Mm LISA"
PENSEEL zette streep
onder zijn zigeunersleven
ZATERDAG 12 AUGUSTUS 1961
31ie uwr Cci(l5fl)c (Tonrnn
WILLI MARTINALI VOND EINDELIJK RUST
IN de bossen van Deurne,
ten oosten van Eindhoven
en ook nog van Helmond,
staat een klein modern
huis, waarvan de voorgevel van
onder tot boven uit glas is sa
mengesteld. De
eekhoorns zweven
er, van hoge den-
netakken af, inde
vensterbanken
neer en een tam
me kraai tikt er
van tijd tot tijd
met zijn snavel
tegen de ruiten.
Tenminste, als ze
honger hebben.
Want de ervaring
leerde hen, dat de
bewoner van dat
huis een vrij
gezel met donker
blond krullend
haar, een kortge
knipt rossig snor
retje en een paar
grijze tuuroogjes
zich graag doet
kennen als een
vriend in de nood.
,,Ik weet wat
honger lijden is",
47-jarige Willi Mar-
tinali, het zevende
kind van de vier
entwintig van een
Italiaanse vader en
een Nederlandse
moeder. „Vader
verdiende niet veel.
ook niet toen hij
de terrazzo eraan
gaf en een baantje
kreeg als vormma-
ker in een schroevenfabriek te
Beek en Donk. Met z'n zessen
moesten we in één bed slapen. En
toen ik van school kwam ging ik
eveneens .voor een grypstuiver
naar die fabriek. Er was daar nu
eenmaal niets anders. Soms stak
m'n vader de draak met zijn eigen
armoede door te zeggen dat wij het
huishouden van Jan Steen waren,
daarbij tevens zinspelend op de
vele sombere jaren, die hij met
zijn oude beroep tussen „de steen"
had doorgebracht.
Nadat ik een jaar op die fa
briek was geweest stierf hij. Moe
der trouwde al gauw voor de
tweede keer, kreeg nog twee kin
deren, verloor weer haar man,
trouwde opnieuw. Intussen was
mijn Italiaanse bloed gaan wer
ken en deed ik een poging, om
als straatmuzikant aan de kost te
komen, 'k Kwam namelijk in con
tact met een zekere Willy Muis,
een zigeuner die in Amsterdam
was geboren, maar zijn domicilie
had in Helmond en de boer op
ging met een gitaar. Behalve
die gitaar had hij een prachtige
bariton. Daar ik een viooltje had
en er aardig mee overweg kon,
stelde ik hem voor, samen er op
uit te trekken. En dat vond hij
goed. al was hij dan ook al 28
en ik nog geen 15. Tegenwoordig
wordt in zo'n geval direct de kin
derpolitie gealarmeerd, maar in
die dagen maakte men zich nog
niet zo druk als er een jongen
van huis wegliep.
Nieuwe boeken
voor u besproken
De ontluisterde kampioen, door
Antoinette NiQmL Uitgave N.V.
De Arbeiderspers, Amsterdam.
ïijke vrijheid. Dit wordt door An
toinette Neijssel aangetoond in De
ontluisterde kampioen, een roman
over de atleet Serge Kostadin. die
achter het ijzeren gordijn in het*
kader van het staatsamateurisme
wordt opgekweekt tot een sport-
fenomeen.
Serge is een individualist, die
het wel fijn vindt lauweren te
oogsten, maar. als hij tot de ont
dekking komt. dat hij eigenlijk
niet meer is dan een paradepaard
je. dat voor het politieke karretje
wordt gespannen m.a.w. dat hij
geen atleet in werkelijke vrijheid
is van al deze roem walgt.
Onder invloed van zijn vriend
Joeri Pankow. een clown met een
grote mensenkennis, geeft Serge
de sport eraan en gaat hij met
Joeri mee op toernee met een va
riétégezelschap.
Voor het feit. dat Serge de sport
de rug heeft toegekeerd, moet hij,
aldus de regeringsfunctionarissen,
echter worden gestraft. En dat ge
beurt dan ook: de sportheld wordt
als een politieke delinquent in een
strafkamp gestopt.
Antoinette Neijssel heeft met De
ontluisterde kampioen voor een
vlot geschreven roman gezorgd, die
geen uitzonderlijke kwaliteiten
heeft, maar alleszins een avond
ontspanning waarborgt.
