VEERTIG JAAR IN HUIS IN BAARN 'N HEERLIJK (FLITS) AVONDJE IS NABIJ h&Röe Les - NIEUWE BOEKEN VOOR U BESPROKEN ZONDAGS- BLAD Flietuuf Ccifisrljc (iïoiiran! ZATERDAG 2 DECEMBER 1961 Prof. Dr. Johanna Westerdijk: Hoewel we haar nimmer hadden ont moet, maar haar naam in vroeger jaren herhaaldelijk in de bladen tegenkwamen, meestal vergezeld van diezelfde opgewek te foto, kregen we toch een beetje het gevoel alsof er een oude bekende van ons was heengegaan, toen onlangs plotse ling het overlijdensbericht van prof. dr. Johanna Westerdijk door de radio ging. Dat was dus die vrouw, die bijkans haar hele lange leven gegeven had aan het be studeren van plantenziekten resp. schim melcultures, en van haar uitgebreide ken nis zoveel anderen deelgenoot maakte. Eigenlijk toch een wat vreemde roeping van een vrouw, zo vonden we in de da gen, dat ze steeds meer in het nieuws geraakte. Een vrouwelijke hoogleraar was op zich zelf immers al iets, waaraan je niet gauw wennen kon en z i j was een van de allereersten. Met deze mengeling van gedachten togen we in die zelfde week nog naar Javalaan 20 te Baarn. dat grote, statige landhuis onder eeuwenoude beuken, waarin ze ruim 40 jaar had geleefd en gewerkt. We wilden dat werk terrein wel eens betreden en zo mogelijk nog wat óver haar vernemen dat haar helderder voor onze geest zou plaatsen als geleerde misschien, maar vooral als mens. Vóór we op het elektrische belletje drukten namen we eerst kennis van twee bordjes, die Links en rechts van de brede, groene voordeur waren aangebracht. Op En dat behoeft geen Scholten" en op het andere „Cen traal Bureau voor Schimmelcultu res". En daarmee was eigenlijk alles gezegd. Maar de huishoud ster, juffrouw Dijs, die ons bin- Op de bovenverdieping van het landhuis hangt dit schilderij van prof. Westerdijk, waar voortaan menig bezoeker met eerbied langs zal lopen. li'et, kon ons stellig vertellen en daartoe was wel bereid. Wilskracht Vitaal „Toen ze bijna 70 was' begon ze, „in 1952, en a" buitengewoon hoogleraar Rijksuniversiteit te Utrecht als aan de Gemeentel siteit te Amsterdam, bij haar min lig. Ik hoorde dat wetenschappelijke voordrachten, evengoed aan een diner, of wat verpo- i hulp dig had en daar ik haar al zo lang kende in Baarn kent im mers iedereen iedereen was het zo voor elkaar. Aanvankelijk was vitaal, getuige het ,,'t Was een vrouw met enorme wilskracht", zo zegt s mei overtuiging, „vol levensblij- "eetenascehea°DDelii held en vol Interesse, met daar enboven een groot organisatiever- op plaatsen waar aftrad als mogen. En die tóch in staat was, tóng zocht, de spontane hartelijkheid te betonen. Zij heeft ontzaglijk veel mensen aan zich verplicht door haar sti- of meer toeval- mulerende invloed, zowel in het wetenschappelijke vlak als in het gewone leven. Door haar toedoen hebben er heel wat een studiebeurs of iets dien aard gekregen. Dat ze ook zelf haar talen be heerste bleek wel, als ze een ge dicht soms in vier talen zegde. Ze zóng voorts uitstekend in di verse talen en onderhield uit grote liefde voor de muziek contact met tal van musici, on der wie bijvoorbeeld Van der Starre. Dieren zij had ingeslagen, nog moeilijker begaanbaar maakte. Totdat prof. dr. Fr A. F. C. Went in 1907 haar de zorg toevertrouwde over een verzameling van 80 schimmelcultures, uit welke ver zameling het Centraal Bureau voor Schimmelcultures is voortgekomen. Mogelijkheden Het Buitenzorgfonds bood haar in 1913 verdere mogelijkheden. Dit stelde haar in de gelegenheid een studiereis naar Java en Su matra te ondernemen, waar ze zich kon confronteren met tal van tropische plantenziekten; en vele schimmels vergaarde. Eenmaal in ons land teruggekeerd, werd ze in 1917 buitengewoon hoogle raar te Utrecht en in 1930 tevens buitengewoon hoogleraar te Am sterdam. Met dat