Het hopeloze
geval mens
radio en fono
ZONDAGSBLAD
analyticus van
het menselijk hart
ZATERDAG 9 SEPTEMBER 1961
Ein Toter bin ich der wandelt
überzahlig in den goldenen Stadten
und im grünenden Land
abgetan lange schon
und mit nichts bedacht
nur mit Wind nur mit Zeit nur mit Klang
der ich unter Menschen nicht leben kann.
Ingeborg Bachmann: Exil.
T")E MENS is als cm ballinj
-* in een vreemd land: hoe kan
hij uit deie situatie komen?
Hoe kan hij de gewone gren-
*en van zijn bestaan doorbre
ken? Om dese vraag cirkelen
feitelijk al de seven novellen,
die Ingeborg Bachmann, een
dichteres van de na-oorlogse
generatie (iU werd in 1926 ge
boren) onder de titel Das
drelssigste Jahr beeft
gebundeld In de titelnovelle
spreekt een student, die als los
werkman, krantenbezorger,
sneeuwruimer en met tientallen
andere karweitjes de kost ver
dient, af en toe studeert, de
vriendschap en de liefde na-
Jaagt, liftend door Europa
trekt, en steeds op Jacht Is
naar het eigenlijke.
precies als wij. de andere brave
kuddedieren. ..Hoe is dat toch ge
gaan? Is de onderdrukking en be
voogding door het netwerk van
vijandschappen en vriendschappen
niet ai Jaren geleden begonnen,
spoedig nadat hij rich In de affai-
mm i de maatschappij had la-
hij ging trouwen, dan zou hij om
acht uur uit het huis en naar zijn
werk gaan. in het bedrijf zijn
plaats innemen, op afbetaling meu
bels kopen en van de kindertoe
lage van de staat gebruik maken.
zien en die gebruiken, om zich
en de zijnen een rustig weekend te
bereiden. Hij zou in de cirkel
gang meedraaien. Maar dat kan
en wil hij niet. En toch weet hij.
dat hij in een gevangenis leeft,
dat hij zich daarin moet inrichten
en de enig beschikbare boeven
taal moet meespreken, om niet ge
heel verlaten te zijn. In hem leeft
de wens naar verlossing. Moet
hij dan ..gewoon" worden? „O,
moeten we werkelijk oud, lelijk,
rimpelig en zwakzinnig, beperkt
en begrijpend worden, opdat ons
lot vervuld wordt? Niets tegen de
ouden, het is immers spoedig ook
zo ver voor mij, en ik voel al de
huivering, waarmee al mijn jaren
over mij zullen komen. Nog ech-
MdHHDOg wü Qc t
METAMORFOSE VAN HET MUZIEKLEVEN:
Belangrijk artikel in
,,De Vlaamse Gids"
WAT radio is weet iedere baby, wat met fono bedoeld
wordt is duidelijk: de wereld van de fonografische op
name en reproduktie. In De Vlaamse Gids no. 8 van dit Jaar,
het augustusnummer derhalve (uitgave en beheer van dit
maandschrift: Em. Jacqmainlaan 119, Brussel I) vindt men
een belangrijk artikel onder de titel „Metamorfose van het
muziekleven: radio en fono." Het stuk is van de hand van
Jan L. Broeckx (geb. 1920), leraar aan het Koninklijk Con
servatorium te Antwerpen en verbonden aan het Museum voor
Schone Kunsten aldaar. Belangrijk is het al dadelijk daarom,
omdat over radio en fono (om deze handige term nu maar
over te nemen) technisch wel veel is nagedacht en geschre
ven, maar al gemeen-theoretisch veel minder dan men den
ken zou.
kind te laten offeren." Hij wil.
dat zijn kind een kans krijgt tot
vrije ontwikkeling, voor het door
de samenleving bedorven wordt.
