Het hopeloze geval mens radio en fono ZONDAGSBLAD analyticus van het menselijk hart ZATERDAG 9 SEPTEMBER 1961 Ein Toter bin ich der wandelt überzahlig in den goldenen Stadten und im grünenden Land abgetan lange schon und mit nichts bedacht nur mit Wind nur mit Zeit nur mit Klang der ich unter Menschen nicht leben kann. Ingeborg Bachmann: Exil. T")E MENS is als cm ballinj -* in een vreemd land: hoe kan hij uit deie situatie komen? Hoe kan hij de gewone gren- *en van zijn bestaan doorbre ken? Om dese vraag cirkelen feitelijk al de seven novellen, die Ingeborg Bachmann, een dichteres van de na-oorlogse generatie (iU werd in 1926 ge boren) onder de titel Das drelssigste Jahr beeft gebundeld In de titelnovelle spreekt een student, die als los werkman, krantenbezorger, sneeuwruimer en met tientallen andere karweitjes de kost ver dient, af en toe studeert, de vriendschap en de liefde na- Jaagt, liftend door Europa trekt, en steeds op Jacht Is naar het eigenlijke. precies als wij. de andere brave kuddedieren. ..Hoe is dat toch ge gaan? Is de onderdrukking en be voogding door het netwerk van vijandschappen en vriendschappen niet ai Jaren geleden begonnen, spoedig nadat hij rich In de affai- mm i de maatschappij had la- hij ging trouwen, dan zou hij om acht uur uit het huis en naar zijn werk gaan. in het bedrijf zijn plaats innemen, op afbetaling meu bels kopen en van de kindertoe lage van de staat gebruik maken. zien en die gebruiken, om zich en de zijnen een rustig weekend te bereiden. Hij zou in de cirkel gang meedraaien. Maar dat kan en wil hij niet. En toch weet hij. dat hij in een gevangenis leeft, dat hij zich daarin moet inrichten en de enig beschikbare boeven taal moet meespreken, om niet ge heel verlaten te zijn. In hem leeft de wens naar verlossing. Moet hij dan ..gewoon" worden? „O, moeten we werkelijk oud, lelijk, rimpelig en zwakzinnig, beperkt en begrijpend worden, opdat ons lot vervuld wordt? Niets tegen de ouden, het is immers spoedig ook zo ver voor mij, en ik voel al de huivering, waarmee al mijn jaren over mij zullen komen. Nog ech- MdHHDOg wü Qc t METAMORFOSE VAN HET MUZIEKLEVEN: Belangrijk artikel in ,,De Vlaamse Gids" WAT radio is weet iedere baby, wat met fono bedoeld wordt is duidelijk: de wereld van de fonografische op name en reproduktie. In De Vlaamse Gids no. 8 van dit Jaar, het augustusnummer derhalve (uitgave en beheer van dit maandschrift: Em. Jacqmainlaan 119, Brussel I) vindt men een belangrijk artikel onder de titel „Metamorfose van het muziekleven: radio en fono." Het stuk is van de hand van Jan L. Broeckx (geb. 1920), leraar aan het Koninklijk Con servatorium te Antwerpen en verbonden aan het Museum voor Schone Kunsten aldaar. Belangrijk is het al dadelijk daarom, omdat over radio en fono (om deze handige term nu maar over te nemen) technisch wel veel is nagedacht en geschre ven, maar al gemeen-theoretisch veel minder dan men den ken zou. kind te laten offeren." Hij wil. dat zijn kind een kans krijgt tot vrije ontwikkeling, voor het door de samenleving bedorven wordt. Maar dit gebeurt niet. Het jonge tje komt om bij een schoolreisje, waarbij het van een hoogte valt Na een diepe crisis vindt de man de weg tot zijn vrouw terug met niet geloven, dat dit licht kan uit- /en. je licht' doven, jeugd. dit eeuwig schijnen- Prototype gemaakt? Mensen, geef toe dat Jullie alleen een door de ouden ge meubileerd land bewoont dat jul lie meningen slechta gehuurd, de beelden van Jullie wereld slechts gepacht zijn. Dat, als jullie wer kelijk