LI COHTII Gesprek met de ereburger van houdt De Lier en omgeving «erkend» mollenvrij ZONDAGS- BLAD Hieuwt Ccihsrljc (ïournnl ZATERDAG 10 FEBRUARI 1962 Luitenant- generaal GIPS met pensioen Een tankeskadron had zich loffelijk onderscheiden en luitenant- generaal Pieter Gips besliste, dat het een vaantje had verdiend. Hij had zijn adjudant kunnen opdragen het „betrokken onder deel" schriftelijk zijn tevredenheid te betuigen en de commandant het vaantje laten uitreiken. Dit deed hij nu net niet. Op een morgen stapte hij in zijn auto en hij liet zich rijden naar het garnizoen, waar het eskadron was gelegerd. Voor op de auto wapperend zijn commandovlag en om de auto zes marechaussees op de motor, drie voor en drie achter, stoere marechaussees met witte helmen, en witte handschoenen, uitlopend in lange witte kappen. Die indrukwek kende stoet reed het kazerneplein op, waar het eska dron in zijn geheel stond aangetreden. De generaal stelde zich op voor het front van de itroep en hield een toe spraak, een gewo ne, hartelijke toe spraak, zonder eni ge deftigheid, al leen maar rond- Hollands, begrijpe lijk, warm. En zelf bevestigde hij het vaantje aan een tank. Toen reed hij terug naar zijn hoofdkwartier. Met een wapperende commando-vlag voor op de auto, en zes marechaussees om hem heen, kra nige marechaus sees op brullende motoren. Show? Nee, ty perend voor een man. die zich nauw verbonden weet met zijn soldaten, maar door die ver- bondenheid zijn autoriteit en zijn gezag niet verliest. Een man, die po pulair is in de goe de het woord zondèr po pulair te doen. Hij poneert: „Een com mandant mag be slist geen lak heb ben aan alles, dan zakt zijn gezag, en zeggen, de soldaten: gisteren was hier nog een lollige vent, maar we weten niet precies wat hij is", en hij betoogt met nadruk: „Een generaal moet met zijn sol daten een band scheppen door mid del van zijn autoriteit". Er was eens een generaal, die, omdat hij de dienst ging verlaten, op afscheidstournee langs alle on derdelen trok. In een garnizoen ging hij heel gezellig midden tus sen de soldaten zitten en vroeg zo onder de koffie: En jongens, hoe bevalt het jullie? De eerste zei: Best, generaal, de tweede: Wel goed, generaal, de derde: Uit stekend, generaal, maar de vierde antwoordde: Slecht, generaal. Dat is dan aldus die generaal jammer. Ik kan niets - heel je doen, want morgen ga ik met pensioen. „Kijk", zegt liü, ..dat antwoord was verkeerd. Je moet iedere sol daat zo ver krijgen, dat hij be grijpt, dat hij in het leger een taak heeft, en dat de plaats, waar op hij staat, belangrijk is. Iedere soldaat is belangrijk. Als je een erewacht inspecteert moet je beide gelederen langs lopen en iedere soldaat recht aankijken. Iedere sol daat heeft er recht op ln de ogen gekeken te worden. Dan merkt hij, dat alle voorbereidingen voor die erewacht niet voor niets zijn ge weest". Dordt Hij werd geboren in Dordt, in 1903 hij is dus nu achtenvijftig, fors gebouwd, misschien een tik keltje aan de zware kant,, en hij is een innemend mens. Hij stamt uit een familie van kooplieden en scheepsbouwers, met heel ver weg voorouders met militaire ambi ties; een kapitein bij de Dordtse schutterij en een zee-officier, die het leven liet in Atjeh. Van jongsaf aan wilde hij sol- aimiiiuiiiHiiiiiiiiiiiiiiu1"1!1" Uw deel in dit leven Uw deel in dit leven, liefde huwelijk-gezin, door P. J. F. Dupuis, arts. Uitgave W. ten Have, Amsterdam. Hoeveel de meningen in chris telijke kring over dit veelbeschre- ven onderwerp kunnen uiteenlo pen. blijkt wel wanneer men dit boek vergelijkt met andere boe ken van