Maar dit gebeurt niet. Het jonge
tje komt om bij een schoolreisje,
waarbij het van een hoogte valt
Na een diepe crisis vindt de man
de weg tot zijn vrouw terug met
niet geloven, dat dit licht kan uit-
/en. je
licht'
doven, jeugd. dit eeuwig schijnen-
Prototype
gemaakt? Mensen, geef toe dat
Jullie alleen een door de ouden ge
meubileerd land bewoont dat jul
lie meningen slechta gehuurd, de
beelden van Jullie wereld slechts
gepacht zijn. Dat, als jullie wer
kelijk betaalt met jullie leven, ja
het alleen aan de andere kant van
de contróle doet wanneer Jullie
afscheid hebt genomen van alles,
wat Jullie zo dierbaar is. Zou het
niet beter zijn, dit hele menselijke
Telkens ontmoet hij op zijn weg
Moll, het prototype van alle men
sen. die hun idealen lieten varen
en zich aan deze wereld geconfor
meerd hebben. Hoe vermijdt men
Moll? Maar wat voor zin heeff "het,
deze hydra Moll de kop af te
slaan, als in plaats van iedere af
geslagen kop er weer tien nieuwe
groeien?
Hij reist Europa rond. naar
Rome, naar Wenen, hij zoekt rust
in de vrouw, maar tevergeefs. Hij
wordt verscheurd door innerlijke
strijd, zou met zijn tijd mee wil
len gaan en tegelijk daaraan
weerstand bieden, nij wü opnieuw
de wereld scheppen en elk geloof
teniet doen. om zo de oorzaken
i kim
Grenssituatie
Ingeborg Bachmann brengt haar
Eersonen. ook in de vijf andere
ïjdragen, in een grenssituatie,
waarin ze gedwongen zijn te kie-
te. tot de noodzaak, de grenzen
van het menszijn te overschrijden.
In bovengenoemde verhalen vin
den we enkele uitspraken, die sterk
herinneren aan het Nieuwe Tes
tament. „Een nieuwe mens aan
nemen". „Dit kind zal de wereld
verlossen". „Er moet een nieuwe
aarde komen met een nieuwe
taal". Dit betekent echter niet,
dat de schrijfster een Christelijke
gedachtengang volgt: zij wil
springen uit het kader van het
gegevene en door confrontatie
met het onmogelijke de mogelijk
heden van de mens verruimen.
In deze bundel is het haar nog
niet gelukt, dit uit de vertellingen
rechtstreeks te laten voortvloeien,
ze moet telkens de toevlucht ne
men tot spreuken, uittreksels uit
INGEBORG BACHMANN
een dagboek en dergelijke kunst-
matige middelen, zodat de vorm
van het essay, hier en daar beter I
op zijn plaats was geweest.
In zijn voortreffelijke essaybun-
del Das Schóne und das Wahre 2) I
heeft Hans Egon Holthusen een
uitnemend opstel aan dé lyriek
van mevr. Bachmann gewijd naar I
aanleiding van haar bundels Die I
gestundetê Zeit (d.L de tijd, de
termijn, die tot ze wordt op- 1
gezegd ons nog ter beschikking
staat) en Anrufung des Grossen I
Baren. Ook daarin de weigering,
de traditionele zekerheden te er-
kennen, de behoefte om de tradi- I
tie te parodiëren. Zo wil ze een 1
onderscheiding, een ordeteken in-
stellen, die uitgereikt wordt aan I
deserteurs, aan mensen, die voor I
de vriend dapper zijn, aan hen die
onwaardige geheimen verraden en
elk bevel overtreden. Achter de
skepsis ten opzichte van het be
staan en ten opzichte van de taal. I
n.L of deze geschikt is, het laatste I
uit te zeggen ligt toch de geheime
hoop, tot een zinvol leven te kun-
nen komen.
J. H. SCHOUTEN 1
1) Ingeborg Bachmann: Das I
drelssigste Jahr. Erzahlungen.
