BROER
en ZUS
vier zusjes biji van wie er één
zien elkaar na
S3 jaar terug
de 'i
Australische minister
klaagt zijn nood
t von
ZATERDAG 11 AUGUSTUS 1962
rw
't Maakte zo'n opgewekte
indruk, dat korte berichtje
in een onzer dagbladen:
„Broer en zus zien elkaar
na 53 jaar terug". Maar
toen we die broer eenmaal
gesproken hadden en zijn
urenlang relaas hadden aan
gehoord, zouden we zijn
kleine speelgoedwinkeltje
aan de Jansstraat te Edam
gewis met vochtige ogen
hebben verlaten, als niet
hij zelf, de 63-jarige Cornelis
Johannes Nagtegaal, er zo
flink onder gebleven was.
Want het was een triest ver
haal, een zeer triest verhaal,
dat we niettemin gerust
konden publiceren, ter lezing
van anderen.
Cornelis Johannes werd in Rijns
burg geboren, als zoon van de
tuindersknecht Cornelis Nagte-
ïilhegaj »aal €n Scheveningse, Anna
en 10- Roos. Zowel zijn vader als
rirr»U I zijn moeder waren al eerder ge-
eu-armt trouwd geweest. Uit het eerste
huwelijk had zijn vader twee
Ctuvï meisjes meegebracht, terwijl zijn
moeder, "wier eerste man Renesse
lim 10- heette, al een zoon Hendrdc had.
ozen 0 Cornelis Johannes had dus al ter
stond twee» halfzusters en een
igustua. halfbroer. Hij kreeg er daarna nog
stek') st'er* aan de mazelen. Hetgeen
nboneo' hij zich nog goed weet te herin
neren. Maar daar het gezin, toen
nteveili hij 9 jaar oud was, verspreid
stek i werd, wist hij tot voor kort hele-
5- B maal niet, wat er van zijn ande-
LjlTS? re drie zusters geworden was.
to. Van zijn halfzusters wist hij dat
39^ evenmin. Niemand van hen had
alles hij ooit meer ontmoet, met uit-
mmerj zondering van zijn halfbroer Hen-
len 10- drik, die hij 30 jaar geleden nog
u**11 eens tegen het lijf liep, toen deze
jj.. u.J slechts iets ouder zijnde dan
k'omta hij in de Westlandse kassen-
—15 C bouw werkzaam was en in Naald-
k: bos: wijk woonde,
pleten Cornelis Johannes had wel eens
geprobeerd op onderzoek uit te
stuk; 6 gaan naar zijn overige familie,
doch zekere teleurstellingen de
den hem besluiten dat onderzoek
maar gauw te staken.
ito'i Daad bij het woord
k. Zijn zoon (en enig kind) echter,
de 39 jarige C. Nagtegaal Jr., die
eveneens te Edam woont en cal
culator is op de Amsterdamse
[ling v drukkerij ..Prosisto", wilde tóch
in Not wel wat meer weten van zijn
aanget voorouders en voegde nog niet
to roV lang geleden de daad bij het
woord. Met als gevolg, dat hij al
na enkele maanden speuren één
i ruin zuster van zijn vader ontdekte: de
54-jarige Wilhelmina Nagtegaal
rs: No woonachtig Balistraat 57 drie hoog
i Zuid 'n Amsterdam-Oost en sinds 1958
,_j„_ hertrouwd met de spoorwegman
Van Engelen. De vorige weuk
lie m kwam hij er voorts achter, dat
deze een tweede zuster van zijn vader,
Cornelia, getrouwd is met een
irkeen melkhandelaar in Rotterdam-Z.
