KAKEL AFPEL /Meesterwerken uit Je/ft De hel met de 9 deuren JE Hollands derde stad - eertijds centrum van godsvrucht en kunst ZONDAGSBLAD ZATERDAG 16 JUNI 1962 J^ETAIL van het tapijt „Darius en Prexaspeseen bijzonder levendige voorstelling in de serie ,JDe geschiedenis van Cyrus", geweven naar patronen van Karei van Mander de Jongewaarschijnlijk in diens eigen weverij, die hij dreef in het St. Anneklooster na van 1608—161S als tekenaar te hebben gewerkt voor Spiering. Het 334 x 466 cm grote gobelin is eigendom van de Zweedse koning. SCHRIJVEN EN WONEN IN ONRUST Romanuitgaven van Stols ken merken zich allereerst door een voornaam doch handzaam for maat en doorgaans ook door een xeker niveau. De uitgeverij biedt ook kansen san jong»?<re auteurs voor wie het schrijven van een roman of een novelle nog iets meer betekent dan een eerlijke broodwinning. Al zou ik het niemand euvel i villen duiden zich met het ichrij ven van romans in zijn on derhoud te voorzien, itoch is dit, in een klein land als het onze éen vrij hachelijke zaak, tenzij men zich bepaalt tort het feuille tongenre. Maar ook dan is het plichtmatig moeten schrijven toch m.i. niet minder kwellend een noodgedwongen admini stratieve betrekking. Een voor aanstaand auteur als Mr. F. Bor- dewijk bleef advocaat omdat het Ab Visser, die met zijn roman „De hel met negen deuren" een serie semi-autobiografische ro mans afsluit, is het type van een Nederlands auteur die het tot nu toe (hoe dan ook) heeft klaarge speeld van zijn pen te leven. Daarvoor moest hij vaak feuille- chrijven voor geïllustreer de weekbladen, wat voor de dichter en novellist die Ab Vis- huis uit is zeker niet altijd een aangename bezigheid zal zijn geweest, hoewel hij ook dat genre met vakmanschap be oefende. Zijn labiele gezondheidstoe stand. waarover hij ook in dit boek vaak openlijk en op ironi sche wijze schrijft, heeft hem waarschijnlijk geen andere keus gelaten. Afscheid Ab Visser behoorde aanvanke lijk tot de z.g. protestantse jon geren. doch heeft zich langza merhand van het milieu waaruit hij kwam, losgemaakt. Een der vele jongere kunstenaars om welke redenen dan ook, duidelijke afscheidsbrief heb ben gegeven aan de protestantse orthodoxie. Bekijken we nu Ab Vissers laatst verschenen roman. dan kunnen we er helaas niet veel opwekkends over zeggen. Wèl is hij nog altijd een boeiend ver teller. Dat willen we vóór alles vaststellen. Hel hele verhaal speelt zich in één middag en avond af. De hoofdpersonn, de schrijver Johan Rutgers en zijn vrouw Jeanette, zijn juist tot de slotsom gekomen dat zij, na ve le jaren te hebben rondgezwor ven nu eindelijk een urgentie- verklaring voor een eigen wo ning moeten hebben öf zullen moeten scheiden. Tijdens de af wezigheid van zijn vrouw maakt Johan een ordinaire ruzie met de hoofdbewoonster van het huis waarin zij onderdak hebben (ge meenschappelijke keuken!' en wordt de lezer met de neus op een treiterige situatie gedrukt, zoals inwoning" die kan opleve ren. Johan geeft, nadat hij be dreigd is, mevrouw Becking een flinke klap en gaat dan mis moedig op de thuiskomst van zijn vrouw wachten. Van praten komt niets want er komen onverwacht oude vrienden op bezoek die blijven eten. Ter wijl Jeanette het eten klaar maakt, gaan de mannen in de buurt borrelen en daarna krij gen we dan het bekende recept van een artistenfuif met keihar de dialogen, gebroken glazen, ge scharrel in de badkamer en vo merende gasten. Op de achtergrond is er de onrust van Johan waarom me vrouw Becking zich zo koest houdt. Deze