BROER en ZUS vier zusjes biji van wie er één zien elkaar na S3 jaar terug de 'i Australische minister klaagt zijn nood t von ZATERDAG 11 AUGUSTUS 1962 rw 't Maakte zo'n opgewekte indruk, dat korte berichtje in een onzer dagbladen: „Broer en zus zien elkaar na 53 jaar terug". Maar toen we die broer eenmaal gesproken hadden en zijn urenlang relaas hadden aan gehoord, zouden we zijn kleine speelgoedwinkeltje aan de Jansstraat te Edam gewis met vochtige ogen hebben verlaten, als niet hij zelf, de 63-jarige Cornelis Johannes Nagtegaal, er zo flink onder gebleven was. Want het was een triest ver haal, een zeer triest verhaal, dat we niettemin gerust konden publiceren, ter lezing van anderen. Cornelis Johannes werd in Rijns burg geboren, als zoon van de tuindersknecht Cornelis Nagte- ïilhegaj »aal €n Scheveningse, Anna en 10- Roos. Zowel zijn vader als rirr»U I zijn moeder waren al eerder ge- eu-armt trouwd geweest. Uit het eerste huwelijk had zijn vader twee Ctuvï meisjes meegebracht, terwijl zijn moeder, "wier eerste man Renesse lim 10- heette, al een zoon Hendrdc had. ozen 0 Cornelis Johannes had dus al ter stond twee» halfzusters en een igustua. halfbroer. Hij kreeg er daarna nog stek') st'er* aan de mazelen. Hetgeen nboneo' hij zich nog goed weet te herin neren. Maar daar het gezin, toen nteveili hij 9 jaar oud was, verspreid stek i werd, wist hij tot voor kort hele- 5- B maal niet, wat er van zijn ande- LjlTS? re drie zusters geworden was. to. Van zijn halfzusters wist hij dat 39^ evenmin. Niemand van hen had alles hij ooit meer ontmoet, met uit- mmerj zondering van zijn halfbroer Hen- len 10- drik, die hij 30 jaar geleden nog u**11 eens tegen het lijf liep, toen deze jj.. u.J slechts iets ouder zijnde dan k'omta hij in de Westlandse kassen- —15 C bouw werkzaam was en in Naald- k: bos: wijk woonde, pleten Cornelis Johannes had wel eens geprobeerd op onderzoek uit te stuk; 6 gaan naar zijn overige familie, doch zekere teleurstellingen de den hem besluiten dat onderzoek maar gauw te staken. ito'i Daad bij het woord k. Zijn zoon (en enig kind) echter, de 39 jarige C. Nagtegaal Jr., die eveneens te Edam woont en cal culator is op de Amsterdamse [ling v drukkerij ..Prosisto", wilde tóch in Not wel wat meer weten van zijn aanget voorouders en voegde nog niet to roV lang geleden de daad bij het woord. Met als gevolg, dat hij al na enkele maanden speuren één i ruin zuster van zijn vader ontdekte: de 54-jarige Wilhelmina Nagtegaal rs: No woonachtig Balistraat 57 drie hoog i Zuid 'n Amsterdam-Oost en sinds 1958 ,_j„_ hertrouwd met de spoorwegman Van Engelen. De vorige weuk lie m kwam hij er voorts achter, dat deze een tweede zuster van zijn vader, Cornelia, getrouwd is met een irkeen melkhandelaar in Rotterdam-Z. —^iiiEn verder weet hij ook al. dat moeini de derde zuster Geertruida even_ eens getrouwd, in Apeldoorn woon achtig is. Voorts staat voor hem reeds vast, dat de half- xe i\oc broer nóg in Naaldwijk vertoeft, Haag v een halfzuster in Voorburg haar s A. domicilie heeft en de andere in e Am* Rotterdam. Maar over het hoe s MO en bet wat van de meesten hun ner tast men in Edam nog in het iU duister, omdat Cornelis Jr. nu eenmaal niet zo snel kan werken hij wel zou willen. Bovendien Blij bericht met tragische achtergrond Dank zij speurzin van een geïnteresseerde zoon iet Sta nessenl kost het allemaal geld. Hij moet c 1W corresponderen, telefoneren, rei zen en trekken, terwijl hij tevens de nodige voorzichtigheid wil iaat betrachten, daar hij wèl weet waar hij begonnen is, maar niet r gele< waarop hij eventueel stuiten zal. notafl Vurig hoopt hij, dat „alles goed jstus i zit". maar het zou nog wel eens 10 hunnen uitpakken, dat een complete familie-reünie, zoals era oj