Uitgave R. Piper. München. I
2) Hans Egon Holthusen: Das
De omroepverenigingen zitten
tot over de oren in de beslom
meringen van de praktijk en de
grammofoonplaten-industrie is
natuurlijk vóór alles commerci
eel. De televisie verkeert in een
soort puberteitsperiode en ge
niet ook in de pers. een bijna
overdreven aandacht. De op
komst van de televisie heeft
bovendien de indruk doen post
vatten, dat de radio in hoofdzaak
heeft afgedaan. Nu waren luist
in de beginjaren van de televi
sie studies verschenen over de
radio in algemeen-theoretische
zin als hierboven bedoeld. In
de Cahiers d'Etudes de Ra
dio - Télévision 1, een uitgave
van de Presses Universitaires
de France. 1954 b.v., treft men
een studie aan van Etienne
Souniau, getiteld „Univers Ra-
diophonique et Esthétique Com-
parée". Daarin wordt de ra
dio gezien als een achtste kunst
(na bouwkunst. beeldhouw
kunst, tekenkunst, schilderkunst
literatuur, muziek en film), een
volkomen aparte en zelfgenoeg
zame kunst, voorzover zij (en
dat is natuurlijk een belangrijk-
ke beperking) werk geeft dat
speciaal voor haar is gemaakt
of sterk aangepast. De radio,
zegt Souriau, geeft alleen ge
luiden; een begrenzing, maar
met unieke mogelijkheden, in
dien men inziet dat elk geluid
niet alleen evocatief of expres
sief moet zijn (cLwjz. dat het
geluid sterk tot de verbeelding
moet spreken en uitdrukking
moet geven aan een wereld van
gedachten, gevoelens en voor
stellingen) maar bovendien func
tioneel van betekenis moet we
zen. Dit wil dan zeggen dat het
't juiste geluid op de juiste
plaats moet zijn. Radio als
kunst, concludeert Souriau. na
dert het dichtst aan de zuivere
verbeelding, het hervindt het
woord in zijn zuiverheid, dat is
in zijn bezwerende kracht.
Met schrik
risten met schrik de televisie
zagen opkomen en een radiofo
nische ontvangst reeds als een
onzuiverheid beschouwden.
In datzelfde cahier schreef
Geneviève Oléron een „Etude
sur l'efficacité de l'écoute a la
radio", over het efficiënte luis
teren naar de radio, waarin zij
o.a. wees op het feit dat men
uit een radiotoespraak zelfstan
dige naamwoorden gemakkelij
ker onthoudt dan bijvoegelijke
naamwoorden en bijwoorden.
Feiten wekken meer aandacht
dan beschouwingen. Men moet
concreet zijn en er rekening
mee houden dat de luisteraar
de tijdsduur van een gesproken
tekst overschat. Niettemin moet
elke luisteraar in elke aange
troffen situatie kunnen worden
bereikt.
Aan studies als deze is in ons
land veel te weinig aandacht
besteed. Zonder in het extreme
purisme van de als altijd ra
dicale Fransen te vervallen,
kan men zeggen dat onderzoe
kingen en beschouwingen als in
die beide als voorbeeld genoem
de studies gedaan, veel tot ver
heldering van de verhouding ra
dio televisie kunnen bijdra
gen en dit is geen overdrij
ving tot een wedergeboorte
van de dat unieke instrument,
dat radio heet, zouden kunnen
leiden.
Daarom kan men de studie
van Broeckx begroeten als een
nieuwe bijdrage tot de beperk
te literatuur over dit soort on
derwerpen. Broeckx is niet
heiligen, der onvruchtbaar vrucht
baren. der wérkelijk liefhebben
den?"
Terugtrekken
mening en elke overgenomen toe
stand: van de kerken, de staten,
de organisaties, de machtsmidde-
Deze man van dertig la
geen beroep, geen bindin».
zich op zichzelf terugtrekken. Als
Voor U gelezen
Ellen Warmond. Uitgave Em.
Qnertdo's Ultgeveramaatachap-
plj N.V., Amsterdam.
Een verzameling vertelsels
waarmee de schrijfster, die reeds
bekendheid geniet als dichteres,
als prozalste debuteert. Het ka
rakter van de verhalen loopt
sterk uiteen. Naast sprookjes en
krantencursiefjes treft men spot-
werk en jeugdherinneringen aan.
viaselend is tBBM
hind ine w'l de willen scheppen met een nieuwe
binding, wil Utl To[ „„.ud^g,
ommekeer in zijn leven plaats
vindt. Een jonge man geeft hem
een lift, bij een botsing komt de
ze om. hij zelf wordt ernstig ge
wond, in een ziekenhuis verpleegd
en vindt een nieuwe levensvorm,
die hij in de traditie-maatschappij
wü verwerkelijken.
zijn te geforceerd grappig,
re daarentegen munten uit door
scherpe sfeertekening en intelli
gent taalgebruik. Het ls een bont
boekje geworden, dat men niet
in één adem uitleest, maar waar
van bij stukjes en beetjes moet
worden genoten.
Bodera Rapsodie, door J. C.
