EsEBSJEl De gouden haren van Tonga Rikkiede sprekende pop \f(xkafttie- SCHAAKRUBRIEI "hK «.Sir S r ZATERDAG 4 AUGUSTUS 1962 KORT VERHAAL - KORT VERHAAL - KORT VERHAAL - KORT VERH W4.*]21WX>1 VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGD - VOOR DE JE DE beer Hendrik van Kielervoort xat op de morgen van de tweede dag van sijn vestiging als huis arts in dat dorp aan het ontbijt, toen er hevig en langdurig werd gebeld. Zijn eerste gedachte was: het huis staat in brand, maar omdat hij niet de lucht rook, die bij een brand hoort, liet hij de ze veronderstelling direct varen en kwam hij op het idee, dat hij wel eens kon worden gealarmeerd voor een dorpeling, die met spoed zijn deskundige hulp no dig had. Intussen zijn witte jas tot aan de hals dichtknopend snelde hij naar de deur en het eerste wat hij zag was een menigte van mannen en vrouwen, die zich voor zijn huis had opgehoopt, en die allemaal tegelijk begonnen te schreeuwen toen hij zich in de deurope ning vertoonde. Hij kon er niet veel uit wijs worden, en daarom hief hij bezwerend beide handen op. Kalm aan vrienden, zei hij vriendelijk, kalm aan alsjeblieft. Blijft rustig en ver tel me wat er aan de hand is. Uit de menigte werd een meisje naar vo ren geschoven, die met haar rechterhand haar linkerarm stevig tegen het lichaam gedrukt hield. Terwijl iedereen nog schreeuwde en hem aan het verstand trachtte te brengen wat er was gebeurd, zei het meisje: Ongeluk. Aangereden door een brommer. Denk pols gebroken. Hendrik van Kielervoort floot zachtjes tussen de tanden, maar dat betrof meer het meisje dan het ongeluk. Een paar se conden zag hij haar aan zonder iets te zeg gen. en het meisje moest hem tot de wer kelijkheid terugroepen alvorens hij tot han delen overging. „Doet u nog - ..O, eh. pardoi Kielervoort. „Komt u binnen Hij liet haar binnenkomen en deed met een slag de deur voor de neus van de me nigte dicht. „Ziezo", zei hij opgewerkt. ..die hebben wo er niet bij nodig. Pottenkijkers kunnen we niet gebruiken. Een dokter en een pa tiënt horen samen te zijn. zonder een der de. anders kunnen zij niet vrij-uit spre- zijn kamer en f haar een stoel. DE GEHELE DAG hield een vraag Hen drik van Kielervoort bezig. Komt ze te rug of komt ze niet terug? Ze kwam terug. De volgende morgen om acht uur werd er gebeld. ..Hier ben ik", zei het meisje. „Voor con trole." Hendrik van Kielervoort had wel kunnen juichen van vreugde. „Erg verstandig van u", zei hij goedkeu rend knikkend. ..Ik ben erg verstandig", zei het meisje, „en ik ben verstandig op elk gebied. Het is goed. dat u dat zichtig haar z Vlug stond hij uit zijn stoel op. ..En dan zal dokter nu eens kijken. Geef me maar eens even uw hand." Voorzichtig pakte hij de arm van het meisje en even voorzichtig, alsof hij een porseleinen kopje greep, liet hij zijn vin gers over de pols gaan. Meewarig schudde hij het hoofd. „Gebroken", zei hij met een stem vol me delijden. „Had ik al geconstateerd", antwoordde het meisje. „Doe er liever wat aan." rPOEN DE POLS was gezet zei Hendrik J van Kielervoort vaderlijk: „Ik zal u wat geven voor de pijn en dan ga ik u naar huis brengen. „Mij naar huis