men die zou willen organiseren, or no* niet wel mogelijk blijkt. In elk ge il jan! val is hij al heel gelukkig, dat zijn r beno» ervaringen in Amsterdam-Oost De Hf" Xri Ontmoeting Bij zijn Amsterdamse tante kwam hij eerst tot tweemaal toe veron* voor de gesioten deur, daar ze Casiumaar haar volkstuintje was. De zullen derde keer was het evenwel raak. p eerst wat vertrouwen te win- nen had hij zijn 7-jarig dochtcr- winn; tje meegenomen en riep hij on- tle Sti deraan de trap of mevrouw van ,The Shaar meisjesnaam Nagtegaal heet- ict riff woe«'Lu er vijf familie van hem „Zo heet ik ook", zei hb, bevestigend geantwoord' had. En hij voegde eraan toe, dat nog eens terugkomen JVS ef z'jn ouders WfÊde Ba- rood* listraat op. waarna naar het verenij getuigenis van diens echtgenote ruime een lu»de en langdurige zoenpartij der Uyolgde' Twee weken ^geleden best en op die bewuste avond van de vorige maand ging xg vas eerst zijn vader de trap maar I Edam, daar broer en zuster het ms is volmaakt over eens waren, dat imen ze na de eerste ontmoeting nog v ,veel te weinig van elkaar af wis- 1 van ten. meer ,/t Was geweldig leuk", ver- penaal telde ons Cornelis Johannes en ik ays, ««hoop van harte, dat het allemaal umrdpt 10 vlot verloopt Wilhelmina was nog maar een baby toen ons ge- zin uit elkaar ging. Toch her kende ik in haar onmiddellijk het gezicht van ra'n moeder. Dat was een klein, donker vrouwtje, ter- ertus wijl m'n vader nogal lang en .-akfces Sezet was, zoals ik. Jammer dat moeder zo ont- izaglijk dronk, want dat was de 2- j oorzaak van onze verstrooiing. r: i Eerst waren we genoodzaakt jaaL' Rijnsburg te verlaten, waarna en E we in Den Haag terechtkwamen, en, 19) op een bovenhuis in de Lage Nieuwstraat. achter de Prinse gracht. Géén fijn buurtje, maar 't was niet anders. Vader ging imar 's ochtens al erg vroeg met een Lonl zak brood en een kruik drinken 3.60 V °P z'n ruS naar het Westland lo- 4 3/8* pcn en keerde pas 's avonds laat, 7 24*1) als weer donker was. terug. Hij vond moeder dan dikwijls oidronken in de bedstee liggen. Zij só.m was zd aan de dj-ank verslaafd, dat ze me dagelijks om jenever 4250 uitstuurde en er haast geen geld 12.593- van. En dan ging je toch weer; soms zelfs om spiritus, die goed- Leger des Heils Als er 's ochtens, vóór ik naar school ging, geen kruimel brood meer in huis was liep ik eerst langs het Leger des Heils, waar ik een paar boterhammen met melk kreeg. Maar al gauw begon ik te spijbelen, ik -ging gappen op de markt die in die da gen op de Prinsegracht was kortom ik werd een boefje, 'dat de politie heel wat werk gaf. Voor dat spijbelen kreeg vader de ene boete na de andere. Beta len kon hij ze natuurlijk niet. Dan werd hij in hechtenis geno men en verdiende hij niets.... Soms ook ontstond er 's avonds laat nog grote herrie, als we pas thuis kwamen nadat vader thuis gekomen was. Vaak waren we echter op straat blijven hangen, omdat we eenvoudig niet eerder naar binnen durfden gaan. Va der begreep dat dan wel, maar als hij tegen moeder inging schold ze hem uit voor „lelijke jood" vanwege die grote kromme neus die hij had. De volgende dag ging ze dan wel eens naar haar fami lie in Scheveningen, om wat zee kaak op te scharrelen en een stukje margarine. U begrijpt, dat de Voogdij raad op den duur ingreep. Ik kreeg een plaatsje in een te huis vlak bij de Gevangenpoort. Daar waren allemaal jongens zo als ik en ik had het er goed. Na een jaar werd ik bij boerenmen sen in Valeweide overgebracht, een negorij van de gemeente Voorst, 'k Had het er niet slecht en 'k had het er niet goed. Ik had het er gewóón, 's Ochtends moest ik een uur door de bossen lopen om de school te bereiken. Die duurde tot 4 uur. Maar dan moest ik daar ook noj» naar een