KAKEL AFPEL
/Meesterwerken uit Je/ft
De hel met de 9 deuren
JE
Hollands derde stad - eertijds centrum van godsvrucht en kunst
ZONDAGSBLAD
ZATERDAG 16 JUNI 1962
J^ETAIL van het tapijt „Darius en Prexaspeseen bijzonder levendige
voorstelling in de serie ,JDe geschiedenis van Cyrus", geweven naar
patronen van Karei van Mander de Jongewaarschijnlijk in diens eigen
weverij, die hij dreef in het St. Anneklooster na van 1608—161S als
tekenaar te hebben gewerkt voor Spiering. Het 334 x 466 cm grote gobelin
is eigendom van de Zweedse koning.
SCHRIJVEN EN WONEN IN ONRUST
Romanuitgaven van Stols ken
merken zich allereerst door een
voornaam doch handzaam for
maat en doorgaans ook door een
xeker niveau.
De uitgeverij biedt ook kansen
san jong»?<re auteurs voor wie het
schrijven van een roman of een
novelle nog iets meer betekent
dan een eerlijke broodwinning.
Al zou ik het niemand euvel
i villen duiden zich met het
ichrij ven van romans in zijn on
derhoud te voorzien, itoch is dit,
in een klein land als het onze
éen vrij hachelijke zaak, tenzij
men zich bepaalt tort het feuille
tongenre. Maar ook dan is het
plichtmatig moeten schrijven
toch m.i. niet minder kwellend
een noodgedwongen admini
stratieve betrekking. Een voor
aanstaand auteur als Mr. F. Bor-
dewijk bleef advocaat omdat het
Ab Visser, die met zijn roman
„De hel met negen deuren" een
serie semi-autobiografische ro
mans afsluit, is het type van een
Nederlands auteur die het tot nu
toe (hoe dan ook) heeft klaarge
speeld van zijn pen te leven.
Daarvoor moest hij vaak feuille-
chrijven voor geïllustreer
de weekbladen, wat voor de
dichter en novellist die Ab Vis-
huis uit is zeker niet
altijd een aangename bezigheid
zal zijn geweest, hoewel hij ook
dat genre met vakmanschap be
oefende.
Zijn labiele gezondheidstoe
stand. waarover hij ook in dit
boek vaak openlijk en op ironi
sche wijze schrijft, heeft hem
waarschijnlijk geen andere keus
gelaten.
Afscheid
Ab Visser behoorde aanvanke
lijk tot de z.g. protestantse jon
geren. doch heeft zich langza
merhand van het milieu waaruit
hij kwam, losgemaakt. Een der
vele jongere kunstenaars
om welke redenen dan ook,
duidelijke afscheidsbrief heb
ben gegeven aan de protestantse
orthodoxie.
Bekijken we nu Ab Vissers
laatst verschenen roman. dan
kunnen we er helaas niet veel
opwekkends over zeggen. Wèl is
hij nog altijd een boeiend ver
teller. Dat willen we vóór alles
vaststellen. Hel hele verhaal
speelt zich in één middag en
avond af. De hoofdpersonn, de
schrijver Johan Rutgers en zijn
vrouw Jeanette, zijn juist tot de
slotsom gekomen dat zij, na ve
le jaren te hebben rondgezwor
ven nu eindelijk een urgentie-
verklaring voor een eigen wo
ning moeten hebben öf zullen
moeten scheiden. Tijdens de af
wezigheid van zijn vrouw maakt
Johan een ordinaire ruzie met
de hoofdbewoonster van het huis
waarin zij onderdak hebben (ge
meenschappelijke keuken!' en
wordt de lezer met de neus op
een treiterige situatie gedrukt,
zoals inwoning" die kan opleve
ren. Johan geeft, nadat hij be
dreigd is, mevrouw Becking een
flinke klap en gaat dan mis
moedig op de thuiskomst van
zijn vrouw wachten.
Van praten komt niets want er
komen onverwacht oude vrienden
op bezoek die blijven eten. Ter
wijl Jeanette het eten klaar
maakt, gaan de mannen in de
buurt borrelen en daarna krij
gen we dan het bekende recept
van een artistenfuif met keihar
de dialogen, gebroken glazen, ge
scharrel in de badkamer en vo
merende gasten.