Gedichten 1960, door J. Jac.
Thomson. Uitgave Ad. Donker,
Rotterdam.
De poëzie van Thomson doet
buitengewoon antiek aan. Men
moet zich voortdurend voorhouden
dat men geen jeugdverzen van
Karei van de Woestijne leest als
men Thomsons exclamaties volgt.
Het is alleen jammer dat de
pracht van Van de Woestijnes
verzen hier tot een verbleekte re-
thoriek wordt. Voor de vele ar
chaïstische wendingen lijkt de
poëzie van Geerten Gossaert mo-
éal te hebben gestaan.
Zelfportret tan vóór de oorl
toen Willi Martinali vele o
beringen bad te doorstaan.
die tijd schilderde ik nog
ouderwets."
SCHILDERDE OOK VOOR
DE KONINGIN
eens in het hooi en dan weer in
een oude schuur en maakten ken-
an zigeuners, daar
de.
Doordat ik intussen ook met dat
taaltje vertrouwd was geraakt
ontstond er een zigeunerliefde, 't
Was een buitengewoon mooi meis
je met lang gitzwart haar en gro
te donkere ogen die fonkelden als
diamanten. Later kregen we een
kind. Een dot-van een jongen, die
niet ouder is geworden dan een
jaar of elf. De Duitse bezetter
opende immers niet alleen de
jacht op de Joden, maar even
goed op de zigeuners, van wie er
ook duizenden in de gaskamers
om het leven zijn gebracht.
Nu loop ik echter op de feiten
vooruit, 'k Ga weer tien jaar te
rug, zo tot het begin van de ja
ren dertig, toen de Afsluitdijk ge
reed kwam en het mogelijk werd
..rondjes" door ons land af te leg
gen. Als ik nu die route nog eens
met m'n auto rijd denk ik dik
wijls: ..Bij dat huisje kregen we
een dubbeltje en bij die mensen
een kwartje.." En ik krijg dan te
vens dat heerlijke gevoel, dat ik
altijd weer op die adressen zou
kunnen terugkomen.
Maar goed. ik zwierf dus ver
der. scharrelde onderweg een
aapje op en belandde daarmee
op zekere dag op het Vrijthof in
Maastricht. Daar trok ik de aan
dacht van Henri Jonas, een be
kend schilder en glazenier, die
me vroeg voor hem te poseren.
Ik deed dat en het werd allemaal
zó mooi, dat het me ontroerde.
Dit was m'n eerste contact met
een echte kunstenaar. Het schil
derij bestaat nóg, doch ik ben er
tot dusver niet achter kunnen ko
men waar het zich bevindt. Jonas
werd krankzinnig en overleed kort
voor de tweede wereldoorlog in
een gesticht te Venraay. Hij was
nog maar ongeveer 55 jaar oud.
En met die schilderijen is het
toen zonderling toegegaan. Hij
had er namelijk in die inrichting
ook nogal wat gemaakt en na zijn
dood eiste zijn vrouw al zijn werk
op. Doch dat liep niet zo vlot.
daar de fraters verklaarden, dat
zij het materiaal hadden ver
schaft en de dokters erop wezen,
dat zijn schilderen een onderdeel
vormde van een soort arbeidsthe-
rapie. Zodoende ontstond er een
proces. Gevolg was dat de wedu
we slechts de helft van de schil
derijen kreeg toegewezen en de
andere helft in Venraay bleef....
„Wonderdokter"
Mijn tweede contact met een
echte kunstenaar vond plaats hier
in Deurne, toen we een nummer
tje muziek weggaven voor de wo
ning van dr. Hendrik Wiegersma,
de vermaarde „wonderdokter"-
schilder - kunstverzamelaar - mil-
J ..Waarom zwerf jij?" zei hij te
gen me. ..Geef mij dat ding
eens. want dat kan ik ook."
Hij pakte m'n viool, deed een
paar streken, begon een gesprek
over muziek en andere kunsten,
liet ons binnen om zijn geweldige
schilderijencollectie te tonen en
gaf me qa afloop nog een tientje
cadeau.
Dat was weer een heel merk
waardige gebeurtenis in m'n jon
ge leven die mede m'n toekomst
heeft bepaald.