—^iiiEn verder weet hij ook al. dat
moeini de derde zuster Geertruida even_
eens getrouwd, in Apeldoorn woon
achtig is. Voorts staat voor
hem reeds vast, dat de half-
xe i\oc broer nóg in Naaldwijk vertoeft,
Haag v een halfzuster in Voorburg haar
s A. domicilie heeft en de andere in
e Am* Rotterdam. Maar over het hoe
s MO en bet wat van de meesten hun
ner tast men in Edam nog in het
iU duister, omdat Cornelis Jr. nu
eenmaal niet zo snel kan werken
hij wel zou willen. Bovendien
Blij bericht
met tragische
achtergrond
Dank zij speurzin van
een geïnteresseerde zoon
iet Sta
nessenl kost het allemaal geld. Hij moet
c 1W corresponderen, telefoneren, rei
zen en trekken, terwijl hij tevens
de nodige voorzichtigheid wil
iaat betrachten, daar hij wèl weet
waar hij begonnen is, maar niet
r gele< waarop hij eventueel stuiten zal.
notafl Vurig hoopt hij, dat „alles goed
jstus i zit". maar het zou nog wel eens
10 hunnen uitpakken, dat een
complete familie-reünie, zoals
era oj men die zou willen organiseren,
or no* niet wel mogelijk blijkt. In elk ge
il jan! val is hij al heel gelukkig, dat zijn
r beno» ervaringen in Amsterdam-Oost
De Hf"
Xri Ontmoeting
Bij zijn Amsterdamse tante
kwam hij eerst tot tweemaal toe
veron* voor de gesioten deur, daar ze
Casiumaar haar volkstuintje was. De
zullen derde keer was het evenwel raak.
p eerst wat vertrouwen te win-
nen had hij zijn 7-jarig dochtcr-
winn; tje meegenomen en riep hij on-
tle Sti deraan de trap of mevrouw van
,The Shaar meisjesnaam Nagtegaal heet-
ict riff
woe«'Lu
er vijf familie van hem
„Zo heet ik ook", zei hb,
bevestigend geantwoord' had.
En hij voegde eraan toe, dat
nog eens terugkomen
JVS ef z'jn ouders
WfÊde Ba-
rood* listraat op. waarna naar het
verenij getuigenis van diens echtgenote
ruime een lu»de en langdurige zoenpartij
der Uyolgde' Twee weken ^geleden
best en op die bewuste
avond van de vorige maand ging
xg vas eerst zijn vader de trap
maar I Edam, daar broer en zuster het
ms is volmaakt over eens waren, dat
imen ze na de eerste ontmoeting nog
v ,veel te weinig van elkaar af wis-
1 van ten.
meer ,/t Was geweldig leuk", ver-
penaal telde ons Cornelis Johannes en ik
ays, ««hoop van harte, dat het allemaal
umrdpt 10 vlot verloopt Wilhelmina was
nog maar een baby toen ons ge-
zin uit elkaar ging. Toch her
kende ik in haar onmiddellijk het
gezicht van ra'n moeder. Dat was
een klein, donker vrouwtje, ter-
ertus wijl m'n vader nogal lang en
.-akfces Sezet was, zoals ik.
Jammer dat moeder zo ont-
izaglijk dronk, want dat was de
2- j oorzaak van onze verstrooiing.
r: i Eerst waren we genoodzaakt
jaaL' Rijnsburg te verlaten, waarna
en E we in Den Haag terechtkwamen,
en, 19) op een bovenhuis in de Lage
Nieuwstraat. achter de Prinse
gracht. Géén fijn buurtje, maar 't
was niet anders. Vader ging
imar 's ochtens al erg vroeg met een
Lonl zak brood en een kruik drinken
3.60 V °P z'n ruS naar het Westland lo-
4 3/8* pcn en keerde pas 's avonds laat,
7 24*1) als weer donker was. terug.
Hij vond moeder dan dikwijls
oidronken in de bedstee liggen. Zij
só.m was zd aan de dj-ank verslaafd,
dat ze me dagelijks om jenever
4250 uitstuurde en er haast geen geld
12.593-
van. En dan ging je toch weer;
soms zelfs om spiritus, die goed-
Leger des Heils
Als er 's ochtens, vóór ik naar
school ging, geen kruimel brood
meer in huis was liep ik eerst
langs het Leger des Heils, waar
ik een paar boterhammen met
melk kreeg. Maar al gauw begon
ik te spijbelen, ik -ging gappen
op de markt die in die da
gen op de Prinsegracht was
kortom ik werd een boefje, 'dat
de politie heel wat werk gaf.
