Het huwelijk van de Hertog van Windsor E E E 0) 0 K 0) 0) Critici in het eigen kamp Niet generaliseren s.v.p. 3 3 K 962 ZONDAGSBLAD ZATERDAG 23 JUNI 1962 Kees •dingen. ftal bo- Wacht ihrijven genoten ijk dat I, Zuid- DE WERELD 25 JAAR GELEDEN door G. PUCHINGER ..Verstandigheid is een eigenschap, die ik nooit bijzonder heb gewaardeerd, hoe nuttig zij ook moge zijn". KONING EDWARD VIII (Zomer 1936) „De enige moedige (of doe ik beter te zeggen: roekeloze?) eigenschap van me is» dat ik me niet bekommer om gevolgen". HERTOGIN VAN WINDSOR „Een vrouw vertelt" (Pag. 242) Vijfentwintig jaar geleden vond het huwelijk plaats van de ïertog en de hertogin van Wind sor. Het feit is deze maand in de wereldpers niet of nauwe lijks herdacht: een blijvende wond aan beide zijden voor kwam een verzoening tussen de vroegere koning en het konink lijke Groot-Brittannië, verergerd door het feit dat geen van bei de vergeten konden wat vijf entwintig jaar geleden geschied Ballingschap Noch de Tweede Wereldoorlog, noch het premierschap van Chur chill (de meest loyale politieke connectie van de hertog van Windsor), noch de dood van ko ning George VI en die van Konin gin Mary in de vijftiger jaren, noch het morganatisch huwelijk van prinses Margret konden eni ge verandering brengen in de po sitie van de hertog en de herto- Windsor. Een lot dat hij bij zijn troonsafstand niet voor zien en volgens zich zelf niet ver diend had, trof hem: een constan te ballingschap, die alleen maar afgewisseld werd door een enkel zeer kort bezoek aan Engeland, waarbij slechts incidentele ont moetingen met familieleden plaats vonden. En bij zulke bezoe ken ging de hertog dan nog steeds alléén: zijn vrouw heeft nimmer een stap gezet in énig koninklijk paleis sinds zij zijn bruid werd. Over dat alles heerst verbitte ring bij de Windsors, maar de Engelsen zien, ook waar het probleem" van de hertog van Windsor al meer tot het grijze verleden behoort, geen reden om ook maar iéts in zijn status te wijzigen. D- Hertog -n de Hertogin van Windsor, gefotografeerd tijdens een bezoek aan Palm Beach Florida Mémoires vaij smul- nichtje Ga jij bezoek! inl Hoe is op je teijden, ''gehad,i l.i ,i ruin- riendin- dat jij ent. Is eens op r £1; j geecj Ie sala-i t feesi est? I». de re-| al heel largriel Jullie! Beiden, de hertog én de herto gin van Windsor, publiceerden hun mémoires, en in zeker op zicht hebben ze er goed aan ge daan: ze hebben ons zeer con creet him opinies en overwegin gen meegedeeld, en verborgen ons niet onder schijn van woorden wat ons nu werkelijk interesseert, noch vertelden zij ons in eigen woorden hetgeen wij reeds wisten. Toch kunnen hun mémoires geen goed hebben gedaan aan de breuk met de koninklijke familie in Engeland: beider mémoires worden gekenmerkt door een totaal gebrek aan begrp voor de visie van het officiële Engeland; en wanneer de hertog van Wind sor één ding in zijn mémoires bewezen heeft, is het dat hij totaal ongeschikt was voor het koning schap. worden door begrip voor het standpunt van de andere partij, kan de conclusie na het lezen van de mémoires van de herto gin van Windsor niet anders zijn dan, dat ze iedere verzoe ning in de toekomst onmogelijk gemaakt heeft. ,,De koning zal Londen niet ver laten. Mijn dochters zouden niet kunnen vertrekken zonder mij. En ik zal de koning niet verlaten." Beider mémoires geven niets weer van de geest waarin konin gin Elisabeth met bovenstaande woorden in doodsgevaar stand hield in het volbrengen van haar plicht. De hertog en hertogin van Windsor verdedigen uitsluitend