onrust komt echter net iets té vaak om de hoek kij ken om de lezer niet het sterke vermoeden te geven dat er iets met de kamerverhuurster mis is. De ontknoping is dan ook nau welijks een verrassing. De hart- Ktiënte blijkt tenslotte dood op ar divan te liggen, waarna Jo han onmiddellijk de politie belt. Heeft hij haar vermoord of we gezichtspunten opent op het menselijk tekort. Van geheel ander kaliber is de (eerste?) roman van Harrie Kap- teijns. Deze auteur werkt niet op de traditionele wijze zoals Ab Visser, die weet hoe hij een ver haal moet schrijven dat iedere gemiddelde lezer kan boeien. Nee, Harrie Kapteijns filosofeert eerst enige tientallen bladzijden over de vraag hoe ènderen de door hem te beschrijven figuur van de jonge Van Overbeke zou den beschouwen. Als hij dan op bladzijde 56 eindelijk met zijn verhaal zal beginnen, vraagt hij aan de lezer: ..Waarom leest u eigenlijk een boek, dit of een an der? Om aan u zelf te ontsnap pen, laat het langs een oever zijn. U wilt een verhaal. Waar om? U wilt weten, wat allemaal had kunnen gebeuren in uw le ven. U bent de kat met de ze ven levens. Alles wat u niet ge durfd hebt. daarvoor krijgt u weer een kans." Enfin, na deze wel rake ont boezeming, volgt dan het ver haal van drie mensen die, zoals de flap zegt: ,,op eigen wijze in conflict komen met het normbe sef van de hen omringende we reld, omdat zij hun individuele vrijheid ten koste van alles wil len handhaven." Harrie Kapteijns blijft evenwel vermoeiend veel óver zijn figu ren praten, waardoor hij de le zer eigenlijk het uitzicht be neemt. Dit in tegenstelling met de manier van schrijven van Ab Visser, die zijn mensen uitbeeldt zoals hij ze ziet en de conclusie aan de lezer overlaat. Kapteijns daarentegen blijft het gehele ver haal tussen zijn figuren en de le zer in staan, alsmaar mediteren- vind ik zijn verhaal, dat tenslot te toch nog een verhaal wordt, als getuigenis van een worste ling om de waarheid, om zelf kennis, van groter waarde dan de roman van Ab Visser. ECHO VAN EEUWENOUDE GLORIE JBlIlllllllllllilllI y IJ DIE oog hebben voor kunstschatten uit een rijk verleden en speciaal degenen onder hen voor wie Delftse meesterwerken om welke reden ook een aparte bekoring bezit ten, zullen ongetwijfeld een be zoek aan Het Prinsenhof in hun zomerprogramma opnemen. Naar wat eens in belangrijk heid de derde stad van Holland was, superieur aan Rotterdam en 's-Gravenhage zijn voor en kele maanden uit alle windstre ken vele meesterstukken van geest en kunstvaardigheid te ruggekeerd om oude glorie een boelende „echo" te geven. Een echo, ja, want het glori euze van weleer is niet meer in volle omvang te reconstrueren. Ontelbare rijkdommen gingen verloren bij de grote brand op 3 mei 1536 die Delft op onge veer 300 huizen na verwoestte later tijdens de beeldenstorm (1566) en o.a. ook bij ..De Delft- se donderslag van 1654", toen 200 woningen met het kruitma gazijn aan de Paardenmarkt in de lucht vlogen, waardoor met honderden burgers de beroemde schilder Carel Fabritius het le ven verloor. Werd aldus veel vernield onder de mokers van rampen en ge weldpleging, menig gespaard ge bleven kunstwerk verkeert thans in zo wankele staat, dat trans port niet meer mogelijk is. Dit overwegende, mag de nu bijeen gebrachte collectie schilderijen, handschriften en incunabelen, go belins en andersoortige tapijten, prenten, zilverwerken en de vele vormen van Delfts aardewerk een boeiende afspiegeling van het verleden worden genoemd, ook al verdienen niet alle geëxposeer de voorwerpen