betaalt met jullie leven, ja het alleen aan de andere kant van de contróle doet wanneer Jullie afscheid hebt genomen van alles, wat Jullie zo dierbaar is. Zou het niet beter zijn, dit hele menselijke Telkens ontmoet hij op zijn weg Moll, het prototype van alle men sen. die hun idealen lieten varen en zich aan deze wereld geconfor meerd hebben. Hoe vermijdt men Moll? Maar wat voor zin heeff "het, deze hydra Moll de kop af te slaan, als in plaats van iedere af geslagen kop er weer tien nieuwe groeien? Hij reist Europa rond. naar Rome, naar Wenen, hij zoekt rust in de vrouw, maar tevergeefs. Hij wordt verscheurd door innerlijke strijd, zou met zijn tijd mee wil len gaan en tegelijk daaraan weerstand bieden, nij wü opnieuw de wereld scheppen en elk geloof teniet doen. om zo de oorzaken i kim Grenssituatie Ingeborg Bachmann brengt haar Eersonen. ook in de vijf andere ïjdragen, in een grenssituatie, waarin ze gedwongen zijn te kie- te. tot de noodzaak, de grenzen van het menszijn te overschrijden. In bovengenoemde verhalen vin den we enkele uitspraken, die sterk herinneren aan het Nieuwe Tes tament. „Een nieuwe mens aan nemen". „Dit kind zal de wereld verlossen". „Er moet een nieuwe aarde komen met een nieuwe taal". Dit betekent echter niet, dat de schrijfster een Christelijke gedachtengang volgt: zij wil springen uit het kader van het gegevene en door confrontatie met het onmogelijke de mogelijk heden van de mens verruimen. In deze bundel is het haar nog niet gelukt, dit uit de vertellingen rechtstreeks te laten voortvloeien, ze moet telkens de toevlucht ne men tot spreuken, uittreksels uit INGEBORG BACHMANN een dagboek en dergelijke kunst- matige middelen, zodat de vorm van het essay, hier en daar beter I op zijn plaats was geweest. In zijn voortreffelijke essaybun- del Das Schóne und das Wahre 2) I heeft Hans Egon Holthusen een uitnemend opstel aan dé lyriek van mevr. Bachmann gewijd naar I aanleiding van haar bundels Die I gestundetê Zeit (d.L de tijd, de termijn, die tot ze wordt op- 1 gezegd ons nog ter beschikking staat) en Anrufung des Grossen I Baren. Ook daarin de weigering, de traditionele zekerheden te er- kennen, de behoefte om de tradi- I tie te parodiëren. Zo wil ze een 1 onderscheiding, een ordeteken in- stellen, die uitgereikt wordt aan I deserteurs, aan mensen, die voor I de vriend dapper zijn, aan hen die onwaardige geheimen verraden en elk bevel overtreden. Achter de skepsis ten opzichte van het be staan en ten opzichte van de taal. I n.L of deze geschikt is, het laatste I uit te zeggen ligt toch de geheime hoop, tot een zinvol leven te kun- nen komen. J. H. SCHOUTEN 1 1) Ingeborg Bachmann: Das I drelssigste Jahr. Erzahlungen. Uitgave R. Piper. München. I 2) Hans Egon Holthusen: Das De omroepverenigingen zitten tot over de oren in de beslom meringen van de praktijk en de grammofoonplaten-industrie is natuurlijk vóór alles commerci eel. De televisie verkeert in een soort puberteitsperiode en ge niet ook in de pers. een bijna overdreven aandacht. De op komst van de televisie heeft bovendien de indruk doen post vatten, dat de radio in hoofdzaak heeft afgedaan. Nu waren luist in de beginjaren van de televi sie studies verschenen over de radio in algemeen-theoretische zin als hierboven bedoeld. In de Cahiers d'Etudes de Ra dio - Télévision 1, een uitgave van de Presses Universitaires de France. 