al stond ze niet meer zo alleen als in den beginne, daar ze nu een beroep kon doen op de vele istudenten, die haar colleges volgden en hen belastte met het onderzoek naar de veroorzakers van allerlei plan tenziekten; alsook naar de levens cyclus van pathogene en andere schimmels, en de bestrijding er van'. Op deze wijze ging men o.a. op zoek naar de oorzaak van de zo fatale iepenziekte en de populie renkanker, mede op verzoek van kwekers e.d., die langzamerhand wat meer in die vrouwelijke prof. gingen zien. Deze onderzoekingen konden echter onmogelijk meer al le in haar kleine laboratorium aan de Roemer Visscherstraat plaats hebben, zodat het bestuur van genoemde stichting na lang durig beraad in 1920 op haar dringend advies ertoe over ging, het kapitale Baarnse landhuis te kopen. Niet ver er vandaan im mers lag ook de kort te voren aan de Utrechtse universiteit ge schonken botanische tuin, waar met zieke planten kon worden geëxperimenteerd etc. Men kreeg nu teminste ruimte! Vooral na dat nog een aan het landhuis grenzende paardestal kon worden verbouwd tot practicumzaal en door de aanbouw van enkele lo kalen aan het Centraal Bureau voor Schimmelcultures een eigen onderdak werd verschaft. De resultaten bleven niet uit. Eén van haar leerlingen, de hui dige mevrouw dr. W. M. Schol- Schwarz, spoorde hier bijv. de schimmel van de iepenziekte op. En zo zouden er méér dingen te noemen zijn. Maar het boven- tot 1958 onder kend, dat dezulken zich niet uit- geweest. Dat heb ik nooit ge- sluitend met hun eigenlijke studie want ik zat destijds Toen ging het beslist niet 2e was lijdende aan aderverkal- gen tot iemand, ting en daardoor herhaaldelijk in ie war, zodat ik die laatste ja- bezig hielden. „Kijk verder dan dië. Maar men heeft mij wèl i. lang is", placht z ren niet alleen haar huishouding méé te zeg- enige tijd uit hoofde van zijn studie naar het buitenland ging. „Neem het nodige van de cultuur deed, maar ze tevens heb pleegd. En nu ze gestorven is, laat ze hier een grote leegte ach ter. Zij hamerde er bij haar studen ten daarom steeds weer op, dat in ae noemer vis mope- Amsterdam woonde op De professor was altijd zaglijk harde werkster en wat figuur lang niet steeds samengaat ze behield haar goede humeur, haar vrolijkheid en optimisme. Ze ging dan ook, zo lang ze nog goed was, veel op bezoek bij vrienden en kennissen, reisde daarom nog veel, was een liefhebster van con certen in Hilversum, speelde zelf graag piano en ontving ook veel vrienden, met wie ze vaak in haar eigen woning, die boven de labo ratoria lag, huisconcerten arran geerde. Haar stopwoord tekende haar precies zoals ze was: Daarnaast las ze nog veel. Zo doende hinderde het haar erg, dat ze de laatste tijd zo slecht van gezicht werd. Want nu moest ze het lezen laten en kon ze ook geen piano meer spelen. Dit wa ren haast de enige dingen, waar over ze soms mopperen kon. Be gin november ging dat echter ook niet meer. Ze kreeg een attaque, verlamde aan één kant en raak te haar spraak kwijt. Maar ja, ze was haast 80 jaar.... Toch was ze nog op hoge leef tijd iedere morgen om half 9 beneden present. Dat wil dus zeg gen, dat ze vrij vroeg blééf op staan. Ze luisterde trouw naar de radio-nieuwsdienst, ontbeet al léén, kwam een praatje maken met de academici en hun assis tenten op het laboratorium en dan wilde ze, dat ik met haar ging wandelen. Kernachtig Tijdens die wandelingen moest je nogal eens lachen om de kernachtige opmerkingen die ze ten beste gaf. Want het was al lerminst „een jonge juffrouw". Integendeel, ze was verre van pieterig", j „Ja, er leeft nog één zuster van haar, mevrouw de weduwe Leen- j derts te Amsterdam; en een schoonzuster, die ook weduwe is. i Voorts had ze nóg een zuster, die al jong stierf. Haar vader was een heel bekende Amsterdamse Nu moet juffrouw Dijs weer aan de arbeid, maar ze wil ons I toch eerst nog bij prof. dr. L. C. P. Kerling brengen eveneens een vrouw die in 1928 bij prof. Westerdijk promoveerde en reeds 8 jaar geleden haar opvolg de als directrice van het „Phyto- pathologisch Laboratorium Willie Commelin Scholten". Het is een kleine, pittige dame. met grijs haar en een paar gitzwarte ogen in het hoofd. 