éigen verlangens en wensen, me nende dat deze te passen waren in het Britse koningschap, en zij verdedigen hun levenskijk met een overtuigdheid van een per soonlijk betrokkene, en veroorde len hun tegenstanders als mensen die een geborneerde kijk hebben op het hofleven. Nimmer hebben zij begrepen wat de oude koningin Mary in juli 1938 nog eens aan haar zoon schreef: ,,Je scheen niet in staat te zijn de zaak van enig ander gezichtspunt te zien dan vanuit het jouwe... Ik geloof niet dat je je ooit de schok gerea liseerd hebt waarin jouw houding je familie en de natie heeft ge nacht... Mijn gevoelens voor jou ils je moeder blijven de zelf de... Maar met dat al, gedurende mijn gehele leven heb ik mijn va derland boven alles gesteld, en dat kan ik nu heel eenvoudig niet meer veranderen!" I deze conflicten betrokken partij- I en en personen, maar vast staat 1 dat het gedrag der Windsors niét verbaast vanwege hun vaste wil 1 om tot een huwelijk te komen. 1 maar wél vanwege hun verbazing alle tegenstand die het plan 1 opriep. Onze verbazing wekt het daar- 1 entegen op dat iemand, die in de Victoriaanse aera is opgevoed, irin de echtgenotes van konin- 5" en met de grootste zorgvul- igheid werden gekozen en gewo- gen, niet verstond dat mrs. Simp- 1 son niet alleen geen enkele aan trekkelijkheid bezat vooor Groot- Britannië als Koningin, maar dat haar beoordeling als gescheiden vrouw, die alleen geleefd had in 1 een oppervlakkig mondain socie- ty-leven, van geen slecht maar zeker ook geen cultureel of poli tiek hoog gehalte, algeheel in haar nadeel uitviel. Enig begrip voor deze zwaar wegende factor missen wij alge heel, zowel in de mémoires van de hertog als die van de hertogin. I 7ouden zij dit begrepen hebben. wellicht was het conflict voorko- n, of hadden zij begrip be- toond voor de tegenstand die in I het koninkrijk en in feite in de Eehele wereld ontstond tegen de euze van koning Edward VIII. Mrs. Simpson ontmoeten wij in haar mémoires zeker niet als een slechte vrouw, maar zij mist alle hogere idealen, zij mist vóór al les de adel die ook de eenvoudig ste verwerft die verantwoordelijk heid heeft gedragen, en het merk waardige is dat zij de koning al meer scheen te doen delen in haar eigen levenssfeer, die ge kenmerkt werd door een leven conform eigen wensen en het af schudden van maatschappelijke verantwoordelijkheid. Men krijgt de indruk uit beide mémoires dat Mrs. Simpson meende dat de taak van koningin vrijwel bestond uit een publiek societyleven. zoals zij dat de laatste twee jaar in het geheim met de kroonprins en ko ning had gedeeld. Zij kon ook nog niet de woorden kennen van Ko ningin Elisabeth, toen gedurende Mei 1937 Mei 1937 was voor Groot-Britan- nië een belangrijke maand: Ko ning George VI en koningin Eli sabeth werden in de West-Minster Abbey te Londen gekroond, en kort daarop trad de prime minis ter Stanley Baldwin af, en werd opgevolgd door Neville Chamber lain. In die zelfde maand vond, op de 3e, de scheiding plaats van de a s. echtgenote van de hertog van Windsor van haar tweede echtge noot Ernest Aldrich Simpson. De hertogin van Windsor schreef la ter in haar mémoires: „Aange zien Davids broer echter op de twaalfde mei zou worden ge kroond. vonden we beiden, dat het beter was ons huwelijk tot in ju ni uit te stellen!" (pag. 323). Maat wat de hertog van Wind sor gehoopt of gewenst mocht hebben, de spanningen met het Engelse hof weken niet. De .Sun day-Referee" meldde dat 's Her- togs jongste broer, de hertog van Kent, en hun zuster, de princess royal, tegenwoordig