EsEBSJEl
De gouden haren van Tonga
Rikkiede sprekende pop
\f(xkafttie-
SCHAAKRUBRIEI
"hK «.Sir S r
ZATERDAG 4 AUGUSTUS 1962
KORT VERHAAL - KORT VERHAAL - KORT VERHAAL - KORT VERH W4.*]21WX>1 VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGD - VOOR DE JE
DE beer Hendrik van Kielervoort
xat op de morgen van de tweede
dag van sijn vestiging als huis
arts in dat dorp aan het ontbijt,
toen er hevig en langdurig werd gebeld.
Zijn eerste gedachte was: het huis staat
in brand, maar omdat hij niet de lucht
rook, die bij een brand hoort, liet hij de
ze veronderstelling direct varen en kwam
hij op het idee, dat hij wel eens kon
worden gealarmeerd voor een dorpeling,
die met spoed zijn deskundige hulp no
dig had. Intussen zijn witte jas tot aan
de hals dichtknopend snelde hij naar de
deur en het eerste wat hij zag was een
menigte van mannen en vrouwen, die
zich voor zijn huis had opgehoopt, en
die allemaal tegelijk begonnen te
schreeuwen toen hij zich in de deurope
ning vertoonde.
Hij kon er niet veel uit wijs worden, en
daarom hief hij bezwerend beide handen op.
Kalm aan vrienden, zei hij vriendelijk,
kalm aan alsjeblieft. Blijft rustig en ver
tel me wat er aan de hand is.
Uit de menigte werd een meisje naar vo
ren geschoven, die met haar rechterhand
haar linkerarm stevig tegen het lichaam
gedrukt hield. Terwijl iedereen nog
schreeuwde en hem aan het verstand
trachtte te brengen wat er was gebeurd,
zei het meisje: Ongeluk. Aangereden door
een brommer. Denk pols gebroken.
Hendrik van Kielervoort floot zachtjes
tussen de tanden, maar dat betrof meer
het meisje dan het ongeluk. Een paar se
conden zag hij haar aan zonder iets te zeg
gen. en het meisje moest hem tot de wer
kelijkheid terugroepen alvorens hij tot han
delen overging.
„Doet u nog -
..O, eh. pardoi
Kielervoort. „Komt u binnen
Hij liet haar binnenkomen en deed met
een slag de deur voor de neus van de me
nigte dicht.
„Ziezo", zei hij opgewerkt. ..die hebben
wo er niet bij nodig. Pottenkijkers kunnen
we niet gebruiken. Een dokter en een pa
tiënt horen samen te zijn. zonder een der
de. anders kunnen zij niet vrij-uit spre-
zijn kamer en
f haar een stoel.
DE GEHELE DAG hield een vraag Hen
drik van Kielervoort bezig. Komt ze te
rug of komt ze niet terug?
Ze kwam terug. De volgende morgen om
acht uur werd er gebeld.
..Hier ben ik", zei het meisje. „Voor con
trole."
Hendrik van Kielervoort had wel kunnen
juichen van vreugde.
„Erg verstandig van u", zei hij goedkeu
rend knikkend.
..Ik ben erg verstandig", zei het meisje,
„en ik ben verstandig op elk gebied. Het is
goed. dat u dat
zichtig haar z
Vlug stond hij uit zijn stoel op.
..En dan zal dokter nu eens kijken. Geef
me maar eens even uw hand."
Voorzichtig pakte hij de arm van het
meisje en even voorzichtig, alsof hij een
porseleinen kopje greep, liet hij zijn vin
gers over de pols gaan.
Meewarig schudde hij het hoofd.
„Gebroken", zei hij met een stem vol me
delijden.
„Had ik al geconstateerd", antwoordde
het meisje. „Doe er liever wat aan."
rPOEN DE POLS was gezet zei Hendrik
J van Kielervoort vaderlijk: „Ik zal u
wat geven voor de pijn en dan ga ik u
naar huis brengen.
„Mij naar huis brengen?", vroeg het
meisje verbaasd. „Waarom? Dacht u. dat
ik de weg niet kon vinden zonder uw
hulp?"