Voorlopig echter zwierven we
verder door het Brabantse land.
Muis met zijn guitaar en zijn ba
riton, ik met m'n viooltje en het
aapje, èn m'n broer Naud, die
zich in die dagen met een oude
harmonica bij ons had gevoegd.
We besloten wat muziek te
gaan maken bij „Huize Gerra".
een tehuis voor de werkloze jeugd
te Haaren, tussen Tilburg en Der
Bosch. Ons spel viel daar zo in
de smaak, dat de broeder-overste
vroeg, of we niet in „Gerra" wil
den blijven. Muis weigerde, maar
Naud en ik voelden er wel wat
voor. En terwijl Muis zijn weg
vervolgde hij is kortgeleden in
Duitsland gestorven maakten
wij ons entree in „Gerra", waar
we eten en drinken kregen en wat
kleren voor ons werden opgezocht.
We weigerden aanvankelijk echter
ons te verkleden, omdat we geen
van beiden een onderbroek aan
hadden, doch toen het hoge woord
eruit was, was die moeilijkheid
ook weldra opgelost.
Van die dag af hebben we
avond aan avond voor de jongens
gespeeld. Totdat rector Morel me
eens zei, dat ik talent had. Hij
haalde er professor Smeijers uit
Huis ter Heide bij is ook al
weer een paar jaar dood en
die was van mening, dat ik mu
ziek moest gaan studeren. Zo
nam ik lessen bij wijlen André
Vermeer uit Breda, ik kreeg on
derricht van prof. Bak van het
Amsterdams Conservatorium
leermeester van Willem Noske en
Theo Olof en ik werd in aan
raking gebracht met de beroemde
Hongaarse violist Zoltan Szekely
te Nijmegen. Ofschoon ik grote
vorderingen maakte en ten slotte
te Antwerpen slaagde voor het
Belgische staatsexamen, kreeg ik
toch plotseling genoeg van de
muziek. Op een kwade dag ver
telde ik dat ronduit in „Huize Ger
ra" en ik voegde eraan toe:
„Geef me maar weer een aap."
(Mijn eigen aapje, dat lange tijd
in een kooi had doorgebracht, was
overleden.) Ik voelde immers, dat
ze een nette burger van me wil
den maken en daarvan wilde ik
niets weten.
Daar ik nog steeds niet meer
derjarig was, onthielden ze me de
gelegenheid opnieuw te gaan zwer
ven en gaf ik maar de wens
te kennen dat ik, net als Naud,
krankzinnigenverpleger wilde wor
den. Toch kon daar niets van ko
men. Liever stuurden ze me naar
de dekenfabriek van Janssens te
Tilburg om daar een vak te leren.
Elke ochtend fietste ik nu mei
tege"-in '"1 Haaren naar
Tilburg. Dat duurde niet lang
daar ik er weldra zó genoeg vuu
had, dat ik een knuppel in m'n
fiets stak om hem kapot te ma
ken. Dit werd gezien door de kok
van „Gerra", Tries Gieskens, die
naar de overste stapte en zei:
„Dat Tilburg is niets voor Willi."
Met als resultaat, dat ik werd
overgebracht naar „De Witte Ber
gen", destijds een filiaal van Hui
ze „Gerra" te Oorschot, en te
genwoordig een militair kamp.
Hier ontdekte rector Dekkers, dat
ik tekengaven had. Daar ik al
over een apart kamertje beschik
te om rustig viool te kunnen spe
len, had ik tevens de gelegenheid
om me in het tekenen te bekwa-
In 1939 moest ik in militaire
dienst. Ik werd rode-kruissoldaat
en belandde in Middelburg, waar
ik op allerlei manieren van m'n
talenten een nuttig gebruik heb
gemaakt. En toen de mei-dagen
van 1940 achter de rug waren,
ging ik weer met m'n viool langs
de straat. De moeilijkheden waren
weldra vele. Wat ik graag speel
de. mocht ik dikwijls niet meer
6pelen en wat de Duitsers wilden
horen weigerde ik te spelen.