brengen?", vroeg het meisje verbaasd. „Waarom? Dacht u. dat ik de weg niet kon vinden zonder uw hulp?" Ze stond op. maar Hendrik van Kieler voort duwde haar terug in de stoel. ,.U zult zich moeten houden aan dokters voorschrift", zei hij beslist. „Niet u, maar ik ben hier de baas. Als ik nodig vind, dat ik u thuisbreng, dan breng ik u thuis. En ik zal u nog wat zeggen: morgen verwacht ik u op mijn spreekuur. Een gebroken pols is razend gevaarlijk. Als uw arm krom groeit is Leiden in last. Zeker de eerste veertien dagen is dagelijkse coptrole ge wenst. Ik voorbeelden kunnen „Uit uw praktijk zeker?", zei het meisje honend. Hendrik van Kielervoort keek haar ver nietigend aan. Door Ferdinand Keyzer HJ LEIDDE HAAR gaf haar een stoel. „En nuf', begon hij, „moet u i Hendrik van Kielervoort nam het meisje goed op. Hij dacht: Jongen, jij bent een ge luksvogel. Je eerste patiënt, en wat voor een patiënt. Hij keek naar het zacht-glan- zende blonde haar, naar de blauwe ogen en naar de jurk. die ze droeg. Wat een verruk kelijkheid, dacht hij enthousiast. Hoe is het mogelijk dat juist zij een ongeluk moest krijgen en bii mij om hulp komen. Hen drik. Hendrik, dacht hij tevreden, als je vrienden, nee. als je hele familie dat eens wist. Ik hoop, dat het niet erg is wat ze heeft en dat.... „Luistert u nou of luistert u niet?", hoorde hij het meisje vragen. „O ja, natuurlijk", zei hij haastig ter wijl hij een kleur kreeg, „gaat u maar ge woon verder." „Ben al klaar", zei het meisje. „Juist." Hendrik van Kielervoort wist niet anders te zeggen. Hij sloeg een groot en dik boek open. „Uw naam", vroeg hij gedecideerd- „Annelies Vandermeulen, en Vandermeu- len aan elkaar geschreven." De naam herhalend zei Hendrik van Kie lervoort: „Annelies Vandermeulen en Van dermeulen aan elkaar geschreven." Even keek hij op en ging toen verder: „U woont?" ..Parklaan 121." „Getrouwd?" Vol verwachting keek Hen drik van Kielervoort het meisje aan. „Nee", zei ze kort. „Goed zo", antwoordde hij. „eh. eh. ih bedoel: niet getrouwd dus. Zo. Soms ver loofd?". „Heeft u niets mee te maken." De stem van het meisje werd bits. hRUK pratend liep hij naast haar. Zijn aanbod om haar een arm te geven „u loopt dan veel gemakkelijker" had ze van de hand gewezen. Hij vertelde, dat hij zich als jong arts in het dorp had geves tigd. omdat hij had gehoord, dat er hele maal geen medische hulp aanwezig was. „En de dokter, die hier regelmatig komt legt zijn praktijk neer. Daarom dacht ik: Kom, laat ik het eens gaan proberen. Hoe is de gezondheidstoestand van de mensen hier? Zijn er veel zieken?" In plaats van hem antwoord te geven vroeg het meisje: „Praat u altijd zo veel?" „Pardon?", zei Hendrik van Kielervoort. „Of u altijd zoveel babbels heeft?", schreeuwde het meisje aan zijn oor. „U bent toch. hoop ik, geen dove dokter!" Parklaan 121 was niet ver, zeer tot de spijt van Hendrik van Kielervoort, die zich een wandeling van uren had gedroomd. „Ik ben er", zei het meisje. „Ik ben er. bedankt voor uw geleide", en ze drukte op de huisbel. Hendrik van Kielervoort wacht te tot de deur werd geopend. Een oude heer liet haar binnen. Vragend keek hij het „Iets aan de