Falke. Uitgave N V. Nljgh en
Van Dltmar, Den Haag-Rotter
dam.
oogstte met de roman Een groe
ne lantaarn, heeft het zich met
Bodega Rapsodie aanzienlijk ge
makkelijker gemaakt. De roman
is een vrij vervelend relaas van
vluchtige relaties die stamgasten
van een bodega zeer frequent
aangaan. De ik-figuur Jochem.
die zelf van de ene verhouding in
de andere buitelt, heeft een on
stuimige belangstelling voor de
avonturen van zijn vrienden en
doet nauwkeurig veralag van de
mislukkingen waartoe die verhou
dingen gedoemd zijn. Dat de au
teur met Vestdijk vergeleken is
heeft geen andere grond dan dat
beide schrijvers de ontwikkeling
van jongen tot man beschrijven.
Zelfde motief
Hetzelfde motief vinden we in
de geschiedenis, die de titel Alles
draagt. Een echtpaar verwacht
een kind: voor de man geen reden
tot blijdschap, maar van angst.
Dit kind zal immers precies wor
den als de anderen, als de lange
reeksen, die ons in Genesis al op
genoemd worden, het eeuwige
proces wordt herhaald. „Ieder
komt eens aan de beurt voor het
spel. dat hij vindt en moet begrij
pen: voortplanting en opvoeding,
economie en politiek; hij mag
zich bezig houden met geld en ge
voel, met gebeid en uitvinding en
de rechtvaardiging van de spelre
gel. die denken „genoemd wordt".
Het kind wordt geboren, krijgt de
dwaze hondenaam Fipps en is in
derdaad precies als alle andere.
De vader zucht: „Het kind heeft
me geen nieuwe jeugd gegeven.
Maar is dat nodig? Hij was de
eerste mens. Met hem begon alles.
hem. Ik had verwacht, dat het de
wereld zou verlossen". Maar dit
kind loopt precies in de voetstap
pen van de volwassenen. „Ik haat
te het daarom. De strek mijn
haat uit tot alles wat van de
mensen kwam. tot de tramlijnen,
de huisnummers, de titels, de tijds
indeling. de hele uitgepuzzelde
rommel die orde wordt genoemd,
tegen de gemeentereiniging, de
^AN menig schrijver en zijn
werk is, in de tijdsruimte
overgebracht, het spreekwoord
„uit het oog, alt het hart" be
waarheid. Wie leest nog Paul
Bonrget, een der meesters van
£e psychologische roman, of
Anatole France, een topfiguur
uit het Parljse literaire leven
op het eind der 19e eeuw? Als
hun namen en vele anderen
worden genoemd, ls het In klei
nerende bewoordingen. Soms
wordt een aarzelende poging
tot eerherstel ondernomen,
maar ze blijft zonder weer
klank.
Het tegenovergestelde. een
schrijver, tijdens zijn leven niet
gewaardeerd, die later beroemd
heid verwerft is zeldzaam. In
de Franse letteren is het school
voorbeeld van dit verschijnsel
Henri Beyle (1783—1842), beter
bekend onder zijn meest gebruikt
pseudoniem Stendhal. Van zijn
tijdgenoten zagen Honoré de Bal
zac en Prosper Mérimée zijn
waarde, maar de romantische
school wees hem af. Zelf getuig
de hij: „Ik zal begrepen worden
tegen 1880'.
Geheel zeker gevoelde hij zich
niet op dit punt. Hij zegt ergens:
„De beschouw mijn boeken als
loten in een loterij- Er is mij
alleen veel aan gelegen om in
1900 herdrukt te worden."
Op grootse wijze is deze wens
vervuld. De bekende filosoof
Hippolite Taine (1823—1890) in
het bijzonder beeft hem naar vo
ren geschoven om de psychologi
sche kwaliteiten van zijn werk.
Zoals dat in Frankrijk te doen
gebruikelijk is. hebben zijn
jflegelïjsten. de burgerlijke om zijn
d. al die erbarmelijke in
richtingen, waartegen men zich
niet meer kan verzetten, waarte
gen zich ook nooit iemand verzet.
de kleinste bijzonderheden, hem
betreffende, te onderzoeken. Ge
leerden hebben vele jaren van
hun leven aan de studie van
3£urt CPaklen MANUEL DE FALLA
BIJ J. H. Gottmer, Haarlem.