Voor dat spijbelen kreeg vader
de ene boete na de andere. Beta
len kon hij ze natuurlijk niet.
Dan werd hij in hechtenis geno
men en verdiende hij niets....
Soms ook ontstond er 's avonds
laat nog grote herrie, als we pas
thuis kwamen nadat vader thuis
gekomen was. Vaak waren we
echter op straat blijven hangen,
omdat we eenvoudig niet eerder
naar binnen durfden gaan. Va
der begreep dat dan wel, maar als
hij tegen moeder inging schold
ze hem uit voor „lelijke jood"
vanwege die grote kromme neus
die hij had. De volgende dag ging
ze dan wel eens naar haar fami
lie in Scheveningen, om wat zee
kaak op te scharrelen en een
stukje margarine.
U begrijpt, dat de Voogdij
raad op den duur ingreep. Ik
kreeg een plaatsje in een te
huis vlak bij de Gevangenpoort.
Daar waren allemaal jongens zo
als ik en ik had het er goed. Na
een jaar werd ik bij boerenmen
sen in Valeweide overgebracht,
een negorij van de gemeente
Voorst, 'k Had het er niet slecht
en 'k had het er niet goed. Ik
had het er gewóón, 's Ochtends
moest ik een uur door de bossen
lopen om de school te bereiken.
Die duurde tot 4 uur. Maar dan
moest ik daar ook noj» naar een
avondschool. Er zat dus niets an
ders op dan die tussenuren maar
wat rond te dwalen. En als je
dan 's aivonds om 8 of 9 uur
thuis kwam, kon je je prakje
naar binnen werken en naar bed.
Veel te praten viel er trouwens
niet, daar ik van dat Gelders
niets verstond. Tegen duiven zei
den ze doeven en ik
sprak plat Haags. Alleen als het
hard nodig was trad het dienst
meisje als tolk op. Maar die
mensen waren vrij koel. wat je
af en toe erg kon verdrieten.
Beste mensen
Toen ik 15 was geworden, dus
na 5 jaar in Voorst te zijn ge
weest. mocht ik de school verla
ten en bracht de Voogdijraad me
onder bij Jaap Unk. een tuinder-
tje in Oosterbeek. 't Waren beste
mensen, die me als hun eigen
kind behandelden. Een paar jaar
geleden, tijdens een vakantie in
Arnhem, heb ik nog op de puin
hopen van hun huisje gestaan,
dat in de Tweede Wereldoorlog
werd gebombardeerd.
Als jongen echter werkte ik
hard met Unk mee. Voorts assis
teerde ik hem bij het onderhoud
van bloementuinen bij villa's. En
dinsdags en vrijdags gingen we sa
men naar de markt in Arnhem
met koolplanten, slaplanten en
dergelijke. Dat was gewoon een
feest voor me! 'k Had namelijk
nogal wat handelsgeest en kreeg
10 procent van de winst. Zodoen
de kwam ik wel aan 5 of 6 gul
den per week, plus vrije kost. En
voor kleren zorgde de Voogdij
raad.
Ja', van de Voogdijraad kwam
men zich altijd op dc hoogte
stellen hoe ik het maakte. In Oos-
terbeck waren dat een paar ge
goede, ongetrouwde dames, die
in een fraai huis woonden en me
daar herhaaldelijk met een
vriendje uitnodigden. We mochten
cr tennissen, roeien op de vij
ver, 't was een mirakel.
Wat ik niet zo leuk vond
was. dat ik van Jaap Unk zon
dags naar de kerk moest. Te
meer niet, daar hij zelf nooit
ging. Het enige, wat hij deed
zondagsochtends, was een blaad
je van de christelijke scheurka
lender afscheuren en ons voor
lezen. En na afloop van.de kerk
dienst vroeg hij dan nog waarover
de dominee gepreekt had.
Zijn vrouw ging wèl naar de
kerk. Ik ging dus met haar mee.
Maar als ze onderweg gewaar
werd dat ik weinig puf had zei
ze zo goedig: „Loop jij dan maar
een straatje om. Straks hoor je
wel van me wat er van de kan
sel gezegd is". Op die manier
bleef ik ook met Unk goede maat
jes.