hand?" vroeg hij nieuwsgie- Het meisje haalde de schouders op. „Aangereden en pols gebroken", ant woordde ze kort. „Ja", begon Hendrik van Kielervoort, „uw dochter, meen ik, heeft haar pols ge broken en ik heb 'm gezet. Mijn naam is Van Kielervoort en ik ben de dokter van het dorp hier. Misschien.. „U heeft de pols gezet?", vroeg de oude „Ja. inderdaad." Hendrik van Kieler voort dacht grond onder de voeten te krij gen. „Nou. dat is dan goed, daar bent u trou wens voor", zei de oude heer tevreden en deed de deur dicht. Het meisje Hij tikte voorzichtig met een hamertje op de pols het meisje zei niets. Hij bracht de arm naar achteren het meisje zei niets, hij bracht de arm naar voren het meisje zei niets. Plotseling gaf ze een schreeuw. „Pijn?", vroeg Hendrik van Kielervoort bezorgd. „Helemaal niet", zei ze, „maar u legde uw arm om mijn schouder en met mijn schouder is niets aan de hand!" „Ik geloof", zei Hendrik van Kielervoort na een poosje, „ik geloof, dat we heel te vreden mogen zijn. Ik geloof niet, dat uw arm krom groeit, maar feitelijk kan ik pas over enkele dagen een positief oordeel uit spreken. Het is dus maar het beste, dat u morgen weer terugkomt." Hij ging achter zijn bureau zitten en sloeg het dikke en grote boek weer open. „Ik ben gisteren iets vergeten te vragen", zei hij schuldbewust. Nieuwsgierig keek het meisje hem aan. „Ja", zei hij, „ik ben vergeten te vragen hoe oud u bent." „Vierentwintig", antwoordde het meisje. „Vierentwintig, en heeft dat iets met mijn pols te maken?" Hendrik van Kielervoort deed alsof hij het laatste in haar antwoord niet hoorde. „Vierentwintig", herhaalde hij, „En nog Hij kon zijn zin niet beëindigen. „Gaat u rustig verder!", moedigde het meisje hem koel aan. „Ik bedoel, eh. ik bedoel, ja ik bedoel, ehen u had nog nooit éen pols gebro- Hendrik van Kielervoort moest hard lachen om zijn vondst. Zijn lach stak ook het meisje aan. „Annelies, Annelies...." Hendrik van Kie-, lervoort probeerde zijn kans te grijpeir,' maar het meisje stak een spaak in het „Pardon", zei ze, ,,u bedoelt zeker juf frouw Vandermeulen en dan Vandermeu len aan elkaar geschreven. Ik heb toch met u niet op school gegaan?" Hendrik van Kielervoort zweeg bedrem- „Maar kom", vervolgde het meisje, „dat u mij Annelies noemt zal ik voor deze keer door de vingers zien. Ik moet dus morgen terugkomen. Weer op hetzelfde uur?" „Dat lijkt me uitstekend", antwoordde Hendrik van Kielervoort. „Kom", zei hij opgewekt, „ik moet toch ook uw kant uit. ik zal u maar begeleiden, je weet nooit of er nog niet- eens een brommer kwade be doelingen met u heeft." (Vervolg) „Achter je, achter je", floot de spotvogel. „Een warme maaltijd, een koele dronk, een heerlijk bed. Achter je, achter je." Frederik deed of hij niets hoorde en stapte door. De spotvogel begreep er niets „Kijk toch eens om, kijk toch eens om!" zong hij dringend. Frederik stapte door. Nu werd het de vo gel te machtig. Hij vloog op. zette zich op Frederiks schouder en pikte hem in het oor. „Domoor. domoor... je loopt je geluk voorbij!" tjilpte hij spottend. Frede rik stoorde zich niet aan hem. Hij stapte voort, met grote passen, alsof hij