De dood van Albert Verwey
E
O Man van Smarte l
Zeuren, Zeuren, Zeuren
eigen boezem
(A
0
0
(0
0)
L
0
'5
Ki
VOOR JOU
Overal
VERONICA
ZONDAGSBLAD
ZATERDAG 17 MAART 1962
DE WERELD
25 JAAR
GELEDEN
door
G. PUCHINGER
„Ik dank voor goede gunst van 'l lot,
Ik dank voor kracht van torg in mij,
Ik bid dat van mijn werk het slot
Gedegen als zijn aanvang sij.
Zodat, wanneer ik de ogen sluit.
De droom die eens mijn leven was,
Blijft spieglen uit het stromend glas
Van mijn tot woord gevormd geluid."
ALBERT VERWEY
„De Samenhang"
„Oorspr. Dichtw.", pag. 887.
„Hoe mooi is dit leven geweest! Nu het onverwachte doodsbericht van den grijzen meester ons plotseling
ontzet, is dit de eerste gedachte. Een bestaan, geheel gewijd aan het schoone en edele, geheel vervuld van
zachte en diepe vervoering, geheel geleid door aandacht voor het meest menschelijke in den mensch.
Verwey is een groot dichter geweest, maar meer nog was hij een groot letterkundige in den vollen zin
des woords. Hij heeft het eigenaardige en humanistische begrip van de „beoefening der fraaie letteren"
verwezenlijkt op een wijze, die heel zijn bestaan vulde."
ANTON VAN DUINKERKEN
„De Tijd"
(Maart 1937)
l%E Verwey-gemeente wordt steeds kleiner, maar het deert niet
steeds meerderen, die Verwey gekend hebben, en door hem zijn geïnspireerd, maar daar zodanig had hij
bovenuit gaat de zekerheid dat Verwey één der blijvende groten is van onze jongere literatuur. hem"hoèdm teC"w"jken"'de jong ondëï-
geschiedenis. Reeds tijdens zijn leven immers was hij zowel de leermeester van tientallen als de Sj
eenzame, wiens lot het scheen dat zijn leerlingen, na door hem te zijn opgevoed, eigen wegen vi
gingen; het was de consequentie van zijn onderwijsmethode: leider te zijn, zonder „school" te inStallo^e'vomfen"^
willen maken; het was daarom ook zijn lot als meester der letteren, eenzaam maar niet alleen
te zijn.
Hoe snel verzinkt de tijd die
wij zelf beleefden weg in het
verleden! Jongeren als Marsman.
Slauerhoff, Menno ter Braak, Du
Perron, die weinig aandacht aan
Verwey schonken, herdenken wij
thans reeds als klassieken van
voorbijgegane tijden. Maar Ver-
wey's grootheid is gebleven: nie
mand kan de verbanden onzer
letterkunde na 1880 verstaan, zon
der hem grondig te bestuderen,
zowel zijn uitgebreide poëtische
werk als zijn literaire critieken.
Vergeten wij overigens niet dat
Slmon Vestdijk in 1939 een gede
gen boekwerk over Verwey
schreef: „Albert Verwey en de
8 Maart 1937
Het was op donderdag 8 maart
jl. vijfentwintig jaar geleden dat
Verwey in zijn woning te Noord-
wijk aan Zee plotseling stierf.
Twee gedachten maakten zich
destijds bij het bericht van zijn
dood van ons meester.
Daar was ondanks Verwey's
gevorderde leeftijd op dat mo
ment de herinnering aan een
kort kwatrijn dat Verwey eens
schreef bij de dood van een jon
gere vriend:
PLOTSELINGE DOOD
De Dood zat in u en ge Wist
het niet,
Hij scherpte 't mes al en ge
wist het niet
Gij en uw jonge vrouw, gij
schertste en lachte
Hij mikt naar 't hart u en hij
mist het niet.