Ze stond op. maar Hendrik van Kieler
voort duwde haar terug in de stoel.
,.U zult zich moeten houden aan dokters
voorschrift", zei hij beslist. „Niet u, maar
ik ben hier de baas. Als ik nodig vind, dat
ik u thuisbreng, dan breng ik u thuis. En
ik zal u nog wat zeggen: morgen verwacht
ik u op mijn spreekuur. Een gebroken pols
is razend gevaarlijk. Als uw arm krom
groeit is Leiden in last. Zeker de eerste
veertien dagen is dagelijkse coptrole ge
wenst. Ik
voorbeelden kunnen
„Uit uw praktijk zeker?", zei het meisje
honend.
Hendrik van Kielervoort keek haar ver
nietigend aan.
Door
Ferdinand Keyzer
HJ LEIDDE HAAR
gaf haar een stoel.
„En nuf', begon hij, „moet u i
Hendrik van Kielervoort nam het meisje
goed op. Hij dacht: Jongen, jij bent een ge
luksvogel. Je eerste patiënt, en wat voor
een patiënt. Hij keek naar het zacht-glan-
zende blonde haar, naar de blauwe ogen en
naar de jurk. die ze droeg. Wat een verruk
kelijkheid, dacht hij enthousiast. Hoe is het
mogelijk dat juist zij een ongeluk moest
krijgen en bii mij om hulp komen. Hen
drik. Hendrik, dacht hij tevreden, als je
vrienden, nee. als je hele familie dat eens
wist. Ik hoop, dat het niet erg is wat ze
heeft en dat....
„Luistert u nou of luistert u niet?",
hoorde hij het meisje vragen.
„O ja, natuurlijk", zei hij haastig ter
wijl hij een kleur kreeg, „gaat u maar ge
woon verder."
„Ben al klaar", zei het meisje.
„Juist." Hendrik van Kielervoort wist
niet anders te zeggen.
Hij sloeg een groot en dik boek open.
„Uw naam", vroeg hij gedecideerd-
„Annelies Vandermeulen, en Vandermeu-
len aan elkaar geschreven."
De naam herhalend zei Hendrik van Kie
lervoort: „Annelies Vandermeulen en Van
dermeulen aan elkaar geschreven."
Even keek hij op en ging toen verder:
„U woont?"
..Parklaan 121."
„Getrouwd?" Vol verwachting keek Hen
drik van Kielervoort het meisje aan.
„Nee", zei ze kort.
„Goed zo", antwoordde hij. „eh. eh. ih
bedoel: niet getrouwd dus. Zo. Soms ver
loofd?".
„Heeft u niets mee te maken." De stem
van het meisje werd bits.
hRUK pratend liep hij naast haar. Zijn
aanbod om haar een arm te geven
„u loopt dan veel gemakkelijker" had ze
van de hand gewezen. Hij vertelde, dat hij
zich als jong arts in het dorp had geves
tigd. omdat hij had gehoord, dat er hele
maal geen medische hulp aanwezig was.
„En de dokter, die hier regelmatig komt
legt zijn praktijk neer. Daarom dacht ik:
Kom, laat ik het eens gaan proberen. Hoe
is de gezondheidstoestand van de mensen
hier? Zijn er veel zieken?"
In plaats van hem antwoord te geven
vroeg het meisje: „Praat u altijd zo veel?"
„Pardon?", zei Hendrik van Kielervoort.
„Of u altijd zoveel babbels heeft?",
schreeuwde het meisje aan zijn oor. „U
bent toch. hoop ik, geen dove dokter!"
Parklaan 121 was niet ver, zeer tot de
spijt van Hendrik van Kielervoort, die zich
een wandeling van uren had gedroomd.
„Ik ben er", zei het meisje. „Ik ben er.
bedankt voor uw geleide", en ze drukte op
de huisbel. Hendrik van Kielervoort wacht
te tot de deur werd geopend. Een oude
heer liet haar binnen. Vragend keek hij het
„Iets aan de hand?" vroeg hij nieuwsgie-
Het meisje haalde de schouders op.
„Aangereden en pols gebroken", ant
woordde ze kort.
