LI COHTII
Gesprek met de
ereburger van
houdt De Lier en omgeving «erkend» mollenvrij
ZONDAGS-
BLAD
Hieuwt Ccihsrljc (ïournnl
ZATERDAG 10 FEBRUARI 1962
Luitenant-
generaal
GIPS
met pensioen
Een tankeskadron had zich loffelijk onderscheiden en luitenant-
generaal Pieter Gips besliste, dat het een vaantje had verdiend.
Hij had zijn adjudant kunnen opdragen het „betrokken onder
deel" schriftelijk zijn tevredenheid te betuigen en de commandant
het vaantje laten uitreiken.
Dit deed hij nu net niet. Op een morgen stapte hij in zijn auto
en hij liet zich rijden naar het garnizoen, waar het eskadron was
gelegerd. Voor op de auto wapperend zijn commandovlag en om
de auto zes marechaussees op de motor, drie voor en drie achter,
stoere marechaussees met witte helmen, en witte handschoenen,
uitlopend in lange witte kappen.
Die indrukwek
kende stoet reed
het kazerneplein
op, waar het eska
dron in zijn geheel
stond aangetreden.
De generaal stelde
zich op voor het
front van de itroep
en hield een toe
spraak, een gewo
ne, hartelijke toe
spraak, zonder eni
ge deftigheid, al
leen maar rond-
Hollands, begrijpe
lijk, warm. En zelf
bevestigde hij het
vaantje aan een
tank. Toen reed hij
terug naar zijn
hoofdkwartier. Met
een wapperende
commando-vlag
voor op de auto, en
zes marechaussees
om hem heen, kra
nige marechaus
sees op brullende
motoren.
Show? Nee, ty
perend voor een
man. die zich nauw
verbonden weet
met zijn soldaten,
maar door die ver-
bondenheid zijn
autoriteit en zijn
gezag niet verliest.
Een man, die po
pulair is in de goe
de
het
woord zondèr po
pulair te doen. Hij
poneert: „Een com
mandant mag be
slist geen lak heb
ben aan alles, dan zakt zijn gezag,
en zeggen, de soldaten: gisteren
was hier nog een lollige vent,
maar we weten niet precies wat
hij is", en hij betoogt met nadruk:
„Een generaal moet met zijn sol
daten een band scheppen door mid
del van zijn autoriteit".
Er was eens een generaal, die,
omdat hij de dienst ging verlaten,
op afscheidstournee langs alle on
derdelen trok. In een garnizoen
ging hij heel gezellig midden tus
sen de soldaten zitten en vroeg
zo onder de koffie: En jongens,
hoe bevalt het jullie? De eerste
zei: Best, generaal, de tweede:
Wel goed, generaal, de derde: Uit
stekend, generaal, maar de vierde
antwoordde: Slecht, generaal. Dat
is dan aldus die generaal
jammer. Ik kan niets
- heel
je doen, want morgen ga ik met
pensioen.
„Kijk", zegt liü, ..dat antwoord
was verkeerd. Je moet iedere sol
daat zo ver krijgen, dat hij be
grijpt, dat hij in het leger een
taak heeft, en dat de plaats, waar
op hij staat, belangrijk is. Iedere
soldaat is belangrijk. Als je een
erewacht inspecteert moet je beide
gelederen langs lopen en iedere
soldaat recht aankijken. Iedere sol
daat heeft er recht op ln de ogen
gekeken te worden. Dan merkt hij,
dat alle voorbereidingen voor die
erewacht niet voor niets zijn ge
weest".
Dordt
Hij werd geboren in Dordt, in
1903 hij is dus nu achtenvijftig,
fors gebouwd, misschien een tik
keltje aan de zware kant,, en hij
is een innemend mens. Hij stamt
uit een familie van kooplieden en
scheepsbouwers, met heel ver weg
voorouders met militaire ambi
ties; een kapitein bij de Dordtse
schutterij en een zee-officier, die
het leven liet in Atjeh.
Van jongsaf aan wilde hij sol-
aimiiiuiiiHiiiiiiiiiiiiiiu1"1!1"
Uw deel in dit leven
Uw deel in dit leven, liefde
huwelijk-gezin, door P. J. F.
Dupuis, arts. Uitgave W. ten
Have, Amsterdam.
Hoeveel de meningen in chris
telijke kring over dit veelbeschre-
ven onderwerp kunnen uiteenlo
pen. blijkt wel wanneer men dit
boek vergelijkt met andere boe
ken van christelijke schrijvers.