christelijke schrijvers. Het is geschreven door een ern stig christen, die de zaken niet licht opneemt en blijk geeft van een diepgelovige Schrift- en huwe lijksbeschouwing. De schrijver is huisarts in de beste zin van het woord, de typische vertrouwde raadsman van het gezin. Hij maakt het bescheiden voorbehoud, dat hij niet elk terrein bestrijkt en dit wijst er weer op hoe uit gebreid en gecompliceerd het le ven is geworden. Uitgaande van de Bijbel werpt hij vele oude me ningen en opvattingen onderstebo ven en hierin staat hij in chris telijke kringen lang niet alleen. Tevens echter acht hij vele din gen geoorloofd, waarmede men het in christelijke kring lang niet eens zal zijn, althans niet on verdeeld. Men kan dus zijn eigen meningen toetsen aan die van een ernstig medechristen, die alles on verbloemd bespreekt, en dit heeft zijn voordelen. Het boek heeft thans zijn elfde druk beleefd, maar de schrijver heeft veel her schreven en omgewerkt, zodat het op verschillende punten een nieuw boek is, waaruit men veel kan leren, zeer veel antwoorden zal krijgen op moeilijke vragen van hoofd en hart en waarmee men een ernstig gesprek kan voe- De ere-burger van La Cour- tine legt zijn commando neer, Op 1 mei a.s. verlaat luite nant-generaal Pieter Gips, commandant van het Eerste Legerkorps, de strijdkrach ten. Hij heeft de pensioenge rechtigde leeftijd bereikt, hij heeft veertig dienstjaren, en hij moet dus aftreden. Men kan van hem zeggen, dat hij een voortreffelijk ge neraal is geweest, een man, die zijn stempel op het Eer ste Legerkorps heeft gedrukt en het heeft opgebouwd tot een sterke, voor zijn taak be rekende eenheid. Voor zijn werk als officier werd hij reeds in 1957 benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Voor zijn bijzondere verdiensten voor de culturele samenwer king tussen Frankrijk en Ne derland werd hij in 1960 door de Franse minister van cul turele zaken benoemd tot Of ficier de l'Ordre des Arts en des Lettres. Voorts benoemde La Courtine hem tot zijn ere burger. Een van onze redacteuren heeft hem dezer dagen opge zocht en hem laten vertellen. Enkele indrukken uit dit ge sprek zijn hiernaast weerge geven. daat worden. ,,En als je zoiets in je hoofd hebt zet je door, vooral als je hele familie zegt, dat je niet goed wijs bent". Zijn militaire loopbaan begon op 16 september 1921 toen hij ca det werd op de Koninklijke Mili taire Academie te. Breda. Op 24 augustus 1924 werd hij benoemd tot tweede luitenant bij het 22e Regiment Infanterie en stond hij aan het begin van de militaire ladder, waarvan hij in de volgen de jaren alle sporten zou beklim- De kans om zijn gaven te ont- looien kreeg hij vooral na de 'weede Wereldoorlog, toen hij zich ten aanzien van militaire aangelegenheden internationaal kon oriënteren. Hij trad eerst, in Londen, op als lid van de legerad- viesraad van de verdedigingsor ganisatie van de Westelijke Unie (Verdrag van Brussel) en later, in Parijs, als lid van de militaire Nederlandse militaire afdeling van de interim commissie van de E.D.G. In 1954 keerde hij in Nederland terug. In 1959 werd hij tenslotte benoemd tot commandant van het Eerste Legerkorps, dat hij tot in zijn huidige vorm heeft opge bouwd. T.V. mando, hoe laag ook, stelt hij ho ge eisen. Bij een verre televisie- uitzending wil het wel eens ge beuren, dat het beeld naar rechts omvalt. De deskundigen spreken in zo'n geval van het zwakker worden van het signaal. Er deugt dan iets niet, want het beeld moet recht blijven staan. ,,Zo is het ook met een commandant. Van hem moet een dergelijke kracht uitgaan, dat het beeld