„Ja", begon Hendrik van Kielervoort,
„uw dochter, meen ik, heeft haar pols ge
broken en ik heb 'm gezet. Mijn naam is
Van Kielervoort en ik ben de dokter van
het dorp hier. Misschien..
„U heeft de pols gezet?", vroeg de oude
„Ja. inderdaad." Hendrik van Kieler
voort dacht grond onder de voeten te krij
gen.
„Nou. dat is dan goed, daar bent u trou
wens voor", zei de oude heer tevreden en
deed de deur dicht.
Het meisje
Hij tikte voorzichtig met een hamertje op
de pols het meisje zei niets. Hij bracht
de arm naar achteren het meisje zei
niets, hij bracht de arm naar voren het
meisje zei niets. Plotseling gaf ze een
schreeuw.
„Pijn?", vroeg Hendrik van Kielervoort
bezorgd.
„Helemaal niet", zei ze, „maar u legde
uw arm om mijn schouder en met mijn
schouder is niets aan de hand!"
„Ik geloof", zei Hendrik van Kielervoort
na een poosje, „ik geloof, dat we heel te
vreden mogen zijn. Ik geloof niet, dat uw
arm krom groeit, maar feitelijk kan ik pas
over enkele dagen een positief oordeel uit
spreken. Het is dus maar het beste, dat u
morgen weer terugkomt."
Hij ging achter zijn bureau zitten en
sloeg het dikke en grote boek weer open.
„Ik ben gisteren iets vergeten te vragen",
zei hij schuldbewust.
Nieuwsgierig keek het meisje hem aan.
„Ja", zei hij, „ik ben vergeten te vragen
hoe oud u bent."
„Vierentwintig", antwoordde het meisje.
„Vierentwintig, en heeft dat iets met mijn
pols te maken?"
Hendrik van Kielervoort deed alsof hij
het laatste in haar antwoord niet hoorde.
„Vierentwintig", herhaalde hij, „En nog
Hij kon zijn zin niet beëindigen.
„Gaat u rustig verder!", moedigde het
meisje hem koel aan.
„Ik bedoel, eh. ik bedoel, ja ik bedoel,
ehen u had nog nooit éen pols gebro-
Hendrik van Kielervoort moest hard
lachen om zijn vondst.
Zijn lach stak ook het meisje aan.
„Annelies, Annelies...." Hendrik van Kie-,
lervoort probeerde zijn kans te grijpeir,'
maar het meisje stak een spaak in het
„Pardon", zei ze, ,,u bedoelt zeker juf
frouw Vandermeulen en dan Vandermeu
len aan elkaar geschreven. Ik heb toch met
u niet op school gegaan?"
Hendrik van Kielervoort zweeg bedrem-
„Maar kom", vervolgde het meisje, „dat
u mij Annelies noemt zal ik voor deze keer
door de vingers zien. Ik moet dus morgen
terugkomen. Weer op hetzelfde uur?"
„Dat lijkt me uitstekend", antwoordde
Hendrik van Kielervoort. „Kom", zei hij
opgewekt, „ik moet toch ook uw kant uit.
ik zal u maar begeleiden, je weet nooit of
er nog niet- eens een brommer kwade be
doelingen met u heeft."
(Vervolg)
„Achter je, achter je",
floot de spotvogel. „Een
warme maaltijd, een koele
dronk, een heerlijk bed.
Achter je, achter je."
Frederik deed of hij niets
hoorde en stapte door. De
spotvogel begreep er niets
„Kijk toch eens om, kijk
toch eens om!" zong hij
dringend. Frederik stapte
door. Nu werd het de vo
gel te machtig. Hij vloog
op. zette zich op Frederiks
schouder en pikte hem in
het oor.
„Domoor. domoor... je
loopt je geluk voorbij!"
tjilpte hij spottend. Frede
rik stoorde zich niet aan
hem. Hij stapte voort, met
grote passen, alsof hij he
lemaal niet moe en honge
rig was.
De spotvogel gaf het op.