avondschool. Er zat dus niets an ders op dan die tussenuren maar wat rond te dwalen. En als je dan 's aivonds om 8 of 9 uur thuis kwam, kon je je prakje naar binnen werken en naar bed. Veel te praten viel er trouwens niet, daar ik van dat Gelders niets verstond. Tegen duiven zei den ze doeven en ik sprak plat Haags. Alleen als het hard nodig was trad het dienst meisje als tolk op. Maar die mensen waren vrij koel. wat je af en toe erg kon verdrieten. Beste mensen Toen ik 15 was geworden, dus na 5 jaar in Voorst te zijn ge weest. mocht ik de school verla ten en bracht de Voogdijraad me onder bij Jaap Unk. een tuinder- tje in Oosterbeek. 't Waren beste mensen, die me als hun eigen kind behandelden. Een paar jaar geleden, tijdens een vakantie in Arnhem, heb ik nog op de puin hopen van hun huisje gestaan, dat in de Tweede Wereldoorlog werd gebombardeerd. Als jongen echter werkte ik hard met Unk mee. Voorts assis teerde ik hem bij het onderhoud van bloementuinen bij villa's. En dinsdags en vrijdags gingen we sa men naar de markt in Arnhem met koolplanten, slaplanten en dergelijke. Dat was gewoon een feest voor me! 'k Had namelijk nogal wat handelsgeest en kreeg 10 procent van de winst. Zodoen de kwam ik wel aan 5 of 6 gul den per week, plus vrije kost. En voor kleren zorgde de Voogdij raad. Ja', van de Voogdijraad kwam men zich altijd op dc hoogte stellen hoe ik het maakte. In Oos- terbeck waren dat een paar ge goede, ongetrouwde dames, die in een fraai huis woonden en me daar herhaaldelijk met een vriendje uitnodigden. We mochten cr tennissen, roeien op de vij ver, 't was een mirakel. Wat ik niet zo leuk vond was. dat ik van Jaap Unk zon dags naar de kerk moest. Te meer niet, daar hij zelf nooit ging. Het enige, wat hij deed zondagsochtends, was een blaad je van de christelijke scheurka lender afscheuren en ons voor lezen. En na afloop van.de kerk dienst vroeg hij dan nog waarover de dominee gepreekt had. Zijn vrouw ging wèl naar de kerk. Ik ging dus met haar mee. Maar als ze onderweg gewaar werd dat ik weinig puf had zei ze zo goedig: „Loop jij dan maar een straatje om. Straks hoor je wel van me wat er van de kan sel gezegd is". Op die manier bleef ik ook met Unk goede maat jes. Helaas moest ik. toen ik 17 werd, naar Den Haag terug, weer naar de Voogdijraad. Die verschafte me voor één nacht onderdak bij particulieren en de volgende ochtend ging ik, met nog een jongen en met een meis je, naar Hoorn, in Noord-Hol land. Daar werd me als baas aangewezen een zekere Jaap Bakker, die in de Kerkebuurt te Berkhout, vlak bij Hoorn, een heel ander soort tuinderijtje had. Juffrouw De Nobel te Bobeldijk ook al weer vlak erbij werd m'n voogdes. Grote overgang De overgang was verschrikke lijk groot, zodat ik meer dan eens in m'n eentje heb zitten huilen, 't Werk in de aardappelen, kool cn bieten was op zich zelf al zwaar en dan moest ik nog de schuit laden en de boel naar de veiling roeien. Met roeien begon zelfs de dag al voor me. daar je anders niet op het land kon ko men. En eten kreeg ik maar een heel klein beetje, 'k Werd dan ook vel over been, zodat de bu ren er bij juffrouw De Nobel over gingen klagen. Daartoe had ik nooit de kans gekregen, want als zij bij Bakker op bezoek kwam en me vroeg hoe ik het had, was die vent me steeds een slag voor, door op te merken: .,0, 't is een reuze jongen. Hij doet geweldig zijn best. 'k Heb niets te klagen". Dat ik maar zat te klagen had, durfde ik niet te zeggen, met mijn 25 centen zakgeld voor de hele week Eindelijk kwam er uitkomst, doordat juffrouw De Nobel ken nissen had in de Purmer, ge meente Edam. Dat was een ze kere familie Willem Tuin. een boer met 25 koeien. Die kon een knechtje gebruiken. En daar van de 11 kinderen, die juffrouw De Nobel onder voogdij had, ik het enige was dat goed oppaste, mocht ik naar die boer. 