Helaas moest ik. toen ik 17
werd, naar Den Haag terug,
weer naar de Voogdijraad. Die
verschafte me voor één nacht
onderdak bij particulieren en de
volgende ochtend ging ik, met
nog een jongen en met een meis
je, naar Hoorn, in Noord-Hol
land. Daar werd me als baas
aangewezen een zekere Jaap
Bakker, die in de Kerkebuurt te
Berkhout, vlak bij Hoorn, een
heel ander soort tuinderijtje had.
Juffrouw De Nobel te Bobeldijk
ook al weer vlak erbij werd
m'n voogdes.
Grote overgang
De overgang was verschrikke
lijk groot, zodat ik meer dan eens
in m'n eentje heb zitten huilen,
't Werk in de aardappelen, kool
cn bieten was op zich zelf al
zwaar en dan moest ik nog de
schuit laden en de boel naar de
veiling roeien. Met roeien begon
zelfs de dag al voor me. daar je
anders niet op het land kon ko
men. En eten kreeg ik maar een
heel klein beetje, 'k Werd dan
ook vel over been, zodat de bu
ren er bij juffrouw De Nobel over
gingen klagen. Daartoe had ik
nooit de kans gekregen, want
als zij bij Bakker op bezoek
kwam en me vroeg hoe ik het
had, was die vent me steeds een
slag voor, door op te merken:
.,0, 't is een reuze jongen. Hij
doet geweldig zijn best. 'k Heb
niets te klagen". Dat ik maar
zat te klagen had, durfde ik niet
te zeggen, met mijn 25 centen
zakgeld voor de hele week
Eindelijk kwam er uitkomst,
doordat juffrouw De Nobel ken
nissen had in de Purmer, ge
meente Edam. Dat was een ze
kere familie Willem Tuin. een
boer met 25 koeien. Die kon een
knechtje gebruiken. En daar van
de 11 kinderen, die juffrouw De
Nobel onder voogdij had, ik het
enige was dat goed oppaste,
mocht ik naar die boer.
'k Had het er buitengewoon,
volop brood met veel beleg,
aardappelen, groente en dikwijls
een stukje vlees, 'k Wist niet hoe
ik het had. Verder moest ik bij
elke warme maaltijd een half
ons rauw spek opeten, wat hele
maal geen straf voor me was.
Ik was uitgCTiongerd.
Op die manier raakte ik vrij
gauw doorvoed. Mijn weekloon
was 2,50, waarvan ik 2 op
m'n spaarbankboekje moest zet
ten, zoals de Voogdijraad me
van stonde af aan had verplicht.
Ook bij Bakker en m'n bazen
vóór hem had ik dus al zo'n boek
je, maar bij Bakker moest ik nog
kleren bij kopen, zodat er voor
verteren praktisch niets over
bleef.
Overmoedig
Goed en wel 18 geworden werd
ik wat overmoedig en deed ik
iets dat eigenlijk niet juist was.
Zonder wat tegen juffrouw De
Nobel te zeggen verhuurde ik me
bij een andere boer. hoe goed de
behandeling bij Willem Tuin ook
was geweest. Ik kon bij Jan Jon
gens. ook in de Purmer, drie
rijksdaalders per week verdienen
boven de kost. 'k Was immers
flink uit de kluiten geschoten,
veel sterker geworden en hij
zocht toevallig een stevige knecht.
Eerst was m'n voogdes nogal
boos op me. maar ze kon het
toch ook wel weer begrijpen en
ik hoefde niet maar die kennis
sen van haar terug.
Nu moest ik echter iedere
week 7 op de spaarbank bren
gen. En ik wilde nog wel dansen
leren in Edam, waar twee broers
in de komende winter in het
„Oude Herenlogement" een cur
sus zouden geven. Bij gebrek
aan een piano maakten ze mu
ziek met trompetten, maar die
hele cursus kostte ook slechts
2,50. Toen moest ik hiervoor
lenen bij een collega, die niet
onder voogdij stond. Dat was op
het eind van de Eerste Wereld
oorlog. We waren met 80 jonge
lui.