1954 b.v., treft men een studie aan van Etienne Souniau, getiteld „Univers Ra- diophonique et Esthétique Com- parée". Daarin wordt de ra dio gezien als een achtste kunst (na bouwkunst. beeldhouw kunst, tekenkunst, schilderkunst literatuur, muziek en film), een volkomen aparte en zelfgenoeg zame kunst, voorzover zij (en dat is natuurlijk een belangrijk- ke beperking) werk geeft dat speciaal voor haar is gemaakt of sterk aangepast. De radio, zegt Souriau, geeft alleen ge luiden; een begrenzing, maar met unieke mogelijkheden, in dien men inziet dat elk geluid niet alleen evocatief of expres sief moet zijn (cLwjz. dat het geluid sterk tot de verbeelding moet spreken en uitdrukking moet geven aan een wereld van gedachten, gevoelens en voor stellingen) maar bovendien func tioneel van betekenis moet we zen. Dit wil dan zeggen dat het 't juiste geluid op de juiste plaats moet zijn. Radio als kunst, concludeert Souriau. na dert het dichtst aan de zuivere verbeelding, het hervindt het woord in zijn zuiverheid, dat is in zijn bezwerende kracht. Met schrik risten met schrik de televisie zagen opkomen en een radiofo nische ontvangst reeds als een onzuiverheid beschouwden. In datzelfde cahier schreef Geneviève Oléron een „Etude sur l'efficacité de l'écoute a la radio", over het efficiënte luis teren naar de radio, waarin zij o.a. wees op het feit dat men uit een radiotoespraak zelfstan dige naamwoorden gemakkelij ker onthoudt dan bijvoegelijke naamwoorden en bijwoorden. Feiten wekken meer aandacht dan beschouwingen. Men moet concreet zijn en er rekening mee houden dat de luisteraar de tijdsduur van een gesproken tekst overschat. Niettemin moet elke luisteraar in elke aange troffen situatie kunnen worden bereikt. Aan studies als deze is in ons land veel te weinig aandacht besteed. Zonder in het extreme purisme van de als altijd ra dicale Fransen te vervallen, kan men zeggen dat onderzoe kingen en beschouwingen als in die beide als voorbeeld genoem de studies gedaan, veel tot ver heldering van de verhouding ra dio televisie kunnen bijdra gen en dit is geen overdrij ving tot een wedergeboorte van de dat unieke instrument, dat radio heet, zouden kunnen leiden. Daarom kan men de studie van Broeckx begroeten als een nieuwe bijdrage tot de beperk te literatuur over dit soort on derwerpen. Broeckx is niet heiligen, der onvruchtbaar vrucht baren. der wérkelijk liefhebben den?" Terugtrekken mening en elke overgenomen toe stand: van de kerken, de staten, de organisaties, de machtsmidde- Deze man van dertig la geen beroep, geen bindin». zich op zichzelf terugtrekken. Als Voor U gelezen Ellen Warmond. Uitgave Em. Qnertdo's Ultgeveramaatachap- plj N.V., Amsterdam. Een verzameling vertelsels waarmee de schrijfster, die reeds bekendheid geniet als dichteres, als prozalste debuteert. Het ka rakter van de verhalen loopt sterk uiteen. Naast sprookjes en krantencursiefjes treft men spot- werk en jeugdherinneringen aan. viaselend is tBBM hind ine w'l de willen scheppen met een nieuwe binding, wil Utl To[ „„.ud^g, ommekeer in zijn leven plaats vindt. Een jonge man geeft hem een lift, bij een botsing komt de ze om. hij zelf wordt ernstig ge wond, in een ziekenhuis verpleegd en vindt een nieuwe levensvorm, die hij in de traditie-maatschappij wü verwerkelijken. zijn te geforceerd grappig, re daarentegen munten uit door scherpe sfeertekening en intelli gent taalgebruik. Het ls een bont boekje geworden, dat men niet in één adem uitleest, maar waar van bij stukjes en beetjes moet worden genoten. Bodera Rapsodie, door J. C. Falke. Uitgave N V. Nljgh en Van Dltmar, Den Haag-Rotter dam. oogstte met de roman Een groe ne lantaarn, heeft het zich met