't Gesprek is nauwelijks be gonnen, of we beseffen, dat we internationale congressen, zij dikwijls de bezielende m??ntellJke Universiteit die congressen teld, dat hier in de tuin volop ganzen liepen, kalkoenen en alle mogelijke andere beesten!" „Ja, dit landhuis is een ge schiedenis apart, een geschiede nis, die een droevig begin had. In de Roemer Visscherstraat te schatrij ke familie Scholten, met als enig al te eoed leren kennen kLnd een zoon Willie. Deze Willie rriationale co„«rc.,se„ uXl.lSf aWaar Tijdens zijn studie, nog maar 25 jaar oud, stierf hij. Hetgeen tot gevolg had, dat de familie een stichting in het leven riep. Prof. Westerdijk informeerde toen, wat ze daarmee wilden. Op hèar aan dringen werd het ten slotte een stichting met het doel, ernstig studie te maken van diverse plan tenziekten. En zó werd om te be ginnen een groot pand aange kocht, vlak naast het huis van de Scholtens. Hierin werd in 1895 ge vestigd het Phytopathologisch La boratorium Willie Commelin Scholten. En prof. Ritzema Bos werd de eerste directeur. Ruim tien jaar later werd hij directeur van de pas opgerichte Planten- ziektenkundige dienst te Wagenin- gen er was nog maar weinig gedaan op dit terrein! en nam mej. dr. Johanna Westerdijk, nog maar 22 jaar oud, de directie van het laboratorium van hem over. Dat was in 1906, kort na dat ze in Zürich was gepromo veerd. Zij had nl. biologie gestu deerd aan de Gemeentelijke Uni versiteit te Amsterdam. waar prof. Hugo de Vries haar leer- tenziekten. Zij had het in die tijd verre van gemakkelijk. Een studerende vrouw was nog weinig in tel, het bronnenmateriaal was zeer schaars en de boeren, die met plan tenziekten te kampen hadden, stonden sterk gereserveerd te genover haar. Daar kwam nog bij, dat ze geenszins iinancieel- krachtig was, wat de weg, die Het landhuis aan de Javalaan te Baarn, waar prof. Westerdijk circa 40 jaar werkte en woonde staande lijkt me voldoende om te hebben aangetoond, welk een bijzondere vrouw Johanna Wes terdijk is geweest. Meer dan 50 academici promoveerden er bij haar. Haar studenten gingen voor haar door het vuur, omdat zij voor haar studenten alles over had. Zo herinner ik me nog. toen ik in 1935 of 1936 met verlof uit In- dië in Nederland vertoefde, hoe zwaar het voor tal van jonge- mensen was om aan de slag te komen. Er waren wel fondsen, maar die waren veelal gebonden aan bepaalde maatschappelijke -of religieuze voorwaarden. Niette min slaagde prof. Westerdijk er meermalen in zij het na vaak grote inspanning gelden los te krijgen. „Laat die jonge mensen dit of dat wetenschappelijk werk eens verrichten!", riep ze soms uit tot hen, die in zulke zaken hadden te beslissen. En zo pootte ze. on danks de crisis, nog menig afge studeerde in een baantje. Nog een andere karaktertrek van haar was, dat ze dol was op kinderen, met name dan de kin deren van haar vrienden, onder wie tal van buitenlanders. Zij was nu eenmaal sterk internationaal georiënteerd. Dat bleek ook uit haar voorzitterschap van de In ternational Federation of Univer sity Women e.d." Zij ten besluite nog vermeld, dat door de sterke uitbreiding der werkzaamheden het Phytopatholo gisch Laboratorium en het Cen traal Bureau niet meer onder één leiding staan. Over de schimmel cultures zwaait thans mej. dr. A. L. van Beverwijk de scepter. En vergissen we ons niet, dan dragen èn prof. Kerling en dr. Van Be verwijk de grote