Hij uitte nog één teleurge
steld kreetje, sprong van
Frederiks schouder en
vloog weg, regelrecht naar
het zuiden. Frederik oogde
hem glimlachend na. Even
keek hij om: het huisje
was verdwenen. Hij had
ook niet anders verwacht.
„Nu heb ik die vogel
goed in de war gebracht",
mompelde Frederik vol
daan. „Hij weet niet meer,
wat hij er van moet den
ken. Maar nu ben ik toch
écht te moe om verder te
gaan. Het wordt bovendien
al donker. Daarginds is een
plekje met zacht mos...
daar ga ik liggen. Ik dek
me toe met varens. Het is
hard en kil, maar ik heb
zo dikwijls in de open lucht
geslapen, ik kan er wel te
gen. Als ik eenmaal slaap
DOOR THEA BECKMAN
voel ik geen honger en
geen dorst meer.
Wel te rusten, beste Fre
derik."
Hij legde zijn knapzak
onder zijn hoofd, strekte
zich uit op het mos en tien
later sliep hij als
Hij ging rechtop zitten,
keek om zich heen en
staarde verbaasd naar zijn
voeten. Want daar stond
een witte stenen kruik, vol
citroenlimonade. En er
naast een wit bord met zes
dikke boterhammen. Of
schoon hij vreselijke dorst
had, keek Frederik eerst
eens goed rond. De spot
vogel zag hij nergens. Die
was blijkbaar nog niet
wakker. Voorzichtig strekte
Frederik zijn hand uit. Ja.
de kruik was echt. het
brood ook. Hij dronk gulzig
en voelde zich toen een
stuk beter. Van de boter
hammen at hij er drie op,
de overige propte hij in
zijn zak voor onderweg. Op
gewekt ging hij daarna
weer op mars.
„Iemand moet die limo
nade en dat brood voor mij
hebben neergezet. Iemand,
die begreep dat ik honger
en dorst had," prevelde hij
tegen zichzelf. „Nu, de spot
vogel is het beslist niet ge
weest, die wil mij alleen
maar plagen. Maar wie
was het dan?"
O, wat werd die Frederik
nieuwsgierig. Hij besloot
net zo lang te zoeken tot
hij het raadsel van het ge
heimzinnige woud had op-
Even later hoorde hij
moziek. En boven ziclr- tus
sen de takken van de bo
men zag hij iets bewegen..
.ja hoor, de spotvogel.
Aha, het spelletje begint
weer," dacht Frederik. „Dit
maal zal hij lelijk op zijn
snavel kijken."
(Volgende week verder)
trouw voor controle van haar pols
op het spreekuur van Hendrik van Kieler
voort verschijnen, en Hendrik werd met de
dag verliefder. Hij kon 's nachts bijna niet
slapen. De gehele nacht zag hij het blonde
meisje voor zich en uren kropen, vond hij,
maar traag verder.
Op de vijfde morgen zei Annelies tot Hen
drik van Kielervoort:
,Eh, pardon dokter, mijn vader laat
leP
lijk.
„Ik denk zeker nog de héle volgende
week", zei hij.
„O juist", antwoordde Annelies, 1'.Juist.
Maar mijn vader vindt, dat het dan een te
dure pols wordt. U rekent zeker voor elke
gen, „controle-bezoek reken ik nooit. Dat
is bij de prijs inbegrepen."
„Juist", ging Annelies verder. „Maar in
dat geval mag ik na vandaag ook niet
meer bij u komen, want mijn vader vindt
dat als hij u niet per visite mag betalen,
hij u tekort doet."
Hendrik van Kielervoort wist niet wat te
Annelies. die zijn verlegenheid bemerkte,
werd wat toegevend.
„Er is natuurlijk wel wat op te vinden",
begon ze en ze deed alsof ze diep nadacht.
„O ja?" Hendrik van Kielervoort keek
haar hoopvol aan. „Wat dan?"
.Kijk", zei Annelies, „kijk.. Ik kan
Rikkie was de sprekende
pop van meneer Ricardo.
Ze traden samen 's avonds
in de theaters op voor al
lerlei mensen en die amu
seerden zich kostelijk met
de ondeugende Rikkie en
zijn grapjes. Nu dachten
die mensen, dat meneer Ri
cardo alleen maar een buik
spreker was en dat hij, hoe
wel het niet te zien was,
ook voor Rikkie sprak.