Goede raad was duur, niet al
leen voor mij, maar even goed
voor Muis, die ik na m'n demo
bilisatie tegen het lijf was gelo-
ik
had gevormd. Ik solliciteerde dus
maar naar een baantje als ver
pleger in het tehuis voor (zieke)
zwervers aan de Plompetoren-
gracht. Hier ben ik een jaar ge
bleven en heb ik een verschrikke
lijke honger, geleden, 'k Zocht op
het laatst de vuilnisbakken af
voedsel meer verstrekt.
In de hoogste nood schreef ik
toen naar een zwager in Deurne,
of daar misschien nog een heel
klein onderdakje voor me was. 'k
Wilde me nl. als autodidact ver
der bekwamen in het schilderen.
Doch ik wist, dat er ook in Deur
ne veel huizen verwoest waren en
de woningnood er dus groot moest
zijn. Niettemin vond hij een gaat
je voor me. Nauwelijks was ik
echter aan de slag, of ik werd
door de Duitsers opgepakt en op
transport gesteld naar Vught.
Daar ben ik gelukkig weer gauw
bevrijd en toen dook ik onder mid
den in de bossen, waar al menig
onderduiker in veiligheid was ge
bracht. Allemaal jonge jongens
die, als er gevaar dreigde, weg
kropen in een autobus die in de
grond verborgen was.
Zo'n mollenbestaan trok me na
tuurlijk ook niet. Daarom deed ik
het anders. Ik wist een gewaad
van een oude Augustijner pater
machtig te worden, trok het kalm
pjes aan en zwierf zo wat rond
langs velden en wegen. Van de
boeren kreeg ik volop eten en ze
zeiden nog ..Eerwaarde" tegen
nic ook. ja, zeils de N.S.B.-ers
uit Asten, voor het merendeel a-
socialen maar geweldige fanatici,
deden dat bij hun razzia's en lie
ten me met rust. En toen ik in
het gehucht De Berken de be
schikking kreeg over een keet van
de Ned. Heidemaatschappij had
ik volledig m'n doel bereikt. Nu
kon ik ongestoord schilderen in
Gods vrije natuur, wat ik volge
houden heb tot het einde van de
bezetting.
Vriendschap
in Deurne diverse schilders
naam: Peer van de Molcngraft,
een bekend portretschilder uit
Eindhoven, die ook al opdrachten
had uitgevoerd van de Koningin
en de bisschop; Willem Hofhuizen
uit Amsterdam, Harry Pardocl
uit Eindhoven, Jan van Gemert
uit Gemert en Jean Nies uit Eind
hoven. Daar ze allen van mijn
leeftijd waren was de vriendschap
snel gesloten en namen ze. op
Nies na voor wie geen plaats
meer was hun intrek bij een
zieke juffrouw, die een vrij groot
huis bewoonde: de ex-onderwijze
res Marietje van» Houts. Ik nes
telde mezelf in een oud varkens
kot, boven twee gierputten. Er
was nu eenmaal niets anders in
deze omgeving. En daar we stuk
voor stuk met grote energie aan
het werk gingen, beïnvloed als
we waren door de Duitse expres
sionisten en Franse meesters zo
als Picasso, letten we nauwelijks
op onze bekrompen huisvesting.
Veel belangrijker vonden we het.
dat we bekend werden als „de
Deurnese School".
In dat stadium kregen we nogal
eens bezoek van andere artiesten
cn kunstliefhebbers, tot wie ook
behoorde dr. Hendrik Wiegersma
voornoemd. „Zo", zei hij, toen
hij me weer zag. „jij bent dus
dat straatmuzikantje van wel
eer." Hjj nam ons mee naar zijn
woning, waar hij uren achtereen
boeiend vertellen kon cn aldus
bijdroeg tot nieuwe inspiratie.
Opeens kwam er echter een ein
de aan onze kleine kunstenaars
kring, doordat juffrouw Houts ge
nezing wilde zoeken in Lnurdes.
het bekende Franse bedevaarts
oord. Daartoe verwisselde ze haar
schilders. Peer van de Molengraft
en Harry Pardoel. reisden zover
met haar mee. Alleen ging ze
daarna verder, maar Lourdes kon
geen redding brengen. Ze blies
er de laatste adem uit....
