht over nam. Niemand wist waar hij uithing, zelfs eind staan en hij een heel zijn vader en moeder wisten dat niet. Hij dik, donzig-geel balletje was gewoon weg Antje van Dijk leed er ^rdt. Daarna gaapt hij, zwaar onder. In bet begin durfde ze niet op dodeliik verveeld straat te komen, ze verborg zich in huis en verveeld, was voor niemand te spreken. Ik heb wel 's Morgens als moeder eens gehoord, dat ze zelfs niet wilde eten de boterhammen klaar- en dat de dokter er aan te pas is moeten maakt, komt Pieter aange komen om haar er toe te bewegen voedsel vlogen. Hij is dol op kaas. t0J_zich .te nomen. Dan gaat hij op moeders vertelde hij bleef Klaas schouder zitten en wacht, weg. Toen ineens verscheen hg weer in Toe -a we„ p;Pter het dorp. Hij vertelde, dat hij al die tijd loe* -ffw*|; fj op de grote vaart had gezeten, maar hij M.aar wjst geen antwoord te geven op de vraag daar trekt hij zich niets waarom hij niet had geschreven. Antje van aa": de kans Dijk wilde niets meer van hem weten, hoe- krijgt, hipt hij vlug op de wel Klaas haar om vergeving smeekte. De broodplank, gapt vliegens- verkering was uit en bleef uit. Eenmaal vlug een stukje kaas, dat moet Klaas nog aan haar deur zijn ge- bij hem vergeleken levens- weest. Antje deed zelf open en zei: „Als jij groot is en vliegt ermee op de moed hebt nog «ent «in tc betten, stuur de kosti de ondeugd. Ge- .„"Sit "f,lukkig roept Jan hem dan XSe vanDHk" ?e?Si nooit om.hem..te trouwd. Ze werd een stille "in" zichzelf ge- tan ^ijgt hij de kans keerde vrouw, die alleen maar anderen met om het bemaal op te goed wilde doen. Je kan zeggen, dat ze eten. haar vermogen, en dat was zeer en zeer Meestal zoekt Pieter, als groot, zo goed als helemaal heeft wegge- Jan naar school is, zijn schonken. Ik heb gehoord, dat ze kortgele- geliefde plekje op de lamp den is gestorven. Ja, dat leven is ook voor- op en zingt, bij". Hij maakte aanstalten om op te staan. „En die Klaas?", vroeg ik. „Heeft u nog TO"DTeatn\«»ieze?h" ÜSSff'het dorp. "ikhS hPiïrSan* ïn het verhaal ^hoord van Antje van Dijk en vergaan. Hij moet een man geworden die Bmj. ,Jist verhaal van Antje van Dijk en die Klaas? Waar bent u dan geweest, wie heeft het u dan verteld?" De pensionhoudster keek me vragend aan. „O", zei ik, „een oude man uit een tent- rPOEN ik in het pension was terugge- je op het strand in het volgende dorp". A keerd moest ik uitvoerie verslaz doen „Zo, heeft hij u dat verteld. Wel, dan :bt u het uit de eerste hand". „Hoezo?", vroeg ik niets vermoedend. ..Omdat de man, die u hebt gesproken", :ei de pensionhoudster elk woord beklemto- i nend, „die Klaas is van Antje van Dijk". Nu opent hij zijn snavel enkrèk"... klinkt het. Van dat schorre geluid schrikt hijzelf het meest. Verbaasd kijkt hij rond, alsof hij niet kan geloven, dat hij zelf dat gekke ge luid heeft gemaakt. Na een poosje probeert hij het opnieuw en zie, het lukt. Een kort lied weerklinkt, nog wel niet helemaal zui ver, maar blij. Doch als even later de stofzuiger in de huiska- gromt, jubelt hij er bovenuit, zó mooi, zó stra lend dat moeder glim lachend van haar werk deur steekt, In een wip zit hij op haar schouder en