Hoe zijn de ervaringen? Veel tegen, meer vóór Samenwerkinq in gemeenteraden De forumleden zijn: Sü VRAGEN AAN FORUM Eén prot. chr. lijst? EEN bredere samenwerking in politiek verband door protestantse christenen wordt herhaaldelijk aan de orde gesteld. No de gemeenteraadsverkiezingen weer in zicht komen wordt die mogelijkheid wel bijzonder actueel. Voeg daarbij dat velen het uiteindelijk na te streven doel en ideaal: één prot. chr. partij in Nederland gaarne „van onderop" zien beginnen daarmee wordt dan uiteraard niets discriminerends ten aanzien van onze gemeenteraden bedoeld en u hebt de redenen die er voor ons toe leidden een forumgesprek over mogelijke samenwerking in de gemeenteraden te houden. Over deze zaken wordt genuanceerd gedacht; we hebben getracht dit in de samenstelling van het forum enigszins tot uitdrukking te brengen. Daarnaast was het streven een goede vertegenwoordiging der in het geding zijnde partijen bijeen te krijgen, die we zochten in de grote plaatsen van ons verschijningsgebied, zijnde de belangrijkste steden van onze provincie Zuid-Holland. Zoals men weet IS er in de gemeenteraden al een samenwerking tussen verschillende prot. chr. partijen gegroeid. Bovendien heeft die samenwerking in de diverse plaatsen weer verschillende vormen aangenomen. Vandaar dat in de eer:*» vraag naar die vormen en de ervaringen daarmee opgedaan wordt geïnformeerd. De tweede vraag stelt vervolgens de mogelijkheid van het straks uitkomen met een gezamenlijke lijst aan de orde en het is daar dat de eerder genoemde nuanceringen aan het licht treden. Voor een beter verstaan van datgene wat thans in ontwikkeling is en welke moeilijkheden hierbij onder meer in het geding zijn wil dit forum gesprek enig materiaal verschaffen. Dit was namelijk het doel dat wij in alle bescheidenheid wilden nastreven. Ir. P. BOERSMA, leraar H.T.S. te Dordrecht, is sedert 1953 lid van de Rotterdamse raad voor de C.RU. en thans fractievoonitter. Hij is eveneens lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland; voorts is hij hoofdingeland van het Hoogheemraadschap Schieland. Van 1931 tot 1939 was hij wethouder van de gemeente Alhlasscrdam. De heer Bocrsma, die vele bestuursfuncties in C.H.U.-vcrbund bekleedde, is Ncd. Hervormd. C. N. VAN DIS JR., werkzaam bij de Rijksaeconntantsdienst te Rotterdam, is 1958 lid van de gemeenteraad van Rotterdam voor de Staatkundig Gereformeerde een raadslidmaatschap dat voor de oórlog vervuld werd door zijn vader, ir. C. I Dis, die thans lid van de Tweede Kamer is. De heer \an Dis is lid van de Geref. Kerken. edert B. BOL, directeui een onzer Kwartet-bladen: De Nieuwe Haagsche Courant, is chr. raadsfractie te 's-Gravenhage. Hij is voorts lid van de Unieraad der Christelijk Historische Unie. De heer Bol, die nog diverse andere functies bekleedt, is lidmaat van de Ncd. Herv. Kerk. R NEERINGS is vanaf 1949 wethouder van Openbare Verken en Volkshuisvesting te Dordrecht en was voordien sedert 1934 lid van de gemeenteraad aldaar voor de A.R. Partij. Hij bekleedt verscheidene functies op kerkelijk en politiek terrein. De heer Neerings is lidmaat van de Ned. Hcrv. Kerk. Mr. C. J. WOUDSTRA, advocaat te Leiden, secretaris van een werkgeversorganisatie, is lid van de Leidse gemeenteraad voor de prot. chr. frnctie, waarvan hij jarenlang voorzitter was. Voorts is hij voorzitter van het Provinciaal Comité van A.R. Kies verenigingen in Zuid-Holland en lid van het College van Advies dezer partij. Mr. Woudstra is lid van de Geref. Kerken. Dr. E. D1EMER, onze hoofdredacteur, v 7. fr bestaan reeds verscheidene vormen van samenwerking onder prot. chr. partijen in ge- meenteraadsverband. Hoe zijn - voor zover u bekend - de ervaringen 2. Verdient het aanbeveling bij de komende ge meenteraadsverkiezingen als prot. chr. partijen zoveel mogelijk met één gezamenlijke lijst uit te komen? Zo ja, waarom? Zo niet, waarom niet? Ir. P. Boersma (CU.) H. Neerings (A.R.) VOORZITTER: Nu de raadsverkie zingen in zicht komen, achten wij het nuttig als protestants christelijk dag blad eens een forumgesprek te hou den over het uitkomen met één ge meenschappelijke lijst door confessio nele partijformaties. Er bestaat zoals u allen weet al een verblijdende sa menwerking in dit opzicht. Met name zijn hierbij de C.H., de A.R. en de S.G.P. betrokken. Er zijn verscheide ne vormen van samenwerking ge groeid; vandaar dat we in onze keuze van forumleden die verscheidenheid hebben getracht na te streven. Alvo rens naar uw mening te vragen over ,,een bij de raadsverkiezingen en in de raad gezamenlijk optrekken" zou ik eerst graag iets van uw ervaringen vernemen, die u bij de tot nu toe gel dende samenwerking hebt opgedaan. Mag ik bij u beginnen, meneer Boersma; u kent immers de situatie in Rotterdam als voorzitter van de C.H.