Op een avond kwam er een
jongedame de danszaal binnen,
die géén cursiste was, maar even
goed in m'n smaak viel. Jc kon
er nl. ook dansen zonder inge
schreven te zijn, maar dan moest
je een kwartje entree betalen.
Samen wonnen we nog een prijs.
Ik als Lohengrin en zij als Elfje!
Na afloop kon ik niet nalaten,
haar dat kwartje terug te geven,
al had ik er dan zelf maar enke
le op zak....
Aldus kreeg ik verkering. En
het duurde niet lang, of juffrouw
De Nobel hoorde daarvan. Deze
stapte naar de moeder van het
meisjes te Edam, om haar volle
dig in te lichten. Ik was een
v o o g d i j-jongen, op wie ze
niets had aan te merken, doch
ze voelde zich verplicht.... Toen
ze hoorde, dat die moeder geen
bezwaren had kreeg ik van de
verloofde van juffrouw De Nobel
zowaar een fiets om 's avonds te
kunnen gaan vrijen. Mooier kon
het al niet! Totdat ik moest wor
den gekeurd voor de militaire
dienst. Ik werd goedgekeurd, in
gedeeld bij het paardevolk en
kreeg als standplaats Den Haag
aangewezen <1919).' Voor alle ze
kerheid maakte ik de verkering
toen maar uit
Eenmaal in Den Haag gearri
veerd werd ik bij de kapitein ge
roepen, die tegen me zei: „Hoor
eens Nagtegaal, je moeder leeft
nog... De Voogdijraad vindt het
daarom niet juist dat je hier je
standplaats krijgt."
gen. Ik kwam op het kaasfabriek
je bij Jan Jongens in de Purmer.
Maar bij de intrede van de win
ter raakte ik zonder werk, omdat
het kazen seizoenarbeid was. Toen
kreeg ik een baantje langs de rails
van de stoomtram traject Vo-
lendam-Kwadijk wat me niet
erg interesseerde. Ik wilde terug
naar Piet Molenaar in de Heren
straat te Edam, die daar een
kruidenierswinkeltje had en bij
wie ik vóór m'n diensttijd een
poosje in de kost gelegen had.
Hoe kon ik echter naar hem toe
gaan als ik in Edam geen midde
len van bestaan had. 't Waren
reusachtig goede mensen voor me
geweest dat wel. Vooral die
vrouw, die juist vorige »veek op
92-jarige leeftijd oveneed en op
wier begrafenis iknog ben ge
weest. In m'n soldatentijd stopte
de: „Zeg maar niets tegen
man, misschien krijg je van hem
dan ook nog wat". Op die man er
ging ik soms met twee knaken
naar Ede terug... Maar wat nu
t^ doen?
En zie, plotseling kwam er een
vacature op de grote kaasfabriek
te Edam. Ik kénde dat werk, pre
senteerde me, moest zeggen wat
ik verdienen wilde nog nooit
meegemaakt! vroeg toen ma»r
voor de vuist weg 35 per week
en kreeg er ƒ40, plus een kwan
tum randkaas. melk en karne
melk. Dat laatste gaf ik allemaal
aan m'n kostjuffrouw Molenaar...
Op 24 december 1921 ben ik ge
trouwd met het „Elfje" van de
danscursus. dat ik toch nooit had
kunnen vergeten. Ik was toen 23
jaar. zodat m'n ouders nog toe
stemming moesten geven. Vader
was echter al dood en van m'n
moeder wist ik niet waar ze zat.
Denk het u eens goed in!
Ik schreef naar Bevolking in
Den Haag, die me terugschreef,
dat zij ergens een kamer nad. Ik
met de stukken erheen, om haar
»e laten tekenen... Op het bewuste
•adres wès ze niet. Ze bleek een
werkhuis te hebben in een Haag
se buitenwijk. Toen ik daarop af.
Naar Ede
Cornelis Nagtegaal jr., ia
Cornelis Johannes en ee
met speurderstalent
Het was 11 uur in de morgen. En
jawel, iuist toen ik op dat adres
was beland zag ik haar aanko
men. met één zwarte en één brui
ne schoen aan d'r voeten en ge
huld in een zwarte omslagdoek.