Maar dit was nu juist niet
het geval. Rikkie was wel
degelijk een pop, die echt
kon praten. Meneer Ricar
do en Rikkie lieten het
maar zo en hielden het ge
heim voor zichzelf. Ze
oogstten samen altijd veel
succes en zo leefden ze ge
lukkig en tevreden.
Totdat op een dag een man
hen in de kleedkamer van
het theater met elkaar hoor
de praten. De deur van de
kleedkamer was op een kier
blijven staan, moet je weten.
De man kon zijn oren niet
geloven toen hij daar de pop
wérkelijk hoorde spreken.
Dadelijk rees er een boos
plannetje in hem op. Hij
wreef zich vergenoegd de
handen en mompelde: „Is
dat even een buitenkansje?
Loop ik me daar zo tegen een
echt sprekende pop op. De
enige echt sprekende pop
ter wereld! Zal die even wat
duitjes waard zijn. Daar
vind ik gemakkelijk een
mannetje voor en als ik even
mijn kans schoon zie, dan
zeg ik „kip of liever gezegd
pop ik heb je", en dan hoef
ik mijn verdere leven niet
hard meer te werken."
De man reisde nu meneer
waarheen ze moesten trekken
om op te treden. En op zeke
re avond gebeurde het. Ter
wijl meneer Ricardo zich
voor de voorstelling kleedde
en Rikkie plaatjes keek in
een dik prentenboek, werd er
op de deur van de kleedka
mer geklopt. De toneelmees
ter trad binnen en zei: „Me
neer Ricardo. de directeur
vraagt of u even bij hem wu
komen. Hij wil u een ogen
blikje spreken, het zou niet
lang duren, heeft hij gezegd."
„Goed", zei meneer Ricar
do, „zeg maar tegen de di
recteur, dat ik zo kom."
Nadat de toneelmeester
was verdwenen, zei meneer
hem toe en zei: „Ziezo, pop
petje, jij gaat met mij mee.
Dat wil je toch wel, hè?"
Rikkie zei niets, want hij
mocht natuurlijk van me
neer Ricardo nooit met
vreemde mensen spreken.
Maar al had hij het gewild,
dan zou hij het nu van de
schrik toch niet hebben ge-
„Doe nu maar niet net als
of je geen woord kunt zeg
gen. want ik weet toch wel,
dat je een echt sprekende
pop bent", vervolgde de
man. Rikkie beleefde nieuwe
schrik toen hij dat hoorde.
Deze man kende dus het ge
heim van meneer Ricardo en
DOOR A. VAN VLAARDLNGEN
Ricardo tot Rikkie: „Je hebt
het gehoord. Rikkie. de direc
teur moet me even spreken.
Blijf jij maar rustig plaatjes
kijken, dan ben ik zo weer te-
„Ja, meneer Ricardo", zei
Rikkie braaf en bladerde ver
der in zijn boek. Nauwelijks
was meneer Ricardo verdwe
nen of de deur van de kleed
kamer ging weer open en de
man, die meneer Ricardo en
en Rikkie had afgeluisterd,
kwam binnen. Hij deed het
zo zachtjes, dat Rikkie niets
bemerkte. In zijn hand droeg
de man een grote koffer.
„Zo, daar ben ik dan", zei
de man. Wat schrok Rikkie.
Het prentenboek glipte uit
zijn handen en plofte op de
grond. Met wijd opengesper
de ogen staarde hij de man
aan. Deze kwam lachend op
3. Probleem
Th. Siers (1953).
HET KRACHTOFFER
(Slot)
krachtoffer als slcutelzet. het offeren
atuk dat de wltspeler ln de weg staat. resp.
belemmert zijn plannen ten uitvoer te brengen
Strikt genomen hebben wij ons nf
uitgedrukt. Het kra
zet dus als slee
ook op
w>J ln deze vakantiettjd nu eenmaal
gestemd zijn dan gewoonlijk, brenge
i
m a
mj
1 s
S S
1 IK I
m
m m m
■+B
m w
L
w w m
iftj
abcdefgh
Mat ln drie zetten.