- fractie door en door? BOERSMA: Om te beginnen: in Rot terdam bestaat bij de verkiezingen géén samenwerking. We treden in de raad ook als afzonderlijke zelfstandige fracties op. Niettemin is déar een vrij intensieve vorm van samenwerking tussen A.R., C.H. en S.G.P. Die ver loopt in grote lijnen als volgt. Zodra we als raadsleden gekozen zijn, hetzij A.R., C.H. of S.G.P., zoeken we elkaar op. Telkens, drie dagen voor de raad gaat vergaderen, doen we dat op nieuw. In die gemeenschappelijke ver gaderingen trachten wij samen te werken: we bespreken de diverse agendapunten en toetsen eikaars me ning over de verschillende vraagstuk ken, vooral die, waaraan een princi piële kant zit. We komen daarbij dan zeer dikwijls tot een gemeenschappe lijk standpunt. Overigens niet altijd: er bestaan immers nog een aantal te genstellingen tussen A.R. en C.H.; de S.G.P. heeft afgezien hiervan nog weer meermalen een afzonderlijk standpunt. Hoewel we dus bepaald niet altijd tot een communis opinio komen in ge meentelijke zaken, zou ik persoonlijk die samenwerking niet graag meer willen missen. VAN DIS: Dat laatste is ook mijn mening. Toen ik voor de eerste maal in de Rotterdamse raad kwam voor de S.G.P. ik vorm de gehele fractie werd ik onmiddellijk loyaal uitgeno digd om ook de gemeenschappelijke vergaderingen te komen bezoeken. Al leen al uit praktische overwegingen was mij dit van veel nut, want u kunt 2ich volledig voorstellen dat het voor een eenmansfractie erg moeilijk is zich volledig in de ingewikkelde gemeente- problematiek in te werken. Het is niet alleen moeilijk, het is feitelijk onmo gelijk. Door die gemeenschappelijke vergaderingen kan ik nu van veel din gen op de hoogte komen zonder zelf genoodzaakt te zijn de betreffende stukken letterlijk uit te pluizen: daar is eenvoudig voor één man niet uit te komen. De verhoudingen over en weer zijn zonder meer uitstekend te noe- VÓORZITTER: Streeft u bij deze samenwerking ook zoiets als een taak verdeling na? BOERSMA: Enigermate ls daar sprake van. ja. Er zijn onderwer pen. en dan denk ik ondermeer aan onderwijs, sport, recreatie of kunst, waarbij we zeggen: hier kan één spre ker het woord doen. Tevoren wordt dan bepaald wie dat zal zijn. Ook tre den we wel gemeenschappelijk op bij het aanvragen van een interpellatie. En mocht bijv. de A.R. het met de strekking van een in te dienen motie door de C.H. niet eens zijn, dan helpt de A.R. wel bü de totstandkoming van de procedure waarvoor vier raadslieden nodig zijn terwijl de C.H.-fractie drie leden telt. Behalve de drie C.H.-raadsleden steekt dan ook een A.R.-raadslid de hand op. zodat de motie ingediend kan worden, waarbij het dan kan gebeuren dat diezelfde man later tegenstemt. U ziet dus: voorzover het maar mogelijk is zijn we elkaar behulpzaam. Hoewel ik nu al wil zeggen, dat ik niet voor het optreden van één prot. chr. fractie ben daarover bij de volgende vraag meer geloof ik nog wel aan uitbrei ding van de thans in Rotterdam be staande samenwerking. Het zou te ver voeren hier thans dieper op in te gaan en daarom laat ik dit nu verder maar buiten beschouwing. VOORZITTER: Hebt u nog iets te vullen over Rotterdam, Dis? VAN DIS: Ja, ik zou dit nog willen zeggen: In het verleden zijn er ver scheidene samensprekingen tussen A.R. en S.G.P. over een eventueel ge meenschappelijk optreden in de Rot terdamse raad geweest. Van onze zij de werd aan deze besprekingen deel genomen door de z.g. gemeentelijke kiesvereniging in Rotterdam, dat is het overkoepelend orgaan van de wijksge- wijze bestaande S.G.P. kiesverenigin gen. Ik meen te weten, dat men zich van S.G.P.