Veertien jaar had ik haar niet
gezien, maar ik herkende ze on
middellijk...
Ik ging vóór haar staan, waar
na ze me aankeek en zei: „Ben
jij het Nelis? Of heb ik te maken
met een rechercheur van politie?"
Ik róók het al en gaf ten ant
woord: „Foei, wat stink je weer
naar de drank."
„k Heb net een borreltje gekre
gen", zei ze en ik liet het maar
zo. om haar dan te vertellen wat
ik kwam doen.
Haar werkhuis duurde tot 2
uur. Zó lang bleef ik maar wat
rondwandelen. En daarna ging ik
met haar naar 't Haagse stad
huis. waar ze een kruisje op m'n
papieren zette, daar ze slecht
schrijven kon.
Na afloop vroeg ze: „Wat krijg
ik nou van je? 'k Heb in al die
jaren nooit wat van je gehad."
Ik zei: „Niets, totaal niets. Je
zet het toch om in drank en ik
moet hard werken voor m'n
geld".
Maar ach, 't was je moeder
toch... en ik gaf haar 25. Toen
bracht ze me weg naar de trein
'k Was amper getrouwd, of ik
kreeg een brief, geschreven door
een kerel met wie ze blijkbaar sa
menleefde. Hij verzocht om ten
ondersteuning van 3,- per week.
Daarop ging ik
niet in en we hoor-
7 den niets meer.
Bij de geboorte
van m'n zoon Cor
nelis beleefde ik
weer wat anders.
Sommige bemoei
allen uit m'n om
geving spraken er
hun twijfel over
uit, of de baker
niet erg lang op
haar centen zou
moeten wachten.
Ik stelde dat mens
maar meteen ge
rust, door boven
van de muurklok
een kartonnen
doosje te voorschijn
te halen, dat en
kele honderden zil
veren guldens be
vatte. V r U w i 1-
1 i g gespaard van
m'n loon, zoals ik
vroeger gespaard
had doch ver-
pücht op een
Een paar jaar
later belde er een
man bij me aan.
„Hier is je moeder"
zei hij en toen
vertrok hij weer.
'k Was stomver-
best. Maar toch wilde ik voor me
zelf beginnen. Zo kwam ik. na 13
keer te zijn verhuisd, in dit dub
bele huisje terecht In de ene
helft wonen we al van maart
1SM0 af en in de andere heb ik,
Sinds de buurvrouw dood is, een
speelgoedwinkeltje gevestigd. Dat
loopt uitstekend. Alles is al m'n
eigendom en 'k heb zelfs voor
m'n jongen een huis hier kunnen
kopen, omdat hij in Wageningen
waar hij bij Zomer en Keuning
werkte, niet kon wennen.
U ziet dusMaar in septem
ber doe ik dlc weekbladen aan de
kant. 'k Heb toch nog wat omhan
den met begrafenissen, ik ga voor
de winkeliers rond met de zwarte
lüst.en straks komt Sinter
klaas weer cn Oud-Nieuw. Dat
betekent een prachtige omzet ln
speelgoed en vuurwerk'k Voel
me echt gelukkig... Als nu ook
mijn vrouw zich nog maar een
tijdje goed houdt. Die Is al voor
de zesde keer geopereerd
Wat
moeten ze
op ons eiland
Wat moeten ze op ons eiland,
door Nathaniel Benchley. Uit
gave N.V. de Arbeiderspers,
Amsterdam.
Een kostelijk verhaal van
dc Amerikaanse humoristische
schrijver Benchley over een ver
meende Russische invasie op een
Amerikaans eilandje. Zowel de
eilandbevolking als de Russen
zijn stuk voor stuk typen, die we
aan het eind van het boek als
het ware kennen. Met alle grap
jes, humoristische beschrijvingen
en beschouwingen is dit boek
toch geen kolder geworden, daar
de reacties van de betrokkenen
zo volkomen natuurlijk zijn. Heer
lijke ontspanningslectuur. Ninl
Brunt zorgde voor de Nederland
se vertaling en Fiep Westendorp
tekende omslag en band geheel
in stijl van de plezierige inhoud
van het boek.