he lemaal niet moe en honge rig was. De spotvogel gaf het op. Hij uitte nog één teleurge steld kreetje, sprong van Frederiks schouder en vloog weg, regelrecht naar het zuiden. Frederik oogde hem glimlachend na. Even keek hij om: het huisje was verdwenen. Hij had ook niet anders verwacht. „Nu heb ik die vogel goed in de war gebracht", mompelde Frederik vol daan. „Hij weet niet meer, wat hij er van moet den ken. Maar nu ben ik toch écht te moe om verder te gaan. Het wordt bovendien al donker. Daarginds is een plekje met zacht mos... daar ga ik liggen. Ik dek me toe met varens. Het is hard en kil, maar ik heb zo dikwijls in de open lucht geslapen, ik kan er wel te gen. Als ik eenmaal slaap DOOR THEA BECKMAN voel ik geen honger en geen dorst meer. Wel te rusten, beste Fre derik." Hij legde zijn knapzak onder zijn hoofd, strekte zich uit op het mos en tien later sliep hij als Hij ging rechtop zitten, keek om zich heen en staarde verbaasd naar zijn voeten. Want daar stond een witte stenen kruik, vol citroenlimonade. En er naast een wit bord met zes dikke boterhammen. Of schoon hij vreselijke dorst had, keek Frederik eerst eens goed rond. De spot vogel zag hij nergens. Die was blijkbaar nog niet wakker. Voorzichtig strekte Frederik zijn hand uit. Ja. de kruik was echt. het brood ook. Hij dronk gulzig en voelde zich toen een stuk beter. Van de boter hammen at hij er drie op, de overige propte hij in zijn zak voor onderweg. Op gewekt ging hij daarna weer op mars. „Iemand moet die limo nade en dat brood voor mij hebben neergezet. Iemand, die begreep dat ik honger en dorst had," prevelde hij tegen zichzelf. „Nu, de spot vogel is het beslist niet ge weest, die wil mij alleen maar plagen. Maar wie was het dan?" O, wat werd die Frederik nieuwsgierig. Hij besloot net zo lang te zoeken tot hij het raadsel van het ge heimzinnige woud had op- Even later hoorde hij moziek. En boven ziclr- tus sen de takken van de bo men zag hij iets bewegen.. .ja hoor, de spotvogel. Aha, het spelletje begint weer," dacht Frederik. „Dit maal zal hij lelijk op zijn snavel kijken." (Volgende week verder) trouw voor controle van haar pols op het spreekuur van Hendrik van Kieler voort verschijnen, en Hendrik werd met de dag verliefder. Hij kon 's nachts bijna niet slapen. De gehele nacht zag hij het blonde meisje voor zich en uren kropen, vond hij, maar traag verder. Op de vijfde morgen zei Annelies tot Hen drik van Kielervoort: ,Eh, pardon dokter, mijn vader laat leP lijk. „Ik denk zeker nog de héle volgende week", zei hij. „O juist", antwoordde Annelies, 1'.Juist. Maar mijn vader vindt, dat het dan een te dure pols wordt. U rekent zeker voor elke gen, „controle-bezoek reken ik nooit. Dat is bij de prijs inbegrepen." „Juist", ging Annelies verder. „Maar in dat geval mag ik na vandaag ook niet meer bij u komen, want mijn vader vindt dat als hij u niet per visite mag betalen, hij u tekort doet." Hendrik van Kielervoort wist niet wat te Annelies. die zijn verlegenheid bemerkte, werd wat toegevend. „Er is natuurlijk wel wat op te vinden", begon ze en ze deed alsof ze diep nadacht. „O ja?" Hendrik van Kielervoort keek haar hoopvol