De dood van Albert Verwey E O Man van Smarte l Zeuren, Zeuren, Zeuren eigen boezem (A 0 0 (0 0) L 0 '5 Ki VOOR JOU Overal VERONICA ZONDAGSBLAD ZATERDAG 17 MAART 1962 DE WERELD 25 JAAR GELEDEN door G. PUCHINGER „Ik dank voor goede gunst van 'l lot, Ik dank voor kracht van torg in mij, Ik bid dat van mijn werk het slot Gedegen als zijn aanvang sij. Zodat, wanneer ik de ogen sluit. De droom die eens mijn leven was, Blijft spieglen uit het stromend glas Van mijn tot woord gevormd geluid." ALBERT VERWEY „De Samenhang" „Oorspr. Dichtw.", pag. 887. „Hoe mooi is dit leven geweest! Nu het onverwachte doodsbericht van den grijzen meester ons plotseling ontzet, is dit de eerste gedachte. Een bestaan, geheel gewijd aan het schoone en edele, geheel vervuld van zachte en diepe vervoering, geheel geleid door aandacht voor het meest menschelijke in den mensch. Verwey is een groot dichter geweest, maar meer nog was hij een groot letterkundige in den vollen zin des woords. Hij heeft het eigenaardige en humanistische begrip van de „beoefening der fraaie letteren" verwezenlijkt op een wijze, die heel zijn bestaan vulde." ANTON VAN DUINKERKEN „De Tijd" (Maart 1937) l%E Verwey-gemeente wordt steeds kleiner, maar het deert niet steeds meerderen, die Verwey gekend hebben, en door hem zijn geïnspireerd, maar daar zodanig had hij bovenuit gaat de zekerheid dat Verwey één der blijvende groten is van onze jongere literatuur. hem"hoèdm teC"w"jken"'de jong ondëï- geschiedenis. Reeds tijdens zijn leven immers was hij zowel de leermeester van tientallen als de Sj eenzame, wiens lot het scheen dat zijn leerlingen, na door hem te zijn opgevoed, eigen wegen vi gingen; het was de consequentie van zijn onderwijsmethode: leider te zijn, zonder „school" te inStallo^e'vomfen"^ willen maken; het was daarom ook zijn lot als meester der letteren, eenzaam maar niet alleen te zijn. Hoe snel verzinkt de tijd die wij zelf beleefden weg in het verleden! Jongeren als Marsman. Slauerhoff, Menno ter Braak, Du Perron, die weinig aandacht aan Verwey schonken, herdenken wij thans reeds als klassieken van voorbijgegane tijden. Maar Ver- wey's grootheid is gebleven: nie mand kan de verbanden onzer letterkunde na 1880 verstaan, zon der hem grondig te bestuderen, zowel zijn uitgebreide poëtische werk als zijn literaire critieken. Vergeten wij overigens niet dat Slmon Vestdijk in 1939 een gede gen boekwerk over Verwey schreef: „Albert Verwey en de 8 Maart 1937 Het was op donderdag 8 maart jl. vijfentwintig jaar geleden dat Verwey in zijn woning te Noord- wijk aan Zee plotseling stierf. Twee gedachten maakten zich destijds bij het bericht van zijn dood van ons meester. Daar was ondanks Verwey's gevorderde leeftijd op dat mo ment de herinnering aan een kort kwatrijn dat Verwey eens schreef bij de dood van een jon gere vriend: PLOTSELINGE DOOD De Dood zat in u en ge Wist het niet, Hij scherpte 't mes al en ge wist het niet Gij en uw jonge vrouw, gij schertste en lachte Hij mikt naar 't hart u en hij mist het niet. En wii moesten daarbij tevens denken can de nadruk die de hu manist Verwey steeds weer had gelegd op de vrede die de dood ons na aardse strijd bracht: Wil 1 Want wel ontvallen ons de aanzienlijkste dichter van hun Noordwijk aan Zee de bijzetting gemeenschappelijk taalgebied. Als plaats van de vereerde dichter en zodanig had hij in zijn jeugd ta- geleerde. lenten naast zich die niet voor Tot de aanwezigen behoorden