Nederlanders lopen niei hard voor naiuralisaiie
„Breng me naar de tram", zei
ze. En dat deed ik natuurlijk.
Maar wat had ik gauw spijt! Ze
moest en ze zou eerst een borrel-
Ke. Ik schaamde me dood voor
de mensen. Na lang aanhouden
liep ik toen maar met haar naar
een klein kroegje buitenaf, waar
ze twee glaasjes achter elkaar
uitdronk. Bij 't station gekomen
bleek de tram vertraging te heb
ben. „Dan ga ik er nog een paar
halen", zei ze. En dat deed ze
ook. Vrolijk zingend kwam ze
terug. En daarna zei ze plagend:
,.Ja. wat dacht je? Van jë broer
Hendrik uit Naaldwijk heb ik
vanochtend lekker centen ge
had."
Dat was het laatste wat ik van
m'n moeder zelf heb gehoord en
gezien. Ze is in een tehuis voor
drankzuchtigen te Gorinchem te
recht gekomen en ten slotte in
het ziekenhuis aan delirium over
leden. U zult zich met dat al niet
verbazen, dat er bij ons nog nooit
een druppel drank op tafel is ge-
Hebben het best
Na 't werk op die kaasfabriek
waar je nimmer een vrije zon
dag had ben ik 12 jaar op de
Verenigde Touwfabrieken geweest,
die hier kort vóór 1940 afbrand
den. 'k Werd daarna concierge
van het Geheclonthoudersgebouv.
En 'k moest tijdens de bezetting
twee jaar in Duitsland gaan wer
ken. Na de oorlog begon ik weer
met het bezorgen van vrouwen
bladen en andere weekbladen
wat ik al 25 jaar doe en kreeg
ik werk in de grossierderij van
Willem Bouwens. Dat beviel me
De Australische minister
voor de immigratie Alexan
der R. Downer, heeft een
opwekkend woord gericht
speciaal tot de Nederlandse
immigranten en hun ge
vraagd meer aandacht te
besteden aan hun naturali
satie, omdat zij daardoor
kunnen worden opgenomen
in de gemeenschap van hun
nieuwe vaderland. De Ne
derlandse immigranten lo
pen tot dusver niet zo hard
voor hun naturalisatie.
De minister heeft zijn op
roep gedaan in de „Dutch-
Australian Weekly" en hij
stelt daarin, dat genaturali
seerde immigranten deel heb
ben aan de toekomst van Aus
tralië. Zij zijn dan een ver
antwoordelijke staatsburger
in een gemeenschap, waarin
hun kinderen opgroeien.
De minister erkent, dat ve
le immigranten zich afvra
gen wat hun materiële voor
delen zijn bij naturalisatie,
doch hij acht zulks niet de
juiste houding. „Zonder de
zelfde rechten en verantwoor
delijkheden die zijn Australi
sche buren bezitten. zonder
dezelfde loyaliteit van het
staatsburgerschap kan de
immigrant, die zijn kans niet
heeft gegrepen om genatura
liseerd te worden, geen deel
van de gemeenschap uitma
ken," zo zegt de minister.
blad, waarin uit Nederland
afkomstige immigranten in
formeren naar de mogeüjkhe-
den om van genaturaliseerd
Australiër weer Nederlander
te worden. Hetgeen welhaast
ls uitgesloten.
50-50
Kaf
Het geluid dat minister
Downer laat horen, is overi
gens niet geheel nieuw. Reeds
enige jaren geleden liet zijn
voorganger, minister Harold
Holt eenzelfde opwekking uit
gaan tot de immigranten in
Australië.
Er is nog steeds een grote
groep, die eerst eens rustig
de bekende kat uit de even be
kende boom wil kijken, alvo
rens de vérstrekkende cn de
finitieve stap te zetten naar
het nieuwe vaderland en zich
daarvoor verder verwijderen
van het moederland.