laat zich meedragen naar de keuken. Als de tas op de aan recht wordt gezet kan hij de verleiding niet, weer staan. Hij vliegt erin en doet zich tegoed. Moeder laat hem maar even be gaan, want het is altijd erg grappig om te zien. De tas beweegt zachtjes met de bewegingen van Pieter op en neer, zo ijverig is hij aan het pikken. Doch dan moet hij eruit, om de kamer scheidt en blaast wijdopen boze bekje en door E. VISSER-CORDFIENKE opkijkt. De schat, denkt zij, zijn kleine keeltje trilt ervan. Kort daarna komt Jan thuis uit school. De zon schijnt in de kamer en Pieter begeleidt net de ra- diomuziek, maar als hij zijn kleine vriendje ziet, vliegt hij op diens schou der en laat zich verwen nen. Hij krijgt altijd een heel klein stukje appel, dat vindt hij lekker. 's Middags moet Pieter even alleen blijven als Jan naar school is en zijn moeder boodschappen doet. Dat vindt hij wel vervelend en is daarom dubbel blij als moeder twaalf ambachten en dertien gelukken. Hij schijnt zijn leven lang moede te hebben geleden. Zo zie je, als je wat verkeerd doet in je leven, altijd wordt de rekening gepresenteerd, 't kan vroeg zijn of laat, maar komen doet-' „Ja", zei ik naar waarheid, „het was Correspondentie betreffende deze rubriek aan de heer W. Jurg. Vrederustlaan 176, Den Haag. Uitslag 17de serie van de ladderwedstrijd (Nrs. 673-678) Deze keer ging de *-•en. Deze vraagitu weinig moeilijkheden c als volgt uit I No. t«S Adam t te Lelden, de stand van de ladder er i haakjes de punten ln de behaald). H. v. Rooden »7 <g); J. Schop n (4); A. Kammeraat tl C. v. d. Heyden U (S); P. v. Noordennen IS J. v. Baardewtjk 94 (I); C. v. Buuren Tl J. Hake- mulder TB (6): T. Ouwerkerk 7B (6); J. A. Xul- rTT (C); B. v. d. Ble Tl (I): J. de WUde 69 (6). Beekhulzen ffT (I); P. G. Prins (6 J. Ree horst 65 (I); C. Broekman «1 (I): J. W. de Groot 61 (6): P. Baanen 59 J. v. Ekelenburg 51 (6): G. P Sterrenburg ST (fW. Loonun 51 (6): M- e. Erkel 51 (6); 3 Groeneveld 50 (6); M. Brinks CT (6); M. E. Masurel 44 (5); V. Smit 40 (J); P Verwtlllgen M (6); C. Ros J6 (J); Korpershoek J4 (6); J. K 1 i m Ma 1 i' i ■L M B j e; s a X C3) iSl 0 Sr, 8 1 R m art: 5. 9. II. 13. 14. 16. 18/BO. 72, 23. 27. 36 Wit: 21. 25. 31. M.J4.JS.» fm 41, 47. 49. No. SM Ir. 9. Viergever, Amersfoort d. Doe 24 (i): Oostrom 24 (4): W de Zeeuw 13 (4); Droog a A. Nederlof a (6): C Boelsums S (3): 1 (6); H. J. Hollé 19 (5); M. v. d. Heuvel I (2). Nieuwe opgaven i eerste optreden onze etsen niet al te hoog en beschouwen we zo'n eerste pubUkatie meestal als een aanmoediging. DU geldt ook voor het eerste geestesprodukt van do 16-Jarlge Adam Maasland, dat we deze keer een plaatsje geven Het Idee. dat hij bewerk, heeft Is vrtj bekend. De manier, waarop hl) dit brengt Is echter goed verzorgd en doet ons vermoeden, dat dere ..beginneling", zoals ht) zich zelf zeer bescheiden noemt, uit het goede boot gesneden Is. zodat we met belangstelling B E B w - s e B a B 1 IE s a...* mm 1 Horizontaal L zeezwaluw, 5. een plant met bittere blaren en bloemen. 9. nu, 13. hap. 15. gemalin van Satumus, 16. jongens naam, 17. voorzetsel, 19. ploegbaas, 21. lichaamsdeel, 22. rijks grens (afk.) 23. uitroep, 25. gemeente in N.H., 28. bijwoord, 29. twijg, 31. sporttenn, 32. gemeente in N. Brabant, 33. stad in Nor- mandië. 