Op de achtergrond is er de
onrust van Johan waarom me
vrouw Becking zich zo koest
houdt. Deze onrust komt echter
net iets té vaak om de hoek kij
ken om de lezer niet het sterke
vermoeden te geven dat er iets
met de kamerverhuurster mis is.
De ontknoping is dan ook nau
welijks een verrassing. De hart-
Ktiënte blijkt tenslotte dood op
ar divan te liggen, waarna Jo
han onmiddellijk de politie belt.
Heeft hij haar vermoord of
we gezichtspunten opent op het
menselijk tekort.
Van geheel ander kaliber is de
(eerste?) roman van Harrie Kap-
teijns. Deze auteur werkt niet
op de traditionele wijze zoals Ab
Visser, die weet hoe hij een ver
haal moet schrijven dat iedere
gemiddelde lezer kan boeien.
Nee, Harrie Kapteijns filosofeert
eerst enige tientallen bladzijden
over de vraag hoe ènderen de
door hem te beschrijven figuur
van de jonge Van Overbeke zou
den beschouwen. Als hij dan op
bladzijde 56 eindelijk met zijn
verhaal zal beginnen, vraagt hij
aan de lezer: ..Waarom leest u
eigenlijk een boek, dit of een an
der? Om aan u zelf te ontsnap
pen, laat het langs een oever
zijn. U wilt een verhaal. Waar
om? U wilt weten, wat allemaal
had kunnen gebeuren in uw le
ven. U bent de kat met de ze
ven levens. Alles wat u niet ge
durfd hebt. daarvoor krijgt u
weer een kans."
Enfin, na deze wel rake ont
boezeming, volgt dan het ver
haal van drie mensen die, zoals
de flap zegt: ,,op eigen wijze in
conflict komen met het normbe
sef van de hen omringende we
reld, omdat zij hun individuele
vrijheid ten koste van alles wil
len handhaven."
Harrie Kapteijns blijft evenwel
vermoeiend veel óver zijn figu
ren praten, waardoor hij de le
zer eigenlijk het uitzicht be
neemt. Dit in tegenstelling met
de manier van schrijven van Ab
Visser, die zijn mensen uitbeeldt
zoals hij ze ziet en de conclusie
aan de lezer overlaat. Kapteijns
daarentegen blijft het gehele ver
haal tussen zijn figuren en de le
zer in staan, alsmaar mediteren-
vind ik zijn verhaal, dat tenslot
te toch nog een verhaal wordt,
als getuigenis van een worste
ling om de waarheid, om zelf
kennis, van groter waarde dan
de roman van Ab Visser.
ECHO VAN
EEUWENOUDE
GLORIE
JBlIlllllllllllilllI
y IJ DIE oog hebben voor
kunstschatten uit een rijk
verleden en speciaal degenen
onder hen voor wie Delftse
meesterwerken om welke reden
ook een aparte bekoring bezit
ten, zullen ongetwijfeld een be
zoek aan Het Prinsenhof in hun
zomerprogramma opnemen.
Naar wat eens in belangrijk
heid de derde stad van Holland
was, superieur aan Rotterdam
en 's-Gravenhage zijn voor en
kele maanden uit alle windstre
ken vele meesterstukken van
geest en kunstvaardigheid te
ruggekeerd om oude glorie een
boelende „echo" te geven.
Een echo, ja, want het glori
euze van weleer is niet meer in
volle omvang te reconstrueren.
Ontelbare rijkdommen gingen
verloren bij de grote brand op
3 mei 1536 die Delft op onge
veer 300 huizen na verwoestte
later tijdens de beeldenstorm
(1566) en o.a. ook bij ..De Delft-
se donderslag van 1654", toen
200 woningen met het kruitma
gazijn aan de Paardenmarkt in
de lucht vlogen, waardoor met
honderden burgers de beroemde
schilder Carel Fabritius het le
ven verloor.
Werd aldus veel vernield onder
de mokers van rampen en ge
weldpleging, menig gespaard ge
bleven kunstwerk verkeert thans
in zo wankele staat, dat trans
port niet meer mogelijk is. Dit
overwegende, mag de nu bijeen
gebrachte collectie schilderijen,
handschriften en incunabelen, go
belins en andersoortige tapijten,
prenten, zilverwerken en de vele
vormen van Delfts aardewerk een
boeiende afspiegeling van het
verleden worden genoemd, ook
al verdienen niet alle geëxposeer
de voorwerpen het predikaat
„kunstwerk".