Het is geschreven door een ern
stig christen, die de zaken niet
licht opneemt en blijk geeft van
een diepgelovige Schrift- en huwe
lijksbeschouwing. De schrijver is
huisarts in de beste zin van het
woord, de typische vertrouwde
raadsman van het gezin. Hij
maakt het bescheiden voorbehoud,
dat hij niet elk terrein bestrijkt
en dit wijst er weer op hoe uit
gebreid en gecompliceerd het le
ven is geworden. Uitgaande van
de Bijbel werpt hij vele oude me
ningen en opvattingen onderstebo
ven en hierin staat hij in chris
telijke kringen lang niet alleen.
Tevens echter acht hij vele din
gen geoorloofd, waarmede men
het in christelijke kring lang niet
eens zal zijn, althans niet on
verdeeld. Men kan dus zijn eigen
meningen toetsen aan die van een
ernstig medechristen, die alles on
verbloemd bespreekt, en dit heeft
zijn voordelen. Het boek heeft
thans zijn elfde druk beleefd,
maar de schrijver heeft veel her
schreven en omgewerkt, zodat
het op verschillende punten een
nieuw boek is, waaruit men veel
kan leren, zeer veel antwoorden
zal krijgen op moeilijke vragen
van hoofd en hart en waarmee
men een ernstig gesprek kan voe-
De ere-burger van La Cour-
tine legt zijn commando neer,
Op 1 mei a.s. verlaat luite
nant-generaal Pieter Gips,
commandant van het Eerste
Legerkorps, de strijdkrach
ten. Hij heeft de pensioenge
rechtigde leeftijd bereikt, hij
heeft veertig dienstjaren, en
hij moet dus aftreden.
Men kan van hem zeggen,
dat hij een voortreffelijk ge
neraal is geweest, een man,
die zijn stempel op het Eer
ste Legerkorps heeft gedrukt
en het heeft opgebouwd tot
een sterke, voor zijn taak be
rekende eenheid. Voor zijn
werk als officier werd hij
reeds in 1957 benoemd tot
Ridder in de Orde van de
Nederlandse Leeuw. Voor
zijn bijzondere verdiensten
voor de culturele samenwer
king tussen Frankrijk en Ne
derland werd hij in 1960 door
de Franse minister van cul
turele zaken benoemd tot Of
ficier de l'Ordre des Arts en
des Lettres. Voorts benoemde
La Courtine hem tot zijn ere
burger.
Een van onze redacteuren
heeft hem dezer dagen opge
zocht en hem laten vertellen.
Enkele indrukken uit dit ge
sprek zijn hiernaast weerge
geven.
daat worden. ,,En als je zoiets in
je hoofd hebt zet je door, vooral
als je hele familie zegt, dat je
niet goed wijs bent".
Zijn militaire loopbaan begon
op 16 september 1921 toen hij ca
det werd op de Koninklijke Mili
taire Academie te. Breda. Op 24
augustus 1924 werd hij benoemd
tot tweede luitenant bij het 22e
Regiment Infanterie en stond hij
aan het begin van de militaire
ladder, waarvan hij in de volgen
de jaren alle sporten zou beklim-
De kans om zijn gaven te ont-
looien kreeg hij vooral na de
'weede Wereldoorlog, toen hij
zich ten aanzien van militaire
aangelegenheden internationaal
kon oriënteren. Hij trad eerst, in
Londen, op als lid van de legerad-
viesraad van de verdedigingsor
ganisatie van de Westelijke Unie
(Verdrag van Brussel) en later,
in Parijs, als lid van de militaire
Nederlandse militaire afdeling
van de interim commissie van de
E.D.G.
In 1954 keerde hij in Nederland
terug. In 1959 werd hij tenslotte
benoemd tot commandant van het
Eerste Legerkorps, dat hij tot in
zijn huidige vorm heeft opge
bouwd.
T.V.
mando, hoe laag ook, stelt hij ho
ge eisen. Bij een verre televisie-
uitzending wil het wel eens ge
beuren, dat het beeld naar rechts
omvalt. De deskundigen spreken
in zo'n geval van het zwakker
worden van het signaal. Er deugt
dan iets niet, want het beeld moet
recht blijven staan. ,,Zo is het
ook met een commandant. Van
hem moet een dergelijke kracht
uitgaan, dat het beeld zich recht
op handhaaft".
Gezag en autoriteit, zegt hij,
zijn alleen niet voldoende. Beide
moeten berusten op vertrouwen.