hoogleraren Hui- lestorven Bredero en de minnes zinga. Van Eyck. De Vooys en lichter Hooft die de kunstenaar R. N. Roland Holst, de dichters het proza werd. Maar zijn M. Nijhoft Anton van Duinker- van het vers ken, Jan Prins, alsmede Arthur gedurende een van Schendel. Menno ter Braak zo lang leven, steide hem in staat en Maurits Uyldert. tot een voltooiing die indrukwek- Op verzoek van mevrouw Ver kender werd naarmate men haar wey werd er niet gesproken, op groter afstand zag". (pag. Wie het graf bezoekt, vindt op XIII-XIV). Het spreekt vanzelf dat de vol tooiing van deze arbeid niet on gemerkt voorbij ging; achteraf bleek het de laatste maal te zijn dat men jegens Verwey waarde ring en hulde kon laten blijken. Het boekwerk werd midden fe bruari 1937 ten doop gehouden, aan een lunch ten huize van de uitgever J. H. W. Becht, in aan wezigheid van de burgemeester van Amsterdam, dr. W. de Vlugt, en de Amsterdamse Wethouder voor Kunstzaken E. Boekman. Nadat beide stadsregeerders ge sproken hadden, bracht prof. Don kersloot in een rede hulde aan Vondel, Amsterdam en Albert Verwey. Albert Verwey sprak zelf een treffend dankwoord, waarover Anton van Duinkerken later op merkte: „De bejaarde dichter, die nooit hulde zocht, en zich aan het letterkundig verenigings leven altijd angstvallig onttrok, aanvaardde dit blijk van waarde ring met een simpel, doch ont roerend dankwoord, dat helaas niet op schrift is gesteld". Bewaard gebleven is de uit spraak die Albert Verwey de zerk het Wanneer ik stierf i Verwey: zij die mij beminden Rondom mijn baar staan en de een d'andre vraagt: Wat hadt ge lief in hem: zijn menslij kheid. Zijn dichterlijke gaaf, zijn trouw aan vrinden. Zijn zachtheid van een kracht die draagt en schraagt. Of de onafhankelijkheid van zijn beleid, Dan hoop ik dat een zeggen zal: wij weten Dat hij als mens. dichter en vriend, als kracht En leider 't zijne deed, maar nu Zijn mond zich sloot, zijn sterkste macht: Een op de onsterflijkheid ge richte wiL Herdenking In het „Leidsch Universiteits- rippd- Fru'ln Vnï blad" werd Verwey door zijn op- ets dat" „f vo,S vol8er- pr0f' van Eyck, voor my- herdacht, onder meer met de L woorden „Slechts een enkele maal heb ik Verwey als hoogleraar bijge woond: bij zijn afscheidscollege. Dit was niet de eerste keer dat ik hem in de Aula gezien en ge hoord heb. Die ligt deze lunch del's vers iets zelf graag hebben kracht en een zachtheid in ces zeer schone, harmonische verhou ding. Door die kracht en die zwakheid van Vondel ben ik le venslang bekoord". Begrafenis was de indruk teit ALBERT VERWEY dend. tekstcritisch ver geannoteerd. Bij het verschijnen i afgevraagd, wat Hij komt en wacht op wat de eigenlijk het geheim is geweest. Tijd hem brengL waardoor Verwey bij ons dit an- Zij „rede weet nan worstelen ïï^pVet 'eer- noch roemen. ste gezicht niets voor. Buiten de u- u -'é. j- collegezaal kwamen wij ik werk verklaarde Verwey Hij ts het met die ons met persoonlijk althans vrijwel interview: koortsgloed zengt, niet met hem in aanraking. Ook De spier en zenuw spant en toonde hij geen bijzondere be- pijn doet lijden, langstelling, al stond hij altijd Hij is het ook niet die de Waar om geduldig te luisteren slaapdrank mengt. S Se oplossing voor te stellen. Maar te de vrucht Hij ts de ontvanger van wie hij hield zich ver van alles, wat Vondelstudie. niet meer strijden, hem een gemakkelijke persoon- ,onn De zachte groeter na de luide lijke populariteit