Schoonste glans
De tot 15 augustus durende ten
toonstelling vindt haar schoonste
glans in de reeks tapijten. Nooit
eerder werd naar aantal en kwa
liteit een zo grandioos overzicht
geboden. Wij willen dan ook al
lereerst iets aanstippen omtrent
de Delftse gobelinkunst, waarvan
nu. mede dank zij een vorstelijk
febaar van koning Gustaaf van
weden schitterende voorbeelden
zijn te zien.
Het oudste tapijt van de collec
tie is een .voorstelling van het
beleg van geiden (1574), in 1587
afgeleverd door Joost Jansz.
Lanckaert (uit Enghien), een
kerkzanger die door de reforma
tie brodeloos raakte en wever
Lanckaert was de markantste
figuur onder de wevers toen m
it de Zuidelijke
MISSIONARISSEN STICHTTEN
WAARDEVOL MUSEUM
Leven
en expressie van
Nederlanden, Francois Spiering
naar Delft kwam. Waarschijnlijk
zullen de meeste Delftenaars niet
eens weten, dat een armoedig,
nu grotendeels gesloopt krotten-
complex met de naam Spiering
straat herinnert aan het eertijds
vermaarde Agnietenklooster en
aan de man die daar. tussen
Zuiderstraat en Gasthuislaan.
Delft beroemd maakte als de
stad waar de mooiste tapijten
van de Noordelijke Nederlanden
werden geweven.
Ze zijn weer terug, nog steeds
pronkend, vooral in het fascine
rende cochenille-rood: een in Mi
laan thuishorende Spiering uit de
serie ..Gerusalemme liberata",
dan ,,De overgave van Carthago"
uit de Scipio-reeks naar grandio
se tekeningen van Karei van
Mander de Jonge (bezit van de
Bank voor Handel en Scheepvaart
in Rotterdam), en ,,De slag bii
Bergen op Zoom", in 1595 op last
van de Staten van Zeeland gele
verd. welk kunstwerk na de ex
positie wederom de provinciale
bibliotheek te Middelburg zal sie-
JHTT DE interessantste, te
oudste schilderijen op de
expositie in Delft behoort dit
paneel van ,J)c meester
Delft", met welke nood- of ver-
legenheidsnaam de anoni
boekverluchter en schilder uordt
aangeduid die van omstreeks 1490
circa 1520 in deze stad werkte.
De verder onbekende kunstenaar
laat zich ondermeer herkennen ii
de wijze waarop hij seer apart
expressiviteit wist te bereiken
door enige tan zijn figuren een
weinig fraai, vaak zelfs dom
gelaat te geven. In deze voorstel
ling tan Jezus, afscheid new
van Zijn moeder voordat Hij zich
in de J or daan zal laten dopen, i
dit o.a. het getal bij de vroui
achter Maria.
Wij leren de
negers beter
begrijpen via
hun kunst
HPE midden van een idylli
sche vegetatie staat in
Berg en Dal bij Nijmegen het
Afrika-Museum, dat, na tot
dusver regionaal van niet ge-
Iring belang te zijn geweest,
weldra zal uitgroeien naar het
niveau van een voor de we-
Itenschap bijzonder waardevol
le instelling. De opzet van dit
I museum is te danken aan
verstandige missionarissen die
profane en rituele gebruiks-
I voorwerpen in him missiege-
bied gingen verzamelen, niet
om het oeroude levenspatroon
van de bevolking te vernieti-
Igen, maar om de zwarte
mens in zijn leef- en denkwe
reld beter te leren begrijpen.