aan. „Wat dan?" .Kijk", zei Annelies, „kijk.. Ik kan Rikkie was de sprekende pop van meneer Ricardo. Ze traden samen 's avonds in de theaters op voor al lerlei mensen en die amu seerden zich kostelijk met de ondeugende Rikkie en zijn grapjes. Nu dachten die mensen, dat meneer Ri cardo alleen maar een buik spreker was en dat hij, hoe wel het niet te zien was, ook voor Rikkie sprak. Maar dit was nu juist niet het geval. Rikkie was wel degelijk een pop, die echt kon praten. Meneer Ricar do en Rikkie lieten het maar zo en hielden het ge heim voor zichzelf. Ze oogstten samen altijd veel succes en zo leefden ze ge lukkig en tevreden. Totdat op een dag een man hen in de kleedkamer van het theater met elkaar hoor de praten. De deur van de kleedkamer was op een kier blijven staan, moet je weten. De man kon zijn oren niet geloven toen hij daar de pop wérkelijk hoorde spreken. Dadelijk rees er een boos plannetje in hem op. Hij wreef zich vergenoegd de handen en mompelde: „Is dat even een buitenkansje? Loop ik me daar zo tegen een echt sprekende pop op. De enige echt sprekende pop ter wereld! Zal die even wat duitjes waard zijn. Daar vind ik gemakkelijk een mannetje voor en als ik even mijn kans schoon zie, dan zeg ik „kip of liever gezegd pop ik heb je", en dan hoef ik mijn verdere leven niet hard meer te werken." De man reisde nu meneer waarheen ze moesten trekken om op te treden. En op zeke re avond gebeurde het. Ter wijl meneer Ricardo zich voor de voorstelling kleedde en Rikkie plaatjes keek in een dik prentenboek, werd er op de deur van de kleedka mer geklopt. De toneelmees ter trad binnen en zei: „Me neer Ricardo. de directeur vraagt of u even bij hem wu komen. Hij wil u een ogen blikje spreken, het zou niet lang duren, heeft hij gezegd." „Goed", zei meneer Ricar do, „zeg maar tegen de di recteur, dat ik zo kom." Nadat de toneelmeester was verdwenen, zei meneer hem toe en zei: „Ziezo, pop petje, jij gaat met mij mee. Dat wil je toch wel, hè?" Rikkie zei niets, want hij mocht natuurlijk van me neer Ricardo nooit met vreemde mensen spreken. Maar al had hij het gewild, dan zou hij het nu van de schrik toch niet hebben ge- „Doe nu maar niet net als of je geen woord kunt zeg gen. want ik weet toch wel, dat je een echt sprekende pop bent", vervolgde de man. Rikkie beleefde nieuwe schrik toen hij dat hoorde. Deze man kende dus het ge heim van meneer Ricardo en DOOR A. VAN VLAARDLNGEN Ricardo tot Rikkie: „Je hebt het gehoord. Rikkie. de direc teur moet me even spreken. Blijf jij maar rustig plaatjes kijken, dan ben ik zo weer te- „Ja, meneer Ricardo", zei Rikkie braaf en bladerde ver der in zijn boek. Nauwelijks was meneer Ricardo verdwe nen of de deur van de kleed kamer ging weer open en de man, die meneer Ricardo en en Rikkie had afgeluisterd, kwam binnen. Hij deed het zo zachtjes, dat Rikkie niets bemerkte. In zijn hand droeg de man een grote koffer. „Zo, daar ben ik dan", zei de man. Wat schrok Rikkie. Het prentenboek glipte uit zijn handen en plofte op de grond. Met wijd opengesper de ogen staarde hij de man aan. Deze kwam lachend op 3. Probleem Th. Siers (1953). HET KRACHTOFFER (Slot) krachtoffer