En wii moesten daarbij tevens
denken can de nadruk die de hu
manist Verwey steeds weer had
gelegd op de vrede die de dood
ons na aardse strijd bracht:
Wil 1
Want wel ontvallen ons de aanzienlijkste dichter van hun Noordwijk aan Zee de bijzetting
gemeenschappelijk taalgebied. Als plaats van de vereerde dichter en
zodanig had hij in zijn jeugd ta- geleerde.
lenten naast zich die niet voor Tot de aanwezigen behoorden
hoogleraren Hui-
lestorven Bredero en de minnes zinga. Van Eyck. De Vooys en
lichter Hooft die de kunstenaar R. N. Roland Holst, de dichters
het proza werd. Maar zijn M. Nijhoft Anton van Duinker-
van het vers ken, Jan Prins, alsmede Arthur
gedurende een van Schendel. Menno ter Braak
zo lang leven, steide hem in staat en Maurits Uyldert.
tot een voltooiing die indrukwek- Op verzoek van mevrouw Ver
kender werd naarmate men haar wey werd er niet gesproken,
op groter afstand zag". (pag. Wie het graf bezoekt, vindt op
XIII-XIV).
Het spreekt vanzelf dat de vol
tooiing van deze arbeid niet on
gemerkt voorbij ging; achteraf
bleek het de laatste maal te zijn
dat men jegens Verwey waarde
ring en hulde kon laten blijken.
Het boekwerk werd midden fe
bruari 1937 ten doop gehouden,
aan een lunch ten huize van de
uitgever J. H. W. Becht, in aan
wezigheid van de burgemeester
van Amsterdam, dr. W. de Vlugt,
en de Amsterdamse Wethouder
voor Kunstzaken E. Boekman.
Nadat beide stadsregeerders ge
sproken hadden, bracht prof. Don
kersloot in een rede hulde aan
Vondel, Amsterdam en Albert
Verwey.
Albert Verwey sprak zelf een
treffend dankwoord, waarover
Anton van Duinkerken later op
merkte: „De bejaarde dichter,
die nooit hulde zocht, en zich
aan het letterkundig verenigings
leven altijd angstvallig onttrok,
aanvaardde dit blijk van waarde
ring met een simpel, doch ont
roerend dankwoord, dat helaas
niet op schrift is gesteld".
Bewaard gebleven is de uit
spraak die Albert Verwey
de zerk het
Wanneer ik stierf
i Verwey:
zij die mij
beminden
Rondom mijn baar staan en de
een d'andre vraagt:
Wat hadt ge lief in hem: zijn
menslij kheid.
Zijn dichterlijke gaaf, zijn trouw
aan vrinden.
Zijn zachtheid van een kracht
die draagt en schraagt.
Of de onafhankelijkheid van
zijn beleid,
Dan hoop ik dat een zeggen zal:
wij weten
Dat hij als mens. dichter en
vriend, als kracht
En leider 't zijne deed, maar nu
Zijn mond zich sloot,
zijn sterkste macht:
Een op de onsterflijkheid ge
richte wiL
Herdenking
In het „Leidsch Universiteits-
rippd- Fru'ln Vnï blad" werd Verwey door zijn op-
ets dat" „f vo,S vol8er- pr0f' van Eyck,
voor my- herdacht, onder meer met de
L woorden
„Slechts een enkele maal heb
ik Verwey als hoogleraar bijge
woond: bij zijn afscheidscollege.
Dit was niet de eerste keer dat
ik hem in de Aula gezien en ge
hoord heb. Die ligt
deze lunch
del's vers iets
zelf graag hebben
kracht en een zachtheid in ces
zeer schone, harmonische verhou
ding. Door die kracht en die
zwakheid van Vondel ben ik le
venslang bekoord".
Begrafenis
was de indruk
teit
ALBERT VERWEY
dend. tekstcritisch ver
geannoteerd.
Bij het verschijnen
i afgevraagd, wat
Hij komt en wacht op wat de eigenlijk het geheim is geweest.
Tijd hem brengL waardoor Verwey bij ons dit an-
Zij „rede weet nan worstelen ïï^pVet 'eer-
noch roemen. ste gezicht niets voor. Buiten de
u- u -'é. j- collegezaal kwamen wij ik werk verklaarde Verwey
Hij ts het met die ons met persoonlijk althans vrijwel interview:
koortsgloed zengt, niet met hem in aanraking. Ook
De spier en zenuw spant en toonde hij geen bijzondere be-
pijn doet lijden, langstelling, al stond hij altijd
Hij is het ook niet die de Waar om geduldig te luisteren
slaapdrank mengt. S Se
oplossing voor te stellen. Maar te de vrucht
Hij ts de ontvanger van wie hij hield zich ver van alles, wat Vondelstudie.