-zijde daarbij altijd op het standpunt gesteld heeft: ,,Hoe denkt u, A.R., in concreto over de uitwerking van het bekende artikel 36 der Neder landse Geloofsbelijdenis?" Dat vormde voor de S.G.P. steeds de essentie. Re sultaten t.a.v. een gemeenschappelijk optreden als één fractie zijn hier tot nu toe niet uit voortgekomen.' VOORZITTER: Dank u. Dit dus wat Rotterdam betreft. Zou de heer Neerings ons over Dordrecht in kun nen lichten? NEERINGS: Met genoegen, voorzit ter. In 1946 zijn we als C.H. en A.R. met een gemeenschappelijke lijst uit gekomen; we kwamen dus als één prot.-chr. fractie in de raad, wat uiter aard intensieve samenwerking inhield. Bij de daarop volgende verkiezingen trokken we weer gescheiden op. Mo tief: terwille van een mogelijk beter electoraal resultaat. Sindsdien is die toestand zo in Dordt gebleven; er is zelfs geen gemeenschappelijke fractie vergadering, behoudens een enkele uit zondering. VOORZITTER: Een minder goede samenwerking was dus bij het weer uiteenvallen niet in het geding? NEERINGS: Bepaaldelijk niet; het ging uitsluitend om een mogelijk gro tere „Anklang" bij het kiezerscorps. Nu liggen de politieke verhoudingen in de Dordtse raad als volgt: van de 35 raadsleden zijn er 16 P.v.d.A., 5 V.V.D., 4 K.V.P., 5 A.R., 3 C.H, 1 S.G.P. en 1 C.P.N. Zoals u ziet, is de P.v.d.A. goed vertegenwoordigd en de ze partij nu mikt bij de verkiezingen met het oog op de procedure van ze teltoewijzing op de absolute meerder heid in de raad er zijn ook nogal wat communisten in Dordrecht. Van daar dus dat de omstandigheden de drie prot. chr. partijen als het ware dwingen gemeenschappelijk op te tre- Ik persoonlijk ben er nl. van over tuigd dat we, door de versplintering te handhaven, de een na de ander terrein zullen verliezen. De plannen voor de komende verkiezingen liggen nu aldus: in de besturen van alle betrokken kies verenigingen is het uitkomen met één prot. chr. lijst aanvaard. A.R., C.H. en S.G.P. hopen dus met een gemeen schappelijke lijst uit te komen. VOORZITTER: In Dordt trekken C.H. en S.G.P. nu reeds gezamenlijk op. nietwaar? NEERINGS: Inderdaad is dat het geval. Vóór de vorige raadsverkiezingen wa ren er weer samensprekingen over één lijst geweest en die hadden toen geen resultaat. Wat er wel gebeurde, was dat de C.H. de S.G.P. „meetrok" door de S.G.P.-man op haar lijst te plaat sen. De S.G.P. haalde haar zetel in de Dordtse raad namelijk telkens nét niet. Op deze wijze is dus de S.G.P.-man bij de laatst gehouden verkiezingen wél in de raad gekomen en vielen de S.G.P.-stemmen niet meer toe aan de grote partijen. VOORZITTER: Meneer Woudstra, u was jarenlang fractievoorzitter van de prot. chr. fractie in Leiden. Hoe komt die tot stand en wat zijn uw ervarin gen? WOUDSTRA: In Leiden stellen de C.H.- en de A.R.-kiesvereniging elk hun eigen lijst op; deze lijsten worden in elkaar geschoven, zodat van de daarna geheten prot. chr. fractie er op de ge meenschappelijke lijst om en om een C.H. en een A.R. staat. Aangezien de C.H.-bevolkingsgroep in Leiden groter is dan die van de A.R., is nummer 1 altijd een C.H.-er geweest, hetgeen bij een oneven aantal gekozenen betekent: een C.H.-vertegenwoordiger meer. Tot voor enkele jaren was de C.H.- lijsttrekker ook wethouder; in verband daarmee trad een A.R.-figuur als frac tievoorzitter op. Dat was een accepta bele verdeling van taken. In de frac tie ls de samenwerking in de afgelo pen 16 jaar sinds de tweede we reldoorlog kennen we In de Sleutelstad de geschetste situatie altijd voor treffelijk geweest. Nimmer is het voor gekomen, dat de A.R.-groep in de frac tie anders stemde dan de C.H.-groep. Dat er nimmer moeilijkheden zijn ge weest komt volgens mij omdat de in zichten in het over 't algemeen prak tisch gerichte gemeentebeleid tussen C.H. en A.R. hoegenaamd geen ver schillen vertonen. Tussen de beide kiesverenigingen bestaat, behoudens bij de verkiezingen, geen samenwer king. VOORZITTER: Is de S.G.P. niet in de Leidse raad vertegenwoordigd7 WOUDSTRA: Neen. deze fractie ken nen we in Leiden niet. VOORZITTER: Ten slotte krijgen we dan Den Haag. BOL: Tot 1958 hadden we in Den Haag de situatie zoals de heer Boers ma die tekende voor Rotterdam. Sinds 1958 hebben we de situatie, zo als Leiden die kent. Ii> het begin liep het misschien wel eens wat stroef, maar we zijn nu over de kinderziekten heen en kennen een buitengewoon goe de samenwerking. In die ene prot. chr. fractie van Den Haag vinden wij als C.H.