het predikaat „kunstwerk". Schoonste glans De tot 15 augustus durende ten toonstelling vindt haar schoonste glans in de reeks tapijten. Nooit eerder werd naar aantal en kwa liteit een zo grandioos overzicht geboden. Wij willen dan ook al lereerst iets aanstippen omtrent de Delftse gobelinkunst, waarvan nu. mede dank zij een vorstelijk febaar van koning Gustaaf van weden schitterende voorbeelden zijn te zien. Het oudste tapijt van de collec tie is een .voorstelling van het beleg van geiden (1574), in 1587 afgeleverd door Joost Jansz. Lanckaert (uit Enghien), een kerkzanger die door de reforma tie brodeloos raakte en wever Lanckaert was de markantste figuur onder de wevers toen m it de Zuidelijke MISSIONARISSEN STICHTTEN WAARDEVOL MUSEUM Leven en expressie van Nederlanden, Francois Spiering naar Delft kwam. Waarschijnlijk zullen de meeste Delftenaars niet eens weten, dat een armoedig, nu grotendeels gesloopt krotten- complex met de naam Spiering straat herinnert aan het eertijds vermaarde Agnietenklooster en aan de man die daar. tussen Zuiderstraat en Gasthuislaan. Delft beroemd maakte als de stad waar de mooiste tapijten van de Noordelijke Nederlanden werden geweven. Ze zijn weer terug, nog steeds pronkend, vooral in het fascine rende cochenille-rood: een in Mi laan thuishorende Spiering uit de serie ..Gerusalemme liberata", dan ,,De overgave van Carthago" uit de Scipio-reeks naar grandio se tekeningen van Karei van Mander de Jonge (bezit van de Bank voor Handel en Scheepvaart in Rotterdam), en ,,De slag bii Bergen op Zoom", in 1595 op last van de Staten van Zeeland gele verd. welk kunstwerk na de ex positie wederom de provinciale bibliotheek te Middelburg zal sie- JHTT DE interessantste, te oudste schilderijen op de expositie in Delft behoort dit paneel van ,J)c meester Delft", met welke nood- of ver- legenheidsnaam de anoni boekverluchter en schilder uordt aangeduid die van omstreeks 1490 circa 1520 in deze stad werkte. De verder onbekende kunstenaar laat zich ondermeer herkennen ii de wijze waarop hij seer apart expressiviteit wist te bereiken door enige tan zijn figuren een weinig fraai, vaak zelfs dom gelaat te geven. In deze voorstel ling tan Jezus, afscheid new van Zijn moeder voordat Hij zich in de J or daan zal laten dopen, i dit o.a. het getal bij de vroui achter Maria. Wij leren de negers beter begrijpen via hun kunst HPE midden van een idylli sche vegetatie staat in Berg en Dal bij Nijmegen het Afrika-Museum, dat, na tot dusver regionaal van niet ge- Iring belang te zijn geweest, weldra zal uitgroeien naar het niveau van een voor de we- Itenschap bijzonder waardevol le instelling. De opzet van dit I museum is te danken aan verstandige missionarissen die profane en rituele gebruiks- I voorwerpen in him missiege- bied gingen verzamelen, niet om het oeroude levenspatroon van de bevolking te vernieti- Igen, maar om de zwarte mens in zijn leef- en denkwe reld beter te leren begrijpen. I Na enige jaren zelf voor de geldmiddelen te hebben gezorgd, I heeft de initiatiefnemende Con gregatie van de Paters van de H. Geest in 1958 een meer al- I gemene „Stichting Afrika-Mu- seum" gevormd. In hetzelfde jaar is met steun van deze con- Igregatie een moderne behuizing gebouwd. De betekenis van dc verzameling en niet minder de I groeiende belangstelling daar- I voor (jaarlijks 42.000 bezoekers) I hebben het Rijk en de Univer siteit van Nijmegen doen be sluiten, zich achter de stichting scharen, zodat het Naast genoemde ken zijn ook weefsels Spierings zonen (een sjabrak