niet meer strijden, hem een gemakkelijke persoon- ,onn
De zachte groeter na de luide lijke populariteit had kunnen ver-
kreet; schaf
Prof. dr. J. Huizlnga herdacht Vereeniging. „Droom en Tucht"
hem op zijn college met de vol- was haar titel en zoo kenmerkend
gende woorden: als deze naam. was de beschou-
„Ik wil vandaag niet beginnen ^^¥6 waarmee hij eindigde....'
zonder een woord te wijden aan ,er Verwey s benoeming tot
hem. die ons plotseling verlaten hoogleraar merkte Van Eyck op:
heeft misschien heeft het be- ."P1', w
richt nog niet eens u allen be-
wel, hoezeer hij
dagen geleden zat ik naast hem i3' *1® f^.5: a" "l
hii «»n ,ra„ Am schenen van jonge menschen
hij, die zooveel
n en van jonge
hield, altijd gelukkig was
H' "i gedicht of gesprek iets
bij een samenzijn van de facui-
&,°Mdenve»" iïj "'J m ®eoicnï 01 gesp:
■bee bii voor Zt eer., reder,' ree? S."—* bed. Lezer,.
eifn vefehjaM^rtHdelükrSrifndwerkka- veei meae le aeeien naa. lezers,
mer h.d moeten 'ontrlimen. dfe J™nda.?. lébrlmgen weten de.r;
moest worden geschilderd
bij, welk een kennis hij vergaard
Ieder moet Vondel op zijn wij- geknapt. Ik zag hem in het vö- 5^',.!'°* $£Ük al
vieren, en mijn uitgave is óók nieuwde werkvertrek
i Vondel-viering".
arbeid beginnen.
Dit Vondel-Schatboek is in fei- was daar, voor de groote ontrui-
n een halve eeuw ming voor altijd.
Reeds omstreeks Ik wil hier noch over den dich-
P¥bbceerde Verwey een ter noch over den geleerde spre-
die kennis in dat fijne brein
schift was, hoe zeer ook zij dat
diepste gevoel diende dat haar
ziinSid QiePsie gevoel aienoe aat i
te ontrni- tot orde bepaald had. haar
wijsheid doorschenen hield. Zij,
die in deze richting nooit met hem
m -M- JBU, M W UÜCU UVCr ueu gcieeroe öpre- a%raktag kwamen behoeven
geestdriftige „Inleiding tot Von- ken. Ik wil u enkel herinneren Vondeluitgave slechts met
bezónke 192? g®V°lgd d°?r -ziAn aan de eenige figuur- Mbert v,^.rgJ J
Hij is de god die meer weet Toch groeide in ons dat „ande- v®z<^tener st"dië „Vondel's Verwey in ons midden en in ons ^cht^oo^dezë^zijn6laatste** om-
dan de tijden, re gevoel". Het werd eerst be- VC"'i Tnleiriine van deze Vendel- Sf^Sebfd^ d"rXaifzou'lk z°t£
i liefde. Ver-
san het Psalmwoord over de het tot de grens
ouden die vruchten zullen dragen, wey won ons. n:
Want zeldzaam jong trad Ver- deed, maar door wat hij was:
„Men moet de ruimte
c In de Inleiding van deze Vondel- digen leeftijd een der leiders"
ten slotte naderde ""«ave schreef ^erwey:^ ?®"„5*la"grijlL®
bestemming
■skriijg ligt:
onvermoe,den" arbeid „1^ i
ook de aanteekeningen zal leeren.
niet door wat hii geest bewonderen waarmee die jaar een hoogleeraarschap op vnnr
niei. °°°F nij protestantse tijdgenoten ook zichnam.dat hij na tien jaar voor een ruime lezerskring ligt.
collegiant-gezinde* Joachim
twintigjarige de jongste van ®n m .ziin werk. Rustig en a.u.j- d t t h h Dichter on- toeeevöeed
richt|daCNfeuwaen Gids^ "Sdsdfen leges^Maa"^dlld dVmrtdê danks geloofsverschillen hooghiel- geschriften, mocht neerleggen.In SJjgJgj,™
™™uVi nvertiecrpvpn smnHarhf v«'n óón den. Dank zij hun voorbeeld is zijn wezen de belichaming, m
i de reeks 1
heeft hij aan één stuk vrucht- overgegeven aandacht
dragend werk geleverd: al jong voor wien zijn werk
schreef hij over Shakespeare, zulV0jfe f v -
Vondel en Potgieter. Naast stil ™°ad j!55.d ,5lj ™!f. "Jï-.ÏÏÏ?