Bodega Rapsodie aanzienlijk ge makkelijker gemaakt. De roman is een vrij vervelend relaas van vluchtige relaties die stamgasten van een bodega zeer frequent aangaan. De ik-figuur Jochem. die zelf van de ene verhouding in de andere buitelt, heeft een on stuimige belangstelling voor de avonturen van zijn vrienden en doet nauwkeurig veralag van de mislukkingen waartoe die verhou dingen gedoemd zijn. Dat de au teur met Vestdijk vergeleken is heeft geen andere grond dan dat beide schrijvers de ontwikkeling van jongen tot man beschrijven. Zelfde motief Hetzelfde motief vinden we in de geschiedenis, die de titel Alles draagt. Een echtpaar verwacht een kind: voor de man geen reden tot blijdschap, maar van angst. Dit kind zal immers precies wor den als de anderen, als de lange reeksen, die ons in Genesis al op genoemd worden, het eeuwige proces wordt herhaald. „Ieder komt eens aan de beurt voor het spel. dat hij vindt en moet begrij pen: voortplanting en opvoeding, economie en politiek; hij mag zich bezig houden met geld en ge voel, met gebeid en uitvinding en de rechtvaardiging van de spelre gel. die denken „genoemd wordt". Het kind wordt geboren, krijgt de dwaze hondenaam Fipps en is in derdaad precies als alle andere. De vader zucht: „Het kind heeft me geen nieuwe jeugd gegeven. Maar is dat nodig? Hij was de eerste mens. Met hem begon alles. hem. Ik had verwacht, dat het de wereld zou verlossen". Maar dit kind loopt precies in de voetstap pen van de volwassenen. „Ik haat te het daarom. De strek mijn haat uit tot alles wat van de mensen kwam. tot de tramlijnen, de huisnummers, de titels, de tijds indeling. de hele uitgepuzzelde rommel die orde wordt genoemd, tegen de gemeentereiniging, de ^AN menig schrijver en zijn werk is, in de tijdsruimte overgebracht, het spreekwoord „uit het oog, alt het hart" be waarheid. Wie leest nog Paul Bonrget, een der meesters van £e psychologische roman, of Anatole France, een topfiguur uit het Parljse literaire leven op het eind der 19e eeuw? Als hun namen en vele anderen worden genoemd, ls het In klei nerende bewoordingen. Soms wordt een aarzelende poging tot eerherstel ondernomen, maar ze blijft zonder weer klank. Het tegenovergestelde. een schrijver, tijdens zijn leven niet gewaardeerd, die later beroemd heid verwerft is zeldzaam. In de Franse letteren is het school voorbeeld van dit verschijnsel Henri Beyle (1783—1842), beter bekend onder zijn meest gebruikt pseudoniem Stendhal. Van zijn tijdgenoten zagen Honoré de Bal zac en Prosper Mérimée zijn waarde, maar de romantische school wees hem af. Zelf getuig de hij: „Ik zal begrepen worden tegen 1880'. Geheel zeker gevoelde hij zich niet op dit punt. Hij zegt ergens: „De beschouw mijn boeken als loten in een loterij- Er is mij alleen veel aan gelegen om in 1900 herdrukt te worden." Op grootse wijze is deze wens vervuld. De bekende filosoof Hippolite Taine (1823—1890) in het bijzonder beeft hem naar vo ren geschoven om de psychologi sche kwaliteiten van zijn werk. Zoals dat in Frankrijk te doen gebruikelijk is. hebben zijn jflegelïjsten. de burgerlijke om zijn d. al die erbarmelijke in richtingen, waartegen men zich niet meer kan verzetten, waarte gen zich ook nooit iemand verzet. de kleinste bijzonderheden, hem betreffende, te onderzoeken. Ge leerden hebben vele jaren van hun leven aan de studie van 3£urt CPaklen MANUEL DE FALLA BIJ J. H. Gottmer, Haarlem. Is het dertigste deel van de se rie Moslek Pockets verschenen. Het betreft de biografie, die Kort Pnhlen geschreven beeft over