34. puntje, 36. ketting, 38. buisvormig ingewand, 40. teken. 42. zuster, 43. insekt, 45. water In N. Brabant, 47. vereniging, 49. verdikking der opperhuid, 50. muzieknoot, 51. listig, 52. gunstig ge- ZIND. 53. inkrassing. inz. merk op een vat, 54. pers. voornaam- OPLOSSING VAN DE VORIGE PUZZEL Horizontaal: 1. hap, 3. porie, 7. oma, 10. on, 11. aan, 12. Lea, 14. el. 15. Edens. 18. maart, 20 ent. 21. pad. 23. Ide, 24. erg 25 Segre, 27. elk, 29. eelt, 31. Amer, 33. Po, 34. e.a., 35- mi, 36. Ot, 37. anna. 39. tent, 4J. lom. 43. grein. 45. ein, 47. mis. 49. men, 50. bes, 51. smelt, 53 Denen. 55. te. 56. aak, 58. men, 59. re, 60. alm, 61. manie. 62. leg. Verticaal: 1. hoe, 2. ander. 3. pas, 4- on. 5. ',L, 6. Eem, 8. merel, 9. alt. 11. ant, 13. aai, 16 enge. 17. dag. 19. ader. 21. pet. 22. dra. 24. Empel, 25. slang, 28 Emmen. 28 keten, 30. een. 32. ein. 37. amie. 33- arm, 39. tin, 40. teen, 42. Ommel, 44. eek, 46. Isère, 48. sla, 50. ben, 51. 52. tam. 53. Dee. 54. neg. 57. ka. mi. INZENDINGEN poefUJI tweede probleem brengen we een niet te vraagstuk vsn de bekende Amers- probltmlst Vlergev-r. Inzendingen worden vóór don- merk op een vat, 54. "pers. "voornaaln- derdag a.s. jp eni bureau ver woord, 55. bereide dierenhuid, 57. dunne overjas, 59. atmosfeer (af wacht. Oplossingen mogen uit- 60. lid van bet Hogerhuis in Engeland, 61. onderricht, 71. huisdie- sluitend op een briefkaart wor- ren. 72. gravure. 74. onversc ïrokkenheid. 76. rivier in Zwitser- land. 77. gemeente in N.H.. 80. groente. 81. banknoot (afk). 82. den geschreven. In de linker- geur. 83. rood in de wapenkunde, 85. klasse (afk) 86. pluim van bovenhoek vermelden: „Puzzel- een vogel 87. boom, 89. wordt gezongen, 91. hoog bouwwerk, 92. oplossing". Er zijn drie prijzen: aardappel. 93. drukte. een van 5 e„ »wee van 2 50 Verticaal: L greppel, 2. afnemend getij, 3. latwerk. 4. Romeins 7 keizer, 6. soort onderwijs (afk). 7. boom, 8. boom, 9. schor, 10. telwoord. 11. afkorting van dyne. 12. telwoord. 14. puntig als een tap. 16. slim, 18. vogel. 20. komt van hetvarken, 21. gemeente in Limburg. 22. faam, 24. onbepaald voornaamw., 26. voedsel. 27. Europeaan. 28. muziekinstrument, 30. dorp in Z.H.. 33. gemeente in N.H., 35. jonge spiering (gew.) 37. kruisnet, 38. duinvallei, 39. grondslag. 41. rivier in Midden Afrika. 43. stad in Oostenrijk. 44. deel van een circus, 46. zwemvogel, 48. achting. 49. plechtige ge lofte 50. gebod, 56. vordering, 58. gaffelvormige stutpaal, 60. twee tal. 61 taaie aardsoort, 62 .opschik, 64. god der liefde, 65. wan deldreef. 66. kenteken, 67. loot van een plant. 69. drinkbeker op ho voet, 70. omgeslagen zoom. 71. ziekte in het koren. 73. vlug. 75. gemeente in Drente, 77. wortel, 78. gemeente In Gelderland 79. gemeente in Gelderland, 82. buitenhaven. 