zouden zijn bij de huwelijksvoltrekking even als de vermaarde Engelse staats lieden Winston Churchill en Lloyd George en Lord en Lady Mount- batten. Maar niets daarvan, geen énke le gast van koninklijke bloede woonde het huwelijksfeest als ge tuige of gast bij, en geen enke le figuur van naam en formaat vereerde zijn gewezen koning met zijn tegenwoordigheid. Vast aan eengesloten bleef Engeland staan in zijn afwijzing van de daad des konings. Slechts George Ladbrook, de chauffeur van de hertog, die reeds 18 jaar in dienst was, en zijn zoontje, dat petekind van de hertog was. woonde uit de oude vertrouwde personeelskring het huwelijksfeest bij. Het was deze chauffeur die de bru:d in decem ber 1936 geholpen had bij het naar Frankrijk reizen, terwijl Enge land gedurende de koningscrisis in brand stond. Verrassingen Een onaangename verrassing wachtte de hertog voor zijn hu welijksdag. De onaangename was de Ko ninklijke mededeling op 28 mei dat noch zijn a.s. vrouw noch zijn kinderen de titel Koninklijke Hoogheid mochten voeren. Wel was het zijn vrouw toegestaan de hertogstitel te dragen maar haar eventuele kinderen zouden niet als koningskinderen bejegend mo gen worden. De Hertogin van Windsor be schrijft ons in haar mémoires hoe Edward het bericht ontving: David hoopte, dat zijn familie een minder stroeve houding zou aannemen. zodra de kroning maar eenmaal voorbij was, en dat althans enkele leden daarvan tegenwoordig zouden zijn bij de huwelijkssluiting. Maar er hing hem alweer een we süae boven het hoofd, en wel een die bijzonder vernederend was voor hem. Sir Ulick Alexan der, zijn voormalige Keeper of the Privy Purse en een trornv vriend van hem, belde David op om hem te vertellen, dai Walter Monckton naar de bruiloft kwam en een brief van de koning mee bracht, waarin ,,niet veel goeds" stond als ik me de woorden wel herinner. In deze brief deel de de Koning mede, dat de eer- ste-ministers van Engeland en de Dominions als hun mening te kennen hadden gegeven, dat Da vid door afstand te doen van de troon, ook afstand had gedaan van zijn koninklijke titels. Aan gezien hij niet meer voor opvol ging in aanmerking kwam, had hij volgens de Koning verder ook het recht op de titel „Konink lijke Hoogheid" verloren. Maar de Koning wilde hem in het genot daarvan laten en maak te hem dientengevolge opnieuw tot Z.K.H. Hij voegde er evenwel aan toe, dat hij op grond van de Letters Patent van Koningin Vic toria niet bevoegd was deze titel ook uit te breiden tot zijn vrouw. De Koning besloot met de hoop uit te spreken, dat deze pijnlijke stap, waartoe hij genoodzaakt was geweest, niet als een „bele diging" zou worden opgevat. Da vid zou voortaan Zijne Koninklij ke Hoogheid de Hertog van Wind sor heten, terwijl ik alleen maar de hertogin van Windsor zou zijn. Dit besluit kwam er op neer, dat men het mij in strijd met elke traditie onmogelijk maakte mijn plaats naast mijn koninklijke echtgenoot in te nemen, terwijl ook aan de eventuele nakomelin gen uit ons huwelijk deze titel werd onthouden. David was woedend over deze brie! Hij riep uit: ..Ik ken Ber tie ik weet, dat hij deze brief niet op eigen initiatief had kun nen schrijven. Waarom doen zij mij dat in Gods naam op dit ogenblik aan?" Het gemaakte verschil tussen ons beiden kwam mij niet bijzon der belangrijk voor. Maar niets in heel de nasleep van de troon afstand heeft David meer ge griefd dan deze nodeloze hatelijk heid.... Hij kon het niet over zijn hart verkrijgen zijn broer de schuld te geven, daar deze. zoals hij wist. voor een krachtige