'k Had het er buitengewoon, volop brood met veel beleg, aardappelen, groente en dikwijls een stukje vlees, 'k Wist niet hoe ik het had. Verder moest ik bij elke warme maaltijd een half ons rauw spek opeten, wat hele maal geen straf voor me was. Ik was uitgCTiongerd. Op die manier raakte ik vrij gauw doorvoed. Mijn weekloon was 2,50, waarvan ik 2 op m'n spaarbankboekje moest zet ten, zoals de Voogdijraad me van stonde af aan had verplicht. Ook bij Bakker en m'n bazen vóór hem had ik dus al zo'n boek je, maar bij Bakker moest ik nog kleren bij kopen, zodat er voor verteren praktisch niets over bleef. Overmoedig Goed en wel 18 geworden werd ik wat overmoedig en deed ik iets dat eigenlijk niet juist was. Zonder wat tegen juffrouw De Nobel te zeggen verhuurde ik me bij een andere boer. hoe goed de behandeling bij Willem Tuin ook was geweest. Ik kon bij Jan Jon gens. ook in de Purmer, drie rijksdaalders per week verdienen boven de kost. 'k Was immers flink uit de kluiten geschoten, veel sterker geworden en hij zocht toevallig een stevige knecht. Eerst was m'n voogdes nogal boos op me. maar ze kon het toch ook wel weer begrijpen en ik hoefde niet maar die kennis sen van haar terug. Nu moest ik echter iedere week 7 op de spaarbank bren gen. En ik wilde nog wel dansen leren in Edam, waar twee broers in de komende winter in het „Oude Herenlogement" een cur sus zouden geven. Bij gebrek aan een piano maakten ze mu ziek met trompetten, maar die hele cursus kostte ook slechts 2,50. Toen moest ik hiervoor lenen bij een collega, die niet onder voogdij stond. Dat was op het eind van de Eerste Wereld oorlog. We waren met 80 jonge lui. Op een avond kwam er een jongedame de danszaal binnen, die géén cursiste was, maar even goed in m'n smaak viel. Jc kon er nl. ook dansen zonder inge schreven te zijn, maar dan moest je een kwartje entree betalen. Samen wonnen we nog een prijs. Ik als Lohengrin en zij als Elfje! Na afloop kon ik niet nalaten, haar dat kwartje terug te geven, al had ik er dan zelf maar enke le op zak.... Aldus kreeg ik verkering. En het duurde niet lang, of juffrouw De Nobel hoorde daarvan. Deze stapte naar de moeder van het meisjes te Edam, om haar volle dig in te lichten. Ik was een v o o g d i j-jongen, op wie ze niets had aan te merken, doch ze voelde zich verplicht.... Toen ze hoorde, dat die moeder geen bezwaren had kreeg ik van de verloofde van juffrouw De Nobel zowaar een fiets om 's avonds te kunnen gaan vrijen. Mooier kon het al niet! Totdat ik moest wor den gekeurd voor de militaire dienst. Ik werd goedgekeurd, in gedeeld bij het paardevolk en kreeg als standplaats Den Haag aangewezen <1919).' Voor alle ze kerheid maakte ik de verkering toen maar uit Eenmaal in Den Haag gearri veerd werd ik bij de kapitein ge roepen, die tegen me zei: „Hoor eens Nagtegaal, je moeder leeft nog... De Voogdijraad vindt het daarom niet juist dat je hier je standplaats krijgt." gen. Ik kwam op het kaasfabriek je bij Jan Jongens in de Purmer. Maar bij de intrede van de win ter raakte ik zonder werk, omdat het kazen seizoenarbeid was. Toen kreeg ik een baantje langs de rails van de stoomtram traject Vo- lendam-Kwadijk wat me niet erg interesseerde. Ik wilde terug naar Piet Molenaar in de Heren straat te Edam, die daar een kruidenierswinkeltje had en bij wie ik vóór m'n diensttijd een poosje in de kost gelegen had. Hoe kon ik echter naar hem toe gaan als ik in Edam geen midde len van bestaan had. 