zich recht op handhaaft". Gezag en autoriteit, zegt hij, zijn alleen niet voldoende. Beide moeten berusten op vertrouwen. „Als commandant moet je het vertrouwen weten te winnen van de soldaten, maar je moet ook vertrouwen hebben in je zelf". Toen hij het plan had uitgestip peld zijn legerkorps langs de weg naar La Courtine te laten gaan, werd hem voorspeld, dat dit plan tot mislukking zou zijn ge doemd. „Iedereen zei: Man, dat haal je nooit negenhonderd ki lometer". Hij haalde het wel, be ter: zijn legerkorps haalde het wel. Het .gehele lange transport arriveerde op de plaats van be stemming zonder één schram metje. Toen de tanks eens een inge wikkelde opdracht hadden uit te voeren, een opdracht, zei ieder een weer, dat het wel niet zou gaan. „Ik heb die van de tanks daar op eens toegesproken en gezegd: Jongens, als jullie me toch in de steek laten! Maar de jongens zei den: Generaal, an-me-nooit-niet". De opdracht werd voortreffelijk uitgevoerd. Soldaten Zijn soldaten kent hij van haver tot gort. In de drie jaar, dat hij zijn hoge functie vervulde, heeft hij er meer dan honderdduizend onder zijn bevelen gehad, en leg de hij per auto meer dan 200.000 kilometer af om ze te bezoeken. Hij was er altijd bij. In La Cour tine in Frankrijk, en op de oefen terreinen in Duitsland, bij de oefeningen, ergens op een Neder landse heide en bij een alarmoe fening in het garnizoen. Altijd en overal was hij te verwachten, 's Morgens vroeg liet hij zijn chauffeur voorrijden en dan trok hij er op uit. Midden in de oefe ning verscheen de generaal Over de Nederlandse soldaat zou hij een heel dik boek kunnen schrijven. „Een van onze drietonners had een aanrijding gehad, en het was raak ook. De chauffeur zat met het hoofd letterlijk geklemd tus sen het verkreukelde spatbord. Met moeite werd hij bevrijd, ge lukkig had hij geen noemens waardig letsel opgelopen. Ik zei: Nou, daar ben jij ook best van afgekomen? Best van afgekomen, gromde hij, best afgekomen? Ik heb minstens een hele dag nodig om dat kreng weer op te sleute- „De Prins zou bij het Eerste Legerkorps op bezoek komen en de lunch gebruiken. Voor die lunch was alles .geregeld, hij was met de kok „doorgenomen" en tot in details samengesteld. Op de dag zelf, kort voor de maaltijd, passeert die kok me, razend en tierend, op zoek naar een jeep, waarmee hij het kazerneterrein wilde verlaten. Ik zei: Waar ga jij heen? Die stommerds, riep hij woest, die stommerds, zijn ze vergeten een lauwerierblaadje in te slaan". Contact Op contact met de burgerij stelt hij hoge prijs. „Tussen Mar- kelo en het Eerste Legerkorps be staat een voortreffelijke band. Kortgeleden werden we uitgeno digd op het jaarfeest van een ruitervereniging, en daar werd ons een vaandel uitgereikt, dat de burgerij bij elkander had ge spaard. Zo kweek je nu goede verhoudingen. In Frankrijk is ons legerkorps populairder dan in het eigen land. We worden in La Courtine altijd buitengewoon har telijk ontvangen. Natuurlijk, ze verdienen aan ons. maar er zit toch ook iets in van waardering. Ze vergeten je niet. Met Nieuw jaar sturen de burgemeesters uit de omgeving van La Courtine je allerlei attenties. We hebben een uitwisseling tot stand weten te brengen tussen Markelo en een plaatsje vlak bij La Courtine. Vorig jaar heeft het gemeentebestuur van Markelo met een aantal boerendansers een bezoek aan dat plaatsje gebracht en dit jaar april komen er zestig Franse boerendansers naar Mar kelo. Op die manier kun je pas goed Europa opbouwen". Alles Hij is een man, die alles kan, en niets zal nalaten om het bui tenland te tonen, dat het Neder