druk was bezweken. Maar dit optre den had todh een latere verkoe ling tussen beiden ten gevolge. Het is een open vraag, of het op treden van de Koning op dit punt juridisch gerechtvaardigd was In ieder geval is deze slagboom een feit, en zolang dat het geval is. zal David nimmer tot een ver zoening bereid zijn." (pag. 325- 326) Van geheel andere aard was het verrassende feit dat vlak voor de huwelijksdag bekend werd dat één geestelijke van de Engelse kerk. op eigen initiatief, bereid was het huwelijk van Ed ward kerkelijk in te zegenen, hoe wel hij huwde met een geschei den vrouw. Anderson Jardine, die conform het Anglicaanse kerkrecht niet gerechtigd was dit huwelijk te voltrekken, ontving direct na zijn aankomst in Frankrijk van de bisschop van Durham het volgen de telegram: ,,U bezit geen epis copale vergunning of toestem ming om de hertog van Windsor en mevrouw Simpson in de echt te verenigen. Aangezien uw ver gunning is ingetrokken, bent u niet bevoegd en niet in staat, dit huwelijk op wettige wijze in te zegenen". Bishop Fulham. die verantwoor delijk xs voor de Anglicaanse Kerk op het vasteland van Noord en Centraal Europa, publiceerde nog tevens de volgende verkla- ring: „Indien het waar is dat de eerwaarde heer Anderson Jardi ne op zich heeft genomen het kerkelijke huwelijk van de Her tog van Windsor in te zegenen, dan wenst Bisschop Fulham, on der wiens jurisdictie de gehele Anglicaanse Kerk in Frankrijk valt, te verklaren, dat deze pries ter hiertoe overgaat, zonder dat de bisschop daarin heeft toege stemd, of er zelfs iets van weet". Aan de Europese journalisten verklaarde de geestelijke na zijn aankomst in Frankrijk, dat hij uit eigen beweging, en „slechts gehoor gevend aan de stem van zijn geweten" de hertog van Windsor had aangeboden zijn hu welijk kerkelijk in te zegenen. De hertogin van Windsor schreef over deze gebeurtenis in haar mémoires: „Toen gebeurde er iets prettigs. Herman ontving een brief van de predikant van de St. Paul te Darlington, ds. R. Anderson Jardine, die aanbood om naar Frankrijk te komen ten einde ons huwelijk te voltrekken. David was in de wolken en belde George Allen in Londen op om hem te verzoeken, contact op te nemen met deze geestelijke, en indien George een gunstige in druk van hem kreeg, meteen de nodige maatregelen te treffen, op dat ds. Jardine naar Candé zou kunnen komen. De dag voor de bruiloft arriveerde hij daar. Naar uiterlijk en wijze van optreden scheen het een typische platte landsdominee te zijn. Ik vond het nogal dapper van hem om een schrobbering van zijn bisschop te riskeren door ons te trouwen. Da vid en ik ontvingen hem dan ook dankbaar als een man Gods", (pag. 324) Het is merkwaardig dat ook uit dit voorval blijkt dat de Windsors nimmer enig begrip hebben ge had voor regels en mores, mits alles slechts liep gelijk zij het wensten. Dat ds. Jardine niet al leen ongehoorzaam aan zijn bis schop was, maar ook het Engelse kerkrecht overtrad, was iets dat bij de Windsors niet scheen te tel len. Een merkwaardige houding voor de hertog, die eens de voor naamste „wethouder" van Enge land was geweest, en voor de hertogin van Windsor, die meende dat zij geschikt zou zijn geweest om als koningin van Engeland op te treden! Huwelijksdag Op dinsdag 18 mei was het con tract der huwelijkse voorwaarden opgemaakt, gebaseerd op de scheiding der goederen. Op don derdag 3 juni, op een stralende zomerdag, vod op Chateau de Candé te Monts de huwelijks plechtigheid plaats van de hertog van Windsor, eens koning Ed ward VIII van Engeland. Eén dag