Manuel de Falls. Pahlen heeft slch niet alleen tot het le ven en het werk van dese gro te Spaanse componist beperkt, maar ls ook dieper Ingegaan op de historische en historisch-mu zikale achtergrond. Want deze u voor een kunste naar als De Falla van bet al lergrootste belang. Hij was Span jaard In hart en nieren. Zonder Spanjs ls hU met te begrijpen en rijn muziek leeft uitsluitend in het Spaanse geestelijke kli maat En dan ls het natuurlijk laak dit Spanje met zijn folklo- In De Falla's muziek klopt het vurige Spaanse ritme, zingt de Spaanse melodie, is ge dompeld in de Spaanse sfeer en speciaal uit Andalusié kwamen de krachtigste impulsen. De Falla werd op 23 november 1876 in Cadiz, dus in Andalusié. Seboren en al stierf hij (in 19*6». Alta Gracia in Argentinië, hij ligt in Cadiz begraven, op wens van zijn zuster Maria del Car men. die hem altijd verzorgd heeft. Pahlen. die wel eens ondoor dacht doordraaft in zijn bewerin gen. vertelt heel interessante bij zonderheden over De Falla's per soonlijkheid. die zo merkwaardig onwereldj, zo typisch Spaans-de voot was. over zijn ontwikkeling. zijn verblijf in Frankrijk, waar hij onder invloed kwam van De bussy, bevriend was met Dukas. met de jonge Ravel. Pahlen heeft De Falla persoonlijk ge kend en zijn mededelingen over De Falla's laatste levensjaren in Argentinië, waarheen hij in 1939 vertrokken was. zijn werke lijk touchant. Zijn vraag. is. nadat het na De I dood naar Spanje kwam. mag wel met klem herhaald worden door allen, aan wie de muziek ter har te gaat. Een lezenswaardig boekje, al springt de vertaler Pierre Ver- donck wel wat slordig met het Nederlands om. den man en werk gewijd. De minste regel schrift, van hem afkomstig, wordt gepubliceerd. Kortom, een ware Stendhal-cultus. In Nederland heeft vooral de Forum-generatie en dan speciaal Du Perron, die zich aan hem verwant gevoelde, er veel toe bij gedragen om Stendhal bekend heid te geven. Geen geslaagd leven In zijn levensgang ligt de oor zaak van deze verering niet Bey le heeft getrouw Napoleon, die altijd een halfgod voor hem is ge bleven, gediend, eerst bij de strijdende troepen, daarna bij de intendance. Na de val des Kei zers vestigde hij zich te Milaan, waaruit hij door de Oostenrijkse politie werd verbannen om zijn liberale beginselen. Hierna woon- hij hij van 1821 tot 1830 te Pa rijs. Zoals ook te Milaan, schreef hij daar boeken en verhandelin gen onder diverse schuilnamen en nam op bescheiden wijze deel aan het Panjse society-leven. De val der Bourbons, die hij haatte en de regering van Louis-Philip- pe, de Burger-koning, brachten hem een goed ding: zijn benoe ming tot consul, eerst te Triest later te Civita-Veccbia. Zo kwam er enige financiële ruimte in zijn leven en tijd voor het schrijven van zijn grote romans Le Rouge et le Noir (1831) en La Char treuse de Parmc (1839), bene vens heel wat proza, dat in por tefeuille bleef en na zijn plotse linge dood, toen hij met verlof te Parijs was. uiteindelijk te recht kwam in de bibliotheek van Grenoble, zijn geboortestad. Zo als men ziet geen gaaf leven in stijgende lijn. De twee grote lief des in zijn bestaan zijn geweest muziek en. op lager niveau. Napoleon en Italië: daarnaast de een telkens verspringende phy- sieke lizfde. die hem geen geluk heeft gebracht Religieuze motie ven hebben hem nooit geleid; ook op cat punt was hij een zoon van de XVIIIe eeuw. Een zijlicht DRA. H. E. KOKEE- Zijn bovengenoemde romans worden nog veel gelezen, vooral BERGE, de eerste. De tweede boeit min der, deels