Willem Hofhuizen en Jan van
Gemert waren al naar hun oor
spronkelijke woonplaatsen terug
gekeerd en ik ging wederom mu
ziek maken langs de huizen, daar
ik nergens permanent onder de
pannen kon komen. Op den duur
echter ontdekte ik in Deurne een
kapot geschoten kippenhok, dat ik
een beetje repareerde en toen
was ik weer geborgen. Dat dacht
ik tenminste. Want toen de win
ter kwam werd ik zwaar ziek van
de kou en andere ontberingen.
Omwonenden waarschuwden dok
ter Van Noort nu in Deventer
die onmiddellijk overbrenging
naar het St. Jozeph Ziekenhuis
noodzakelijk achtte. Al spoedig
knapte ik daar wat op en wilde
ik in bed doorgaan met schilde
ren. Maar dat mocht niet van de
nonnetjes, die bang waren dat ik
de dekens zou besmeuren.
Borduren
„Waarom ga je niet borduren?"
vroegen ze me.
„Borduren? Borduren?", vroeg
ik verbaasd. Ik lachte ze uit, doch
ze gaven me allerlei boeken met
fraaie afbeeldingen en uitvoerige
toelichtingen van kunstnaaldwerk.
Meest Duitse werken, want in ons
land werd er weinig
lakte ik doeken die
mooi werden gevonden, dat som
mige ervan later door het rijk
werden aangekocht.
Nadat ik weer geheel was op
geknapt en het ziekenhuis moest
verlaten, doemde opnieuw het wo
ningprobleem voor me op. Als
vrijgezel kreeg ik géén huis, ook
al pleitte ik bij burgemeester
Houbens voortdurend voor werk
ruimte. Die man was volkomen
agrarisch ingesteld en weigerde
eenvoudig te geloven dat ik als
kunstenaar iets presteerde. Ten
slotte, thans 8 jaar geleden, kon
ik m'n intrek nemen in een bouw
vallige schapenstal. En een neef
je van me, de nu 24-jarige Jacq
Harde, die ten gevolge van het
oorlogsgeweld al van zijn negende
ik eerst geweldig lachen, totdat ik ging beseffen nol het eigenlijk inhield".
jaar af me overal had vergezeld,
kroop ook in die schapenstal.
Reeds op de fraterschool ontpopte
hij zich op tekengebied als een
wonderkind, dat weldra zijn werk
in diverse grote kranten en perio
dieken zag opgenomen. Zodat we
het van meet af aan opperbest
met elkaar konden vinden.
Samen ploeterden we verder in
die stal en toen brak er een grote
dag voor ons aan. In het Van
Abbemuseum te Eindhoven zou
een schilderijententoonstelling
worden gehouden. Jacq zond 9
stukken in en ik 13 en beiden
hoopten we vurig, dat er althans
één stukje bij zou zijn dat waar
dig gekeurd werd voor de exposi
tie. En wat denkt u? De direc
teur, mr. De Wilde, stuurde ons
een briefje met de mededeling,
dat ons beider werk tot het beste
behoorde, dat hij onder de ogen
gekregen had. We sprongen alle
twee een gat in het staldak, maar
misten toen de moed, bij de ope
ning van de tentoonstelling aan
wezig te zijn. Dat vond mr. De
Wilde heel jammer en daarom
kwam hij ons maar eens opzoe
ken. Dit nieuws kwam in de
kranten, evenals vele mooie be
oordelingen van ons geëxposeerde
werk en toen brak in Deurne het
nodige geklets los over „die ker
misreiziger", „die straatmuzi
kant" en „die marskramer uit de
Peel".
„Hai zal tog wel wa kanne", zei
de een de ander na en wij gnif
felden maar een beefje en werk
ten verder „still going strong".
Opdrachten
Op een volgende tentoonstelling
in Eindhoven traden we opnieuw
voor het voetlicht met onze schil
derijen, die daarna ook in het
Stedelijk Museum van Amster
dam werden geëxposeerd. Hier
zond ik tevens als enige
kunstnaaldwerk in. En aldus ge
schiedde het, dat we van links cn
rechts opdrachten kregen!
Hierdoor kreeg ik ook veel
meer leerlingen voor het kunst-
naaldwerk, met welke lessen ik
al eerder was begonnen, na eerst
in diverse dorpen belangstelling
voor deze volkskunst te hebben
gekweekt.