84. water in Z.H., 86. dag der week (afk) 87. bekende afkorting, 88. familielid, 90. me tGods wil (afk. Lat.). want teveel mag hij niet hebben. Met een rood snaveltje van het druiven snoepen gaat Pieter pruilend op de lamp in de huiskamer zit ten. Even daarna gaat de ka merdeur heel zachtjes open. Pieter springt op de huiskamertafel, houdt zijn kopje scheef en kijkt aan dachtig naar de deur. Het is elke middag het zelfde, dus hij weet het al... daar komt het baasje. En Jan is nog niet hele maal binnen of Pieter zit al op zijn schouder en pikt hem liefkozend in de wang. Je kunt zien, die twee zijn heel blij met elkaar. Jantje praat honderduit te gen de vogel en Pieter houdt zijn kopje schuin alsof hij aandachtig naar hem luistert. Op een dag vindt Jantje een heel klein musje op straat. Het is blijkbaar uit het nest gevallen en kan nog niet vliegen, zelfs veertjes heeft het nog niet. Zijn kleine lichaam pje is maar amper bedekt door wat schaarse dons haartjes. Maar het ademt nog en de oogjes kijken pienter rond. Blijkbaar heeft hij zich niet bezeerd. Jantje raapt hem op en bekijkt hem. Nee, hij schijnt niets te mankeren. Hij legt zijn vrije hand over het diertje heen, zo dat dit in een warm hol letje ligt en rent naar huis toe. Op de vragen van zijn vriendje, waar hij zo gauw heen moet, antwoordt hij maar niet. Thuisgekomen, laat hij moeder het beestje zien. Met haar hulp wordt er een doosje met wat lapjes en papier opgezocht, waar het lekker warm in ligt. De doos moet hij in z'n kamer houden. Hij schuift hem onder zijn bed, zo dat hij er niet tegenaan kan schoppen. Pieter kijkt dat hele ge doe aan door de ruit, die Jans kamer van de huis- zich op. Hij vindt het hele maal niet leuk, dat hij z< weinig aandacht krijgt. Als Jan hem het vogeltje laat zien, spert hij zijn bekje wijd open. Na een paar dagen maakt het musje een klein krassend geluidje, wat wel dra alles betekent. Zijn „tjèt" klinkt als hij trek heeft in geweekt-brood met-melk en als hij Pieter of andere vogels ziet, op ieder ogenblik van de dag. Na nog een tijdje hipt hij al wat rond als Jan hem op de grond zet Blij roept de jongen zijn moeder erbij en same: den zij een naam voor hem: Hippie. Vogeltjes worden gauwer groot dan kinderen en gauw kon Hippie al beetje vliegen. Eerst op het bed... maar hij wil ho ger. De kast lijkt hem vei liger. Even later zit hij verdwijnt. Toch vliegt Pieter steeds naar het raam waarach ter hij Hippie weet. Hij kijkt naar hem, blaast zich op en Hippie rekt zijn brui ne halsje en roept „tjèt". Verachtelijk draait Pieter hem dan de rug toe, gaat op de lampekap zitten en zingt. „Tjèt", zegt Hippie. Maar niet lang meer klinkt zijn krijgsroep. Hip pie heeft tjilpen geleerd. Nu voelt hij zich hoe lan ger hoe meer verbonden met de musjes buiten. Hij kijkt tenminste hoe langer hoe vaker uit het raam ziet dan een hele rij wonderaars voor zich zit ten op het kozijn. Jantje's moeder en va der hebben al een paar maal gezegd, dat Jantje Hippie moet laten vliegen, maar de jongen kan het nog niet. Het is erg moei- daar en blijft zitten. Het lijk voor hem, want hij wordt zijn plekje, waar hij ook 's nachts slaapt. Hij heeft de warme doos niet meer nodig sinds hij ook wat veren heeft gekregen. Nu was het zo'n grappig gezicht, als Jan 's avonds in zijn kamer moest zijn en het licht aandeed, dan draaide Hippie zich om en liet zijn grijze rugje zien, omdat het licht hem hin derde. Hippie werd al vroeg wakker. Om half zes kon Jan hem al horen vliegen. En als hij niet teveel vensterbank neer te strij ken, waar hij naar buiten bleef kijken. In de boom voor het raam waren de vogels al bezig en Hippie vond dat blijkbaar heel interessant, vooral als er één op het raamkozijn kwam zitten Daarna hipte het musje op de grond, naar zijn lege bordje toe en riep ,,tjet..