't Waren reusachtig goede mensen voor me geweest dat wel. Vooral die vrouw, die juist vorige »veek op 92-jarige leeftijd oveneed en op wier begrafenis iknog ben ge weest. In m'n soldatentijd stopte de: „Zeg maar niets tegen man, misschien krijg je van hem dan ook nog wat". Op die man er ging ik soms met twee knaken naar Ede terug... Maar wat nu t^ doen? En zie, plotseling kwam er een vacature op de grote kaasfabriek te Edam. Ik kénde dat werk, pre senteerde me, moest zeggen wat ik verdienen wilde nog nooit meegemaakt! vroeg toen ma»r voor de vuist weg 35 per week en kreeg er ƒ40, plus een kwan tum randkaas. melk en karne melk. Dat laatste gaf ik allemaal aan m'n kostjuffrouw Molenaar... Op 24 december 1921 ben ik ge trouwd met het „Elfje" van de danscursus. dat ik toch nooit had kunnen vergeten. Ik was toen 23 jaar. zodat m'n ouders nog toe stemming moesten geven. Vader was echter al dood en van m'n moeder wist ik niet waar ze zat. Denk het u eens goed in! Ik schreef naar Bevolking in Den Haag, die me terugschreef, dat zij ergens een kamer nad. Ik met de stukken erheen, om haar »e laten tekenen... Op het bewuste •adres wès ze niet. Ze bleek een werkhuis te hebben in een Haag se buitenwijk. Toen ik daarop af. Naar Ede Cornelis Nagtegaal jr., ia Cornelis Johannes en ee met speurderstalent Het was 11 uur in de morgen. En jawel, iuist toen ik op dat adres was beland zag ik haar aanko men. met één zwarte en één brui ne schoen aan d'r voeten en ge huld in een zwarte omslagdoek. Veertien jaar had ik haar niet gezien, maar ik herkende ze on middellijk... Ik ging vóór haar staan, waar na ze me aankeek en zei: „Ben jij het Nelis? Of heb ik te maken met een rechercheur van politie?" Ik róók het al en gaf ten ant woord: „Foei, wat stink je weer naar de drank." „k Heb net een borreltje gekre gen", zei ze en ik liet het maar zo. om haar dan te vertellen wat ik kwam doen. Haar werkhuis duurde tot 2 uur. Zó lang bleef ik maar wat rondwandelen. En daarna ging ik met haar naar 't Haagse stad huis. waar ze een kruisje op m'n papieren zette, daar ze slecht schrijven kon. Na afloop vroeg ze: „Wat krijg ik nou van je? 'k Heb in al die jaren nooit wat van je gehad." Ik zei: „Niets, totaal niets. Je zet het toch om in drank en ik moet hard werken voor m'n geld". Maar ach, 't was je moeder toch... en ik gaf haar 25. Toen bracht ze me weg naar de trein 'k Was amper getrouwd, of ik kreeg een brief, geschreven door een kerel met wie ze blijkbaar sa menleefde. Hij verzocht om ten ondersteuning van 3,- per week. Daarop ging ik niet in en we hoor- 7 den niets meer. Bij de geboorte van m'n zoon Cor nelis beleefde ik weer wat anders. Sommige bemoei allen uit m'n om geving spraken er hun twijfel over uit, of de baker niet erg lang op haar centen zou moeten wachten. Ik stelde dat mens maar meteen ge rust, door boven van de muurklok een kartonnen doosje te voorschijn te halen, dat en kele honderden zil veren guldens be vatte. V r U w i 1- 1 i g gespaard van m'n loon, zoals ik vroeger gespaard had doch ver- pücht op een Een paar jaar later belde er een man bij me aan. „Hier is je moeder" zei hij en toen vertrok hij weer. 'k Was stomver- best. Maar toch wilde ik voor me zelf beginnen. Zo kwam ik. na 13 keer te zijn verhuisd, in dit dub bele huisje terecht In de ene helft wonen we al van maart 1SM0 af en in de andere heb ik, Sinds de buurvrouw dood is, een speelgoedwinkeltje gevestigd. Dat loopt uitstekend. Alles is al m'n eigendom en 'k heb zelfs voor m'n jongen een huis hier kunnen kopen, omdat hij in Wageningen waar hij bij Zomer en Keuning werkte, niet kon wennen. U ziet dusMaar in septem ber doe ik dlc weekbladen aan de kant. 