met wapen en monogram van Gus taaf Adolf II bestemd voor het paard des konings). van Maximi- liaan van der Gucht (o.a. een uitbeelding van de slag »ij Nieuwipoort) jonge Van Mander toegeschreven tapijt, naar patronen van deze vrijbuiterige zoon van de schrij ver van het „Schilderboeck", ge maakt in de tijd dat hij voor ei gen rekening werkte in het St. Annaklooster. Wie meer over de Delftse ta pijtkunst wenst te weten, raden wij ter lezing a£(n de Fhoenix- poeket „Verborgenheden uit het oude Delft", vlot en interessant beschreven door dr. Anne Berend- sen. conservatrice van „Het Prin senhof". Deze raad mag ook gel den voor wat betreft de andere ..rubrieken" van de tentoonstel ling. Het boekje biedt op loffelij ke wijze achtergrond voor veel van hetgeen de catalogus aan fei telijkheden vermeldt. Verkleind beeld Wij mogen hier volstaan met een samenvattende visie op het geëxposeèrde: na de praal en het vakmanschap van de tapijtkunst, valt de groep schilderijen wel te gen. Delft is op dit gebied groter geweest dan de tentoonstelling doet veronderstellen. Jaji Ver meer ontbreekt geheel (maar museumdirecteur D. Bolten hoopt in de toekomst een afzonderlijke tentoonstelling aan de meester te kunnen wijden'. Pieter de Hooch is niet met zijn meesterwerken vertegen woordigd: wat er van hem hangt, is hoogstens als tijdbeeld interes sant. Van Fabritius is slechts de man met de helm aanwezig, doch dat is dan ook een kostelijk werk. uitgebreid. Dat het museum in zijn hui- Idige omvang en inrichting een bezoek ten volle waard is, be wijst de nu lopende expositie I „Afrika Leven Expres sie". De kostbare collectie die prachtige en unieke stukken rijk is, is gebaseerd op de vier ele- I veld, Jan van Scorel en Maarten van Heemskerk. Schaarse uitschieters vormen de panelen van de Meester van Delft), van diens tijdgenoot de Meester van Delft en een verruk kelijke „St Olofssteeg" (Amster dam) van de zeventiende-eeuwse Jacobus Vrel. Van Miere- Winstpunt Aan de nu wel overbekende situaties waarin het bed en. de onmisbare te k boeien, ontbreekt het ook in dit boek niet. Toch is er een winstpunt: in dit verhaal wordt niet alleen maar instinctief geleefd maar ook geworsteld met de vraag van het waarom en waartoe. Ik weet niet of deze beschou welijke manier van vertellen toekomst heeft. Het lijkt mij twijfelachtig, maar ook in het proza is er een duidelijke ver schuiving waar te nemen van de naturalistische roman naar het beschouwende verhaal. Geen wonder dat de oudere generatie vaak teruggrijpt naar de echte vertellers van voor 1940. Het is m.i. altijd nog een gro ter kunst de lezer door de han delingen der personen tot een eigen conclusie te laten komen. De echte verteller zal zich er voor wachten telkens de gang van zijn verhaal tc onderbreken door commentaar, tenzij dit op zulk een aanvaardbare. organi sche wijze gebeurt dat de lezer er niet door gehinderd wordt. Maar dat is een kwestie van vakmanschap. Elk genre roman is acceptabel, behalve het verve lende. Een vervelend verhaal zou ik ..Wonen in onrust" zeker niet willen noemen! De voortreffelijk gevonden titel dekt de inhoud volkomen. De auteur durft zelfs een 'betrekkelijk) happy end aan. Maar het is wellicht goed er op te wijzen dat men hier niet met een gewone roman te doen heeft. Men moet er ook zijn hersens bij gebruiken. Wat eigen lijk weer op een verdienste wijst. Het is maar de vraag: wat ver langt u van een roman? P. J. RISSEEUW Ab Visser. De hel met ne gen denren Harrie Kapteijns, Wonen ln onrust Uitgeverij A. A. M. Stols-J. P. Ba