had kunnen ver- kreet; schaf Prof. dr. J. Huizlnga herdacht Vereeniging. „Droom en Tucht" hem op zijn college met de vol- was haar titel en zoo kenmerkend gende woorden: als deze naam. was de beschou- „Ik wil vandaag niet beginnen ^^¥6 waarmee hij eindigde....' zonder een woord te wijden aan ,er Verwey s benoeming tot hem. die ons plotseling verlaten hoogleraar merkte Van Eyck op: heeft misschien heeft het be- ."P1', w richt nog niet eens u allen be- wel, hoezeer hij dagen geleden zat ik naast hem i3' *1® f^.5: a" "l hii «»n ,ra„ Am schenen van jonge menschen hij, die zooveel n en van jonge hield, altijd gelukkig was H' "i gedicht of gesprek iets bij een samenzijn van de facui- &,°Mdenve»" iïj "'J m ®eoicnï 01 gesp: ■bee bii voor Zt eer., reder,' ree? S."—* bed. Lezer,. eifn vefehjaM^rtHdelükrSrifndwerkka- veei meae le aeeien naa. lezers, mer h.d moeten 'ontrlimen. dfe J™nda.?. lébrlmgen weten de.r; moest worden geschilderd bij, welk een kennis hij vergaard Ieder moet Vondel op zijn wij- geknapt. Ik zag hem in het vö- 5^',.!'°* $£Ük al vieren, en mijn uitgave is óók nieuwde werkvertrek i Vondel-viering". arbeid beginnen. Dit Vondel-Schatboek is in fei- was daar, voor de groote ontrui- n een halve eeuw ming voor altijd. Reeds omstreeks Ik wil hier noch over den dich- P¥bbceerde Verwey een ter noch over den geleerde spre- die kennis in dat fijne brein schift was, hoe zeer ook zij dat diepste gevoel diende dat haar ziinSid QiePsie gevoel aienoe aat i te ontrni- tot orde bepaald had. haar wijsheid doorschenen hield. Zij, die in deze richting nooit met hem m -M- JBU, M W UÜCU UVCr ueu gcieeroe öpre- a%raktag kwamen behoeven geestdriftige „Inleiding tot Von- ken. Ik wil u enkel herinneren Vondeluitgave slechts met bezónke 192? g®V°lgd d°?r -ziAn aan de eenige figuur- Mbert v,^.rgJ J Hij is de god die meer weet Toch groeide in ons dat „ande- v®z<^tener st"dië „Vondel's Verwey in ons midden en in ons ^cht^oo^dezë^zijn6laatste** om- dan de tijden, re gevoel". Het werd eerst be- VC"'i Tnleiriine van deze Vendel- Sf^Sebfd^ d"rXaifzou'lk z°t£ i liefde. Ver- san het Psalmwoord over de het tot de grens ouden die vruchten zullen dragen, wey won ons. n: Want zeldzaam jong trad Ver- deed, maar door wat hij was: „Men moet de ruimte c In de Inleiding van deze Vondel- digen leeftijd een der leiders" ten slotte naderde ""«ave schreef ^erwey:^ ?®"„5*la"grijlL® bestemming ■skriijg ligt: onvermoe,den" arbeid „1^ i ook de aanteekeningen zal leeren. niet door wat hii geest bewonderen waarmee die jaar een hoogleeraarschap op vnnr niei. °°°F nij protestantse tijdgenoten ook zichnam.dat hij na tien jaar voor een ruime lezerskring ligt. collegiant-gezinde* Joachim twintigjarige de jongste van ®n m .ziin werk. Rustig en a.u.j- d t t h h Dichter on- toeeevöeed richt|daCNfeuwaen Gids^ "Sdsdfen leges^Maa"^dlld dVmrtdê danks geloofsverschillen hooghiel- geschriften, mocht neerleggen.In SJjgJgj,™ ™™uVi nvertiecrpvpn smnHarhf v«'n óón den. Dank zij hun voorbeeld is zijn wezen de belichaming, m i de reeks 1 heeft hij aan één stuk vrucht- overgegeven aandacht dragend werk geleverd: al jong voor wien zijn werk schreef hij over Shakespeare, zulV0jfe f v - Vondel en Potgieter. Naast stil ™°ad j!55.d ,5lj ™!f. "Jï-.