S. Probleem van Th. Sters en dr. Massmai
mijn vader natuurlijk jou halen.
„Wie, wat laat hij halen?" Hendrik van
Kielervoort kon zijn oren niet geloven.
„Wel jou nee. ik bedoel: u." Hendrik
zag. dat ze kleurde.
„Dat is niet eerlijk", zei hij, „je hebt jou
gezegd. Je mag gerust jou zeggen. Dan zeg
ik Annelies. Is het goed?"
Annelies lachte.
„Goed dan", zei ze zacht. „Ja, vooruit
maar. Jij mag Annelies zeggen, graag
zelfs."
„Wat een geluk, dat je je pols hebt ge
broken", zei Hendrik van Kielervoort weer.
„Anders had ik je misschien nooit ont-
„Nou", gaf Annelies volmondig toe.
„Maar mijn vader had het in de gaten."
„Wat?", vroeg Hendrik verbaasd. - m
„Dat je me almaar liet terugkomen",
zei Annelies deemoedig.
„Hoe wist hij dat dan?", vroeg Hendrik.
„O", zei Annelies. „je moet weten, dat
mijn vader een gepensioneerd marine-arts
is. Hij heeft zich naar gelachen."
„Asjeblieft", zei Hendrik, een ogenblik
uit het veld geslagen. „Maar", liet hij er
verheugd op volgen, „jij hebt toch maar
niets gemerkt!"
„Ik niet!" Annelies begon hartelijk te
lachen. „Man, houd op. Ik wist van het eer
ste ogenblik al. dat je uitvluchtjes zocht."
„Waaraan dan?", vroeg Hendrik teder.
„Wel", en Annelies sloeg haar armen om
zijn hals, „je moet niet boos worden, ik
wist het, omdat ik zelf ook net afgestudeerd
Hendrik van Kielervoort zuchtte.
„Je hebt me zeker al direct een dwaas
1 lieve dwaas."
4. Probleem van Th. Slen: 1. Lb3! Kxb.l
3 Dd2 Ka* 3 Db4 mat Merk op. dat een rel
als 1 L«8 (bijv.), die ook het aanvanke'
pat zou orheffen na 1
opnieuw tot pat zou lelden.
Kb3 X Dd2
Horizontaal: 1. beet, 3. kleine opening in de huid, 7. familielid.
10. voorvoegsel, 11. voorzetsel, 12. meisjesnaam, 14. oude lengte
maat, 15. plaats in Friesland, 18. maand van het jaar, 20. boom
loot, 21. smalle weg, 23. dorpje onder de Drentse gemeente Vries.
24. arbeidseenheid, 25. zijtak Ebro, 27. ieder. 29. verdikking der
opperhuid. 31. water in N. Brabant, 33. rivier in Italië, 34. be
kende afkorting, 35. muzieknoot, 36. jongensnaam. 37. meisjesnaam.
39. kraam. 41. duikereend, 43. medicinaal gewicht, 45. telwoord
(Duits), 47. verkeerd. 49. aafcep. voornaamwoord, 50. vruchtje, 51.
zandaal, 53. Europeanen. 55. voorzetsel, 56. vaartuig, 58. onbe
paald voornaamwoord, 59. muzieknoot. 60. bergweide, 61. dwaze
gewoonte, 62. laag schoven op de dorsvloer.
Verticaal: 1 bijwoord, 2. niet dezelfde, 3. stap. 4. voorvoegsel.
5. in loco (afk.), 6. water in Utrecht, 8. vogel, 9. zangstem, 11.
voorvoegsel. 13. streling. 16. nauwe. 17. korte degen, 19. bloedhuis,
21. hoofddeksel, 22. spoedig, 24. dorp in N. Brabant, 25. kruipend
dier. 26. gemeente in Drente, 28. ketting, 30. telwoord. 32. telwoord
(Duits). 37. vriendin (Fr.), 38. lichaamsdeel. 39. metaalsoort. 40.
twijg, 42. dorp in N Brabant. 44 eikenschors. 46. zijtak Rhóne.