„ tjet". Dan werd Jan hele maal wakker. Hij sprong uit bed en speelde wat met de kleine ondeugd, maar die had voorlopig alleen maar be langstelling voor zijrt bord. Om acht uur 's morgens was Jan aangekleed. Het was zijn gewoonte om Pie ter dan te roepen om hem op zijn wijsvinger naar de ontbijttafel te dragen en hem daar op het randje neer te zetten. Toen Hippie kon vliegen, kwam hij Jan al hippende en achterna. Hij kon ker ook op de tafel vlie gen! Trots ging hij naast Pieter zitten. Doch die keek eens op zij en vloog gauw weg, om op de schouder van het vrouwtje neer te strijken. Hij houdt helemaal niet van de klei ne indringer. Doch deze wil óók op de schouder het vrouwtje. Hij loudt van het rappige dier. Maar op een zonnige dag als het musje weer naar buiten zit te kijken, doet moeder het raam open. Eerst kijkt hij wat onwen nig en verwonderd en blijft zitten. Doch dan, als hij zoele luchtstroom voelt, hipt hij op het ko zijn, kijkt naar alle kanten en vliegt dan plotseling op, naar de boom waar de an dere musjes zitten te tjil pen. Jan zoekt zijn troost bij Pietertje als hij thuis komt en Hippie niet meer vindt. Een paar traantjes rollen in de gele veertjes, die de vogel weer naarstig schoonmaakt. 's Avonds doet Pieter zó grappig, dat Jan het weer uitschatert en alle leed vergeten is. Er komt een vriend van Jantjes vader die avond, die vogels een beetje griezelig vindt. De man kijkt tenminste niet helemaal op zijn ge mak naar de vrij rondvlie gende Pieter en achter volgt hem met zijn ogen. Hij praat pas rustig, als hij de kanarie helemaal in de uiterste hoek van de kamer weet.... Plotseling vliegt Pieter op de lampekap boven het zithoekje. Hij gluurt' over het randje naar de vreem de, die een beetje weg schuift als hij dat ziet, Pieter schuift met hem mee en zit tenslotte zó wankel op het uiterste randje van de kap, dat het lijkt alsof hij er ieder ogenblik af komt rollen. Dan neemt hij een spron getje en zit op de schouder van de man, vanwaar hij triomfantelijk rondkijkt. De vreemde schrikt een beetje, kijkt wat voorzich tig naar Pieter en lacht tenslotte zuurzoet lk ken een vrouwtje Appelsien Ze had veel armen, een stuk oj tien; De een die breide, de ander naaide, Terwijl weer een ander de bloemetjes zaaide. Toen kwam op een zaterdag, o schrik, Een dienaar van koning Dubbeldik, Die vroeg, oj juffrouw Appelsien Aan 't hof kwam werken, heel misschien U hebt toch zoveel armen, zei hij, Maar juffrouw Appelsien die zei Welnee, ik blijf gezellig thuis, Bij mijn man en kinderen in huis. Toen ging de dienaar maar weer heen En juffrouw Appelsien zei alleen, Wat er ook nog gebeuren zal Naar koning Dubbeldik ga ik geen geval

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1962 | | pagina 14