door het onderwerp, maar vooral door de analytische werkwijze van de schrijver, die spoedig vermoeit. Het beste leert men hem misschien nog kennen uit de geschriften, die een persoonlijk karakter dragen, zoals Les Souvenirs d'égotisme, een boekje, geschreven in 1831 en handelend over de Parijse jaren. Stendhals bedoeling was tot uit. gave over te gaan, als de door hem besproken personen zouden zijn overleden. Hij zegt: „Ik schat, dat mijn toekomstige le zers nu tien of twaalf jaar oud zijn. Het is er tijdens zijn le ven nooit van gekomen; de eer ste druk verscheen in 1892. Dit jaar is bij De Bezige Bij de Ne derlandse vertaling verschenen onder de titel Egotlstlsche herin neringen. Stendhal heeft deze souvenirs in twaalf dagen neergeschreven, snel, slordig, in een bijna onlees baar handschrift Vaak zijn ze onsamenhangend, vol herhalin gen. Anekdotes worden niet uit gewerkt Een enkel woord roept voor de schrijver een beeld op. maar zegt ons niets. Abrupt breekt hij zijn manuscript af. midden in een persoonsbeschrij ving. In een noot het is Juli 1832 bekent hij: „Door de warmte kan ik mijn gedachten er niet meer bijhouden." Vergeef lijk op een zomerdag in de Ro meinse vlakte, maar klaarblijke lijk ontbrak de auteur ook in koeler dagen de lust een volle dig beeld te geven van de negen jaren Parijs verblijf. Hij komt niet verder dan de eerste twee of drie. Soms. bij het neerschrij ven van bepaalde namen, schiet hij vooruit maar weldra springt hij weer terug. Men zoeke hier dus geen regel matig verhaal noch betrouwbare literair-historische bijzonderhe den. Deze Souvenirs zijn alleen van belang om het zijlicht, dat ze werpen op de persoonlijkheid van de schrijver, een zijlicht, dat dipper gaat dan aan de frontzij de. waar afweer is. Het ongewo ne woord „egotisme", ik^cultus, kenschetst zeer wel de betekenis van dit boek. De auteur schaamt zich niet voor deze voortdurende zelf-analyse, mits ze in oprecht heid wordt verricht zoals in zijn gevaL Analytische geest i, deze analyse is de gewone werkwijze van Stendhal. Met zekere hand ontleedt hij de faktoren in de handelingen van zijn personen, de samenstellende elementen van hun gemoedsstem mingen. Al wat uiterlijke be schrijving ls, neemt bij hem een minimale plaats in. Gewone. Du Perron zoveel hem gevoelde. Een paar eigenaardigheden springen naar voren. In de eer ste plaats zijn bewondering voor moed en energie. Vandaar zijn verering voor Napoleon. Vandaar ook. dat hij de centrale figuur in Le Rouge et Ie Nolr, Julien Sorel, in zijn onbeteugelde liefde voor Mme Renal laat gaan tot het uiterste. Als de Jonge man dan voor de guillotine zal ko men te staan, is zijn voornaam ste zorg geen vrees te tonen. Vandaar ook zijn voorliefde voor de Italianen, die hij als wils krachtiger en feller in hun harts tochten beschouwt dan zijn land genoten. Verder trekt de aandacht de vermenging van geesteselemen- ten uit de XVIIIe eeuw en ro mantische trekken, al was het alleen al de openheid voor vreem de literaturen en de uitwisseling tussen muziek, schilder- en dicht kunst. Ten besluite nog dit: de verta ling is goed en de presentatie van dit Literaire Pocketboek on berispelijk. Dr. M. C. v. d. PANNE Reisherinneringen Hoewel het begrijpelijk is dat een jonge kunstenaar zijn enthou siasme over een gemaakte reis ln woord en beeld zal willen weer geven. ls toch ook maat de oude Grieken zeiden dat reeds hierbij gewenst Wanneer we een blik slaan in de Griekse reis ervaringen van Thom Breukel en Max van Rooy, uitgeverij Blauw op Hand. Loolaan 