I Na enige jaren zelf voor de
geldmiddelen te hebben gezorgd,
I heeft de initiatiefnemende Con
gregatie van de Paters van de
H. Geest in 1958 een meer al-
I gemene „Stichting Afrika-Mu-
seum" gevormd. In hetzelfde
jaar is met steun van deze con-
Igregatie een moderne behuizing
gebouwd. De betekenis van dc
verzameling en niet minder de
I groeiende belangstelling daar-
I voor (jaarlijks 42.000 bezoekers)
I hebben het Rijk en de Univer
siteit van Nijmegen doen be
sluiten, zich achter de stichting
scharen, zodat het
Naast genoemde
ken zijn ook weefsels
Spierings zonen (een sjabrak met
wapen en monogram van Gus
taaf Adolf II bestemd voor het
paard des konings). van Maximi-
liaan van der Gucht (o.a. een
uitbeelding van de slag
»ij Nieuwipoort)
jonge Van Mander toegeschreven
tapijt, naar patronen van deze
vrijbuiterige zoon van de schrij
ver van het „Schilderboeck", ge
maakt in de tijd dat hij voor ei
gen rekening werkte in het St.
Annaklooster.
Wie meer over de Delftse ta
pijtkunst wenst te weten, raden
wij ter lezing a£(n de Fhoenix-
poeket „Verborgenheden uit het
oude Delft", vlot en interessant
beschreven door dr. Anne Berend-
sen. conservatrice van „Het Prin
senhof". Deze raad mag ook gel
den voor wat betreft de andere
..rubrieken" van de tentoonstel
ling. Het boekje biedt op loffelij
ke wijze achtergrond voor veel
van hetgeen de catalogus aan fei
telijkheden vermeldt.
Verkleind beeld
Wij mogen hier volstaan met
een samenvattende visie op het
geëxposeèrde: na de praal en het
vakmanschap van de tapijtkunst,
valt de groep schilderijen wel te
gen. Delft is op dit gebied groter
geweest dan de tentoonstelling
doet veronderstellen. Jaji Ver
meer ontbreekt geheel (maar
museumdirecteur D. Bolten hoopt
in de toekomst een afzonderlijke
tentoonstelling aan de meester te
kunnen wijden'.
Pieter de Hooch is niet met
zijn meesterwerken vertegen
woordigd: wat er van hem hangt,
is hoogstens als tijdbeeld interes
sant. Van Fabritius is slechts de
man met de helm aanwezig, doch
dat is dan ook een kostelijk werk.
uitgebreid.
Dat het museum in zijn hui-
Idige omvang en inrichting een
bezoek ten volle waard is, be
wijst de nu lopende expositie
I „Afrika Leven Expres
sie". De kostbare collectie die
prachtige en unieke stukken rijk
is, is gebaseerd op de vier ele-
I
veld, Jan van Scorel en Maarten
van Heemskerk.
Schaarse uitschieters vormen
de panelen van de Meester van
Delft), van diens tijdgenoot de
Meester van Delft en een verruk
kelijke „St Olofssteeg" (Amster
dam) van de zeventiende-eeuwse
Jacobus Vrel.
Van Miere-
Winstpunt
Aan de nu wel overbekende
situaties waarin het bed en. de
onmisbare
te k
boeien, ontbreekt het ook in dit
boek niet.
Toch is er een winstpunt: in
dit verhaal wordt niet alleen
maar instinctief geleefd maar
ook geworsteld met de vraag
van het waarom en waartoe.
Ik weet niet of deze beschou
welijke manier van vertellen
toekomst heeft. Het lijkt mij
twijfelachtig, maar ook in het
proza is er een duidelijke ver
schuiving waar te nemen van de
naturalistische roman naar het
beschouwende verhaal. Geen
wonder dat de oudere generatie
vaak teruggrijpt naar de echte
vertellers van voor 1940.
Het is m.i. altijd nog een gro
ter kunst de lezer door de han
delingen der personen tot een
eigen conclusie te laten komen.
De echte verteller zal zich er
voor wachten telkens de gang
van zijn verhaal tc onderbreken
door commentaar, tenzij dit op
zulk een aanvaardbare. organi
sche wijze gebeurt dat de lezer
er niet door gehinderd wordt.
Maar dat is een kwestie van
vakmanschap. Elk genre roman
is acceptabel, behalve het verve
lende. Een vervelend verhaal zou
ik ..Wonen in onrust" zeker niet
willen noemen! De voortreffelijk
gevonden titel dekt de inhoud
volkomen. De auteur durft zelfs
een 'betrekkelijk) happy end
aan. Maar het is wellicht goed
er op te wijzen dat men hier
niet met een gewone roman te
doen heeft. Men moet er ook zijn
hersens bij gebruiken. Wat eigen
lijk weer op een verdienste wijst.