En eerlijk gezegd, kan ik
die immigranten niet eens he
lemaal ongelijk geven. Ster
ker nog: het nemen van een
snel besluit in deze kan uiterst
onaangename gevolgen heb
ben. hetgeen ook door vele
immigranten wordt beseft.
Vandaar de traagheid in de
gang naar het naturalisatie-
bureau.
Uiteraard liggen de zaken
voor de immigranten uit lan
den achter het ijzeren gordijn,
voor degenen dus. voor wie
de weg terug naar het oude
vaderland praktisch is afge
sloten. geheel anders dan
voor de Nederlanders. Toe
gegeven. indien men dc
gastvrijheid van het nieuwe
land aanvaardt en besluit zich
daar definitief te vestigen,
dan ligt naturalisatie voor de
hand.
Niet alleen uit ideële over
wegingen. ook om materiële
en praktische redenen. Doch
er zijn veel Nederlanders, die
nog heel lang twijfelen over
hun beslissing en voor dezul
ken is een geforceerd besluit
waarvan herroeping vrijwel
tot de onmogelijkheden be
hoort. niet c-°,cvaarlijk. Daar
van kan men vaak de bewij
zen vinden in het genoemde
Overigens slaan onze land
genoten in Australië toch niet
zulk een slecht figuur met
hun naturalisatie. De hoogste
percentages vindt men onder
de immigranten uit landen
van de Russische invloeds
sfeer. Hier leiden de Honga
ren met ruim 80 pet. van hun
aantal immigranten de gena-
turaliseerden. Daarna volgen
de Roemenen, Slowaken, Tsje
chen enz. met ruim 60 pet. cn
dc Nederlanders, met bijna
50 pet., behoren tot de vol
gende groep. Zij staan zelfs
nog boven die der Italianen
(ruim 40 pet.) en de Duitsers.
De minste lust tot aanna
men van een andere nationa
liteit tonen de Zweden en No
ren met nog geen 20 pet.
Waar zich momenteel meer
dan 100.000 Nederlandse im
migranten in Australië bevin
den. hebben dus ruim 50.000
van hen inmiddels de Austra
lische nationaliteit verkre
gen. ongeacht dan nog de
kinderen die hier zijn gebo
ren en automatisch de nieu
we nationaliteit bezitten. En
ook hun aantal is niet gering.
Hoewel minister Downer
het dus nodig oordeelde ccn
opwekkend woord tot de Ne
derlanders in Australië te rich
ten. kan toch niet worden ge
zegd, dat zij zich van hun
nieuw vaderland afwenden:
integendeel
Tijd genoeg
Velen van hen nemen het
standpunt in: „Tijd genoeg",
dat wil zeggen, behalve dat er
een voorgeschreven wachttijd
van vijf jaren bestaat alvo-
rens naturalisatie kan plaats
vinden, overwegen zij dat het
vroeg genoeg is om zich te
laten naturaliseren, wanneer
de tijd voor het ouderdomspen
sioen begint te naderen. Daar
voor moet men de Australi
sche nationaliteit bezitten.
Voor het overige komen zij
voor vrijwel dezelfde sociale
voorzieningen in aanmerking
als de Australiërs: alleen het
stemrecht ontbreekt hen. En
daar loopt de Nederlander nu
niet zo dadelijk warm voor.
Taalbehoud
Een nieuw immigratiegeluid
heeft minister Downer enige
tijd geleden doen horen, toen
hij op oen bijeenkomst van
immigranten het pleit voerde
tot behoud van de moeder
taal.
Vele immigranten verkeren
in dc mening, dat het ge
wenst is die zo snel mogelijk
te vergeten en verklaren dan
vol trots: „O menair, ik bin I
me taal heiemail fergaiten."
Doch de minister adviseerde
om juist die moedertaal aan
dc immigrantenkinderen door
te geven en zo in stand te
houden. „Dat kan ons land
alleen cultureel verrijken, even
goed als door het behoud
van alle andere culturele
waarden uit uw vaderland."
zo zei hij. „Wees trots op uw
eigen nationale cultuur cn
deel daarvan ruim mee aan
Australië," zo wekte hij op.
Doch met de naturalisatie
kon het beter gaan