Is het dertigste deel van de se
rie Moslek Pockets verschenen.
Het betreft de biografie, die
Kort Pnhlen geschreven beeft
over Manuel de Falls. Pahlen
heeft slch niet alleen tot het le
ven en het werk van dese gro
te Spaanse componist beperkt,
maar ls ook dieper Ingegaan op
de historische en historisch-mu
zikale achtergrond.
Want deze u voor een kunste
naar als De Falla van bet al
lergrootste belang. Hij was Span
jaard In hart en nieren. Zonder
Spanjs ls hU met te begrijpen
en rijn muziek leeft uitsluitend
in het Spaanse geestelijke kli
maat En dan ls het natuurlijk
laak dit Spanje met zijn folklo-
In De Falla's muziek
klopt het vurige Spaanse ritme,
zingt de Spaanse melodie, is ge
dompeld in de Spaanse sfeer en
speciaal uit Andalusié kwamen
de krachtigste impulsen.
De Falla werd op 23 november
1876 in Cadiz, dus in Andalusié.
Seboren en al stierf hij (in 19*6».
Alta Gracia in Argentinië, hij
ligt in Cadiz begraven, op wens
van zijn zuster Maria del Car
men. die hem altijd verzorgd
heeft.
Pahlen. die wel eens ondoor
dacht doordraaft in zijn bewerin
gen. vertelt heel interessante bij
zonderheden over De Falla's per
soonlijkheid. die zo merkwaardig
onwereldj, zo typisch Spaans-de
voot was. over zijn ontwikkeling.
zijn verblijf in Frankrijk, waar
hij onder invloed kwam van De
bussy, bevriend was met Dukas.
met de jonge Ravel. Pahlen
heeft De Falla persoonlijk ge
kend en zijn mededelingen over
De Falla's laatste levensjaren in
Argentinië, waarheen hij in
1939 vertrokken was. zijn werke
lijk touchant. Zijn vraag.
is. nadat het na De I
dood naar Spanje kwam. mag wel
met klem herhaald worden door
allen, aan wie de muziek ter har
te gaat.
Een lezenswaardig boekje, al
springt de vertaler Pierre Ver-
donck wel wat slordig met het
Nederlands om.
den
man en werk gewijd. De minste
regel schrift, van hem afkomstig,
wordt gepubliceerd. Kortom, een
ware Stendhal-cultus.
In Nederland heeft vooral de
Forum-generatie en dan speciaal
Du Perron, die zich aan hem
verwant gevoelde, er veel toe bij
gedragen om Stendhal bekend
heid te geven.
Geen geslaagd leven
In zijn levensgang ligt de oor
zaak van deze verering niet Bey
le heeft getrouw Napoleon, die
altijd een halfgod voor hem is ge
bleven, gediend, eerst bij de
strijdende troepen, daarna bij de
intendance. Na de val des Kei
zers vestigde hij zich te Milaan,
waaruit hij door de Oostenrijkse
politie werd verbannen om zijn
liberale beginselen. Hierna woon-
hij hij van 1821 tot 1830 te Pa
rijs. Zoals ook te Milaan, schreef
hij daar boeken en verhandelin
gen onder diverse schuilnamen
en nam op bescheiden wijze deel
aan het Panjse society-leven. De
val der Bourbons, die hij haatte
en de regering van Louis-Philip-
pe, de Burger-koning, brachten
hem een goed ding: zijn benoe
ming tot consul, eerst te Triest
later te Civita-Veccbia. Zo kwam
er enige financiële ruimte in zijn
leven en tijd voor het schrijven
van zijn grote romans Le Rouge
et le Noir (1831) en La Char
treuse de Parmc (1839), bene
vens heel wat proza, dat in por
tefeuille bleef en na zijn plotse
linge dood, toen hij met verlof
te Parijs was. uiteindelijk te
recht kwam in de bibliotheek van
Grenoble, zijn geboortestad. Zo
als men ziet geen gaaf leven in
stijgende lijn. De twee grote lief
des in zijn bestaan zijn geweest
muziek en. op lager niveau.
Napoleon en Italië: daarnaast de
een telkens verspringende phy-
sieke lizfde. die hem geen geluk
heeft gebracht Religieuze motie
ven hebben hem nooit geleid; ook
op cat punt was hij een zoon van
de XVIIIe eeuw.