naam van Wes terdijk op waardige wijze voort. „Flitsen? Oeaw, niks voor mij" zeggen nog vele foto-amateurs, die verder in de foto grafie toch vaak zeer aantrekkelijke resul taten hebben weten te bereiken. „Flitsen? Keiharde schaduwen, krijtwitte gezichten, de foto voorin overbelicht, achterin pikdonker. Dat heeft met mooie foto's niks te maken. Nee, merci!" Weet u waar dit standpunt vandaan komt en hoe oud het Het stamt eigenlijk nog uit de tijd, dat een fotograaf voor een flitsfoto zijn camera op statief zette, de familie in een „keu rig" groepje opstelde, naast de camera een schoteltje deponeerde, waarop een hoeveel heid „flitspoeder" met een lontje, het kamer licht uitdeed, de slui ter op „tijd" opende middels een draadont spanner, het lontje aanstak, wachtte op de „explosie", de slui ter sloot en het ka merlicht weer aan stak. Terwijl hij al deze handelingen verricht te, zat de familie met wijdopen starre ogen te wachen op de klap die komen ging. Het resultaat kunt u zich wel denken: een foto van een groep mensen met gezichten als dodenmaskers. Er lópen nog heel oude fotografen rond zonder wenkbrauwen: die hebben flits is sneller dan het handje en ze verspeeld bij het „even" ma- de foto is scherp. ken van een flitsfoto. En al die bezwaren van krijt- En gepensioneerde brandweer- witte gezichten, sterk lichtver- mannen kunnen u verhalen ver- loop, harde schaduwen, al die tellen over fikse „uitslaande bezwaren bestéén eenvoudig brandjes", die het gevolg waren niet voor hem of haar die een van Pa's experimenten met flits- flitsbeugeltje aanschaft, fotografie. Het is een uitgave van enkele Dat werken met flitspoeder dubbeltjes. Dat beugeltje gaat was namelijk niet helemaal op de camera, waar anders de zonder gevaar. flitser komt; op de beugel wordt Maar zo min als u nog Spij- de flitser geschoven en nu kers of T-fordjes langs de weg wijst de reflector van uw flit- ziet, zo min gebruikt een foto- ser naar het plafond, wanneer graaf van 1961 nog flitspoeder. u de camera „in de aanslag" De lampjes kwamen, oh al brengt, ver voor Ue oorlog. Maar de manier van fotograferen veranderde nauwe lijks. Men liet zijn slachtoffers nog trouw poseren on er waren nog dui zenden mensen die op het licht van een simpel flits- lampje wachtten alsof het een kern explosie was. Eigenlijk in de laatste jaren Op deze wijze fotografeert u ging er iets veranderen, door niet met gericht doch met indi- het voorlichtend werk in dag-, reet licht. week- en maandbladen, door de Resultaat: een gelijkmatig fotoclubs, enz. verlichte kamer. geen slag- Afaes oten schaduwen, méér plastische -» werking op gezichten, géén glimlichtjes in brillen of ver- dwenen familieleden (doordat ze werd gelanceerd, werd precies in de schaduw vielen het tijdperk van de ouderwetse van iemand vóór hen), enz. „flitsfoto's" (die alle nadelen hadden, welke aan het begin 21 Dili van dit artikel staan omschre ven) definitief afgesloten. Gebruik voor dit werk een Wie nu flitsfoto's maakt, hoeft film van 21 din. Boxbezitters de gang van zaken in zijn gezin hoeven alleen maar te zorgen of vriendenkring niet te onder- dat ze op twee meter afstand breken. blijven van hun onderwerp (al- Wanneer we er van uitgaan, thans niet dichterbij komen; dat het normale licht in huiska- verdcr-af mag wel). Wie een mer of ander vertrek nauwe- instelbare camera heeft, zet de lijks meetelt als fotografisch sluiter op 1-25 of 1-30 sekonde licht (zo lang we tenminste mo- en de lensopening op 11. ment-opnamen maken), dan De a[s,a„d wordt z0 mge- m?.iWe„ d°en mel steld- dc scherpte liet tïs- de flitslamp. sen 2 cn 5 een ideafe diep- Wanneer u een foto wilt ma- tescherpte voor het werken in ken van uw spelend kind en het een normale huiskamer, waar- beweegt plotseling een handje door nader scherpstellen