ziin BBuisttk
jn hoezeer, naast de tiendeelige Von
del-uitgave van de Wereldbiblio
theek, ook deze eendeelige
muterende studies over Neder Persoonlijkheid, nooit verslapte "ende en negentiende eeuw heen
landse dichters als Jonlcer Jan de va" zÜn betooS was 5" t' P™lastantse Nederland
van der Noot en Hendrik Lan° colleg«;uur eigenlijk le lang
rensz. Spieghel, schreel hij over X?or wal h') ,ta 2e«Se" had- WaJ' 2?.f.
buitenlandse grote poëten als Va™aJ geliólde in de zin en de
Dante. ShcUey en Stephan Geor- «eboonhetd der literatuurstudie.
Zijn uiterlijke rust was ten slotte T.
een bedwongen en geactiveerde VondeL Zo
geestdrift zo beheerst, dat zij Vondel
nooit uitbundig uitsloeg, maai
nooit in baar eigen as dreig-
™iL.e Verwey voor de ernstige" bestu-
geweesi van een enneie gezma- uesie eigeuscuappeii van ons voik, van H^n riinhtnr nnmio
heid. Integendeel: door de acht- heeft hij ook zijn scherpsten te- ,ran aen aicnier omms
tiende en negentiende eeuw heen genstander zelfs de gelegenheid
ssnsss.s zo geweest »cu.
bij bet hoogleraarschap", (pag. 808-809)
Maar hij behoorde niet tot de
vele jongeren die slechts een
kortstondige bloei in hun jeugd noP'
kenden, en daarna tot zwiippn of P0*1
tot werk
doemd werden.
Het scheen als
klimmen der jaren. Verwey*» m-
beid aan innerlijke en maatschap. Verwey's hoogleraarschap is.
pelijke waarde ondanks zijn ouderdom, volgens
leerlingen en collega's een groot
Minister De Visser benoemde succes geweest. Zijn Utrechtse
hem op zestigjarige leeftijd tot vakgenoot, C. G. N. de Vooys,
hooghsraar m de Nederlandse schreef bij zijn dood:
Letterkunde te Leiden. Er was T
aanvankelijk in allerlei kring ver- ••In zijn opstandige jeugd heeft
wondering. maar op den duur Verwey niet kurmen dromen dat
groeide allerwege de voldoening b'J eens de Leidse leerstoel zou
over deze benoeming, en ziin bekleden, waar voor hem Jonck-
verbreid. en toen de tijd Het is voor de Leidse universiteit j schriivpn hPwn-
kwam dat ook de Katholieken een kostbare voldoening, dat in naar 'het eeu
aan hun arbeid, deelnamen, deze dat leven van Verwey zijn band s v daimiit immnr«: moet
harte begróe, als broeders met haar een belangrijke plaats ^wat h« gewM ei^f vile d"
het ook heden, zal blijven uinemui hij daarvan volbracht heeft, ten
alle gezindten. Op een reg^enachtige^donderdag- s,otte gezjen begrepeni genoten
geëerd worden."
onverschillig of hij hen bestreed middag, 11 maart 1937, vond
of aanhing, of hij hen verliet of der grote belangstelling c
zich bij hen voegde, eenvoudig Algemene Begraafplaats
fiërlingen" leerden "hem bëwondc- dl"at Ten Brink en Kalff gezeteld
ren hadden. Toen hij. de zestigjan-
De tegenwoordige Utrechtse „tot dj' weïf-
hoogleraar in de Nederlandse hcaft kllda 'j jc?
Letterkunde. Prof. dr. W. A. P. scbaamd. die ta de dichter en
Stalt, schreef over dit punt bij de criticus geen volbloed geleerde
dood van Verwey in het literair e" Ixwgleraar konden zien Ntet
maandblad „De Stem": ml eerzucht, maar uit pliehtsbe- L
set heeft hij die taak aanvaard. God
O Man van Smarte met de doornenkroon,
O bleek bebloed gelaat, dat in den nacht
Gloeit als een grote, bleke vlam, wat macht
Van eindloos lijden maakt uw beeld zo schoon?