ÏÏÏ? ziin BBuisttk jn hoezeer, naast de tiendeelige Von del-uitgave van de Wereldbiblio theek, ook deze eendeelige muterende studies over Neder Persoonlijkheid, nooit verslapte "ende en negentiende eeuw heen landse dichters als Jonlcer Jan de va" zÜn betooS was 5" t' P™lastantse Nederland van der Noot en Hendrik Lan° colleg«;uur eigenlijk le lang rensz. Spieghel, schreel hij over X?or wal h') ,ta 2e«Se" had- WaJ' 2?.f. buitenlandse grote poëten als Va™aJ geliólde in de zin en de Dante. ShcUey en Stephan Geor- «eboonhetd der literatuurstudie. Zijn uiterlijke rust was ten slotte T. een bedwongen en geactiveerde VondeL Zo geestdrift zo beheerst, dat zij Vondel nooit uitbundig uitsloeg, maai nooit in baar eigen as dreig- ™iL.e Verwey voor de ernstige" bestu- geweesi van een enneie gezma- uesie eigeuscuappeii van ons voik, van H^n riinhtnr nnmio heid. Integendeel: door de acht- heeft hij ook zijn scherpsten te- ,ran aen aicnier omms tiende en negentiende eeuw heen genstander zelfs de gelegenheid ssnsss.s zo geweest »cu. bij bet hoogleraarschap", (pag. 808-809) Maar hij behoorde niet tot de vele jongeren die slechts een kortstondige bloei in hun jeugd noP' kenden, en daarna tot zwiippn of P0*1 tot werk doemd werden. Het scheen als klimmen der jaren. Verwey*» m- beid aan innerlijke en maatschap. Verwey's hoogleraarschap is. pelijke waarde ondanks zijn ouderdom, volgens leerlingen en collega's een groot Minister De Visser benoemde succes geweest. Zijn Utrechtse hem op zestigjarige leeftijd tot vakgenoot, C. G. N. de Vooys, hooghsraar m de Nederlandse schreef bij zijn dood: Letterkunde te Leiden. Er was T aanvankelijk in allerlei kring ver- ••In zijn opstandige jeugd heeft wondering. maar op den duur Verwey niet kurmen dromen dat groeide allerwege de voldoening b'J eens de Leidse leerstoel zou over deze benoeming, en ziin bekleden, waar voor hem Jonck- verbreid. en toen de tijd Het is voor de Leidse universiteit j schriivpn hPwn- kwam dat ook de Katholieken een kostbare voldoening, dat in naar 'het eeu aan hun arbeid, deelnamen, deze dat leven van Verwey zijn band s v daimiit immnr«: moet harte begróe, als broeders met haar een belangrijke plaats ^wat h« gewM ei^f vile d" het ook heden, zal blijven uinemui hij daarvan volbracht heeft, ten alle gezindten. Op een reg^enachtige^donderdag- s,otte gezjen begrepeni genoten geëerd worden." onverschillig of hij hen bestreed middag, 11 maart 1937, vond of aanhing, of hij hen verliet of der grote belangstelling c zich bij hen voegde, eenvoudig Algemene Begraafplaats fiërlingen" leerden "hem bëwondc- dl"at Ten Brink en Kalff gezeteld ren hadden. Toen hij. de zestigjan- De tegenwoordige Utrechtse „tot dj' weïf- hoogleraar in de Nederlandse hcaft kllda 'j jc? Letterkunde. Prof. dr. W. A. P. scbaamd. die ta de dichter en Stalt, schreef over dit punt bij de criticus geen volbloed geleerde dood van Verwey in het literair e" Ixwgleraar konden zien Ntet maandblad „De Stem": ml eerzucht, maar uit pliehtsbe- L set heeft hij die taak aanvaard. God O Man van Smarte met de doornenkroon, O bleek bebloed gelaat, dat in den nacht Gloeit als een grote, bleke vlam, wat macht Van eindloos lijden maakt uw beeld zo schoon? Vondel-uitgave „Toen Verwey werd, was ik candidaat in de let teren. Ik kan niet anders dan eerlijk bekennen, dat de beteke nis van den nieuwen professor mij toen allerminst duidelijk voor ogen stond. Zonder tegenzin. i maar stellig ook zonder vreugdi- leggen van zijn professoraat op ge belangstelling, aanvaardde ik 23 mei 1935 niet eindigde, bewijst uei in hem een ministeriële beslis- het in februari 1937 verschenen uj: «ing. Eerst