48. groente. 50. mandje, 51. gebod, 52. mak. 53. rivier Ln Engeland.
54. zelfkant, 57. dam langs een water, 56. muzieknoot.
OPLOSSING VAN DE
VORIGE PUZZEL
Horizontaal: 1. P.G., 3. hees,
7. raad, 10. ark. 12. Granada,
15. lork, 17. pro. 18. sa, 19. Eem,
20. ant. 22. pil. 23. ode 24. dm,
26. erpel 28. de, 29. hoon. 31.
Aaron, 33. Se, 34. kan, 36. A.K.,
37. ronde, 40. peer, 42. tr. 43.
Leeds. 45. Kt, 46. big, 47. kil.
48. elk. 50. ree. 91. Ee, 53. eis,
55. Gent, 57. Bemelen, 60. nee,
61. para 62. Otto, 63. nn.
Verticaal: 1. pal, 2. Groede, 4.
eg, 5. Erp, 6. Sara, 7. ra, 8.
Ada, 9. a.a., 11. kree, 13. none.
14. bal. 16. km. 18. silo 21. tra
22. Perk. 23. Oder, 24. do, 25.
mok. 27. paar, 29. hede, 30. nap,
32. Norg. 33. snel. 35 nek. 38.
olie 39. Ede. 41. et, 42. Tienen,
44 slee. 46. been. 47. kei. 49.
kilo. 50. Rg. 52. ver, 54. set.
56. ten. 57. ba. 58. ma. 59. N T.
INZENDINGEN
Inzendingen worden vóór don
derdag a.s. op ons bureau ver
wacht. Oplossingen mogen uit
sluitend op een briefkaart wor
den geschreven. In de linker-
oovenhoek vermelden: „Puzzel-
oplossing". Er zijn drie prijzen:
•en van 5.- en twee van 2.50.
hem. Maar wat wilde de
man nu eigenlijk? Dit kwam
Rikkie al gauw te weten,
want de man knipte de kof
fer open en kwam daarna op
hem toe. Hij greep Rikkie
beet en wilde hem in de kof
fer stoppen. Maar Rikkie be
gon nu te schreeuwen. „Laat
me los, lelijke deugniet!
Laat me los!" riep hij woe
dend. Maar de man liet niet
los en duwde de tegenstrib
belende Rikkie in de koffer.
Daarna verliet hij snel de
kleedkamer.
„Help! Help!" gilde Rik
kie uit alle macht. Maar er
was niemand, die het hoor
de, want de koffer had extra
dikke wanden en die lieten
bijna geen geluid door. Bui
ten het theater sprong de
man in een gereedstaande
auto en reed snel weg. Voor
een groot hotel stopte de
auto. De man nam de koffer
weer op en droeg hein naar
zijn kamer. Daar opende hij
de koffer, haalde Rikkie er
uit en zette hem op een
stoel. „Zo", zei hij, „dat is
dat. Nu zal ik je even alleen
moeten laten, want ik moet
meneer Helermans gaan
waarschuwen, dat ik je te
pakken heb, snap je? Die
wil jou namelijk van mij ko-|meisje en tot slot de dlree-
pen. Maar voor het geval, teur van het hotel. Ze zwaai-
dat je eens mocht gaan!den allemaal met hun armen
schreeuwen, terwijl ik weg1 en spraken allen door elkaar,
ben, zal ik je een doek voor Van de weeromstuit ging
je mondje moeten binden." Rikkie ook maar weer met
Rikkie begreep wel dat hij zijn armen staan zwaaien,
niets kon doen, want de man Even later zag hij de hele
was natuurlijk veel sterker stoet, als ganzen achter el-
dan hij. Een ogenblikje laterjkaar, veer in het hotel ver
had hij een doek voor zijn dwijnen. Een poosje daarna
mond en kon hij geen geluid-' werd er een sleutel in het
je meer voortbrengen. „Tot slot van.de kamer, waarin
straks dan", zei de man en Rikkie opgesloten zat, gesto-
was verdwenen. |ken en werd de deur openge-
Nauwelijks was de man worpen. De agent stormde
weg of Rikkie maakte de naar binnen, gevolgd door de
doek voor zijn mond los, wip-| directeur,
te van de stoel en liep naar „Wat heeft dat allemaal..!"