over- of het hoofd, resulteert dat niet bodig wordt. een onscherpe opname. De Men hoeft nu niets anders te doen dan de camera klaar te leggen en zodra er iets gebeurt dat de moeite waard is: een greep naar de camera, afstand van twee meter bewaren, in de zoeker kijken en... knip! De hierboven omschreven techniek dat is eigenlijk een veel te zwaar woord voor de enkele simpele handgrepen is gebaseerd op werken in een normaal vertrek. Woont u in een kasteel met een geschilderd plafond op acht meter boven uw hoofd, dan gaat het niet op. Maar woont u net als wij in een doorsnee Ne derlandse woning met een gewoon wit of gebroken plafond, dan zult u ervaren tot wel ke wonderlijke re- Resultaten waar- én de hele familie ver rukt zult zijn uw album sieren. Pakjesavond is nabij en als er één avond is, waarop de huiselijke gezelligheid hoogtij viert, dan is het deze avond. Of u nu samen bent met gro tere kinderen, die een sliert „aanhang" meegesleept hebben van verloofden en half-verloof- den, of u nu het feest-van-het- geven viert met uw kleine kin deren of met enkel volwassenen, allicht zal het een leuke avond worden en even allicht zullen er momenten komen, waarvan men zegt „hè, nü een foto" of „dat moest je kunnen fotografe- Welnu, dat kan, want neemt u maar van ons aan, dat er in uw hele huis absoluut niets is of gebeurt, dat u niet kunt foto graferen. De „techniek" is even simpel als de techniek van het scherpstellen van uw tv-beeld of het bedienen van een was-cen- trifuge-combinatie. Dat laatste kan iedereen.... flitsfoto's ma ken ook! Juffrouw Dijs, die de laatste tien jaar de huishouding van prof. Westerdijk verzorgde, vele wan delingen met haar maakte en haar ten slotte drie vier jaar verpleegde. bij een kinöeRschoen Nu hij naar bed is. staat daar weer zijn schoen. Het vast bewijs dat hij nog kan geloven. Want Sint zal zeker, op het dak hier boven, de schoorsteen zoeken en zijn wens voldoen. Hij slaapt en droomt... Merkt niets meer van de zoen die vader geeft, voor hij het licht gaat doven. Want op het paard, aanstormend, zwaar bestoven, ziet hij zijn Sint, kaarsrecht, vertrouwd en koen. En morgen zal hij blij het huis doorgaan en juichen bij zijn trein en chocolade. Het spreekt vanze'f: De Sint heeft dit gedaan Ik neem de schoen, zo is het steeds gegaan Maar mijn gebed, bij 't vuur van Uw genade, heeft nooit zo vast als deze schoen gestaan. D. VAN BOXEL Jr. Een deel van de schimmelcul tures van prof. Westerdijk. Vooral de kweeksels dit de tafel staan, toonde zij bezoekers altijd gaarni Prof dr. L. C. P. Kerling. die in 1928 hij prof. Westerdijk pro moveerde en al 8 jaar geleden de leiding van het Phytopatholo gisch Laboratorium van haar Ik kan vogels houden (beho rend tot de' serie Ik kan), praktisch handboek met 77 tekeningen tussen de tekst, 47 illustraties naar foto's en 24 gekleurde illustraties naar kleu renfoto's, door S. J. Houten- bos, oud-redacteur van „Onze Vogels", en J. P. A. Wilhelm, oud-redacteur van „Onze zang en siervogels. Uitgave A. W. Sijthoff, Lelden. De pracht van een volière met exotische vogels, of met mooie vogelenzang heeft op ieder een wondere aantrekkingskracht. De verleiding is groot te snel dit ideaal te willen verwezenlijken. Daarom is het goed, dat de schrijvers dit deskundige werk niet als deskundigen beginnen maar zich zelf terugdenken in de positie van de doodgewone leek, van de onervaren beginner. Men moet daarom het begin van dit boek zeer nauwkeurig le zen en in het geheugen prenten, wil men voldoende vreugde bele ven aan het zeer vele. dat daar na geboden wordt. Ook als men zich in dit boek over een be paald punt wil oriënteren, dient de beginner eerst het eerste deel goed in zich op te nemen. Dan blijven veel teleurstellingen uit. de moed gaat niet verloren, maar men gaat vol