rib, 's-Gravenhage vecht mei vetf in onbeduidende showfilm J^E kostbaarste maar niet zo best geslaagde grap van het jaar is Jan Vrijmans film die pretendeert ,.De werkelijkheid van Karei Appel" te tonen. Even slordig als de „dynamische" schilder omspringt met zijn verf, heeft het ministerie van on derwijs, kunsten en wetenschappen gesmeten met een kleine honderdduizend gulden om een vijftien minuten durend film pje te gebruiken als donderend reclamekanon achter een „bar baarse krachtpatser" die vóór alles een handige jongen is. In tegenspraak met de ernst waarmede het cinematografisch in niets bijzonder opwallende filmpje wordt omgeven, zijn de eerste (Parijse) beelden, o.a. van een „vuurvreter", die de eindindnik blijken te bevestigen, namelijk dat wij de gehele ver toning rustig als een kermis attractie kunnen beschouwen. Wij waren uiteraard het meest benieuwd of d>e filmma kers enig inzidht zouden kunnen versohanen omtrent Karei Ap pels ideeënwereld, de geestelijke achtergrond en zijn inspiratie bron. Ze zijn er niet in geslaagd. Hetgeen de camera's hebben vastgelegd, ondermeer het dwa len van de schilder over een metaalsloperij, is te onbeduidend om er ook maar een greintje „geest" aan toe te kennen. Wat er overblijft, is een vluch tige kijk op een hevig aardgc- bonden oermens die in ziedende verf-drift zijn materie op het doek ranselt met slagersmessen en plat roffelt onder druipende huisschilderskwasten. Daarna valt hij opnieuw aan. nu met grote tubes, die, als kometen voortbewogen. kreunend hun verflijven leeg vomeren ter af ronding van een dolle actie. Dat is Appél, maar niet beke ken tot diep in zijn „klokhuis", dus evenmin „De werkelijkheid van Karei Appel". Karei mag dan een uitgekookte jongen zijn die met nogal onbehouwen a- plomb de moderne-kunstaanbid ders voor de gek houdt, zijr. ware niet verfilmde aard moet andere aspecten bezitten. Misschien is hij. op de stan bekeken, wel een ..bellefleurtje", fris. sappig en gezond. In dal geval is zijn ware persoonlijk heid zeker niet gediend met dein film. Hij verstevigt echter zeil de halfzijdige indruk die de film van hem geeft door de beelden van cameraman Eduard van dei: Enden te voorzien van eigenhan dig opgewekte, het gehoororgaan martelende electronische klan ken, die hij (terecht) „musique babbare" noemde. In het Stedelijk Museum van I Amsterdam zijn tot 25 juni de schilderijen te zien, die Karei I Appel vervaardigde tijdens da 1 drie weken durende filmop- i namen in het Baarnse kasteel ..Groeneveld". Sommige doe- I ken slagen er, beter dan de film, in te overtuigen van Ap- pels kleurgevoeligheid en van lijn compositorisch en decora- Kürel mU aan' ,mo°,r tief talent. Drukkunst Subliem getekende en versier de handschriften getuigen van godsdienstige ijver en kunstzinni ge creativiteit in de vele kloos ters die Delft rijk was. Prachtig verluchte voorbeelden van de prill* drukkunst zijn hier even eens te bewonderen, o.a. van Ja cob van der Meer, de eerste Noordnederlandse drukker. die in Delft de eerste gedrukte bij bel deed verschijnen. Enige tientallen meesterwerken van zilversmeden (eerder in dit museum bijeengebracht) en bij na tweehonderd voorwerpen van Delfts aardewerk, geven de lief hebbers gelegenheid te over, zich te verlustigen in de weelde van nobele vormen en sublieme deco raties, scheppingen waarmede Delft, voor wat het aardewerk betreft, zijn roem tot op de hui dige dag heeft behouden. Dat pottenbakker^ en plateelschilders vooral in de achttiende eeuw, wel eens bedenkelijk