landse leger een leger is, dat er zijn mag. „Een buitenlandse ge neraal zou een bezoek brengen aan het Eerste Legerkorps en bij dat bezoek hoorde een erewacht. Ik heb toen alle langste soldaten uit het legerkorps naar het staf kwartier laten komen en uit hen de erewacht gevormd. Die gene raal wist niet hoe hij het had. Hij zei, helemaal verbouwereerd: Dat kan ik u echt niet nadoen, en ik dacht: ,nee, ik feitelijk ook De commandant van de Nor thern Army Group had hij be loofd, dat hij hem bij een bezoek aan La Courtine een echte Bir ma an se rijsttafel zou voorzetten en dat hij Birmaanse dansers zou laten optreden. „Ik wist dat Sir James in Birma was geboren en dol was op rijsttafel. De moeilijk heid was echter, dat je in Birma wel tientallen soorten rijsttafels hebt. We hebben toen eerst uit gezocht in welk deel van Birma Sir James was geboren en hoe de rijsttafel moest zijn samenge steld. Het kwam allemaal dik voor elkaar. Zelfs de dansers wa ren aanwezig. Tot grote verras sing van Sir James, en ook wel van mezelf. Hij was tot tranen toe bewogen". Luitenant-generaal Pieter Gips legt op 1 mei a.s. officieel zijn commando neer. Hij is pensioen gerechtigd. Hij heeft het land veertig jaar voortreffelijk ge diend. Op 17 april is het grote afscheid in Apeldoorn. Hoe? Hij heeft een uitgesproken hekel aan het ritueel van de commando overdracht. „Op een podium staan dan twee man naast elkaar. De man, die afscheid neemt, de terugblikker, vertelt eerst wat voor goede din gen hij in de afgelopen jaren heeft gedaan. Dan komt de over nemer, die wat staat te mompe len over het drukken van voetspo ren, maar intussen denkt: morgen doe ik het toch lekker anders...." „Met een lage zuiewind, dan vang je ze het best", zegt hij en knauwt nadrukke lijk op zijn pruim tabak: Wil lem Hoogenraad, de eerste erkende mollenvanger van De Lier. En terwijl hij over het bouwland voortsjokt met zijn rubberlaarzen, het blauwe plastic emmertje met een riem aan zijn middel vastge maakt en de grote schop ,.in de aanslag" zegt Willem: „Als het begint te vriezen vang ik er ook veel. Je zou zeggen dat ze dan in de grond blijven zitten, maar da's niet waar. Ze gaan dan juist extra wroeten en willen graag boven komen. En dan is er voor mij heel wat werk aan de winkel". In zijn laag, donker huisje aan de Kijckerweg zegt de bijna 69-jarige Hoogenraad: „Wan neer ik ermee begonnen ben, herinner ik me niet meer. Maar 't is meer dan veertig jaar ge leden, dat weet ik wel. En ik weet ook dat ik de eerste erken de mollenvanger van De Lier ben. M'n eerste vergunning kreeg ik van burgemeester Cra mer en de eerste mol ving ik op het land van de gebroeders Keyzer in de Oostbuurt". 't Is even stil in het kamertje. Alleen het driftig tikken van de klok en de belletjes-halsband van de hond zijn hoorbaar. Me vrouw Hoogenraad is in de keu ken aan het thee zetten; haar naaimachine staat werkeloos op de tafel. Dan schraapt Willem zijn keel, wipt zijn pruim naar de andere mondhoek en zegt: „Ik doe het dus al veertig jaar en ik heb al honderden mollen gevangen, maar in al die tijd heb ik nog maar twee witte gevangen. De eerste een jaar of twintig gele den op het land van de gebroe ders Keyzer en de tweede een paar dagen geleden op het land van boer De Jong in 't Woudt". Zeldzaam Hij wrijft over zijn knieën en vervolgt dan: „Witte mollen zijn heel zeldzaam, je vangt ze bijna nooit. Toen ik de eerste ving, hebben ze er ook over in de krant geschreven. En een E< n lachende mevrouw Hoogenraad met tuee mollenhuidjes. Het rechter velletje is van de zeldzame mol, die Willem enige dagen