„Als commandant moet je het
vertrouwen weten te winnen van
de soldaten, maar je moet ook
vertrouwen hebben in je zelf".
Toen hij het plan had uitgestip
peld zijn legerkorps langs de weg
naar La Courtine te laten gaan,
werd hem voorspeld, dat dit plan
tot mislukking zou zijn ge
doemd. „Iedereen zei: Man, dat
haal je nooit negenhonderd ki
lometer". Hij haalde het wel, be
ter: zijn legerkorps haalde het
wel. Het .gehele lange transport
arriveerde op de plaats van be
stemming zonder één schram
metje.
Toen de tanks eens een inge
wikkelde opdracht hadden uit te
voeren, een opdracht, zei ieder
een weer, dat het wel niet zou
gaan.
„Ik heb die van de tanks daar
op eens toegesproken en gezegd:
Jongens, als jullie me toch in de
steek laten! Maar de jongens zei
den: Generaal, an-me-nooit-niet".
De opdracht werd voortreffelijk
uitgevoerd.
Soldaten
Zijn soldaten kent hij van haver
tot gort. In de drie jaar, dat hij
zijn hoge functie vervulde, heeft
hij er meer dan honderdduizend
onder zijn bevelen gehad, en leg
de hij per auto meer dan 200.000
kilometer af om ze te bezoeken.
Hij was er altijd bij. In La Cour
tine in Frankrijk, en op de oefen
terreinen in Duitsland, bij de
oefeningen, ergens op een Neder
landse heide en bij een alarmoe
fening in het garnizoen. Altijd en
overal was hij te verwachten,
's Morgens vroeg liet hij zijn
chauffeur voorrijden en dan trok
hij er op uit. Midden in de oefe
ning verscheen de generaal
Over de Nederlandse soldaat
zou hij een heel dik boek kunnen
schrijven.
„Een van onze drietonners had
een aanrijding gehad, en het was
raak ook. De chauffeur zat met
het hoofd letterlijk geklemd tus
sen het verkreukelde spatbord.
Met moeite werd hij bevrijd, ge
lukkig had hij geen noemens
waardig letsel opgelopen. Ik zei:
Nou, daar ben jij ook best van
afgekomen? Best van afgekomen,
gromde hij, best afgekomen? Ik
heb minstens een hele dag nodig
om dat kreng weer op te sleute-
„De Prins zou bij het Eerste
Legerkorps op bezoek komen en
de lunch gebruiken. Voor die
lunch was alles .geregeld, hij was
met de kok „doorgenomen" en
tot in details samengesteld. Op
de dag zelf, kort voor de maaltijd,
passeert die kok me, razend en
tierend, op zoek naar een jeep,
waarmee hij het kazerneterrein
wilde verlaten. Ik zei: Waar ga
jij heen? Die stommerds, riep hij
woest, die stommerds, zijn ze
vergeten een lauwerierblaadje in
te slaan".
Contact
Op contact met de burgerij
stelt hij hoge prijs. „Tussen Mar-
kelo en het Eerste Legerkorps be
staat een voortreffelijke band.
Kortgeleden werden we uitgeno
digd op het jaarfeest van een
ruitervereniging, en daar werd
ons een vaandel uitgereikt, dat
de burgerij bij elkander had ge
spaard. Zo kweek je nu goede
verhoudingen. In Frankrijk is ons
legerkorps populairder dan in het
eigen land. We worden in La
Courtine altijd buitengewoon har
telijk ontvangen. Natuurlijk, ze
verdienen aan ons. maar er zit
toch ook iets in van waardering.
Ze vergeten je niet. Met Nieuw
jaar sturen de burgemeesters uit
de omgeving van La Courtine je
allerlei attenties.
We hebben een uitwisseling tot
stand weten te brengen tussen
Markelo en een plaatsje vlak bij
La Courtine. Vorig jaar heeft het
gemeentebestuur van Markelo
met een aantal boerendansers een
bezoek aan dat plaatsje gebracht
en dit jaar april komen er zestig
Franse boerendansers naar Mar
kelo. Op die manier kun je pas
goed Europa opbouwen".
Alles
Hij is een man, die alles kan,
en niets zal nalaten om het bui
tenland te tonen, dat het Neder
landse leger een leger is, dat er
zijn mag. „Een buitenlandse ge
neraal zou een bezoek brengen
aan het Eerste Legerkorps en bij
dat bezoek hoorde een erewacht.