langzamerhand Vondel-boek van Verwey, uitgege- maakte die aanvankelijke onver- ven ter gelegenheid van de ko- - achilligheid plaats voor een an- mende Vondel-herdenking. Het der gevoel. bevat in één band élle werken Deze laatste dagen heb ik mij van Vondel, door Verwey geor- Glanzende Liefde in enen damp van hoon, Wat zyn uw lippen stil, hoe zonder klacht Staart ge af van 't kruis, hoe lacht gij soms zo Mysterie, Gods bemindste Zoon! waarin met genoegen) een brief wordt geplaatst van de heer G. van Dijk uit Leiden. Beste redaktie, Na drie keer jullie pas begonnen ru briek .Jluimte-reactieste hebben ge lezen, heeft het me gefrappeerd dat met name de ouderen, die tot nu toe aan jullie hebben geschreven, met niets an ders dan negatieve opmerkingen z\jn gekomen! De eerste keer waren jullie wat men noemt „niet christelijk genoeg"; de tweede keer werd jullie verweten je papier niet op te offeren aan het al zo bekende doel van de tien keer tien actie. En de derde keer meende een moeder, die blijkbaar haar opgroeiende kinderen niet aan kan, jullie tets te moeten ver wijten waar niets te verwijten viel. Ik heb even geaarzeld om hier over te schrijven, maar nu moet het me maar eens van het hart: heeft dit geschrijf enige zin? Of beter: hebben die ouderen nu niets beters te zeggen? Als personeels chef, die heel wat met jonge mensen te maken heeft, geloof ik echt wel te mogen zeggen, dat je met die afbrekende kritiek weinig opschiet. Wij als ouderen fik ben 45 jaar) hebben naar ik meen de laatste jaren een toch al veel te negatieve hou ding tegenover de jeugd aangenomen. Altijd mapr weer die kritiek... Jullie zijn een jeugdredaktie en hebben nu al heel wat pagina's in de krant ver zorgd. De een wat beter dan de andere, maar jullie doen tenminste wat. En vaak leuk, vind ik. Wat nu is onze reactie daarop? Zeuren, zeuren, zeuren. M\jn vraag is thans, nu wij gelegenheid hebben via de krant met jullie contact te hebben: kan iemand niet eens wat po sitiefs zeggen in ruimte voor Ik zou de ouderen willen vragen: kom eens met een reëel probleem! Vraag ddór de me ning van de jeugdredaktie eens over. Ik weet niet of jullie deze brief zullen opnemen. Maar voor het geval dat wel zo is: je kunt mjjn naam er gerust b(j zetten. Ik onderschrijf ten volle wat ik heb gezegd. Overigens ben ik er zeer benieuwd naar wat de reacties hierop zullen z\jn. JVegatief afbreken" Vriendelijk groetend, G. VAN DUK. w Het staat natuurlijk een beetje gek, wan neer je een rubriek in het leven roept, die om reacties vraagt, en als die dan komen, ze „gezeur" te noemen. Daarom zijn we nou juist blij met deze brief, nu is het grote woord niet door ons, maar door een lezer gezegd. Het is niet eenvoudig om te reageren, want we zijn het er aan alle kanten mee eens. De oudere lezer heeft, zodra de rubriek start te, waarschuwend de vinger opgestoken, de vuist gebald of het hoofd geschud. Geen hand uitgestoken en niet met het hoofd ge knikt. En dan te bedenken dat de heer Van Dijk er geen idee van heeft hoeveel negatiefs we ■orden vuisten gebald van de ouderen week in week uit te slikken hebben. Niet dat we ons daar al te veel van aantrekken, bijna niets zelfs, maar het is wel kenmerkend. De ouderen die ons regel matig negativisme en onchristelijkheid ver wijten, zouden er goed aan doen de hand in eigen boezem te steken. Met de heer Van Dijk zien we reikhalzend uit naar reacties. llliillllUliillllHlllllllllllillllül slotte