Vondel-uitgave
„Toen Verwey
werd, was ik candidaat in de let
teren. Ik kan niet anders dan
eerlijk bekennen, dat de beteke
nis van den nieuwen professor
mij toen allerminst duidelijk voor
ogen stond. Zonder tegenzin. i
maar stellig ook zonder vreugdi- leggen van zijn professoraat op
ge belangstelling, aanvaardde ik 23 mei 1935 niet eindigde, bewijst uei
in hem een ministeriële beslis- het in februari 1937 verschenen uj:
«ing. Eerst langzamerhand Vondel-boek van Verwey, uitgege-
maakte die aanvankelijke onver- ven ter gelegenheid van de ko- -
achilligheid plaats voor een an- mende Vondel-herdenking. Het
der gevoel. bevat in één band élle werken
Deze laatste dagen heb ik mij van Vondel, door Verwey geor-
Glanzende Liefde in enen damp van hoon,
Wat zyn uw lippen stil, hoe zonder klacht
Staart ge af van 't kruis, hoe lacht gij soms zo
Mysterie, Gods bemindste Zoon!
waarin met genoegen)
een brief wordt geplaatst
van de heer G. van Dijk
uit Leiden.
Beste redaktie,
Na drie keer jullie pas begonnen ru
briek .Jluimte-reactieste hebben ge
lezen, heeft het me gefrappeerd dat met
name de ouderen, die tot nu toe aan
jullie hebben geschreven, met niets an
ders dan negatieve opmerkingen z\jn
gekomen! De eerste keer waren jullie
wat men noemt „niet christelijk genoeg";
de tweede keer werd jullie verweten je
papier niet op te offeren aan het al zo
bekende doel van de tien keer tien actie.
En de derde keer meende een moeder,
die blijkbaar haar opgroeiende kinderen
niet aan kan, jullie tets te moeten ver
wijten waar niets te verwijten viel. Ik
heb even geaarzeld om hier over te
schrijven, maar nu moet het me maar
eens van het hart: heeft dit geschrijf
enige zin? Of beter: hebben die ouderen
nu niets beters te zeggen? Als personeels
chef, die heel wat met jonge mensen te
maken heeft, geloof ik echt wel te mogen
zeggen, dat je met die afbrekende kritiek
weinig opschiet. Wij als ouderen fik ben
45 jaar) hebben naar ik meen de laatste
jaren een toch al veel te negatieve hou
ding tegenover de jeugd aangenomen.
Altijd mapr weer die kritiek...
Jullie zijn een jeugdredaktie en hebben
nu al heel wat pagina's in de krant ver
zorgd. De een wat beter dan de andere,
maar jullie doen tenminste wat. En vaak
leuk, vind ik. Wat nu is onze reactie
daarop? Zeuren, zeuren, zeuren.
M\jn vraag is thans, nu wij gelegenheid
hebben via de krant met jullie contact
te hebben: kan iemand niet eens wat po
sitiefs zeggen in ruimte voor Ik zou
de ouderen willen vragen: kom eens met
een reëel probleem! Vraag ddór de me
ning van de jeugdredaktie eens over.
Ik weet niet of jullie deze brief zullen
opnemen. Maar voor het geval dat wel
zo is: je kunt mjjn naam er gerust b(j
zetten. Ik onderschrijf ten volle wat ik
heb gezegd. Overigens ben ik er zeer
benieuwd naar wat de reacties hierop
zullen z\jn.
JVegatief afbreken"
Vriendelijk groetend,
G. VAN DUK.
w
Het staat natuurlijk
een beetje gek, wan
neer je een rubriek in
het leven roept, die
om reacties vraagt, en
als die dan komen, ze
„gezeur" te noemen.
Daarom zijn we nou
juist blij met deze
brief, nu is het grote
woord niet door ons,
maar door een lezer
gezegd.
Het is niet eenvoudig
om te reageren, want
we zijn het er aan
alle kanten mee eens.
De oudere lezer heeft,
zodra de rubriek start
te, waarschuwend de
vinger opgestoken, de
vuist gebald of het
hoofd geschud. Geen
hand uitgestoken en
niet met het hoofd ge
knikt.
En dan te bedenken
dat de heer Van Dijk
er geen idee van heeft
hoeveel negatiefs we
■orden vuisten gebald
van de ouderen week
in week uit te slikken
hebben. Niet dat we
ons daar al te veel
van aantrekken, bijna
niets zelfs, maar het
is wel kenmerkend. De
ouderen die ons regel
matig negativisme en
onchristelijkheid ver
wijten, zouden er goed
aan doen de hand in
eigen boezem te steken.