stond het 1485 inwo ners tellende Franse dorp in het centrum der wereldbelangstel ling. De weinige hotels waren propvol met buitenlanders, die echter weinig van de huwelijks plechtigheid konden meemaken, want de dag van het huwelijk waren de toegangswegen tot het kasteel over een breedte van 10 km afgesloten. De huwelijkssluiting was voor de inwoners van het doip echter een geweldige gebeurtenis. Over al in het dorp Monts stak men de Op de morgen van de huwe lijksdag ontving het bruidspaar niet minder dan 20.000 brieven. En dat waar het dorpje slechts 1 postbode en 1 hulppostbode ken de. Zij hadden reeds 16 uur ex tra moeten werken voor de ver zending van de zeer vele huwe- lijkskaarten die de hertog had verstuurd. Naast enkele genodigden woon den slechts de leden van het kas- teclpersoneel de huwelijksplech tigheid bij. Het huwelijk werd op donderdagmorgen 11.45 voltrok- Het aantal l.o.-leerkrachten, dat op het stuk tan Peter Smid: ,JHet probleem van de onderwijzer cn de normale mens" heeft gereageerd is zó groot, dat we A beslist niet alle brieven kunnen meenemen, B uil de vele post dus regels moeten lichten en C er zelf bij inschieten, omdat er geen punt komma aan uit krantenpapier meer voor de ruimteredac tie overblijft. Geen „Ruimte voor om" dus deze ueek, temeer daar we voor de Jou-af- deling" een vrij lang stuk binnenkregen, dal we toch in z'n geheel wilden meenemen. Eerst echter het woord aan de schrijvende onderwijzers in: W I ken door de burgemeester van Monts. die tevens de arts van het dorp was, de heer Mercier. De muziekzaal van het kasteel was in een kapel herschapen, en hierheen togen, na de huwelijks voltrekking door de burgemees ter, het bruidspaar met zijn gas ten om 12 uur, waar ds. Jardine het huwelijk kerkelijk bevestigde. De hertog was in jacquet gekleed de bruid in het blauw. Voor de hertog trad majoor Metcalfe als getuige op. voor de bruid fungeerde Mr. Rogers als getuige. Daarna vierde men met cham pagne en gebak 's middags het huwelijksfeest. De Franse minis ter-president Léon Blum zond een schitterende bloemenmand. Om 6.15 vertrok het bruidspaar die middag via Venetië naar Oostenrijk, naar kasteel Wasser- leonburg. De hertogin van Windsor schreef over deze dag in haar mémoires slechts het volgende: „Qp schorlc mij ten huwelijk, moet een ontzaglijk gevoel opluchting voor hem zijn geweest, dat hij de verantwoordelijkheid voor mij aan een ander kon over dragen. Hier wil ik er alleen van zeggen, dat het een ogenlblik van opperst geluk was. Alles wat ik had doorgemaakt en geleden, was vergeten", (pag. 328) Blijvende strijd Maar reeds tijdens de huwe lijksreis kwamen de overwegin gen inzake al wat tot deze dag geleld had. De hertogin merkt hierover in haar mémoires op: „Slechts één ding wierp een scha duw over ons geluk. Nadat de eerste vreugderoes van het weer samenzijn en elkaar ontdekken voorbij was, vervielen we onver mijdelijk in nabetrachtingen over de gebeurtenissen, die tot de troonsafstand hadden geleid. Ik veronderstel dat het zo wel zal rijn gegaan met alle paren, die een hevige crisis hebben moeten doormaken. „Had ik maar dit ge daan en als jij dat maar had gedaan wanneer ik maar had geweten...." Dat eindeloze steeds opnieuw doorleven van een on herroepelijk verleden werd bijna tot een obsessie, tot David op een avond wanhopig zei: „Schat, wanneer we op deze manier voortgaan, zullen we het nooit eens worden. Laten we er dus lie ver maar een streep onder zet ten". We beloofden elkaar plech tig nooit weer over de troonsaf stand te zullen beginnen