Ik heb toen alle langste soldaten
uit het legerkorps naar het staf
kwartier laten komen en uit hen
de erewacht gevormd. Die gene
raal wist niet hoe hij het had.
Hij zei, helemaal verbouwereerd:
Dat kan ik u echt niet nadoen,
en ik dacht: ,nee, ik feitelijk ook
De commandant van de Nor
thern Army Group had hij be
loofd, dat hij hem bij een bezoek
aan La Courtine een echte Bir
ma an se rijsttafel zou voorzetten
en dat hij Birmaanse dansers zou
laten optreden. „Ik wist dat Sir
James in Birma was geboren en
dol was op rijsttafel. De moeilijk
heid was echter, dat je in Birma
wel tientallen soorten rijsttafels
hebt. We hebben toen eerst uit
gezocht in welk deel van Birma
Sir James was geboren en hoe
de rijsttafel moest zijn samenge
steld. Het kwam allemaal dik
voor elkaar. Zelfs de dansers wa
ren aanwezig. Tot grote verras
sing van Sir James, en ook wel
van mezelf. Hij was tot tranen
toe bewogen".
Luitenant-generaal Pieter Gips
legt op 1 mei a.s. officieel zijn
commando neer. Hij is pensioen
gerechtigd. Hij heeft het land
veertig jaar voortreffelijk ge
diend. Op 17 april is het grote
afscheid in Apeldoorn. Hoe? Hij
heeft een uitgesproken hekel aan
het ritueel van de commando
overdracht.
„Op een podium staan dan twee
man naast elkaar. De man, die
afscheid neemt, de terugblikker,
vertelt eerst wat voor goede din
gen hij in de afgelopen jaren
heeft gedaan. Dan komt de over
nemer, die wat staat te mompe
len over het drukken van voetspo
ren, maar intussen denkt: morgen
doe ik het toch lekker anders...."
„Met een lage zuiewind,
dan vang je ze het best",
zegt hij en knauwt nadrukke
lijk op zijn pruim tabak: Wil
lem Hoogenraad, de eerste
erkende mollenvanger van De
Lier. En terwijl hij over het
bouwland voortsjokt met zijn
rubberlaarzen, het blauwe
plastic emmertje met een
riem aan zijn middel vastge
maakt en de grote schop ,.in
de aanslag" zegt Willem:
„Als het begint te vriezen
vang ik er ook veel. Je zou
zeggen dat ze dan in de grond
blijven zitten, maar da's niet
waar. Ze gaan dan juist extra
wroeten en willen graag boven
komen. En dan is er voor mij
heel wat werk aan de winkel".
In zijn laag, donker huisje aan
de Kijckerweg zegt de bijna
69-jarige Hoogenraad: „Wan
neer ik ermee begonnen ben,
herinner ik me niet meer. Maar
't is meer dan veertig jaar ge
leden, dat weet ik wel. En ik
weet ook dat ik de eerste erken
de mollenvanger van De Lier
ben. M'n eerste vergunning
kreeg ik van burgemeester Cra
mer en de eerste mol ving ik
op het land van de gebroeders
Keyzer in de Oostbuurt".
't Is even stil in het kamertje.
Alleen het driftig tikken van de
klok en de belletjes-halsband
van de hond zijn hoorbaar. Me
vrouw Hoogenraad is in de keu
ken aan het thee zetten; haar
naaimachine staat werkeloos op
de tafel.
Dan schraapt Willem zijn keel,
wipt zijn pruim naar de andere
mondhoek en zegt: „Ik doe het
dus al veertig jaar en ik heb
al honderden mollen gevangen,
maar in al die tijd heb ik nog
maar twee witte gevangen. De
eerste een jaar of twintig gele
den op het land van de gebroe
ders Keyzer en de tweede een
paar dagen geleden op het land
van boer De Jong in 't Woudt".
Zeldzaam
Hij wrijft over zijn knieën en
vervolgt dan: „Witte mollen
zijn heel zeldzaam, je vangt ze
bijna nooit. Toen ik de eerste
ving, hebben ze er ook over in
de krant geschreven. En een
E< n lachende mevrouw Hoogenraad met tuee mollenhuidjes. Het
rechter velletje is van de zeldzame mol, die Willem enige dagen
geleden in 't Woudt ving.
paar dagen geleden, toen ik
weer zo'n beestje ving en ze
het hier in De Lier hoorden,
zijn er heel wat mensen over
de vloer gekomen. Ze wilden
allemaal die mol zien".