-ers volledig de openheid en de ruimte, waarvan sprake ls in het C.H.- beginselprogram. Tegenover Haag se fracties als die van de P.v.d.A. en de K.V.P. met hun grote discipline, te genover een V.V.D.-fractie in de Haag se raad met zijn in verschillende op zichten merkwaardige interne verhou dingen, hebben wij in onze prot. chr. fractie een allerplezierigste vrijheid. En het merkwaardige is, dat wij het zelfde over onze fractie kunnen zeg gen als de heer Woudstra zojuist deed inzake Leiden: ondanks die vrijheid wederzijds vinden we elkaar bijna al tijd. En mocht dat sporadisch eens niet het geval zijn, dan ondervinden we dat van beide kanten geenszins als een moeilijkheid. Kortom: de ervaringen in Den Haag zijn van dien aard, dat wij ook dit jaar op dezelfde wijze wil len doorgaan. Van VOORZITTER: Na deze terreinver kenning in Rotterdam. Den Haag, Dordrecht en Leiden zouden we nader kunnen ingaan op de vraag: Verdient het aanbeveling of, wanneer dit al het geval mocht zijn, ineens het twee de gedeelte van de vraag, n.l. waaróm verdient het aanbeveling bij de ko mende raadsverkiezingen met een ge meenschappelijke prot. chr. lijst uit te komen? Mogen we daarover van u weer als eerste uw vi meneer Boersma? BOERSMA: Met genoegen. Zoals ik in eerste instantie al heb „verklapt", ben ik persoonlijk niet voor het geza menlijk in een raad optreden als prot. chr. fractie. Daarbij spreken voor mij de volgende overwegingen mee. Het gaat er mijns inziens ten slotte om dat er ook bij de straks komende raadsverkiezingen een zo groot moge lijk aantal stemmen op de confessione le partijen wordt uitgebracht. Dit be tekent dat we rekening moeten hou den met de behoeften en wensen van de kiezers. Neem nu het prot-chr. volksdeel in ons land; er zijn nogal wat variëteiten en dat zie ik in de ko mende 100 jaar bepaald niet verande ren. Deze verscheidenheid heeft tot ge volg, dat er onder protestanten even eens politieke verscheidenheid bestaat, derhalve ook: verscheidenheid in de zo-even door mij genoemde behoeften en wensen van prot. chr. kiezers. Aan die verschillende behoeften nu zou ik zoveel mogelijk tegemoet willen ko- VOORZITTER: Een interessante va riant. U staat dus geen concentratie maar deconcentratie voor, als ik het goed begrijp? BOERSMA: Dat hebt u inderdaad goed begrepen. Ik zou bij de raadsver kiezingen de kiezers ruim (er) de gele genheid willen geven een keuze te doen. In een profaan beeld uitge drukt zou ik willen dat op tafel kwam een wittebrood, een bruin brood, een krentenbrood... NEERINGS: Welja, doe er ook nog een roggebrood bij. BOERSMA: Dat kómt en ik denk zelfs nog aan kadetjes ookMijn er varing is namelijk: hoe meer moge lijkheden de kiezers geboden worden, des te meer stemmen zijn er het ge volg van. In de eerste plaats hebben we de drie genoemde confessionele partijen, waarop in het algemeen die kiezers hun stem uitbrengen, die tot het bewuste christendom gerekend mo gen worden. Maar er zijn ook mensen die weinig of geen contact met de kerk meer hebben maar er toch nog bij wil len horen: mensen van een vervaagd christendom. Onderschat hun aantal niet het zijn tienduizenden kiezers. Maar: voor deze mensen bestaan géén kiezerslijsten en uit nood stemmen ze P.v.d.A. of liberaal. Zo zijn er meer groeperingen aan wier wensen tege moet gekomen kan worden. Samenvat tend: stel aparte lijsten samen: voor ,,chr. liberalen", voor arbeiders, voor neringdoenden en ambacht (daar i» veelal sprake van dat typische ver vaagde christendom; bovendien preva leert daar vaak het groepsbelang bo ven het gemeenschapsbelang) cn zo zijn er nog wel een aantal groepen te noemen BOL: Denkt u dat dit „erin" gaat, terwijl we op onze huisbezoeken tegen verkiezingstijd steevast bij velen ho ren: zorg eerst maar eens dat jullie één wordt en kom dan maar eens te rug! NEERINGS: Als u vindt dat al die groepen in de raad vertegenwoordigd moeten zijn dan zult u dat moeten vinden in de samenstelling van uw ene C.H.