en we hebben het tot op de dag van heden ook niet meer gedaan", (pag. 327) Engeland, het hof en het kabi net bleven inmiddels voor goed afwijzend staan tegenover het hu welijk van de hèrtog van Wind sor. Ook in Engelands moeilijkste jaar, in 1940, toen de hertog en zijn vrouw in Spanje strandden, en zij hoopten dat Engeland ver geten en vergeven zou. vooral nu Winston Churchill aan de rege ring was, bleek er geen verande ring mogelijk in de houding je gens het hertogelijk paar. De hertog van Windsor bood Churchill zijn diensten aan, maar vroeg tevens zijn volle rechten op als koninklijke Prins, alsmede een gelijkwaardige positie van zijn vrouw in het Engelse publle- Hij eiste op dat moment dat koning George VI, al was het slechts één keer, ook de hertogin van Windsor ten hove zou ontvan gen. Maar men weigerde pertinent. Men bood de hertog het gouver neurschap aan van de Bahama- eilanden, ver weg van Londen en het Hof. Maar zonder enige ont vangst ten hove vooraf. De posi tie werd aanvaard, maar toen hij later een andere, meer centrale post vroeg, bood men hem de Bermuda-eilanden aan, een ge bied dat evenzeer was gelegen in een uithoek van het Britse Em pire. De hertog wees deze nieuwe functie af. De hertog mocht in de vijftiger jaren als broer en zoon zijn plaats innemen in de begrafenis stoet van koning George VI en koningin Mary, maar standvastig bleef Engeland in zijn afwijzing van de hertogin. En zo is het tot op vandaag ge bleven Ambteloos bleef de hertog over de wijde wereld rondzwerven met zijn vrouw, zoekende naar er kenning van zijn positie, een er kenning echter die hem niet ge schonken werd. omdat hij en zijn vrouw weigerden te veretaan wel ke de gevoelens waren die men in Engeland koesterde en bleef koesteren jegens de vrouw die met haar huwelijk aan Groot- Brittannië zijn koning had ontno- Nu. na vijfentwintig jaren, nu een nieuwe generatie over Enge land regeert, is hij de ballirvg go- bleven: en nu de hardwerkende koning George VI is heengegaan, die op zo nobele wijze de plaats van Edward VHI innam, schijnt ia. het trotse onmogelijker dan ooit. Het hoofd van de Herv. School in Stel lendam, de heer D. J. Minderhoud, vindt dat Peter niet mag generaliseren. Natuur lijk zullen de onderwijzers-typen, zoals ze ln de krant gestalte hebben gekregen, nog bestaan. De onderwijzer van vandaag is echter iemand die zijn taak met liefde verricht. Hij staat niet meer boven, maar naast zijn pupillen. Ten slotte wenst hij Peter geluk toe met zijn „normaal" zijn. „Dacht je dat wij altijd precies weten waar Giethoorn ligt, hoeveel liter water er in een bak van lxlxl meter gaat, hoe deze vogel en die plant heet? Nee, dat weten we heus niet allemaal. Maar wél weet de onderwijzer van nü iets van muziek, tekenen, creatief spel en het sa menstellen van leerstofkernen. De mees ters die als „rotsblokken van kennis en overwicht" ter kerke schrijden, al glim lachjes en hoofdknikjes ten beste gevend, is het uitstervende ras der schoolmees ters; dat der onderwijzers is echter in de meerderheid", schrijft Ad van den Berg, die (uiteraard) onderwijzer is en in Wer kendam woont. Hij verzoekt Peter Smid beleefd doch dringend dit verschil tussen meester en onderwijzer niet te verwaar lozen. Hij verzoekt het zelfs de ruimte-re- daktie, waarbij we even willen aanteke nen dat „Ruimte voor jou" volledig voor de verantwoording komt van de „jou", die in deze hoek zijn of haar mening mag zeggen! Uit Den Haag komt van Koos Alkema (23 jaar) o.m. de opmerking dat hij het misselijk vindt dat, wanneer een aantal