Een zijlicht
DRA. H. E. KOKEE-
Zijn bovengenoemde romans
worden nog veel gelezen, vooral
BERGE, de eerste. De tweede boeit min
der, deels door het onderwerp,
maar vooral door de analytische
werkwijze van de schrijver, die
spoedig vermoeit. Het beste
leert men hem misschien nog
kennen uit de geschriften, die
een persoonlijk karakter dragen,
zoals Les Souvenirs d'égotisme,
een boekje, geschreven in 1831 en
handelend over de Parijse jaren.
Stendhals bedoeling was tot uit.
gave over te gaan, als de door
hem besproken personen zouden
zijn overleden. Hij zegt: „Ik
schat, dat mijn toekomstige le
zers nu tien of twaalf jaar oud
zijn. Het is er tijdens zijn le
ven nooit van gekomen; de eer
ste druk verscheen in 1892. Dit
jaar is bij De Bezige Bij de Ne
derlandse vertaling verschenen
onder de titel Egotlstlsche herin
neringen.
Stendhal heeft deze souvenirs
in twaalf dagen neergeschreven,
snel, slordig, in een bijna onlees
baar handschrift Vaak zijn ze
onsamenhangend, vol herhalin
gen. Anekdotes worden niet uit
gewerkt Een enkel woord roept
voor de schrijver een beeld op.
maar zegt ons niets. Abrupt
breekt hij zijn manuscript af.
midden in een persoonsbeschrij
ving. In een noot het is Juli
1832 bekent hij: „Door de
warmte kan ik mijn gedachten er
niet meer bijhouden." Vergeef
lijk op een zomerdag in de Ro
meinse vlakte, maar klaarblijke
lijk ontbrak de auteur ook in
koeler dagen de lust een volle
dig beeld te geven van de negen
jaren Parijs verblijf. Hij komt
niet verder dan de eerste twee
of drie. Soms. bij het neerschrij
ven van bepaalde namen, schiet
hij vooruit maar weldra springt
hij weer terug.
Men zoeke hier dus geen regel
matig verhaal noch betrouwbare
literair-historische bijzonderhe
den. Deze Souvenirs zijn alleen
van belang om het zijlicht, dat
ze werpen op de persoonlijkheid
van de schrijver, een zijlicht, dat
dipper gaat dan aan de frontzij
de. waar afweer is. Het ongewo
ne woord „egotisme", ik^cultus,
kenschetst zeer wel de betekenis
van dit boek. De auteur schaamt
zich niet voor deze voortdurende
zelf-analyse, mits ze in oprecht
heid wordt verricht zoals in
zijn gevaL
Analytische geest
i, deze analyse is de
gewone werkwijze van Stendhal.
Met zekere hand ontleedt hij de
faktoren in de handelingen van
zijn personen, de samenstellende
elementen van hun gemoedsstem
mingen. Al wat uiterlijke be
schrijving ls, neemt bij hem een
minimale plaats in. Gewone.
Du Perron zoveel
hem gevoelde.
Een paar eigenaardigheden
springen naar voren. In de eer
ste plaats zijn bewondering voor
moed en energie. Vandaar zijn
verering voor Napoleon. Vandaar
ook. dat hij de centrale figuur
in Le Rouge et Ie Nolr, Julien
Sorel, in zijn onbeteugelde liefde
voor Mme Renal laat gaan tot
het uiterste. Als de Jonge man
dan voor de guillotine zal ko
men te staan, is zijn voornaam
ste zorg geen vrees te tonen.
Vandaar ook zijn voorliefde voor
de Italianen, die hij als wils
krachtiger en feller in hun harts
tochten beschouwt dan zijn land
genoten.
Verder trekt de aandacht de
vermenging van geesteselemen-
ten uit de XVIIIe eeuw en ro
mantische trekken, al was het
alleen al de openheid voor vreem
de literaturen en de uitwisseling
tussen muziek, schilder- en dicht
kunst.
Ten besluite nog dit: de verta
ling is goed en de presentatie
van dit Literaire Pocketboek on
berispelijk.