is daar het indruk- I wekkende herdenkingsnummer I dat het literair maandblad „De I Stem" uitgaf, onder redactie van I Dirk Coster en Anthonic Donker in juli-augustus 1937. Het is vrij- wel onmisbaar om te weten wat de dood van Verwey voor zijn I tijdgenoten en geestverwanten be- I tekend heeft. Maar nóg beter leert men hem kennen in de reeds in 1938 verschenen twee delen I „Oorspronkelijk Dichtwerk", ver- I zorgd door zijn opvolger prof. mr. 1 levensbelijdenis van de humanist I Verwey ten voeten uit. en boven- I al de poëtische gestalte van de I liefde die hij dit aardse leven toe- i t O Vlam van Passie in dit koud helaul t Schoonheid van Smarten op deez' donkere aard! t Wonder van Liefde, dat geen sterfling weet! .D.l'ÏVC,!iï^X7J,,e.,.r„rë I Ai mijl ik hoor aldoor de„ droeven val Der dropplen bloeds en tot den morgen staart met grote liefde en eindloos leed. t (1889) ALBERT VERWEY Bij mij zal het nooit kunnen Dat gij vergaat. De zon, het hemelsblauw. Worden nooit oud. Geachte Redactie, Toen radio „Veronica" nog een nieu- wigheidje was, is er op alle mogelijke manieren gezocht naar een reden om het z.g. piratenschip in beslag te kunnen nemen. Men heeft dit zoeken tenslotte gestaakt, nadat men eerst nog gepro beerd heeft de toezending van „band jes" via Scheveningen te onderscheppen en te verhinderen. Ondanks alles is „Veronica" in de lucht gebleven. En ik overdrijf niet wanneer ik zeg, dat bijna alle teenagers van Nederland blij zijn met het resultaat van het doorzettings vermogen van de Veronica-leiding. Het zijn echter niet alleen de teen agers die luisteren naar de uitzendingen, nee, restaurants, kappers, snack-bars, fabrieken, werkplaatsen enz. hebben hun zoeker op 192 meter staan. In sommige gezinnen is het al zo, dat alleen voor de nieuwsberichten naar Hil versum wordt geluisterd. Het is daarom te begrijpen dat de legale radio op nieuw een stokje wil steken voor de uit zendingen van de drijvende radio. De oorzaak hiervan is pure jaloezie, met als ondergrond de „eeuwige driehoeksver houding", want de luisteraars wenden zich massaal af van Hilversum cn zoe ken Veronica op. En zoals dat altijd bij driehoeksverhoudingen gaat, één van de partners wordt onredelijk en gaat de nieuwkomer zwart maken. We kennen allemaal de affaire over de aktie van het Koningin Wilhelminafonds, hier viel niets mee te bereiken en men ging een heel oud weidedier uit de sloot halen: Veronica zou op een golflengte uitzenden, die gevaarlijk is voor het scheepvaart- radioverkeer. Wanneer een schip in nood is, wordt het verkeer echter over onge veer 138 meter gevoerd, dit argument van de radio-heren is dus volkomen uit de lucht gegrepen en reeds geruime tijd geleden weerlegd. Verleden week las ik een andere manier om de uitzendingen te boycotten. De Vara heeft nl. een me dewerker, die ook zijn diensten verleen de aan Veronica, voor de keus gesteld, te breken met de drijvende radio of ont slag te krijgen bij de Vara. De mede werker koos het laatste en zei bovendien het lidmaatschap van zijn omroepvereni ging op. Met veel belangstelling volgen wij jon geren de strijd, met de hoop dat Hilver sum na verloop van tijd in zal gaan zien, dat het effectiever zal strijden door een drastische verandering van de hui dige programma's. JAN VAN STRALEN 3 Zij zijn de eeuwige De jeugd ervan. Zou mij die zekerheid begeven, 'k Was een arm man."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1962 | | pagina 17