als slcutelzet. het offeren atuk dat de wltspeler ln de weg staat. resp. belemmert zijn plannen ten uitvoer te brengen Strikt genomen hebben wij ons nf uitgedrukt. Het kra zet dus als slee ook op w>J ln deze vakantiettjd nu eenmaal gestemd zijn dan gewoonlijk, brenge i m a mj 1 s S S 1 IK I m m m m ■+B m w L w w m iftj abcdefgh Mat ln drie zetten. S. Probleem van Th. Sters en dr. Massmai mijn vader natuurlijk jou halen. „Wie, wat laat hij halen?" Hendrik van Kielervoort kon zijn oren niet geloven. „Wel jou nee. ik bedoel: u." Hendrik zag. dat ze kleurde. „Dat is niet eerlijk", zei hij, „je hebt jou gezegd. Je mag gerust jou zeggen. Dan zeg ik Annelies. Is het goed?" Annelies lachte. „Goed dan", zei ze zacht. „Ja, vooruit maar. Jij mag Annelies zeggen, graag zelfs." „Wat een geluk, dat je je pols hebt ge broken", zei Hendrik van Kielervoort weer. „Anders had ik je misschien nooit ont- „Nou", gaf Annelies volmondig toe. „Maar mijn vader had het in de gaten." „Wat?", vroeg Hendrik verbaasd. - m „Dat je me almaar liet terugkomen", zei Annelies deemoedig. „Hoe wist hij dat dan?", vroeg Hendrik. „O", zei Annelies. „je moet weten, dat mijn vader een gepensioneerd marine-arts is. Hij heeft zich naar gelachen." „Asjeblieft", zei Hendrik, een ogenblik uit het veld geslagen. „Maar", liet hij er verheugd op volgen, „jij hebt toch maar niets gemerkt!" „Ik niet!" Annelies begon hartelijk te lachen. „Man, houd op. Ik wist van het eer ste ogenblik al. dat je uitvluchtjes zocht." „Waaraan dan?", vroeg Hendrik teder. „Wel", en Annelies sloeg haar armen om zijn hals, „je moet niet boos worden, ik wist het, omdat ik zelf ook net afgestudeerd Hendrik van Kielervoort zuchtte. „Je hebt me zeker al direct een dwaas 1 lieve dwaas." 4. Probleem van Th. Slen: 1. Lb3! Kxb.l 3 Dd2 Ka* 3 Db4 mat Merk op. dat een rel als 1 L«8 (bijv.), die ook het aanvanke' pat zou orheffen na 1 opnieuw tot pat zou lelden. Kb3 X Dd2 Horizontaal: 1. beet, 3. kleine opening in de huid, 7. familielid. 10. voorvoegsel, 11. voorzetsel, 12. meisjesnaam, 14. oude lengte maat, 15. plaats in Friesland, 18. maand van het jaar, 20. boom loot, 21. smalle weg, 23. dorpje onder de Drentse gemeente Vries. 24. arbeidseenheid, 25. zijtak Ebro, 27. ieder. 29. verdikking der opperhuid. 31. water in N. Brabant, 33. rivier in Italië, 34. be kende afkorting, 35. muzieknoot, 36. jongensnaam. 37. meisjesnaam. 39. kraam. 41. duikereend, 43. medicinaal gewicht, 45. telwoord (Duits), 47. verkeerd. 49. aafcep. voornaamwoord, 50. vruchtje, 51. zandaal, 53. Europeanen. 55. voorzetsel, 56. vaartuig, 58. onbe paald voornaamwoord, 59. muzieknoot. 60. bergweide, 61. dwaze gewoonte, 62. laag schoven op de dorsvloer. Verticaal: 1 bijwoord, 2. niet dezelfde, 3. stap. 4. voorvoegsel. 5. in loco (afk.), 6. water in Utrecht, 8. vogel, 9. zangstem, 11. voorvoegsel. 13. streling. 16. nauwe. 17. korte degen, 19. bloedhuis, 21. hoofddeksel, 22. spoedig, 24. dorp in N. Brabant, 25. kruipend dier. 26. gemeente in Drente, 28. ketting, 30. telwoord. 32. telwoord (Duits). 37. vriendin (Fr.), 38. lichaamsdeel. 39. metaalsoort. 40. twijg, 42. dorp in N Brabant. 44 eikenschors. 46. zijtak Rhóne. 