-lijst. Dat doet iedere partij en zo hoort het. BOERSMA: In de vorige gemeente, waar ik woonde, meneer Neerings, hebben de C.H. in 1923 eens twee lijs ten ingediend. De bevolking sprak gek scherend van de christelijke lijst en van de historische lijst. Maar wat was het resultaat? Het totaal aantal C.H.-stemmen werd vergroot; niet vier raadsleden maar zes raadsleden wer den verkozen. WOUDSTRA: U moet me niet kwa lijk nemen, maar dit vind ik rondweg een bedotten van het kiezerscorps. BOERSMA: Waarom? De kiezers wisten dat beide lijsten van de C.H. WOUDSTRA: Maar als u al die lijst- trekkertjes in de raad gaat brengen ontstaat er toch een cacofonie van be- langengroepjes... BOERSMA: Neen. ik zou die lijsten, indien het wettelijk mogelijk was. wil len verbinden, eenmaal gekozen zou er één C.H.-fractie worden gevormd. WOUDSTRA: Volkomen inconse quent. Met aparte lijsten uitkomen be tekent volgens mij ook: in de raad een apart standpunt innemen. Zo niet, dan is het voor de gekhouderij. BOL: Maar men kkn thans toch geen aparte lijsten meer verbinden? BOERSMA: Neen. dat kan niet meer. Vroeger in de jaren twintig nog wel. BOL: Nu, dan heeft het volgens mij ook weinig zin om er over te praten. Het zou, afgezien van alle andere be zwaren, dus toch een verdere versplin tering betekenen, aangezien de even tueel gekozenen van die aparte lijs ten ook als aparte fractieljes zouden moeten gaan optreden. BOERSMA: Een kiesvereniging heeft toch het recht meerdere lijsten in te dienen? VOORZITTER: Ik zou nu graag de heer Van Dis aan het woord laten over zijn opvattingen inzake één prot. chr. lijst bij de komende raadsverkiezingen. VAN DIS: Graag, meneer de voor zitter. Vooraf één opmerking aan het adres van mijn mede-raadslid, de heer Boersma. Het lijkt me volkomen on juist als confessionele partij naar de gunst van wat u noemde „vervaagde christenen" te dingen, want: zijn dat wel christenen en horen die in een christelijke partij thuis? Neen en nog eens neen. Vandaar dat ik ook niet voel voor belangenlijstjes van één par tij. Wat nu de vraag betreft: ver dient het aanbeveling bij de komende raadsverkiezingen met één gemeen schappelijke lijst uit te komen? Hier zou ik in het algemeen óp willen ant woorden: Kunnen wij als prot. chris tenen ons juist in deze tijd veroorlo ven gescheiden op te trekken? Op praktisch elk gebied is de strijd tus sen de anti-christ en het Rijk Gods thans op zijn hevigst. Wat zou het prachtig zijn indien wij als één man konden getuigen van onze toekomstver wachting en van wat de bijbel ons leert over wat gelden moet voor over heid en onderdanen. Ik zou heel graag en positief naar één partij toe wil len werken. Maar: geen eenheid zon der beginselen. Die ene partij zou op de basis moeten staan van de begin selen, zoals die zijn neergelegd in Gods Woord en hun uitdrukking ge vonden hebben in de Nederlandse Ge loofsbelijdenis. Als dat zou kunnen worden gerealiseerd dan zou ik er zelfs geen bezwaar in zien. dat wij als S.G.P. onze naam zouden moeten prijsgeven. Wat een kracht zou er uit gaan van een herhaald gezamenlijk getuigenis in deze tijd van afval, in deze welvaartsperiode nu men alleen dreigt te gaan leven bij „brood en WOUDSTRA: en nu komt het VAN DIS: Inderdaad meneer Woud stra. Als ik zie hoe de ARP en de CHU in de praktijk de essentie losla ten. hoewèl zij dus zeggen „wij wil len Gods Woord handhaven", hoe deze partijen eigenlijk op twee gedachten hinken, namelijk: voor het persoonlijk leven aanvaarden we Gods wet volle dig, maar we achten die wet in de praktijk niet van toepassing op het Mr. C. J. Woudstra (AJL) terrein van de overheid, dan is dat een dualisme, dat ik niet kan accep teren omdat Gods Woord mij dit niet leert. Dat is ook niet de grondslag die mr. Groen van Prinsterer gelegd heeft. Daarom van deze plaats de oproep: Kunnen we niet terug naar de lijn van Groen van Prinsterer? Naar het zuivere schriftuurlijke geluid? NEERINGS: De heer Van Dis doet de CHU en de ARP onrecht. Dat deze partijen als beginsel, als grondtoon het Woord van God aanvaarden, daarover kan geen verschil van mening be staan. Zij hebben hetzelfde