de deur. Want Rikkie was riep de agent uit. Maar
niet alleen een pop, die echt! eensklaps hield hij op en van
kon praten, maar hij kon ooki verbazing zakte zijn mond
heel goed zijn armen en be-jwijd open. „Het is...het is.„,
nen gebruiken. En dat was; een levende pop!" bracht hij
iets wat de man niet wist.! er toen stamelend uit
Het was voor Rikkie echter Nadat de aeent en de di-
w\Vlfs?oton V.ltfhr|re^r an het hStef van
rnf doen' wrrd^fan^hrli? hun eerste Srote verbazing
wpn^iplnftfr Zn'waren bekomen, vertelde
wen en tegen de deur schop- Ritti- snei wa+ er was
Mw?SSr;0Hii^ Nadat hij was uitfe-
Laaji r het ra am rïnondo sProken- zei de directeur al-
opende door; „Hoe bestaat het! Hoe
bestaat het!" Maar de agent
vermren in net ntmnen riep: "Dan m0et Onmid-
om Rikkie te halen, werd hij
door vier sterke agenten in
de kraag gepakt en wegge
voerd. En nauwelijks was
dat gebeurd of meneer Ri
cardo kwam het hotel bin
nenstormen.
dit. Nu begon hij luid
pen, maar zijn stemmetje
ging verloren
de straat zag hij een
agent naderen. Als hij riep
zou de agent hem vast ook
niet horen. Rikkie keek de
kamer rond en toen hij een
glas zag staan, kreeg hij
plotseling een idee. Toen de
agent bijna vlak onder het
raam was gekomen, liet Rik
kie plotseling het glas vallen, nep meneer Ricardo uil.
waarbij hij er wel heel goed moet weten, dat meneer Ri-
voor oppaste, dat hij de cardo in Italië geboren was
agent niet raakte. De agent en als hij ontroerd werd,
keek naar boven en toen hii sprak hij altijd nog zijn moe-
Rikkie zag, werd de agent dertaai. Het werd een roe-
ontzettend boos. Maar daaii rend weerzien tussen meneer
trok Rikkie zich niets van Ricardo en Rikkie, dat be-
£1"! fijp i!' Natuurlijk werd
i te i
--- dit alles nu ook bekend,
pen. Plotseling zag Rikkie dei dat Rikkie een echte spre-
agent met grote stappen in'kende pop was. Ze werden er
het hotel verdwijnen. Even nog beroemder door dan ze
later kwam hij weer tevoor- al waren, want alle mensen
schijn met een hele stoet wilden nu Rikkie gaan zien.
mensen achter zich aan, En ze leefden nog lang en ge-
waaronder de portier, de lukkig, meneer Ricardo en
piccolo, de liftbediende, de. Rikkie. zijn sprekende, par-
kellnerde kok, het kamer-don, zijn écht sprekende pop.
•iT"-'-
Een verhaaltje met een moraaltje
Er waren zeven kindertjes, die juichten o zo blij:
De hele week is er geen school, we hebben heerlijk vrij!
En gaan we dan, o alstublieft, eens uit, een hele dag?"
Pa knuffelde z'n kindertjes, en zei met gulle lach:
„Als moeder mee kan, nou en of, dan gaan we met de trein
Naar zee en strand, of naar het bos. Wat zal dat feesflijk zijn!"
Toen deden alle kindertjes opeens een beetje mal.
„Hoera! Hoera! we gaan op reis! Misschienop maandag al!"
En voor de zeven kindertjes was 'r maandag maar één vraag!
Maar moeder zei, gehaast en kort: „Ik heb de was vandaag!"
Van zeven kind'ren ondergoed, pyjama's zeven stuks,
En lakens, slopen, en de rest! Maar, 'k was het alles fluks.
Ze boog zich over 't blanke sop. Ze boende en ze wreef.
Ze bleekte, spoelde en ze wrong, tot er geen vlekje bleef.
CO VAN DER STEEN-PLJPERS