Toen kwamen op een dag drie
ambtenaren van het ministerie
van O.. K. en W. naar Deurne,
voor wie ik van te voren m'n
beste werk op het gemeentehuis
had moeten brengen. Ze kochten
drie stukken van me voor teza
men achtduizend gulden! En dc
burgemeester begreep er niets
van. Maar dat interesseerde me
nu niet meer. Wel vond ik het
interessant, dat ik nu een stuk
grond kon kopen en daarna, dank
zij particuliere hulp en een over
heidssubsidie, het woningprobleem
eindelijk kon oplossen, 'k Zal ar
chitect Hurkmans dan ook m'n
hele verdere leven dankbaar zijn
voor al hetgeen hij voor dit mooie
huis heeft gedaan. Hij ging pra
ten met de autoriteiten, hij maak
te gratis een ontwerp, kortom hij
rustte niet, alvorens ik uit die
schapenstal was verlost.
'k Heb nu een prachtig atelier,
'k heb nu een fatsoenlijke ruimte
om behalve de gewone man ook
vooraanstaande lieden te ontvan
gen en bovendien staat mijn
deur wagenwijd open voor m'n
oude vrienden onder de.... zigeu
ners. Onlangs nog heb ik de fa
milie Meinhardt op bezoek gehad,
die wel een Duitse naam heeft,
maar afkomstig is uit India.
Thaps is qiüp ^impede voor bij.
Tk maak moderne schilderijen
ook voor de Koningin ik maak
tevens vaandels voor muziekge-
opdracht voor een pauselijk kleed.
We doen voorts aan het draaien,
beschilderen cn bakken van aar
dewerk en ook het eten bereiden
en de was doen we samen...."
Na dit lange verhaal laat Willi
Martinali ons alles rustig bekij
ken: zijn oude viooltje, dat tegen
de muur hangt, de harmonica van
zijn broer Naud, een gitaar
maar niet die van Muis en na
tuurlijk een aantal van zijn schil
derstukken, die zelfs voor de leek
niets geen voedsel meer verstrek-
We zouden niet weten waar
het voller is bij onze gastheer,
in zijn atelier, waar het krioelt
van de potjes en flessen, of in
zijn woonkamer, waar behalve
ontelbare kunstvoorwerpen ook
nog een boekenkast, een televi
sie en een uitgebreide collectie
planten een plaatsje kregen. En
ondanks alles bleef er toch nog
ruimte voor een gemakkelijke
zit.
,,'k Vind het fijn", zo zei hij,
„als er eens iemand aan komt
waaien. Maar 't moet niet te
gek worden, want dan raak ik
klem. Soms wil er een hele
groep toeristen tegelijk bij me
binnendringen. Duitsers vooral
tonen grote belangstelling, 't Is
allemaal natuurlijk goed be
doeld, doch ik vlucht dan toch
maar naar het toilet....
O ja, nog één ding: burge
meester Houbens is er niet
meer. Nu hebben we burge
meester Roefs: Diè weet kunst
ta. waarderen. Let maar eens
op. Hij heeft grote plannen.,.."
Vijftig jaar geleden verdween de
uit het Louvre
DE GROTE SENSATIE
VAN HET JAAR 1911
Het geschonden gelaat", een schilderij tan na de oorlog. Dr zieke
juffrouw en hoe ze graag had willen zijn. Geëxposeerd in 1952 te
Helmond.
Politiefoto van Vineen zo
Perugia, de man, die
vijftig jaar geleden de
Mona Lisa uit het Louvre
stal.
Op 22 aug. is het een hal
fee ve eeuw geleden, dat een Pa-
rijse kunstschilder, die zich
naar het Muséc du Louvre
had begeven met het doel
een copie van een schilderij
te maken, tot de ontdekking
kwam, dat een der beroemd
ste schilderijen van het mu
tt seum, de z.g. „Mona Lisa"
(La Gioconda) van Da Vinei,
zich niet op zijn plaats bc-
vond- Hij sprak er over met
één der bewakers. Dc man
haalde de schouders op en
zei: „Het schilderij is ver-
moedelijk even naar dc foto
grafische ateliers gebracht.
Het zal straks wel weer te-
rugkomen!"