geleden in 't Woudt ving. paar dagen geleden, toen ik weer zo'n beestje ving en ze het hier in De Lier hoorden, zijn er heel wat mensen over de vloer gekomen. Ze wilden allemaal die mol zien". „Na één dag had ik al een stuk of zestig mensen op visite gehad en op 't laatst dacht ik gewoon, dat het hier een mu seum was. Om je de waarheid te zeggen: 't ging me een beet- 'e vervelen, al die nieuwsgierig- Twee kwartjes meteen daarna: „Moet je het velletje kopen? Dan ben ik van al die soesa af. Voor twee kwartjes kan je het krijgen." Ik leg het geld op tafel en het huidje Is m'n eigendom. Een lachende Hoogenraad: „Je bent dit jaar m'n eerste klant, ik hoop dat het je geluk brengt." Als we thee hebben gedron ken, gaat de Lierse mollenvan ger me voor naar een schuine, donkere muurkast. Daar liggen in een plastic zak, naast een kist pootaardappelen, de mol- lenvelletjes. zwart-grijs van kleur, rechthoekig, ongeveer vijf bij vijftien centimeter. Terwijl Willem zijn hoofd uit de kast trekt en zijn pet recht zet, zegt hij: ,,'t Kan vriezen of dooien in dit vak. Maar over 't algemeen mag ik niet mopperen. Sinds begin november (wanneer het mollenvangers-seizoen be gint) heb ik al een kleine drie honderd mollen gevangen. En voor het seizoen is afgelopen (eind februari) hoop ik er nog heel wat te vangen". „Hoeveel ik er op een dag vang, is heel verschillend. Vori ge week bijvoorbeeld, virR ik er op één middag 28. En nu vanmiddag, voordat je kwam, heb ik er nog maar één in zijn nekvel kunnen grijpen." Hij haalt het beestje uit zijn jas zak en legt het in m'n hand. Het lijfje van het blinde grond- omploegertje is nog warm. De huidjes Ik geef de mol weer terug en vraag dan wat er met de huid jes gebeurt. „Die worden ge bruikt voor de voering van vlie geniersjasjes, hebben ze me verteld. Eén keer in 't jaar, Met vergunning Lierse Willem Hoogenraad is erkend mollenvanger. Hij vangt en verkoopt de blinde grondomploegertjes volgens artikel 1 en 2 van de mollen-, egels- en kikvorsenwet. Op zijn vergunning staat: PROVINCIE ZUID-HOL LAND M Nr. 34 (2e afd.) MACHTIGING geldig van 1 januari 1962 tot en met 31 december 1962 ten name van Hoogenraad, W., wonende te De Lier (Z.- H.). Kijckerweg 52, tot het vangen en doden van mollen op gronden, gelegen in de ge meente (n) De Lier, Maas land, Naaldwijk en Schiplui den en in gebruik bij de op aangehechte staat vermelde personen, voor zover die per sonen tot het vangen hun toe stemming hebben verleend (artikel 1 der Mollen-, Egels- en Kikvorsenwet), en tot het ten verkoop in voorraad heb ben, te koop aanbieden, ver kopen en vervoeren voor zo ver het de provincie Zuid-Hol land betreft, op grond van de ze machtiging gevangen of gedode mollen (artikel 2 der Mollen-, Egels- en Kikvorsen wet). Deze machtiging moet op eerste vordering worden ver toond aan de ambtenaren, belast met het opsporen van overtredingen van de Mol len-, Egels- en Kikvorsenwet. Zij zal bij misbruik worden ingetrokken. als het seizoen is afgelopen, ga ik met de bus naar Rotterdam om de velletjes- te verko- De prijs, die Wil lem voor de huid jes krijgt, is eigen lijk al die veertig jaar zo'n beetje hetzelfde gebleven en varieert van zeven tot elf stui vers. „Maar in de mobilisatietijd kreeg ik er veel meer voor. Toen gaven ze me wel eens 26 of 28 stui vers voor één vel letje. Al die velle tjes gingen naar Amerika". En wat doet Wil lem Hoogenraad nu van begin maart tot eind oktober? Hij zegt: „Dan werk ik in de tuin van Alex Keyzer aan de Hooge- weg." En hij voegt eraan toe: „Ja, weet je wat het is: eigenlijk zou ik het hele jaar door mollen