Dr. M. C. v. d. PANNE
Reisherinneringen
Hoewel het begrijpelijk is dat
een jonge kunstenaar zijn enthou
siasme over een gemaakte reis ln
woord en beeld zal willen weer
geven. ls toch ook maat de
oude Grieken zeiden dat reeds
hierbij gewenst Wanneer we
een blik slaan in de Griekse reis
ervaringen van Thom Breukel en
Max van Rooy, uitgeverij Blauw
op Hand. Loolaan 7, Voorburg,
Titel „Ito endaxi", dan vinden
we een paar aardige niet onartis
tieke illustraties, maar een volko
men inhoudloze tekst met vele
fouten en verwarringen. Van het
Nieuw-Grieks hebben de heren
Thom en Max wel eens een woord
je opgevangen, maar foutloos ge
bruiken van de vreemde taal
hoort er niet bij. En dit kan ook
niet anders. Het is Jammer dat
dit niet door de uitgevers als per
soonlijke herinnering is bewaard.
Misschien, na verdieping zou er
dan picturaal nog iets te verwach
ten zijn. Deze uitgave heeft weinig
zin. zeer zeker voor de prij* die
men ervoor vraagt.
Radio en fono-geluiden Ico-
enkel in de radio geïnteres
seerd. maar even sterk in de
fono. Het gaat bij hem dan ook
speciaal over de muziek. Maar
zijdelings borduurt hij voort op
het patroon van de Franse, ra
diopuristen. Hij begint bij de
uitvoerders. Radio en fóno, zo
is de praktijk, doen een beroep
op typische concertvertoikers,
met de mentaliteit van de con
certvirtuoos. Bij het concert
richt de enkeling (dirigent, resp.
solist) zich tot een groep, het
publiek: bij radio en fono richt
zich een groep uitvoerders (ver
tolker en technici) zich tot af
zonderlijke persoonlijkheden,
de geïsoleerde luisteraars. Van
deze totaal gewijzigde verhou
ding zijn de meeste betrokkenen
zich niet bewust. De concert
virtuoos is doorgaans geen
vriend van de klankregelaar ach-
Iter het raampje. De souvereine
uitvoerder vindt de inmenging
van de techniek onverdragelijk.
Maar de macht van de techniek
wreekt zich op de artistieke
trots. De oude tegenstanders
(ten diepste: materie en geest)
moeten naar elkaar toe groeien,
zegt Broeckx. „Kunstenaar en
klankingenieur moeten een een
heid vormen, zoals de beide
violisten in het dubbelconcerto
van Bach."
Tot individuen
En dan: bij radio en fono ont
breekt de luisteraar. Er is geen
stimulerend publiek. De diri
gent of solist richt zich zelfs
niet tot een (verzameld) publiek,
maar tot individuen. Een en
ander wordt ten onrechte uit
sluitend als een gemis ervaren.
Men vergeet daarbij de nadelen
van het spelen voor een publiek.
Want die zijn er ook: de kun
stenaar moet verwezenlijken
wat anderen van hem ver
wachten. De radio- en fonoso-
list daarentegen verwezenlijkt
een persoonlijke visie op het
kunstwerk, „zonder de meesle
pende maar aan hemzelf vreem
de impulsen, die uit het duister
van de concertzaal naar de
concertvertolker opstijgen."
Het contact dat radio en fono
tussen uitvoerder en luisteraar
leggen is verwant met het con
tact tussen schilderij en be
schouwer, tussen boek en lezer,
een contact dus van mens tot
Natuurlijk ontbreekt ook de
zaal: Die en die localiteit met
haar eigen sfeer, in die en die
plaats. Dit noemt Broeckx de
geografische factor, die in de
burgerlijk - nationalistisch -
romantische sfeer van de ne
gentiende eeuw is opgekomen en
zich nog heden ten dage sterk
laat gelden, alsof het een bijna
gewijde plaats gold (Concertge
bouw, Albert Hall enz.). De stu
dio is „een antiseptische kamer,
ontoegankelijk voor de virus
van de geografische mentali
teit." Bij radio en fono is de
vertolker „aan de ruimte ont
hecht." De fono kan bovendien
opnamen bewaren, en die krij
gen op den duur de bijzondere
esthetische charme van het ver
leden. De „levende" uitvoerin-
indrukken. Door de fono
kan de kunstenaar zich aan de
luisteraar voordoen in zijn bes
te uren en in zijn rijpste mo
gelijkheden, ook jaren na dato.