„Na één dag had ik al een
stuk of zestig mensen op visite
gehad en op 't laatst dacht ik
gewoon, dat het hier een mu
seum was. Om je de waarheid
te zeggen: 't ging me een beet-
'e vervelen, al die nieuwsgierig-
Twee kwartjes
meteen daarna: „Moet je het
velletje kopen? Dan ben ik van
al die soesa af. Voor twee
kwartjes kan je het krijgen." Ik
leg het geld op tafel en het
huidje Is m'n eigendom. Een
lachende Hoogenraad: „Je bent
dit jaar m'n eerste klant, ik
hoop dat het je geluk brengt."
Als we thee hebben gedron
ken, gaat de Lierse mollenvan
ger me voor naar een schuine,
donkere muurkast. Daar liggen
in een plastic zak, naast een
kist pootaardappelen, de mol-
lenvelletjes. zwart-grijs van
kleur, rechthoekig, ongeveer
vijf bij vijftien centimeter.
Terwijl Willem zijn hoofd uit
de kast trekt en zijn pet recht
zet, zegt hij: ,,'t Kan vriezen of
dooien in dit vak. Maar over 't
algemeen mag ik niet mopperen.
Sinds begin november (wanneer
het mollenvangers-seizoen be
gint) heb ik al een kleine drie
honderd mollen gevangen. En
voor het seizoen is afgelopen
(eind februari) hoop ik er nog
heel wat te vangen".
„Hoeveel ik er op een dag
vang, is heel verschillend. Vori
ge week bijvoorbeeld, virR ik
er op één middag 28. En nu
vanmiddag, voordat je kwam,
heb ik er nog maar één in zijn
nekvel kunnen grijpen." Hij
haalt het beestje uit zijn jas
zak en legt het in m'n hand.
Het lijfje van het blinde grond-
omploegertje is nog warm.
De huidjes
Ik geef de mol weer terug en
vraag dan wat er met de huid
jes gebeurt. „Die worden ge
bruikt voor de voering van vlie
geniersjasjes, hebben ze me
verteld. Eén keer in 't jaar,
Met vergunning
Lierse Willem Hoogenraad
is erkend mollenvanger. Hij
vangt en verkoopt de blinde
grondomploegertjes volgens
artikel 1 en 2 van de mollen-,
egels- en kikvorsenwet. Op
zijn vergunning staat:
PROVINCIE ZUID-HOL
LAND
M Nr. 34 (2e afd.)
MACHTIGING
geldig van 1 januari 1962
tot en met 31 december 1962
ten name van Hoogenraad,
W., wonende te De Lier (Z.-
H.). Kijckerweg 52, tot het
vangen en doden van mollen
op gronden, gelegen in de ge
meente (n) De Lier, Maas
land, Naaldwijk en Schiplui
den en in gebruik bij de op
aangehechte staat vermelde
personen, voor zover die per
sonen tot het vangen hun toe
stemming hebben verleend
(artikel 1 der Mollen-, Egels-
en Kikvorsenwet), en tot het
ten verkoop in voorraad heb
ben, te koop aanbieden, ver
kopen en vervoeren voor zo
ver het de provincie Zuid-Hol
land betreft, op grond van de
ze machtiging gevangen of
gedode mollen (artikel 2 der
Mollen-, Egels- en Kikvorsen
wet).
Deze machtiging moet op
eerste vordering worden ver
toond aan de ambtenaren,
belast met het opsporen van
overtredingen van de Mol
len-, Egels- en Kikvorsenwet.
Zij zal bij misbruik worden
ingetrokken.
als het seizoen is
afgelopen, ga ik
met de bus naar
Rotterdam om de
velletjes- te verko-
De prijs, die Wil
lem voor de huid
jes krijgt, is eigen
lijk al die veertig
jaar zo'n beetje
hetzelfde gebleven
en varieert van
zeven tot elf stui
vers. „Maar in de
mobilisatietijd
kreeg ik er veel
meer voor. Toen
gaven ze me wel
eens 26 of 28 stui
vers voor één vel
letje. Al die velle
tjes gingen naar
Amerika".
En wat doet Wil
lem Hoogenraad
nu van begin maart
tot eind oktober?