Het is maar de vraag: wat ver
langt u van een roman?
P. J. RISSEEUW
Ab Visser. De hel met ne
gen denren
Harrie Kapteijns, Wonen ln
onrust
Uitgeverij A. A. M. Stols-J. P.
Ba rib, 's-Gravenhage
vecht mei vetf in onbeduidende showfilm
J^E kostbaarste maar niet zo best geslaagde grap van het jaar
is Jan Vrijmans film die pretendeert ,.De werkelijkheid
van Karei Appel" te tonen. Even slordig als de „dynamische"
schilder omspringt met zijn verf, heeft het ministerie van on
derwijs, kunsten en wetenschappen gesmeten met een kleine
honderdduizend gulden om een vijftien minuten durend film
pje te gebruiken als donderend reclamekanon achter een „bar
baarse krachtpatser" die vóór alles een handige jongen is.
In tegenspraak met de ernst
waarmede het cinematografisch
in niets bijzonder opwallende
filmpje wordt omgeven, zijn de
eerste (Parijse) beelden, o.a.
van een „vuurvreter", die de
eindindnik blijken te bevestigen,
namelijk dat wij de gehele ver
toning rustig als een kermis
attractie kunnen beschouwen.
Wij waren uiteraard het
meest benieuwd of d>e filmma
kers enig inzidht zouden kunnen
versohanen omtrent Karei Ap
pels ideeënwereld, de geestelijke
achtergrond en zijn inspiratie
bron. Ze zijn er niet in geslaagd.
Hetgeen de camera's hebben
vastgelegd, ondermeer het dwa
len van de schilder over een
metaalsloperij, is te onbeduidend
om er ook maar een greintje
„geest" aan toe te kennen.
Wat er overblijft, is een vluch
tige kijk op een hevig aardgc-
bonden oermens die in ziedende
verf-drift zijn materie op het
doek ranselt met slagersmessen
en plat roffelt onder druipende
huisschilderskwasten. Daarna
valt hij opnieuw aan. nu met
grote tubes, die, als kometen
voortbewogen. kreunend hun
verflijven leeg vomeren ter af
ronding van een dolle actie.
Dat is Appél, maar niet beke
ken tot diep in zijn „klokhuis",
dus evenmin „De werkelijkheid
van Karei Appel". Karei mag
dan een uitgekookte jongen zijn
die met nogal onbehouwen a-
plomb de moderne-kunstaanbid
ders voor de gek houdt, zijr.
ware niet verfilmde aard
moet andere aspecten bezitten.
Misschien is hij. op de stan
bekeken, wel een ..bellefleurtje",
fris. sappig en gezond. In dal
geval is zijn ware persoonlijk
heid zeker niet gediend met dein
film. Hij verstevigt echter zeil
de halfzijdige indruk die de film
van hem geeft door de beelden
van cameraman Eduard van dei:
Enden te voorzien van eigenhan
dig opgewekte, het gehoororgaan
martelende electronische klan
ken, die hij (terecht) „musique
babbare" noemde.
In het Stedelijk Museum van I
Amsterdam zijn tot 25 juni de
schilderijen te zien, die Karei I
Appel vervaardigde tijdens da 1
drie weken durende filmop- i
namen in het Baarnse kasteel
..Groeneveld". Sommige doe- I
ken slagen er, beter dan de
film, in te overtuigen van Ap-
pels kleurgevoeligheid en van
lijn compositorisch en decora- Kürel mU aan' ,mo°,r
tief talent.
Drukkunst
Subliem getekende en versier
de handschriften getuigen van
godsdienstige ijver en kunstzinni
ge creativiteit in de vele kloos
ters die Delft rijk was. Prachtig
verluchte voorbeelden van de
prill* drukkunst zijn hier even
eens te bewonderen, o.a. van Ja
cob van der Meer, de eerste
Noordnederlandse drukker. die
in Delft de eerste gedrukte bij
bel deed verschijnen.
Enige tientallen meesterwerken
van zilversmeden (eerder in dit
museum bijeengebracht) en bij
na tweehonderd voorwerpen van
Delfts aardewerk, geven de lief
hebbers gelegenheid te over, zich
te verlustigen in de weelde van
nobele vormen en sublieme deco
raties, scheppingen waarmede
Delft, voor wat het aardewerk
betreft, zijn roem tot op de hui
dige dag heeft behouden. Dat
pottenbakker^ en plateelschilders
vooral in de achttiende eeuw, wel
eens bedenkelijk schommelden op
het te slappe koord van de kitsch
zal de aandachtige beschouwer
niet ontgaan.