beginsel als de SGP. Daar zit het verschil niet in. Het kernpunt tussen CHU en ARP enerzijds en SGP anderzijds is, dat laatstgenoemde geen onderscheid maakt tussen de verantwoordelijkheid van een christen binnen en buiten de kerk, en dat de andere twee partijen dat wél doen. Voor mij mèakt het ver schil of wij de Schrift hanteren in de kerk of daarbuiten. Dat betekent geen dualisme: 's zondags anders christen- zijn dan in de week, maar. eenvoudig gezegd: in de kerk word ik geestelijk gevormd en buiten de kerk moet ik mijn beginselen in praktijk trachten te brengen. Want buiten die kerk is de praktijk, daar zijn we niet helemaal één van geest meer, zoals het daarbin nen behoort te zijn. De probleemstel ling binnen en buiten de kerk is gans anders. Voorbeeld: ik krijg binnen de kerk geen vragen over loonpolitiek... BOL: Behalve dan voor wat betreft de dominee en de koster... NEERINGS: Dat alleen, Ja, maar voor de rest loopt het er wel mee af. Maar buiten de kerk word ik met de hele sociale politiek geconfronteerd, met radio- en tv.-beleid, met een Del tawet, met spijtoptantenkwesties en een Nieuw-Guineaprobleem... En om dat ik buiten de kerk, in „de wereld" met andere mensen te doen krijg dan die binnen de kerk zitten, moet ik. uitgaande van het bijbelbeginsel, het politiek mogelijke zoeken. VAN DIS: En dèt vind ik nu zo ver schrikkelijk gevaarlijk; dan raak je de vastheid van Gods Woord kwijt. NEERINGS: Als het gaat ten koste van Gods Woord is het voor ons geen politieke mogelijkheid meer. WOUDSTRA: Terwijl de visie van de heer Van Dis in feite neerkomt op VOORZITTER: Mag ik de wagen weer even in het spoor zetten? Het ging over concentratie of deconcentra tie... Ik was er al bang voor: als po litici eenmaal gaan debatteren... k VAN DIS: Ik ben geen politicus, VOORZITTER: U vestigt anders wel de indruk..... Maar terzake. NEERINGS: Die vraag over sa mengaan beantwoord ik kortweg met JA. Wat was destijds het motief voor christelijke partijvorming? Huiselijk gezegd: christenen op te roepen tot het vormen van een representatie in de vertegenwoordigende lichamen, op dat daarin ook tot uitdrukking zou komen wat het beginsel aangaf. Dat geldt vandaag evenzeer en hoewel we weten dat God niet aan het getal gebonden is. moeten wij chris tenen zeker bij verdergaande ont kerstening toch pogen ons getal in die vertegenwoordigende lichamen zo sterk mogelijk te maken. Als oudere ben ik niet doof voor wat door het jongere geslacht wordt verlangd: een- drachtiger samengaan, ook in de po litiek, omdat een zo krachtig mogelijk christelijk geluid moet worden verno men. Daar komt ook nog een stuk zelfbehoud bij: de huidige afbrokke ling kan mijns inziens alleen worden geremd door concentratie. En dan wil ik groeiende concentratie „van onderop", beginnende dus in de ge meenteraden. Want we moeten het bo vendien niet van „de grote heren" hebben, die veelal wel willig zijn, maar meestal in dit opzicht geen mo gelijkheid hebben vanwege al datgene waarmee deze mensen zich in de loop van de jaren hebben moeten be moeien. Die concentratie moet der halve gestart worden door „de kleine positief beantwoorden als ik haar be perk tot de AR en de CH. Waarom? Deze partijen hebben weinig van el kaar afwijkende gemeenteprograms. Voor het te voeren beleid is er der halve een gemeenschappelijke basis en daarom heeft het ook geen zin naast elkaar te werken, zeker niet in grote cn middelgrote gemeenten, waar de problemen legio zijn en van ver scheidene deskundigen gebruik moet worden gemaakt, wil men de zaken kunnen beoordelen en er een eigen ge luid over laten horen. Een eigen geluid tegenover het (uiteraard bij uitstek deskundige) college van B. en W. En: hoe groter een fractie nu een maal is. des te beter kan men de ta ken verdelen. Dat is dus een prak tisch argument. Dank zij beide com ponenten (AR en CH) zou ik verder persoonlijk ook willen streven naar één prot. chr. partij. De samem king in de raden vormt daarvoor uitstekend begin. BOERSMA: Die ene partij komt er WOUDSTRA: Wanneer ik uitlatingen hoor zoals die van prof. Van Nif- trik: „Ik zou het A.R.