studenten eens een minder geslaagde grap uithaalt, er mensen zijn die dan direkt spreken van „die studenten". Dat een jong student als Smid zo „eng-hartig" over de onderwijzers meende te moeten schrijven, had de heer Alkema niet ver wacht. Peter moet overigens wel uit een begaafd geslacht komen als zijn jongere broer net van de lagere school nu al zijn „memoires" bijhoudt. „Zouden het niet de memoires van je grootvader zijn geweest?" wordt gevraagd aan Peter, die volgens deze briefschrijver wellicht wat moeilijk uit zijn puberteit kan komen. Koos Alkema roept hem wat dit laatste betreft bemoedigend toe dat het met moed houden vast wel lukken zal. Een ge pensionnee rd schoolhoofd, dc heer T. Tij nistra uit Lelden neemt het wel héél hoog op. Hij vindt Peters brief een onze kant. „Een stukje mertijd? U moet wel uw hoofd hebben de komkom- komkommersap in dit te durven plaat- lichten we uit déze brief. (Zoals reeds gezegd blijft ruimte voor jou dc verantwoording van de jou. in dit ge val Peter Smid, die deze hoek vult!). De heer J. G. C. H.. de heer E. J. de Boer en de heer W. Bos, belden te Voor burg, een onderwijzeres uit Rotterdam, Nanneke Roest uit Leiderdorp (kleuter leidster), én de ongeveer vijftien andere schrijvende onderwijzers kunnen we (he laas) niet meer aan het woord laten. Sa menvattend zouden we willen zeggen, dat men als één blok de onderwijzer anno 1962 een heel andere figuur vindt dan de meester van vroeger en dat Peter wordt beschouwd als een student die on danks zijn nog jeugdige leeftijd blijkbaar jaren achterloopt. Waarmee Peter het zo gezegd kan doen en waarmee wij de zaak dan maar willen afsluiten. Wie hierna nog dringend iets wil zeggen.... hij of zij kennen ons adres! DE EEUWIGE VROUW (2) Nog even een paar regels over de „eeuwige vrouw", die ons altijd maar weer glimlachend vanaf de advertentiepa gina's er toe wil bewegen vooral dit of dat toch te kopen (ruimtereacties van twee weken geleden). Wel, ook de heer D. M. Biesheuvel uit Hoogvliet is niet van deze dame gecharmeerd. Om door middel van sex z'n waren aan te prijzen vindt hij niet alleen zo-zo, maar ook veel te Amerikaans. Wat ons (al gegeven) antwoord op dit probleem betreft; zó on vriendelijk zijn we toch niet geweest, mijnheer Biesheuvel? tussen het bniidS' paar van vijfentwintig jaar gelc- Britse Empire Voorlopigzonder commentaar onzer zijds een stuk van Leonard F. Mak, dat naar ons gevoel roept om uw en jouw éérlijke mening over het probleem, dat hij hier aansnijdt onder de titel: <A 0) t Enige tijd geleden wijdde drs. G. Pu- chinger in zijn artikelenserie „De wereld 25 jaar geleden" in dit blad een beschou wing aan de polemist E. du Perron. Wat daarbij vooral opviel, was dat Puchinger een objectief beeld gaf van Du Perrons betekenis voor onze letterkunde, objectief, in zoverre hij niet de banvloek over Du Perron uitsprak, door hem in het hoekje van de niet-christelijke en dus verwerpelij ke auteurs te drukken. Hij ging zelfs zover zijn lieve lezers zonder verder commentaar mee te delen dat Du Perron atheïst was. Wellicht dat de tijdsduur, die sinds Du Perrons optreden verstreken is, op het be trachten van deze objectiviteit van invloed is geweest, in ieder geval verdient Puchin- gers plausibele houding in dezen navol ging bij hen die zich geroepen voelen in een krant die onder een christelijke vlag vaart, contemporaine literatuur te beoorde len. Te vaak nog wordt door deze recen senten een uit literair oogpunt gezien on aanvaardbaar criterium gesteld, nl. de overweging of het besproken werk een