enthousiasme voort. Het boek gaat in hoofd zaak over kooi- cn volièrevogels. Plaatjes en register leren hoe veel dit er wel zijn. Ook wordt ge leerd hoe men een keus moet maken en hoe men dan geleide lijk moet opbouwen tot men grootse resultaten bereikt. Vervol gens worden behandeld het bou wen, het voedsel, de opbouw van de vogel en dan pas gaan de schrijvers over op de vogels zelf: de kanaries, de parkieten, de ze- bravink, de exoten, tropische duif jes. grondvogels, de windzang, papegaaien, siereendjes. Voorts worden nog ziekten behandeld. Over dit alles is veel interessants te vertellen. Het kweken en krui sen krijgt uitvoerig de aandacht. Voor de liefhebber is veel ple zier van het boek te beleven en de vogels zelf zullen er wel bij varen als het gelezen wordt. De Ideale secretaresse, door Jan Bom. Uitgave Elsevier, Amsterdam. Aan het zijn van secretaresse zit veel vast, meer dan men in het algemeen geneigd is te veronder stellen. Maar het is te leren. Mits men uiteraard de moeite neemt. Aan secretaressen is in de ze tijd behoefte, zij dan in het bijzonder aan die haar vak ver staan. Dit boekje, geschreven door de directeur van het Studiecen trum voor Stenografie, Machine- schrijven en Administratieve tech niek, dus een ter zake kundig man, kan goede diensten bewijzen. We hebben hier metterdaad van doen met een praktische pocket. Beeld van Nicuw-Guinea, New Guinea To-day, door Anthony van Kampen. Uitgave Uitgeve rij C. de Boer Jr., Hilversum. Dit overweldigende boekwerk werd ons aangeboden door de af deling voorlichting van het minis terie van binnenlandse zaken. De Engelse tekst die bij de Neder- landse gevoegd is, doet veronder stellen, dat het werk ook bij uit stek als buitenlandse zaak be schouwd wordt en doet hopen dat het in ruime mate in het buiten land verspreid zal worden. Het is een eenvoudige samenstelling van foto's en bijschriften, maar uit de foto's zelf blijkt een mees terhand en uit de compositie even eens. Het begin doet ten volle recht aan het feit, dat Nieuw- Guinea een bar, vernietigend, weerbarstig land is, met een schoonheid die aan de eerste scheppingsdagen doet denken, vooral omdat zij geen mens schijnt te dulden. Hierop volgen vriendelijker foto's van de die renwereld en daarna primitieve technische prestaties van de mens, volkstypen en kunst, wonin gen, landbouw. Dan ziet men hoe onze tijd zich een baan breekt door bergen en woud. En dit is de overgang naar het grootse werk tot vorming van een nieuw volk. Een werk dat geen gevaar loopt door de wilde natuur (maar wel door machten van buiten). Telkens laat de samensteller de natuur er door heen spelen of een motief van het volksleven. Het eindigt met de nieuwe staat kundige opbouw, gevolgd door een avondstemming op de Eilandenri vier (juist nu in opspraak). In de schaduw van Napoleon, door A. Slxma van Heematra- Schimmeipenninck. Uitgave J. N. Voorhoeve, Den Haag. Op een prettige en ongekunstel de wijze schreef barones Sixma van Heemstra enkele schetsen over het persoonlijk leven van haar betovergrootvader, de raad pensionaris Rutger Jan Schimmel- penninck. Rutger Jan werd twee honderd jaar geleden geboren in Deventer, waar zijn vader wijn handelaar was. Als raadpensiona ris (1805-1806) heeft hij in het licht van de mogelijkheden, die Napoleon hem liet, veel voor ons land bereikt. „In de voorgaande levensbeel den", aldus de schrijfster in haar verantwoording, „heb ik mijn voorvader niet als staatsman, doch uitsluitend als mens willen tekenen." Zij is hierin ten volle geslaagd. De vele illustraties in het boekje zijn gemaakt naar ou de familieportretten, nog aanwe zig op kasteel Het Nijenhuis in Goor, waar de raadpensionaris het laatste deel van zijn leven woonde.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1961 | | pagina 13