Met de heer Van Dijk
zien we reikhalzend uit
naar reacties.
llliillllUliillllHlllllllllllillllül
slotte is daar het indruk- I
wekkende herdenkingsnummer I
dat het literair maandblad „De I
Stem" uitgaf, onder redactie van I
Dirk Coster en Anthonic Donker
in juli-augustus 1937. Het is vrij-
wel onmisbaar om te weten wat
de dood van Verwey voor zijn I
tijdgenoten en geestverwanten be- I
tekend heeft. Maar nóg beter
leert men hem kennen in de reeds
in 1938 verschenen twee delen I
„Oorspronkelijk Dichtwerk", ver- I
zorgd door zijn opvolger prof. mr. 1
levensbelijdenis van de humanist I
Verwey ten voeten uit. en boven- I
al de poëtische gestalte van de I
liefde die hij dit aardse leven toe- i
t O Vlam van Passie in dit koud helaul
t Schoonheid van Smarten op deez' donkere aard!
t Wonder van Liefde, dat geen sterfling weet!
.D.l'ÏVC,!iï^X7J,,e.,.r„rë I Ai mijl ik hoor aldoor de„ droeven val
Der dropplen bloeds en tot den morgen staart
met grote liefde en eindloos leed.
t (1889) ALBERT VERWEY
Bij mij zal het nooit kunnen
Dat gij vergaat.
De zon, het hemelsblauw.
Worden nooit oud.
Geachte Redactie,
Toen radio „Veronica" nog een nieu-
wigheidje was, is er op alle mogelijke
manieren gezocht naar een reden om
het z.g. piratenschip in beslag te kunnen
nemen. Men heeft dit zoeken tenslotte
gestaakt, nadat men eerst nog gepro
beerd heeft de toezending van „band
jes" via Scheveningen te onderscheppen
en te verhinderen. Ondanks alles is
„Veronica" in de lucht gebleven. En ik
overdrijf niet wanneer ik zeg, dat bijna
alle teenagers van Nederland blij zijn
met het resultaat van het doorzettings
vermogen van de Veronica-leiding.
Het zijn echter niet alleen de teen
agers die luisteren naar de uitzendingen,
nee, restaurants, kappers, snack-bars,
fabrieken, werkplaatsen enz. hebben hun
zoeker op 192 meter staan.
In sommige gezinnen is het al zo, dat
alleen voor de nieuwsberichten naar Hil
versum wordt geluisterd. Het is daarom
te begrijpen dat de legale radio op
nieuw een stokje wil steken voor de uit
zendingen van de drijvende radio. De
oorzaak hiervan is pure jaloezie, met als
ondergrond de „eeuwige driehoeksver
houding", want de luisteraars wenden
zich massaal af van Hilversum cn zoe
ken Veronica op. En zoals dat altijd bij
driehoeksverhoudingen gaat, één van de
partners wordt onredelijk en gaat de
nieuwkomer zwart maken. We kennen
allemaal de affaire over de aktie van
het Koningin Wilhelminafonds, hier viel
niets mee te bereiken en men ging een
heel oud weidedier uit de sloot halen:
Veronica zou op een golflengte uitzenden,
die gevaarlijk is voor het scheepvaart-
radioverkeer. Wanneer een schip in nood
is, wordt het verkeer echter over onge
veer 138 meter gevoerd, dit argument
van de radio-heren is dus volkomen uit
de lucht gegrepen en reeds geruime tijd
geleden weerlegd. Verleden week las ik
een andere manier om de uitzendingen
te boycotten. De Vara heeft nl. een me
dewerker, die ook zijn diensten verleen
de aan Veronica, voor de keus gesteld,
te breken met de drijvende radio of ont
slag te krijgen bij de Vara. De mede
werker koos het laatste en zei bovendien
het lidmaatschap van zijn omroepvereni
ging op.
Met veel belangstelling volgen wij jon
geren de strijd, met de hoop dat Hilver
sum na verloop van tijd in zal gaan
zien, dat het effectiever zal strijden door
een drastische verandering van de hui
dige programma's.
JAN VAN STRALEN
3 Zij zijn de eeuwige
De jeugd ervan.
Zou mij die zekerheid begeven,
'k Was een arm man."