Op deze overigens bijzonder
waardevolle tentoonstelling heb
ben wij die elementen gemist,
dlc voor de leek dc samenhang
van de werken, de sfeer van de
tijd waarin zij tot stand kwamen
alsook de persoon en dc beteke
nis van de makers zouden kun
nen verduidelijken. Ons dunkt dat
topografische en andere oude
prenten hiertoe zeer veel zouden
bijdragen zonder het cachet van
de expositie tc schaden.
TON HYDRA
delijkt door foto's die
hoe de negers leven en op wel
ke wijze zij voor hun bestaan
en hun religieus beleven ge
bruik maken van deze elemen
ten.
De wijze van exposeren
brengt dc bezoeker inderdaad
dichter bij de Afrikaanse mens.
Beter dan bij eon uitstalling
zonder-meer wordt men iets ge
waar van de ontwikkelingsgang
van uiteenlopende stammen en
rassen en ook van de pienter
heid waarmee de neger de hem
omringende materie aan zich
weet dienstbaar te maken.
Boeiend is het, te zien hoe uit
de primitiviteit een drang naar
verfijning aan den dag treedt
en een in westerse ogen fasci
nerende graad van kunstzinnig
heid wordt bereikt. De exposi
tie toont vele interessante voor
beelden van ijzerbewerking, van
vlechten, spinnen en weven en
van een groot aantal andere
„technieken", waarvan de ne
gers zich bedienen om in veler
lei materiaal uiting te geven
aan hetgeen hun innerlijk be
weegt. Het is een rijke creativi
teit, die immer functioneel ge
richt is.
De meeste aantrekkingskracht
oefenen op de bezoekers die
voorwerpen uit die een rol heb
ben gespeeld in de nog veelal
duistere magie en bij religieuze
gebruiken. Naast de attributen
van de medicijnman, de bezwe-
rings- en voorouderbeelden I
(waarvan sublieme exemplaren I
aanwezig zijn) biologeren vooral
de spijkerbedden.
De neger gelooft niet alleen I
dat hij door het inslaan van I
spijkers en andere scherpe
voorwerpen angsten kan afrea- I
geren en kwade invloeden ten
goede kan keren, doch is er ook
van overtuigd, daarmede ande- I
ren te straffen, zelfs te do- I
den. Dit laatste is een macht die
aan de tovenaar van de stam
wordt toegekend.
Het spijkerbeeld waarvan wij I
hier een foto reproduceren,
heeft blijkens de vormgeving en I
de eraan opgehangen voorwer- I
pen (een slang en delen van
een menselijk en een dierlijk ge-
bit) bovendien een functie gehad
op het gebied van de gezond
heidszorg en het sexuelc leven.
Wie bij een bezoek aan het
Afrika-Museum het geluk heeft
pater P. Verdijk, de directeur,
pater G. Pubben, de conserva- I
tor. of een van hun medewer- I
kers te ontmoeten, kan er zeker
van zijn, ongemeen fascineren- I
de bijzonderheden te zullen ver- I
nemen over leven en expressie
van de Afrikaanse mens die
thans door missie en zending op
een andere wijze wordt benaderd
dan in het verleden vaak het
geval was.
TON HYDRA
In de sfeer van ongeveer
C. Johan Schreurs toont in zijn
bundel De morgen is al
opgestaan een juiste kijk
op zijn eigen talent en werk te
bezitten wanneer hij dicht:
Soms moet ik zoeken naar de
zal hem in het driest ge-
TON HYDRA vecht niet kunnen volgen.
mijn hart zingt wel een kort
begin
maar tonen zijn nog geen
accoorden
Soms is het verzen schrijven:
zuchten
het dolen in een vreemde
schacht
het houden van een vroege
het menselijke vaak ontvluch
ten.
(De bundel is een uitgave van
N.V. Uitgeversmaatschappij De
Graafschap, Aalten.) De conse
quentie van dit inzicht zou zijn
geweest om de terminologie
van de dichter te gebruiken al
leen die verzen op te nemen die
..accoorden" zijn en de „tonen"
te verwerpen.