In andere ruimte
Broeckx bestrijdt de opvat
ting, dat de radio-ontvangst een
reproduktie van het concert er
de fonografische ontvangst een
mechanisering van de vertol
king zou zijn. De radio immers
plaatst de originele vertolkini
in een andere ruimte over. Een
Vlaams schilderij wordt geen
reproduktie als men het in een
Italiaans museum overplaatst
De geluidsgolven blijven ge
luidsgolven. Concertzaal en
huiskamer vormen twee, onder
ling onafhankelijke, ruimtelij
ke vormen van eenzelfde uit
voering. Het is produktie, geen
reproduktie, een gelijkwaardi
ge. zij het acoustisch verschil
lende vorm van de muziekuil
voering. En wat de grammo
foonplaat betreft: de muziel
wordt niet mechanisch vertolkt
maar het resultaat van de ver
tolking wordt mechanisch vasi
gelegd en bewaard, met al «Ijl
menselijke kenmerken, cursl
veert Broeckx.
Het openbaar concert, gaa.
de auteur voort, is de weerspie
geling van de burgerlijke menta
liteit, die tussen het praktisch
en het esthetische een volstrek
te scheiding maakt (vergelijk
het museum). Maar radio et
fono integreren de muziek b
het gewone leven. De concert
bezoeker is met zijn belangstel
ling naar buiten gekeerd, (ex
travert): een concert is nu een
maal een sociaal element waan
bij het niet enkel om het luis
teren gaat, denk alleen maar
aan de pauze. De houding var
de radio- en fonoluisteraar is ge
heel en al op het klinkende ge
richt en introvert. De concert
bezoeker heeft ten aa
dirigent, resp. solist
hij verhouding: de radio- en fe
noluisteraar beleeft een ik - het
verhouding. Hij heeft geen laat
van anecdotische afleidingen:
de muzikale affectiviteit over
heerst.
De romantsiche luisteraar za!
het concert verkiezen boven ra
dio en fono. Het concertpubliek
wordt gekenmerkt door emoti
onele groepsvorming en intel
lectuele vervlakking (het ii
altijd nog Broeckx die het zegt).
De samenbindende kracht vao
het concert is snel vervluchtigd.
Tegenover de afzonderlijke per
soonlijkheid oefent het concert
een vervreemdende werkini
uit. De radio- en fonoluisteraar
wordt persoonlijk tegenover het
kunstwerk gesteld; het luisteren
wordt voor hem een samen
spraak met de maker. Hij ii
niet gebonden aan de keuze van
de dirigent, maar bouwt zelf
zijn repertoire op. Natuurlijk
blijft het concert zijn waarde,
ook als sociale factor, behou
den. maar radio en fono. alduj
besluit Broeckx. zijn belangrij
ke beschavingsfactoren.
Verrijking
Voor onze cultuur is het sa-;
mengaan van concert, radio en
fono een onbetwistbare verrij
king. De muziek blijft een soci
ale magie (concertzaal), maar
zij wordt, evenals de literatuur,
een voorwerp van persoonlijk»
bezinning door radio en fono.
Deskundig
studie belangrijk? Omdat
ze een deskundige beschouwinf
toevoegt aan de beperkte lite
ratuur over het esthetisch en
pedagogisch aspect van radio
en fono. Omdat ze deze beide
verschijnselen in sociologisch
en cultuurhistorisch verband
plaatst. Omdat ze negentiende
ecuwse tradities toetst aan
twintigste-eeuwse vindingeaj
Omdat ze het belangrijke en
goede van de hedendaagse tech
niek aantoont en de noodzake
lijkheid van de persoonlijkheid*
vorming voor de enkeling. Mis
schien gaat Broeckx te veel uil
van de goede en belangstellen
de luisteraar en onderschat hij
de nivellerende werking van
plaatjes uit de vermaaksindus
trie. Maar de goedwillende ra
diomensen bezielt hij met nieu
we moed en hij maakt een vrien
delijke buiging in de richtinl
•an ieder, die naast zijn klei-
lere of grotere bibliotheek ook
een met zorg aangelegde dis
cotheek bezit en die van beide
oordeel weet te genieten.
...en via hoge zendmasten C. RTT\SDORPj