48. groente. 50. mandje, 51. gebod, 52. mak. 53. rivier Ln Engeland. 54. zelfkant, 57. dam langs een water, 56. muzieknoot. OPLOSSING VAN DE VORIGE PUZZEL Horizontaal: 1. P.G., 3. hees, 7. raad, 10. ark. 12. Granada, 15. lork, 17. pro. 18. sa, 19. Eem, 20. ant. 22. pil. 23. ode 24. dm, 26. erpel 28. de, 29. hoon. 31. Aaron, 33. Se, 34. kan, 36. A.K., 37. ronde, 40. peer, 42. tr. 43. Leeds. 45. Kt, 46. big, 47. kil. 48. elk. 50. ree. 91. Ee, 53. eis, 55. Gent, 57. Bemelen, 60. nee, 61. para 62. Otto, 63. nn. Verticaal: 1. pal, 2. Groede, 4. eg, 5. Erp, 6. Sara, 7. ra, 8. Ada, 9. a.a., 11. kree, 13. none. 14. bal. 16. km. 18. silo 21. tra 22. Perk. 23. Oder, 24. do, 25. mok. 27. paar, 29. hede, 30. nap, 32. Norg. 33. snel. 35 nek. 38. olie 39. Ede. 41. et, 42. Tienen, 44 slee. 46. been. 47. kei. 49. kilo. 50. Rg. 52. ver, 54. set. 56. ten. 57. ba. 58. ma. 59. N T. INZENDINGEN Inzendingen worden vóór don derdag a.s. op ons bureau ver wacht. Oplossingen mogen uit sluitend op een briefkaart wor den geschreven. In de linker- oovenhoek vermelden: „Puzzel- oplossing". Er zijn drie prijzen: •en van 5.- en twee van 2.50. hem. Maar wat wilde de man nu eigenlijk? Dit kwam Rikkie al gauw te weten, want de man knipte de kof fer open en kwam daarna op hem toe. Hij greep Rikkie beet en wilde hem in de kof fer stoppen. Maar Rikkie be gon nu te schreeuwen. „Laat me los, lelijke deugniet! Laat me los!" riep hij woe dend. Maar de man liet niet los en duwde de tegenstrib belende Rikkie in de koffer. Daarna verliet hij snel de kleedkamer. „Help! Help!" gilde Rik kie uit alle macht. Maar er was niemand, die het hoor de, want de koffer had extra dikke wanden en die lieten bijna geen geluid door. Bui ten het theater sprong de man in een gereedstaande auto en reed snel weg. Voor een groot hotel stopte de auto. De man nam de koffer weer op en droeg hein naar zijn kamer. Daar opende hij de koffer, haalde Rikkie er uit en zette hem op een stoel. „Zo", zei hij, „dat is dat. Nu zal ik je even alleen moeten laten, want ik moet meneer Helermans gaan waarschuwen, dat ik je te pakken heb, snap je? Die wil jou namelijk van mij ko-|meisje en tot slot de dlree- pen. Maar voor het geval, teur van het hotel. Ze zwaai- dat je eens mocht gaan!den allemaal met hun armen schreeuwen, terwijl ik weg1 en spraken allen door elkaar, ben, zal ik je een doek voor Van de weeromstuit ging je mondje moeten binden." Rikkie ook maar weer met Rikkie begreep wel dat hij zijn armen staan zwaaien, niets kon doen, want de man Even later zag hij de hele was natuurlijk veel sterker stoet, als ganzen achter el- dan hij. Een ogenblikje laterjkaar, veer in het hotel ver had hij een doek voor zijn dwijnen. Een poosje daarna mond en kon hij geen geluid-' werd er een sleutel in het je meer voortbrengen. „Tot slot van.de kamer, waarin straks dan", zei de man en Rikkie opgesloten zat, gesto- was verdwenen. |ken en werd de deur openge- Nauwelijks was de man worpen. De agent stormde weg of Rikkie maakte de naar binnen, gevolgd door de doek voor zijn mond los, wip-| directeur, te van de stoel en liep naar „Wat heeft dat allemaal..!" de deur. Want Rikkie was riep de agent uit. Maar niet alleen een pop, die echt! eensklaps hield hij op en van kon praten, maar hij kon ooki verbazing zakte zijn mond heel goed zijn armen en be-jwijd open. „Het is...het is.