schommelden op het te slappe koord van de kitsch zal de aandachtige beschouwer niet ontgaan. Op deze overigens bijzonder waardevolle tentoonstelling heb ben wij die elementen gemist, dlc voor de leek dc samenhang van de werken, de sfeer van de tijd waarin zij tot stand kwamen alsook de persoon en dc beteke nis van de makers zouden kun nen verduidelijken. Ons dunkt dat topografische en andere oude prenten hiertoe zeer veel zouden bijdragen zonder het cachet van de expositie tc schaden. TON HYDRA delijkt door foto's die hoe de negers leven en op wel ke wijze zij voor hun bestaan en hun religieus beleven ge bruik maken van deze elemen ten. De wijze van exposeren brengt dc bezoeker inderdaad dichter bij de Afrikaanse mens. Beter dan bij eon uitstalling zonder-meer wordt men iets ge waar van de ontwikkelingsgang van uiteenlopende stammen en rassen en ook van de pienter heid waarmee de neger de hem omringende materie aan zich weet dienstbaar te maken. Boeiend is het, te zien hoe uit de primitiviteit een drang naar verfijning aan den dag treedt en een in westerse ogen fasci nerende graad van kunstzinnig heid wordt bereikt. De exposi tie toont vele interessante voor beelden van ijzerbewerking, van vlechten, spinnen en weven en van een groot aantal andere „technieken", waarvan de ne gers zich bedienen om in veler lei materiaal uiting te geven aan hetgeen hun innerlijk be weegt. Het is een rijke creativi teit, die immer functioneel ge richt is. De meeste aantrekkingskracht oefenen op de bezoekers die voorwerpen uit die een rol heb ben gespeeld in de nog veelal duistere magie en bij religieuze gebruiken. Naast de attributen van de medicijnman, de bezwe- rings- en voorouderbeelden I (waarvan sublieme exemplaren I aanwezig zijn) biologeren vooral de spijkerbedden. De neger gelooft niet alleen I dat hij door het inslaan van I spijkers en andere scherpe voorwerpen angsten kan afrea- I geren en kwade invloeden ten goede kan keren, doch is er ook van overtuigd, daarmede ande- I ren te straffen, zelfs te do- I den. Dit laatste is een macht die aan de tovenaar van de stam wordt toegekend. Het spijkerbeeld waarvan wij I hier een foto reproduceren, heeft blijkens de vormgeving en I de eraan opgehangen voorwer- I pen (een slang en delen van een menselijk en een dierlijk ge- bit) bovendien een functie gehad op het gebied van de gezond heidszorg en het sexuelc leven. Wie bij een bezoek aan het Afrika-Museum het geluk heeft pater P. Verdijk, de directeur, pater G. Pubben, de conserva- I tor. of een van hun medewer- I kers te ontmoeten, kan er zeker van zijn, ongemeen fascineren- I de bijzonderheden te zullen ver- I nemen over leven en expressie van de Afrikaanse mens die thans door missie en zending op een andere wijze wordt benaderd dan in het verleden vaak het geval was. TON HYDRA In de sfeer van ongeveer C. Johan Schreurs toont in zijn bundel De morgen is al opgestaan een juiste kijk op zijn eigen talent en werk te bezitten wanneer hij dicht: Soms moet ik zoeken naar de zal hem in het driest ge- TON HYDRA vecht niet kunnen volgen. mijn hart zingt wel een kort begin maar tonen zijn nog geen accoorden Soms is het verzen schrijven: zuchten het dolen in een vreemde schacht het houden van een vroege het menselijke vaak ontvluch ten. (De bundel is een uitgave van N.V. Uitgeversmaatschappij De Graafschap, Aalten.) De conse quentie van dit inzicht zou zijn geweest om de terminologie van de dichter te gebruiken al leen die verzen op te nemen die ..accoorden" zijn en de „tonen" te verwerpen. Juist