Juist omdat het soms werkelijk
verzen schrijven is. zoals de
tweede strofe roerend onbeholpen
zegt. Een moeilijke situatie: een
talent te bezitten, dat maar hier
en daar die naam werkelijk
waard is en dan nog van beschei
den kaliber blijkt te zijn. Ik zou
hem willen vergelijken met Nel
Veerman, maar die heeft toch
meer zelfkritiek en schrijft raker.
In het algemeen lijken mij de
vrije verzen het best geslaagd en
de gedichten met min of meer
streng metrum en rijm beneden
de poëtische maat. Niet waar, dit
is toch leesbaar (uit het gedicht
„Het weerlicht reeds"):
er staan rode wolken boven
de zee
er staan rode wolken boven
de mensen
en zij die staan aan de schei
ding
MM| 1
vers op de lezer maakt. Het fi
waarlijk niet van vandaag of gis
teren dat een dichter zijn beel
den als werkelijkheden presen
teert: „een leger van afgezanten
maakt zich gereed tot een slag".
Schreurs zegt toch ook: ..de re
gisters der htetorie", al ligt de
zaak hier niet precies gelijk,
maar zelfs een begrip als „nisto-
rie" is in wezen een beeld. Na
een betrekkelijk goed vers als
„Kraanvogels" in vrije vorm",
komt een gedicht dat toch zeker
niet had mogen worden opgeno-
We gaan voorbij aan daagse
dingen
en zien daarin dan God niet
meer
we merken niet dat vogels
zingen
en bloesems bloeien tot Zijn
eer.
In zulke inferieure verzen, of
liever niet-verzen, duiken natuur
lijk de ontroering suggererende
puntjes weer op, onmiskenbaar
teken van machteloosheid. Jam
mer dat de verzen die het hoofd
boven water kunnen houden, ver
in de minderheid zijn en dat zelfs
die vrijwel nergens gaaf blijken
te wezen. Ik geef Schreurs nog
wel een kans, maar dan alleen in
dien hij strenge zelfkritiek be
tracht en erin slaagt precies te
zeggen wat hij voelt en bedoelt.
Niets irriteert op den duur zo als
het eeuwige ongeveer. Zelfs een
bekend Grieks woord als agapé
heeft hij niet nagekeken en spelt
het als agabé, tot tweemaal toe
in het vers (bl. 53) en nog eens
in de inhoudsopgave.
C. R.
ten
zich gereed maakt tot een
slag
en eer zich de dag zal hebben
laten inschrijven
in de registers der historie
zal het noodweer zijn losge
broken
over de horden van de haat
en het flulst'ren houdt aan:
joden zeggen de stemmen
blanda's spreken de winden
negers schrijft het licht
en het licht komt in de
schachten
de stemmen dalen in de plan
tages
de wind waait over de mark
ten
want het weerlicht is reeds
Zelfkritiek zou hier het „alsof'
hebben geschrapt, want „alsof"
betekent: het Is niet zo. maar het
lijkt erop. cn deze bekentenis is
dodelijk voor de indruk die het
En zijn spoor verdween
En zijn spoor verdween, door
Paul Oram. Uit het Deens ver
taald door J. A. F. Wolf son -
Eyssell. Uitgave Ad. C. M.
Stok, Zuldh. uitg. mij., Den
Haag.
Men zou het een arcadische ro
man kunnen noemen, dit vlot ge
schreven werk van de Deense
auteur Paul 0rum. Het is de ge
schiedenis van een man. een
journalist, die zich niet opgewas
sen voelt tegen de problematiek
van het grote-stadsleven, waar
het egoïsme hoogtij viert. Hij
trekt zich terug op het platteland
en tracht als gewone landarbei
der de vrede en rust te herwin
nen. Het leven op het land heeft
natuurlijk ook zijn problemen,
maar deze zijn van een andere
orde. En met de vrouw, die hij
evenals zichzelf heeft hervonden,
weet de journalist dan de inner
lijke stabiliteit te veroveren. Het
is een boek, dat weldadig af
steekt tegen de hedendaagse lite
ratuur met tal van Idyllische be
schrijvingen en nergens vervlak
kend tot zoetclijkhcid.