Doch .,La Gioconda" kwam
niet terug. Tenslotte begon
de suppoost het ook vreemd
te vinden. Hij ging op onder
zoek uit en keerde na enige
tijd terug in alle staten van
opwinding; het schilderij was
verdwenen. Het moest gesto
fte len zijn. Terstond werd in
het museum de alarmtoe-
stand afgekondigd. Iedereen
werd ondervraagd, de gewel-
ven van het gebouw werden
3fc doorzocht, 't Enige, dat men
vond, was een stuk van de
lijst van „La Gioconda". Het
lag ergens op 'n keldertrap.
Die avond meldden de dag
bladen, dat het beroemde
schilderij gestolen was. De
diefstal werd de grote sensa-
tie van het jaar 1911. Er
werden grote beloningen uit-
geloofd voor hen. die het
schilderij terug konden bren-
gen of aanwijzingen konden
geven, doch „La Gioconda"
was en bleef weg.
Elk spoor bleef ontbreken,
totdat in december 1913 een
kunsthandelaar te Florence
een brief kreeg, waarin hem
op enigszins geheimzinnige
wijze 'n schilderij werd aan
geboden, waarvan de brief
schrijver alleen wilde zeggen
dat het zeldzaam was. De
kunsthandelaar, de heer Ge-
ria, ging op het aanbod in,
maar het duurde enige tijd
eer hij opnieuw bericht kreeg
van de man die de brief ge
schreven had. en die zich
..Leonardo Vincenzo" noem
de. Er werd een afspraak
gemaakt en twee dagen later
diende een man van een jaar
of dertig zich aan in de
kunsthandel. Zonder er ver
der om heen te draaien, ver
telde hij dat hij ,La Giocon
da' in zijn bezit had en dat
hij er 'n half miljoen Franse
francs voor wilde hebben. De
man maakte een enigszins
verwarde indruk. De kunst
handelaar keek hem aan.
„Ik wil het schilderij zien",
zei hij. „Als het werkelijk de
Da Vinci is, heb ik er wel
wat voor over".
Er werd afgesproken, dat
de kunsthandelaar de volgen
de dag in het hotel van zijn
bezoeker het schilderij zou
mogen zien en dat hij pro
fessor Poggi van het Uffizi-
Museum als deskundige zou
mogen meenemen.. Een dag
later begaven de heren zich
naar het schamele hotel,
waarvan de man de naam
opgegeven had. In een der
dakkamers legde „Leonardo
Vincenzo" een grote platte
kist op het bed. Hij opende
de kist voorzichtig en uit
een aantal fluwelen lappen
kwam tenslotte een schilde
rij te voorschijn, dat inder
daad „La Gioconda" bleek te
zijn. Er was geen twijfel
mogelijk!
Geldnood
De professor zei, dat hij
het nodig vond, dat het
kunstwerk even in de werk
plaats van zijn museum op
echtheid onderzocht zou wor
den. De man vond het goed.
Het drietal wandelde er heen.
Zonder dat „Leonardo" het
merkte liet professor Poggi
de politie waarschuwen. Bin
nen een uur zat hij in een
cel op het politiebureau.
Er bleek daar dat zijn wa
re naam Vincenzo Perugia
was. Hij was een Italiaanse
lijstenmaker, die geholpen
had bij het inlijsten van een
aantal schilderijen in het
Louvre. In het museum had
hij er zich over geërgerd,
dat Keizer Napoleon I een
aantal Italiaanse meester
werken uit Italië naar Frank
rijk had gebracht. Hij noem
de dit diefstal en hij had
zich namens zijn vaderland
willen wreken met een spec
taculaire daad. Het was zijn
bedoeling geweest de door
hem gestolen Gioconda' aan
de Italiaanse Regering ten
geschenke aan te bieden,
maar hij was in geldnood ge
komen. Dat Da Vinai het
schilderij voor een Franse
opdrachtgever gemaakt had,
wist hij niet
Alvorens de „Gioconda"
aan het Louvre terug te ge
ven, vroeg professor Poggi
één gunst; hij wilde het schil
derij gedurende een maand
in zijn museum tentoonstel
len. Aan 't verzoek werd vol
daan; duizenden Italianen
kwamen het beroemde schil
derij bekijken.
Perugia ten slotte werd
gestraft met een gevangenis
straf van anderhalf jaar.