„, nen gebruiken. En dat was; een levende pop!" bracht hij iets wat de man niet wist.! er toen stamelend uit Het was voor Rikkie echter Nadat de aeent en de di- w\Vlfs?oton V.ltfhr|re^r an het hStef van rnf doen' wrrd^fan^hrli? hun eerste Srote verbazing wpn^iplnftfr Zn'waren bekomen, vertelde wen en tegen de deur schop- Ritti- snei wa+ er was Mw?SSr;0Hii^ Nadat hij was uitfe- Laaji r het ra am rïnondo sProken- zei de directeur al- opende door; „Hoe bestaat het! Hoe bestaat het!" Maar de agent vermren in net ntmnen riep: "Dan m0et Onmid- om Rikkie te halen, werd hij door vier sterke agenten in de kraag gepakt en wegge voerd. En nauwelijks was dat gebeurd of meneer Ri cardo kwam het hotel bin nenstormen. dit. Nu begon hij luid pen, maar zijn stemmetje ging verloren de straat zag hij een agent naderen. Als hij riep zou de agent hem vast ook niet horen. Rikkie keek de kamer rond en toen hij een glas zag staan, kreeg hij plotseling een idee. Toen de agent bijna vlak onder het raam was gekomen, liet Rik kie plotseling het glas vallen, nep meneer Ricardo uil. waarbij hij er wel heel goed moet weten, dat meneer Ri- voor oppaste, dat hij de cardo in Italië geboren was agent niet raakte. De agent en als hij ontroerd werd, keek naar boven en toen hii sprak hij altijd nog zijn moe- Rikkie zag, werd de agent dertaai. Het werd een roe- ontzettend boos. Maar daaii rend weerzien tussen meneer trok Rikkie zich niets van Ricardo en Rikkie, dat be- £1"! fijp i!' Natuurlijk werd i te i --- dit alles nu ook bekend, pen. Plotseling zag Rikkie dei dat Rikkie een echte spre- agent met grote stappen in'kende pop was. Ze werden er het hotel verdwijnen. Even nog beroemder door dan ze later kwam hij weer tevoor- al waren, want alle mensen schijn met een hele stoet wilden nu Rikkie gaan zien. mensen achter zich aan, En ze leefden nog lang en ge- waaronder de portier, de lukkig, meneer Ricardo en piccolo, de liftbediende, de. Rikkie. zijn sprekende, par- kellnerde kok, het kamer-don, zijn écht sprekende pop. •iT"-'- Een verhaaltje met een moraaltje Er waren zeven kindertjes, die juichten o zo blij: De hele week is er geen school, we hebben heerlijk vrij! En gaan we dan, o alstublieft, eens uit, een hele dag?" Pa knuffelde z'n kindertjes, en zei met gulle lach: „Als moeder mee kan, nou en of, dan gaan we met de trein Naar zee en strand, of naar het bos. Wat zal dat feesflijk zijn!" Toen deden alle kindertjes opeens een beetje mal. „Hoera! Hoera! we gaan op reis! Misschienop maandag al!" En voor de zeven kindertjes was 'r maandag maar één vraag! Maar moeder zei, gehaast en kort: „Ik heb de was vandaag!" Van zeven kind'ren ondergoed, pyjama's zeven stuks, En lakens, slopen, en de rest! Maar, 'k was het alles fluks. Ze boog zich over 't blanke sop. Ze boende en ze wreef. Ze bleekte, spoelde en ze wrong, tot er geen vlekje bleef. CO VAN DER STEEN-PLJPERS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1962 | | pagina 14