7, Voorburg, Titel „Ito endaxi", dan vinden we een paar aardige niet onartis tieke illustraties, maar een volko men inhoudloze tekst met vele fouten en verwarringen. Van het Nieuw-Grieks hebben de heren Thom en Max wel eens een woord je opgevangen, maar foutloos ge bruiken van de vreemde taal hoort er niet bij. En dit kan ook niet anders. Het is Jammer dat dit niet door de uitgevers als per soonlijke herinnering is bewaard. Misschien, na verdieping zou er dan picturaal nog iets te verwach ten zijn. Deze uitgave heeft weinig zin. zeer zeker voor de prij* die men ervoor vraagt. Radio en fono-geluiden Ico- enkel in de radio geïnteres seerd. maar even sterk in de fono. Het gaat bij hem dan ook speciaal over de muziek. Maar zijdelings borduurt hij voort op het patroon van de Franse, ra diopuristen. Hij begint bij de uitvoerders. Radio en fóno, zo is de praktijk, doen een beroep op typische concertvertoikers, met de mentaliteit van de con certvirtuoos. Bij het concert richt de enkeling (dirigent, resp. solist) zich tot een groep, het publiek: bij radio en fono richt zich een groep uitvoerders (ver tolker en technici) zich tot af zonderlijke persoonlijkheden, de geïsoleerde luisteraars. Van deze totaal gewijzigde verhou ding zijn de meeste betrokkenen zich niet bewust. De concert virtuoos is doorgaans geen vriend van de klankregelaar ach- Iter het raampje. De souvereine uitvoerder vindt de inmenging van de techniek onverdragelijk. Maar de macht van de techniek wreekt zich op de artistieke trots. De oude tegenstanders (ten diepste: materie en geest) moeten naar elkaar toe groeien, zegt Broeckx. „Kunstenaar en klankingenieur moeten een een heid vormen, zoals de beide violisten in het dubbelconcerto van Bach." Tot individuen En dan: bij radio en fono ont breekt de luisteraar. Er is geen stimulerend publiek. De diri gent of solist richt zich zelfs niet tot een (verzameld) publiek, maar tot individuen. Een en ander wordt ten onrechte uit sluitend als een gemis ervaren. Men vergeet daarbij de nadelen van het spelen voor een publiek. Want die zijn er ook: de kun stenaar moet verwezenlijken wat anderen van hem ver wachten. De radio- en fonoso- list daarentegen verwezenlijkt een persoonlijke visie op het kunstwerk, „zonder de meesle pende maar aan hemzelf vreem de impulsen, die uit het duister van de concertzaal naar de concertvertolker opstijgen." Het contact dat radio en fono tussen uitvoerder en luisteraar leggen is verwant met het con tact tussen schilderij en be schouwer, tussen boek en lezer, een contact dus van mens tot Natuurlijk ontbreekt ook de zaal: Die en die localiteit met haar eigen sfeer, in die en die plaats. Dit noemt Broeckx de geografische factor, die in de burgerlijk - nationalistisch - romantische sfeer van de ne gentiende eeuw is opgekomen en zich nog heden ten dage sterk laat gelden, alsof het een bijna gewijde plaats gold (Concertge bouw, Albert Hall enz.). De stu dio is „een antiseptische kamer, ontoegankelijk voor de virus van de geografische mentali teit." Bij radio en fono is de vertolker „aan de ruimte ont hecht." De fono kan bovendien opnamen bewaren, en die krij gen op den duur de bijzondere esthetische charme van het ver leden. De „levende" uitvoerin- indrukken. Door de fono kan de kunstenaar zich aan de luisteraar voordoen in zijn bes te uren en in zijn rijpste mo gelijkheden, ook jaren na dato. In andere ruimte Broeckx bestrijdt de opvat ting, dat de radio-ontvangst een reproduktie van het concert er de fonografische ontvangst een