al dan niet christelijke en dan liefst ortho dox-christelijke geest ademt. Het is het goed recht van een christelijke krant en men zou zelfs kunnen verdedigen dat het haar taak is om de lezer erop te wijzen dat „het geestelijke huis van het christe lijke westen wordt gesloopt", zoals C. Rijnsdorp onlangs deed of men het daar nu mee eens is of niet maar om een literair werk af te wijzen op grond van het feit dat het niet in het vakje „christelijke lectuur" past, is op zijn zachtst uitgedrukt wel wat vreemd. Dat sommige recer ten deze maatstaf echter nog steeds Alfred Koaamanns jongste roman „De Misdaad'. Aan het feit dat hij daarbij een bespre king van Prisma's Vreemde-woordenboek betrok, wat nog vreemder is dan Prisma's woordenboek, gaan we voorbij. Waar het hier om gaat. is nl. dat Risseeuw deze ro man verwerpt, omdat er een realisme uit zou spreken, dat met de Bijbel niet in overeenstemming is te brengen. Dit rea lisme is in het onderhavige geval de be schrijving van een masochist. „Wat", zo vraagt Risseeuw zich af. „kunnen auteurs als Kossmann ons na de Bijbel nog voor nieuws vertellen over het menselijk te kort?" En hij geeft zelf het antwoord al: ..Bitter weinig". „Maar wat", zo vragen wij ons op onze beurt af, „willen recensen ten als Risseeuw na de Bijbel dan nog voor nieuws horen over het menselijk tekort?" Risseeuw behoorde te weten dat de Bijbel voldoende uitsluitsel geeft over het mense lijk tekort en dat er in dit opzicht niet bit ter weinig, maar zelfs helemaal niets nieuws te vertellen ls. Kossmann kan dus wel ophouden met schrijven en niet alleen kiest, want met de Bijbel in de hand we ten we al genoeg. Kennelijk heeft de heer Risseeuw over het hoofd gezien dat het waarschijnlijk helemaal niet in de bedoe ling van Kossmann lag om iets nieuws te vertellen in de zin zoals bv. een krant dat doet. De schrijver heeft een probleem ge steld en dat op zijn wijze uitgewerkt; aan de criticus is de taak om te bepalen of hij daarin op bevredigende wijze is geslaagd, niet om na te gaan of de auteur iets ver teld heeft waarover de Bijbel hem in het onzekere liet. Te veronderstellen dat een schrijver daartoe in staat zou zijn, achten wij niet bijzonder christelijk. Om misverstanden te voorkomen zij er met nadruk op gewezen dat Risseeuw in zijn negatief oordeel over „Dc Misdaad" bepaald niet alleen staat Deze regels zijn ook niet als een apologie bedoeld. De be doeling ervan is slechts om aan te tonen dat de grond waarop sommige protestantse recensenten een roman afwijzen, geen al gemene geldigheid bezit. Ongewild werken zij er daardoor misschien wel aan mee dat literatuur, door protestanten geschre ven, naar objectieve normen beoordeeld be neden de maat blijft Dat met name jon geren. zoals Risseeuw met leedwezen con stateert. het genre literatuur als door Koss mann bedreven, als toonaangevend be schouwen, is niet zo verwonderlijk indien men bedenkt dat door protestantse schrij vers geen alternatief op gelijkwaardig ni veau wordt gesteld. Samenvattend kunnen wij stellen dat wij met betrekking tot de toekomst van de pro testantse literatuur weinig hoopvol gestemd zijn, zolang de critici in het eigen kamp de ogen gesloten houden voor het feit dat Alfred Kossmann. ondanks het mislukken van zijn Jongste roman, een belangrijker schrijver is dan verschillende anderen uit wat we de „erkende" reeksen zullen noe men. En bij de mogelijkheid dat zij dit over 25 jaar wel zullen inzien, zijn wij nu niet gebaat LEONARD F. MAK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1962 | | pagina 17