'k Heb toch nog wat omhan den met begrafenissen, ik ga voor de winkeliers rond met de zwarte lüst.en straks komt Sinter klaas weer cn Oud-Nieuw. Dat betekent een prachtige omzet ln speelgoed en vuurwerk'k Voel me echt gelukkig... Als nu ook mijn vrouw zich nog maar een tijdje goed houdt. Die Is al voor de zesde keer geopereerd Wat moeten ze op ons eiland Wat moeten ze op ons eiland, door Nathaniel Benchley. Uit gave N.V. de Arbeiderspers, Amsterdam. Een kostelijk verhaal van dc Amerikaanse humoristische schrijver Benchley over een ver meende Russische invasie op een Amerikaans eilandje. Zowel de eilandbevolking als de Russen zijn stuk voor stuk typen, die we aan het eind van het boek als het ware kennen. Met alle grap jes, humoristische beschrijvingen en beschouwingen is dit boek toch geen kolder geworden, daar de reacties van de betrokkenen zo volkomen natuurlijk zijn. Heer lijke ontspanningslectuur. Ninl Brunt zorgde voor de Nederland se vertaling en Fiep Westendorp tekende omslag en band geheel in stijl van de plezierige inhoud van het boek. Nederlanders lopen niei hard voor naiuralisaiie „Breng me naar de tram", zei ze. En dat deed ik natuurlijk. Maar wat had ik gauw spijt! Ze moest en ze zou eerst een borrel- Ke. Ik schaamde me dood voor de mensen. Na lang aanhouden liep ik toen maar met haar naar een klein kroegje buitenaf, waar ze twee glaasjes achter elkaar uitdronk. Bij 't station gekomen bleek de tram vertraging te heb ben. „Dan ga ik er nog een paar halen", zei ze. En dat deed ze ook. Vrolijk zingend kwam ze terug. En daarna zei ze plagend: ,.Ja. wat dacht je? Van jë broer Hendrik uit Naaldwijk heb ik vanochtend lekker centen ge had." Dat was het laatste wat ik van m'n moeder zelf heb gehoord en gezien. Ze is in een tehuis voor drankzuchtigen te Gorinchem te recht gekomen en ten slotte in het ziekenhuis aan delirium over leden. U zult zich met dat al niet verbazen, dat er bij ons nog nooit een druppel drank op tafel is ge- Hebben het best Na 't werk op die kaasfabriek waar je nimmer een vrije zon dag had ben ik 12 jaar op de Verenigde Touwfabrieken geweest, die hier kort vóór 1940 afbrand den. 'k Werd daarna concierge van het Geheclonthoudersgebouv. En 'k moest tijdens de bezetting twee jaar in Duitsland gaan wer ken. Na de oorlog begon ik weer met het bezorgen van vrouwen bladen en andere weekbladen wat ik al 25 jaar doe en kreeg ik werk in de grossierderij van Willem Bouwens. Dat beviel me De Australische minister voor de immigratie Alexan der R. Downer, heeft een opwekkend woord gericht speciaal tot de Nederlandse immigranten en hun ge vraagd meer aandacht te besteden aan hun naturali satie, omdat zij daardoor kunnen worden opgenomen in de gemeenschap van hun nieuwe vaderland. De Ne derlandse immigranten lo pen tot dusver niet zo hard voor hun naturalisatie. De minister heeft zijn op roep gedaan in de „Dutch- Australian Weekly" en hij stelt daarin, dat genaturali seerde immigranten deel heb ben aan de toekomst van Aus tralië. Zij zijn dan een ver antwoordelijke staatsburger in een gemeenschap, waarin hun kinderen opgroeien. De minister erkent, dat ve le immigranten zich afvra gen wat hun materiële voor delen zijn bij naturalisatie, doch hij acht zulks niet de juiste houding. „Zonder de zelfde rechten en verantwoor delijkheden die zijn Australi sche buren bezitten. zonder dezelfde loyaliteit van het staatsburgerschap kan de immigrant, die zijn kans niet heeft gegrepen om genatura liseerd te worden, geen deel van de gemeenschap uitma ken," zo zegt de minister. blad, waarin uit Nederland afkomstige immigranten in formeren naar de mogeüjkhe- den om van genaturaliseerd Australiër weer Nederlander te worden. Hetgeen welhaast ls uitgesloten. 