mechanisering van de vertol king zou zijn. De radio immers plaatst de originele vertolkini in een andere ruimte over. Een Vlaams schilderij wordt geen reproduktie als men het in een Italiaans museum overplaatst De geluidsgolven blijven ge luidsgolven. Concertzaal en huiskamer vormen twee, onder ling onafhankelijke, ruimtelij ke vormen van eenzelfde uit voering. Het is produktie, geen reproduktie, een gelijkwaardi ge. zij het acoustisch verschil lende vorm van de muziekuil voering. En wat de grammo foonplaat betreft: de muziel wordt niet mechanisch vertolkt maar het resultaat van de ver tolking wordt mechanisch vasi gelegd en bewaard, met al «Ijl menselijke kenmerken, cursl veert Broeckx. Het openbaar concert, gaa. de auteur voort, is de weerspie geling van de burgerlijke menta liteit, die tussen het praktisch en het esthetische een volstrek te scheiding maakt (vergelijk het museum). Maar radio et fono integreren de muziek b het gewone leven. De concert bezoeker is met zijn belangstel ling naar buiten gekeerd, (ex travert): een concert is nu een maal een sociaal element waan bij het niet enkel om het luis teren gaat, denk alleen maar aan de pauze. De houding var de radio- en fonoluisteraar is ge heel en al op het klinkende ge richt en introvert. De concert bezoeker heeft ten aa dirigent, resp. solist hij verhouding: de radio- en fe noluisteraar beleeft een ik - het verhouding. Hij heeft geen laat van anecdotische afleidingen: de muzikale affectiviteit over heerst. De romantsiche luisteraar za! het concert verkiezen boven ra dio en fono. Het concertpubliek wordt gekenmerkt door emoti onele groepsvorming en intel lectuele vervlakking (het ii altijd nog Broeckx die het zegt). De samenbindende kracht vao het concert is snel vervluchtigd. Tegenover de afzonderlijke per soonlijkheid oefent het concert een vervreemdende werkini uit. De radio- en fonoluisteraar wordt persoonlijk tegenover het kunstwerk gesteld; het luisteren wordt voor hem een samen spraak met de maker. Hij ii niet gebonden aan de keuze van de dirigent, maar bouwt zelf zijn repertoire op. Natuurlijk blijft het concert zijn waarde, ook als sociale factor, behou den. maar radio en fono. alduj besluit Broeckx. zijn belangrij ke beschavingsfactoren. Verrijking Voor onze cultuur is het sa-; mengaan van concert, radio en fono een onbetwistbare verrij king. De muziek blijft een soci ale magie (concertzaal), maar zij wordt, evenals de literatuur, een voorwerp van persoonlijk» bezinning door radio en fono. Deskundig studie belangrijk? Omdat ze een deskundige beschouwinf toevoegt aan de beperkte lite ratuur over het esthetisch en pedagogisch aspect van radio en fono. Omdat ze deze beide verschijnselen in sociologisch en cultuurhistorisch verband plaatst. Omdat ze negentiende ecuwse tradities toetst aan twintigste-eeuwse vindingeaj Omdat ze het belangrijke en goede van de hedendaagse tech niek aantoont en de noodzake lijkheid van de persoonlijkheid* vorming voor de enkeling. Mis schien gaat Broeckx te veel uil van de goede en belangstellen de luisteraar en onderschat hij de nivellerende werking van plaatjes uit de vermaaksindus trie. Maar de goedwillende ra diomensen bezielt hij met nieu we moed en hij maakt een vrien delijke buiging in de richtinl •an ieder, die naast zijn klei- lere of grotere bibliotheek ook een met zorg aangelegde dis cotheek bezit en die van beide oordeel weet te genieten. ...en via hoge zendmasten C. RTT\SDORPj

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1961 | | pagina 20