kunnen vangen. Maar dat doe ik niet, want in de tijd. dat ik in de tuin werk, krijgen de voed sters (vrouwtjes- mollen) jongen. En als ik die voed sters doodsla, dan zouden de mollen op de duur uitster- eige uitrangeren." „Een hond", zo zegt Hoogenraad, „heb je bij dit werk absoluut no dig" en hij neemt Kees, het zwarte pinchertje met zijn brutale oog jes en kwispelende staart, op zijn schoot. Terwijl de mollenvanger de hond over de kop strijkt, zegt hij: „Ik heb hem nu een jaar: een best beestje." En hij vervolgt: „Ik heb al tijd een hond gehad. Vóór hem had ik ook een pincher en die heette ook Kees. En daarvoor hadden we Bello; en daarvoor hadden we ook steeds een De beste „Maar hij is wel de beste", zegt Hoogenraad en klopt Kees goedkeurend op zijn rug. „Maar dat komt, omdat ik nooit tegen hem tekeer ga. Schelden tegen een beest is helemaal niet goed," „Ik heb hem in een half jaar getraind. Daarvoor gebruikte ik een rode zakdoek en kluitjes aarde. En nu is het een prima afgerichte hond, die precies weet wat ik bedoel. Alleen soms nog een beetje te speels, maar dat „vergroeit" wel." „En goed eten krijgt hij ook", zegt Willem en gaai me voor naar de keuken. Daar staan vier bakjes: één met vlees, één met vis, één met melk en één met water. „Een diner met vier gangen", lacht de Liere- Mevrouw Hoogenraad komt weer in de kamer en schenkt nog eens in. Ze wordt ook in het gesprek betrokken en zegt met haar West-Brabants accent: „We zijn nu zestien jaar ge trouwd, maar van mollen heb ik nog steeds geen verstand. Ik zorg dat het eten klaar is als hij van de „jacht" thuiskomt en zorg dat 's avonds de tafel is opgeruimd." Als ik vraag waarom, valt Willem haar in de rede en zegt: „Om de mollen te villen en de huiden te spannen." En meteen daarop vraagt hij of ik het wil zien. Ik knik. Hij haalt de enkele uren tevo ren gevangen mol te voorschijn en vist uit zijn broekzak een zakmes met een grote bloed- gleuf er op. Het gaat allemaal vliegensvlug: eerst draait hij de Willem Hoogenraad bezig met het spannen van de mollen- velletjes. vijftenige pootjes eruit, dan geeft hij een snee over de leng te van de buik en luttele secon den later ligt het velletje op tafel. Schadelijk Voor Willem Hoogenraad is het de gewoonste zaak van de wereld. Zo trok hij al vele hon derden mollen hun jasje uit. Hij zegt: „Je hoeft geen medelij den te hebben, hoor. 't Zijn schadelijke beesten en ze kos ten de boeren handenvol geld." En zich tot zijn vrouw wen dend: „Jo, geef es een plank en breng dit es weg" en hij wijst op de inhoud van de gevilde mol. Als Willem de plank heeft gekregen, haalt hij een hamer en een zakje met kopspijker- tjes. „Nu opletten", zegt hij, „nu ga ik spannen". En even later zit het mollenhuidje, dat 's morgens nog werd beschut door de schoot der aarde, vast gespijkerd op de plank. „Die huiden droog ik bij de kachel. Da's een heel precies werkje. Ze mogen niet te veel warmte hebben, anders scheu ren ze. We moeten ze dus steeds verzetten. Na een paar dagen zijn ze goed en dan gaan ze in de plastic zak in de kast". Nog een klein maandje zal Lierse Willem op mollen ja gen. Dan is hel seizoen afge lopen en moet hij, al werkend op de tuin van Alex Keyzer, wachten tot begin november. Een kleine vier weken zal Hoogenraad er dus nog van profiteren. Dan kunt u hem elke morgen om een uur of negen op zijn fietsje zien stappen, op weg naar bouw landen in De Lier, Maasland, Naaldwijk of Schipluiden, wel ke gemeenten hij erkend „molvrij" houdt. Tenminste... in bepaalde maanden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1962 | | pagina 13