Hij zegt: „Dan
werk ik in de tuin
van Alex Keyzer
aan de Hooge-
weg." En hij voegt
eraan toe: „Ja,
weet je wat het is:
eigenlijk zou ik
het hele jaar door
mollen kunnen
vangen. Maar dat
doe ik niet, want
in de tijd. dat ik
in de tuin werk,
krijgen de voed
sters (vrouwtjes-
mollen) jongen. En
als ik die voed
sters doodsla, dan
zouden de mollen
op de duur uitster-
eige uitrangeren."
„Een hond", zo
zegt Hoogenraad,
„heb je bij dit
werk absoluut no
dig" en hij neemt
Kees, het zwarte
pinchertje met zijn brutale oog
jes en kwispelende staart, op zijn
schoot. Terwijl de mollenvanger
de hond over de kop strijkt, zegt
hij: „Ik heb hem nu een jaar:
een best beestje."
En hij vervolgt: „Ik heb al
tijd een hond gehad. Vóór hem
had ik ook een pincher en die
heette ook Kees. En daarvoor
hadden we Bello; en daarvoor
hadden we ook steeds een
De beste
„Maar hij is wel de beste",
zegt Hoogenraad en klopt Kees
goedkeurend op zijn rug. „Maar
dat komt, omdat ik nooit tegen
hem tekeer ga. Schelden tegen
een beest is helemaal niet
goed,"
„Ik heb hem in een half jaar
getraind. Daarvoor gebruikte ik
een rode zakdoek en kluitjes
aarde. En nu is het een prima
afgerichte hond, die precies weet
wat ik bedoel. Alleen soms nog
een beetje te speels, maar dat
„vergroeit" wel."
„En goed eten krijgt hij ook",
zegt Willem en gaai me voor
naar de keuken. Daar staan
vier bakjes: één met vlees,
één met vis, één met melk en
één met water. „Een diner met
vier gangen", lacht de Liere-
Mevrouw Hoogenraad komt
weer in de kamer en schenkt
nog eens in. Ze wordt ook in het
gesprek betrokken en zegt met
haar West-Brabants accent:
„We zijn nu zestien jaar ge
trouwd, maar van mollen heb
ik nog steeds geen verstand. Ik
zorg dat het eten klaar is als hij
van de „jacht" thuiskomt en
zorg dat 's avonds de tafel is
opgeruimd."
Als ik vraag waarom, valt
Willem haar in de rede en
zegt: „Om de mollen te villen
en de huiden te spannen." En
meteen daarop vraagt hij of ik
het wil zien. Ik knik.
Hij haalt de enkele uren tevo
ren gevangen mol te voorschijn
en vist uit zijn broekzak een
zakmes met een grote bloed-
gleuf er op. Het gaat allemaal
vliegensvlug: eerst draait hij de
Willem Hoogenraad bezig met
het spannen van de mollen-
velletjes.
vijftenige pootjes eruit, dan
geeft hij een snee over de leng
te van de buik en luttele secon
den later ligt het velletje op
tafel.
Schadelijk
Voor Willem Hoogenraad is
het de gewoonste zaak van de
wereld. Zo trok hij al vele hon
derden mollen hun jasje uit. Hij
zegt: „Je hoeft geen medelij
den te hebben, hoor. 't Zijn
schadelijke beesten en ze kos
ten de boeren handenvol geld."
En zich tot zijn vrouw wen
dend: „Jo, geef es een plank en
breng dit es weg" en hij wijst
op de inhoud van de gevilde
mol.
Als Willem de plank heeft
gekregen, haalt hij een hamer
en een zakje met kopspijker-
tjes. „Nu opletten", zegt hij,
„nu ga ik spannen". En even
later zit het mollenhuidje, dat
's morgens nog werd beschut
door de schoot der aarde, vast
gespijkerd op de plank.
„Die huiden droog ik bij de
kachel. Da's een heel precies
werkje. Ze mogen niet te veel
warmte hebben, anders scheu
ren ze. We moeten ze dus
steeds verzetten. Na een paar
dagen zijn ze goed en dan gaan
ze in de plastic zak in de kast".
Nog een klein maandje zal
Lierse Willem op mollen ja
gen. Dan is hel seizoen afge
lopen en moet hij, al werkend
op de tuin van Alex Keyzer,
wachten tot begin november.
Een kleine vier weken zal
Hoogenraad er dus nog van
profiteren. Dan kunt u hem
elke morgen om een uur of
negen op zijn fietsje zien
stappen, op weg naar bouw
landen in De Lier, Maasland,
Naaldwijk of Schipluiden, wel
ke gemeenten hij erkend
„molvrij" houdt. Tenminste...
in bepaalde maanden.