-program wel kunnen onderschrijven" en zoals die van mr. Beernink: „Over één pro gram zouden we het wel samen eens kunnen worden", dan geloof ik in te genstelling tot de heer Boersma, dat een zeker optimisme op zijn plaats is. Inderdaad: er zijn verschillen tussen de beide beginselprogramma's, maar van principiële aard zijn ze n.m.m. niet. Met andere woorden: daar komen we beiden wel „over- VAN DIS: Nu de naam van prof. Van Niftrik is genoemd wil ik toch even een opmerking maken. En wel deze: Streeft deze hoogleraar wel naar de vorming van één prot. partij op basis van Schrift en belijdenis? Naar andere van zijn uitlatingen te oordelen ziet hij het samengaan van A.R. en C.H.U. feitelijk als een kwes tie van opportuniteit, een stap in de richting van de doorbraak. Deze kant moeten we juist niet uit. Het streven naar eenheid mag nooit gaan ten kos te van de waarheid: de Heilige Schrift. Noch op kerkelijk, noch op politiek terrein. WOUDSTRA: De religieuze basis van de C.H.U. is in wezen dezelfde als die van de A.R. Daarom is er eenheid mogelijk zonder dat de waar heid in het gedrang komt. En overi gens gaat het om politieke uitgangs punten en doelstellingen. Samenvat tend: ik beantwoord uw vraag over het samengaan met JA, maar ben mij ervan bewust de SGP hier buiten te hebben gelaten. Daar heb ik wel redenen voor. Ik erken dat we ten slotte op dezelfde basis staan. Maar de uitwerking het is zo-even al ge zegd die verschilt nogal wat. De heer Van Dis zegt: wanneer we staan op het beginsel van de Geloofsbelijde nis dan moeten we dat gaan toepas- Ik ben helemaal geen voorstander van een partij op grondslag van een kerkelijke confessie. Een politieke VAN DIS: Pertinent onjuist. schil, meneer Van Dis, waardoor het n.m.m. moeilijk zal zijn dat uw partij en de mijne samenwerken. Want dan zouden u of wij „overstag" moeten gaan. Typerend acht ik het dat u spreekt over „als één man getuigen". Ja. dat is voor mij altijd de kern van de S.G.P. Getuigen, dat doet u, het valt niet te ontkennen. Wij doen het ook, namelijk als de situatie het nodig maakt. U doet het echter uit principe. Maar wij bedrijven uit prin cipe politiek; we zitten niet primair in de raad of in de Kamer om daar te getuigen, maar om te besturen of politiek te bedrijven vanuit ons eigeD beginsel, dat wij trachten te gronden op de bijbel. Wij zien het getuigen, dat onder bepaalde omstandigheden kan zijn niet als het doel ziet die als grondslag van uw politie ke optreden. Maar aan zeg ik: over dat politieke optreden zegt de Ge loofsbelijdenis met zoveel. De zaken zijn daarnet al genoemd: het gaat in de confessie nu eenmaal niet om de loonpolitiek, om het omroepbeleid en gaat u maar door. Er zijn zelfs tallo ze dingen, waar je in de Kamer nog ruzie over kunt krijgen, terwijl je als basis dezelfde Geloofsbelijdenis hebt. Ik denk aan het S.G.P.-standpunt over vrouwenkiesrecht, zondagsrust, verzekeringsplicht, uw sociale opvat ting... VAN DIS: De heer Woudstra vindt dus dat de SGP met haar getuigen op een extreem standpunt staat. Dat ben ik oneens, want uiteindelijk is het welzijn van ons volk daar valt dus ook de burgerij van een gemeente onder gelegen in: Hoe is de ver houding tot God? En dan zegt Chris tus: „Zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid en alle andere dingen zullen u worden toegeworpen". Maar het is bij ons niet alleen getui gen. Uit eigen ervaring weet ik dat dit niet zo is bij de SGP in de Tweede Kamer en wat mijzelf betreft: ik heb er mij in Rotterdam zeer voor inge spannen me zoveel mogelijk in te werken in de gemeentepolitiek.... BOERSMA: Inderdaad, dat kan ik bevestigen. VAN DIS: Wat het gemeentelijk vlak betreft zie ik dan eigenlijk twee grote terreinen waarop de gemeenten nog betrekkelijk autonoom zijn: de recreatiekant en de subsidiekant. Bei de zijn met alle vezelen verbonden aan het geestelijk welzijn van ons volk. En wanneer we ons dan in gaan stellen op zoveel mogelijk sport velden. zoveel mogelijk dit en zoveel mogelijk dat en we waarschuwen dan niet dat wanneer we die richting kie zen we de kant opgaan van het uitslui tend materiële, dan zijn wij als chris tenen mijns inziens die naam niet waard. Neem nu die kwestie van de cultuur. Ik ben helemaal niet tegen kunst, maai wel tegen kunst, zoals die