50-50 Kaf Het geluid dat minister Downer laat horen, is overi gens niet geheel nieuw. Reeds enige jaren geleden liet zijn voorganger, minister Harold Holt eenzelfde opwekking uit gaan tot de immigranten in Australië. Er is nog steeds een grote groep, die eerst eens rustig de bekende kat uit de even be kende boom wil kijken, alvo rens de vérstrekkende cn de finitieve stap te zetten naar het nieuwe vaderland en zich daarvoor verder verwijderen van het moederland. En eerlijk gezegd, kan ik die immigranten niet eens he lemaal ongelijk geven. Ster ker nog: het nemen van een snel besluit in deze kan uiterst onaangename gevolgen heb ben. hetgeen ook door vele immigranten wordt beseft. Vandaar de traagheid in de gang naar het naturalisatie- bureau. Uiteraard liggen de zaken voor de immigranten uit lan den achter het ijzeren gordijn, voor degenen dus. voor wie de weg terug naar het oude vaderland praktisch is afge sloten. geheel anders dan voor de Nederlanders. Toe gegeven. indien men dc gastvrijheid van het nieuwe land aanvaardt en besluit zich daar definitief te vestigen, dan ligt naturalisatie voor de hand. Niet alleen uit ideële over wegingen. ook om materiële en praktische redenen. Doch er zijn veel Nederlanders, die nog heel lang twijfelen over hun beslissing en voor dezul ken is een geforceerd besluit waarvan herroeping vrijwel tot de onmogelijkheden be hoort. niet c-°,cvaarlijk. Daar van kan men vaak de bewij zen vinden in het genoemde Overigens slaan onze land genoten in Australië toch niet zulk een slecht figuur met hun naturalisatie. De hoogste percentages vindt men onder de immigranten uit landen van de Russische invloeds sfeer. Hier leiden de Honga ren met ruim 80 pet. van hun aantal immigranten de gena- turaliseerden. Daarna volgen de Roemenen, Slowaken, Tsje chen enz. met ruim 60 pet. cn dc Nederlanders, met bijna 50 pet., behoren tot de vol gende groep. Zij staan zelfs nog boven die der Italianen (ruim 40 pet.) en de Duitsers. De minste lust tot aanna men van een andere nationa liteit tonen de Zweden en No ren met nog geen 20 pet. Waar zich momenteel meer dan 100.000 Nederlandse im migranten in Australië bevin den. hebben dus ruim 50.000 van hen inmiddels de Austra lische nationaliteit verkre gen. ongeacht dan nog de kinderen die hier zijn gebo ren en automatisch de nieu we nationaliteit bezitten. En ook hun aantal is niet gering. Hoewel minister Downer het dus nodig oordeelde ccn opwekkend woord tot de Ne derlanders in Australië te rich ten. kan toch niet worden ge zegd, dat zij zich van hun nieuw vaderland afwenden: integendeel Tijd genoeg Velen van hen nemen het standpunt in: „Tijd genoeg", dat wil zeggen, behalve dat er een voorgeschreven wachttijd van vijf jaren bestaat alvo- rens naturalisatie kan plaats vinden, overwegen zij dat het vroeg genoeg is om zich te laten naturaliseren, wanneer de tijd voor het ouderdomspen sioen begint te naderen. Daar voor moet men de Australi sche nationaliteit bezitten. Voor het overige komen zij voor vrijwel dezelfde sociale voorzieningen in aanmerking als de Australiërs: alleen het stemrecht ontbreekt hen. En daar loopt de Nederlander nu niet zo dadelijk warm voor. Taalbehoud Een nieuw immigratiegeluid heeft minister Downer enige tijd geleden doen horen, toen hij op oen bijeenkomst van immigranten het pleit voerde tot behoud van de moeder taal. Vele immigranten verkeren in dc mening, dat het ge wenst is die zo snel mogelijk te vergeten en verklaren dan vol trots: „O menair, ik bin I me taal heiemail fergaiten." Doch de minister adviseerde om juist die moedertaal aan dc immigrantenkinderen door te geven en zo in stand te houden. „Dat kan ons land alleen cultureel verrijken, even goed als door het behoud van alle andere culturele waarden uit uw vaderland." zo zei hij. „Wees trots op uw eigen nationale cultuur cn deel daarvan ruim mee aan Australië," zo wekte hij op. Doch met de naturalisatie kon het beter gaan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1962 | | pagina 11