omdat het soms werkelijk verzen schrijven is. zoals de tweede strofe roerend onbeholpen zegt. Een moeilijke situatie: een talent te bezitten, dat maar hier en daar die naam werkelijk waard is en dan nog van beschei den kaliber blijkt te zijn. Ik zou hem willen vergelijken met Nel Veerman, maar die heeft toch meer zelfkritiek en schrijft raker. In het algemeen lijken mij de vrije verzen het best geslaagd en de gedichten met min of meer streng metrum en rijm beneden de poëtische maat. Niet waar, dit is toch leesbaar (uit het gedicht „Het weerlicht reeds"): er staan rode wolken boven de zee er staan rode wolken boven de mensen en zij die staan aan de schei ding MM| 1 vers op de lezer maakt. Het fi waarlijk niet van vandaag of gis teren dat een dichter zijn beel den als werkelijkheden presen teert: „een leger van afgezanten maakt zich gereed tot een slag". Schreurs zegt toch ook: ..de re gisters der htetorie", al ligt de zaak hier niet precies gelijk, maar zelfs een begrip als „nisto- rie" is in wezen een beeld. Na een betrekkelijk goed vers als „Kraanvogels" in vrije vorm", komt een gedicht dat toch zeker niet had mogen worden opgeno- We gaan voorbij aan daagse dingen en zien daarin dan God niet meer we merken niet dat vogels zingen en bloesems bloeien tot Zijn eer. In zulke inferieure verzen, of liever niet-verzen, duiken natuur lijk de ontroering suggererende puntjes weer op, onmiskenbaar teken van machteloosheid. Jam mer dat de verzen die het hoofd boven water kunnen houden, ver in de minderheid zijn en dat zelfs die vrijwel nergens gaaf blijken te wezen. Ik geef Schreurs nog wel een kans, maar dan alleen in dien hij strenge zelfkritiek be tracht en erin slaagt precies te zeggen wat hij voelt en bedoelt. Niets irriteert op den duur zo als het eeuwige ongeveer. Zelfs een bekend Grieks woord als agapé heeft hij niet nagekeken en spelt het als agabé, tot tweemaal toe in het vers (bl. 53) en nog eens in de inhoudsopgave. C. R. ten zich gereed maakt tot een slag en eer zich de dag zal hebben laten inschrijven in de registers der historie zal het noodweer zijn losge broken over de horden van de haat en het flulst'ren houdt aan: joden zeggen de stemmen blanda's spreken de winden negers schrijft het licht en het licht komt in de schachten de stemmen dalen in de plan tages de wind waait over de mark ten want het weerlicht is reeds Zelfkritiek zou hier het „alsof' hebben geschrapt, want „alsof" betekent: het Is niet zo. maar het lijkt erop. cn deze bekentenis is dodelijk voor de indruk die het En zijn spoor verdween En zijn spoor verdween, door Paul Oram. Uit het Deens ver taald door J. A. F. Wolf son - Eyssell. Uitgave Ad. C. M. Stok, Zuldh. uitg. mij., Den Haag. Men zou het een arcadische ro man kunnen noemen, dit vlot ge schreven werk van de Deense auteur Paul 0rum. Het is de ge schiedenis van een man. een journalist, die zich niet opgewas sen voelt tegen de problematiek van het grote-stadsleven, waar het egoïsme hoogtij viert. Hij trekt zich terug op het platteland en tracht als gewone landarbei der de vrede en rust te herwin nen. Het leven op het land heeft natuurlijk ook zijn problemen, maar deze zijn van een andere orde. En met de vrouw, die hij evenals zichzelf heeft hervonden, weet de journalist dan de inner lijke stabiliteit te veroveren. Het is een boek, dat weldadig af steekt tegen de hedendaagse lite ratuur met tal van Idyllische be schrijvingen en nergens vervlak kend tot zoetclijkhcid.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1962 | | pagina 17