opkomt uit het onherboren leven. Denk aan de toneelstukken, waarin gesold wordt met de huwelijkstrouw. Moeten wij als protestanten al die dingen mee helpen subsidiëren en op die manier zulke instellingen in leven houden? Neen en nog eens neen. WOUDSTRA: Inderdaad, als het in gaat tegen de openbare orde en de goede zeden zal de overheid moeten ingrijpen. Maar als ik u zo hoor over de cultuur en de uitwassen ervan, dan meen ik dat bij de SGP de gees telijke vrijheid onvoldoende gewaar borgd is. Er zal toch, of we het er mee eens zijn of niet, enige speel ruimte moeten zijn uit een oogpunt van democratie en geestelijke vrijheid! Het bestrijden van uitwassen moet men niet zoeken in een overheid die met bepaalde dwangmiddelen de cul tuur in een bepaalde richting wil stu wen. Op dat punt heeft voor mij het persoonlijk getuigenis of het kerkelijk getuigenis waarde! VOORZITTER: We dwalen al weer af. Meneer Bol, u zit te popelen, geloof ik? BOL: Ja, ik zou ook wel eens graag wat over het uitkomen met één lijst willen zeggen. Dan is mijn me ning kort en goed: overal waar dat mogelijk is zullen we samen moeten werken. Elkaar dus trachten te vin den waar de gelegenheid zich maar voordoet. Ik wil dus bepaald verder gaan dan de heer Woudstra. De vo rige ronde hebben wij in Den Haag als drie prot chr. partijen dus ook de SGP elkaar gevonden, maar v°°r de komende verkiezingen heeft de SGP in Den Haag helaas gezegd: „Een partij die zichzelf respecteert, komt met oen eigen lijst uit". Dat was een grote tegenslag in Den Haag, want de andere twee christelijke par tijen hadden de bestaande samenwer king graag gecontinueerd. BOERSMA: De samenwerking in Den Haag heeft u overigens twee ze tels gekost, meneer Bol. BOL: De samenwerking in Den Haag had tot resultaat, dat precies de twee restzetels van de vorige ver kiezing. toen apart werd opgetreden, verloren gingen, ja. Maar dit verlies mag niet gegeneraliseerd worden. Den Haag is een typische gemeente als regeringscentrum. Het is daar praktisch onmogelijk om gemeentepo litiek te laten domineren: de lands- politiek domineert en dat krijg je op je brood bij de raadsverkiezingen! Daarom ging de V.V.D. in Den Haag bij de laatstgehouden raadsverkiezin gen dan ook flink vooruit. Dit jaar hopen we daar behoorlijk wat van te rug te winnen. Dat kan. vooral dank zij het beleid van onze C.H.-ministers en -Kamerleden. BOERSMA: Toch pleit deze Haagse uitkomst voor mijn gedachte de kie zers een zo ruim mogelijke keuze t« geven. BOL: Nogmaals: het Haagse geval was niet representatief. Wanneer ik naga, dat op dit moment in meer dan 200 plaatsen in Nederland bij raads verkiezingen wordt samengewerkt cn op die gezamenlijke prot chr. lijsten méér stemmen worden uitgebracht dan op de afzonderlijke chr. partijen dan zitten hier dus mogelijkheden. In de ene plaats zal samenwerking meer principieel en in de andere plaats meer opportunistisch gericht zijn de kwestie van zelfbehoud dat moet van plaats tot plaats worden bekeken. In grote delen van ons land Is de wil tot samenwerking ln ieder geval duidelijk aanwezig. En daar dient volgens mij zoveel als dat maar mogelijk ls aan tegemoet gekomen te worden. Ik ben hier misschien de Jongste in het gezelschap. Laat ik me daarom tot tolk van de jongeren mogen ma ken door mijn blijdschap er over uit te spreken, dat er een gezond een- heidsstreven ls. Kerkelijk en politiek. We groeien naar elkaar toe. mis schien langzaam, maar het gebeurt. En als er dan politiek kansen zijn, dat er resultaten uit voort kunnen komen, dan is het gebiedende eis. dat wij die kansen grijpen. Let wél: ik spreek beslist niet over fusie of iets dergelijks, doch uitsluitend over sa menwerking in de gemeenten. NEERINGS: Dat ben ik volkomen met de heer Bol eens. Ik wil tot slot nog eens onderstrepen wat ik eerder heb eezegd: die samenwerking is ook een kwestie van zijn of niet zijn: versplintering zal onze prot. chr. partijen op den duur „het loodje doen leggen". Derhalve moeten wij ook een zo breed mogelijke samenwerking nastreven. En neemt u dan maar op de koop toe dat het met de SGP wel eens een beetje lastig zal zijn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1962 | | pagina 9