Mm LISA" PENSEEL zette streep onder zijn zigeunersleven ZATERDAG 12 AUGUSTUS 1961 31ie uwr Cci(l5fl)c (Tonrnn WILLI MARTINALI VOND EINDELIJK RUST IN de bossen van Deurne, ten oosten van Eindhoven en ook nog van Helmond, staat een klein modern huis, waarvan de voorgevel van onder tot boven uit glas is sa mengesteld. De eekhoorns zweven er, van hoge den- netakken af, inde vensterbanken neer en een tam me kraai tikt er van tijd tot tijd met zijn snavel tegen de ruiten. Tenminste, als ze honger hebben. Want de ervaring leerde hen, dat de bewoner van dat huis een vrij gezel met donker blond krullend haar, een kortge knipt rossig snor retje en een paar grijze tuuroogjes zich graag doet kennen als een vriend in de nood. ,,Ik weet wat honger lijden is", 47-jarige Willi Mar- tinali, het zevende kind van de vier entwintig van een Italiaanse vader en een Nederlandse moeder. „Vader verdiende niet veel. ook niet toen hij de terrazzo eraan gaf en een baantje kreeg als vormma- ker in een schroevenfabriek te Beek en Donk. Met z'n zessen moesten we in één bed slapen. En toen ik van school kwam ging ik eveneens .voor een grypstuiver naar die fabriek. Er was daar nu eenmaal niets anders. Soms stak m'n vader de draak met zijn eigen armoede door te zeggen dat wij het huishouden van Jan Steen waren, daarbij tevens zinspelend op de vele sombere jaren, die hij met zijn oude beroep tussen „de steen" had doorgebracht. Nadat ik een jaar op die fa briek was geweest stierf hij. Moe der trouwde al gauw voor de tweede keer, kreeg nog twee kin deren, verloor weer haar man, trouwde opnieuw. Intussen was mijn Italiaanse bloed gaan wer ken en deed ik een poging, om als straatmuzikant aan de kost te komen, 'k Kwam namelijk in con tact met een zekere Willy Muis, een zigeuner die in Amsterdam was geboren, maar zijn domicilie had in Helmond en de boer op ging met een gitaar. Behalve die gitaar had hij een prachtige bariton. Daar ik een viooltje had en er aardig mee overweg kon, stelde ik hem voor, samen er op uit te trekken. En dat vond hij goed. al was hij dan ook al 28 en ik nog geen 15. Tegenwoordig wordt in zo'n geval direct de kin derpolitie gealarmeerd, maar in die dagen maakte men zich nog niet zo druk als er een jongen van huis wegliep. Nieuwe boeken voor u besproken De ontluisterde kampioen, door Antoinette NiQmL Uitgave N.V. De Arbeiderspers, Amsterdam. ïijke vrijheid. Dit wordt door An toinette Neijssel aangetoond in De ontluisterde kampioen, een roman over de atleet Serge Kostadin. die achter het ijzeren gordijn in het* kader van het staatsamateurisme wordt opgekweekt tot een sport- fenomeen. Serge is een individualist, die het wel fijn vindt lauweren te oogsten, maar. als hij tot de ont dekking komt. dat hij eigenlijk niet meer is dan een paradepaard je. dat voor het politieke karretje wordt gespannen m.a.w. dat hij geen atleet in werkelijke vrijheid is van al deze roem walgt. Onder invloed van zijn vriend Joeri Pankow. een clown met een grote mensenkennis, geeft Serge de sport eraan en gaat hij met Joeri mee op toernee met een va riétégezelschap. Voor het feit. dat Serge de sport de rug heeft toegekeerd, moet hij, aldus de regeringsfunctionarissen, echter worden gestraft. En dat ge beurt dan ook: de sportheld wordt als een politieke delinquent in een strafkamp gestopt. Antoinette Neijssel heeft met De ontluisterde kampioen voor een vlot geschreven roman gezorgd, die geen uitzonderlijke kwaliteiten heeft, maar alleszins een avond ontspanning waarborgt. Gedichten 1960, door J. Jac. Thomson. Uitgave Ad. Donker, Rotterdam. De poëzie van Thomson doet buitengewoon antiek aan. Men moet zich voortdurend voorhouden dat men geen jeugdverzen van Karei van de Woestijne leest als men Thomsons exclamaties volgt. Het is alleen jammer dat de pracht van Van de Woestijnes verzen hier tot een verbleekte re- thoriek wordt. Voor de vele ar chaïstische wendingen lijkt de poëzie van Geerten Gossaert mo- éal te hebben gestaan. Zelfportret tan vóór de oorl toen Willi Martinali vele o beringen bad te doorstaan. die tijd schilderde ik nog ouderwets." SCHILDERDE OOK VOOR DE KONINGIN eens in het hooi en dan weer in een oude schuur en maakten ken- an zigeuners, daar de. Doordat ik intussen ook met dat taaltje vertrouwd was geraakt ontstond er een zigeunerliefde, 't Was een buitengewoon mooi meis je met lang gitzwart haar en gro te donkere ogen die fonkelden als diamanten. Later kregen we een kind. Een dot-van een jongen, die niet ouder is geworden dan een jaar of elf. De Duitse bezetter opende immers niet alleen de jacht op de Joden, maar even goed op de zigeuners, van wie er ook duizenden in de gaskamers om het leven zijn gebracht. Nu loop ik echter op de feiten vooruit, 'k Ga weer tien jaar te rug, zo tot het begin van de ja ren dertig, toen de Afsluitdijk ge reed kwam en het mogelijk werd ..rondjes" door ons land af te leg gen. Als ik nu die route nog eens met m'n auto rijd denk ik dik wijls: ..Bij dat huisje kregen we een dubbeltje en bij die mensen een kwartje.." En ik krijg dan te vens dat heerlijke gevoel, dat ik altijd weer op die adressen zou kunnen terugkomen. Maar goed. ik zwierf dus ver der. scharrelde onderweg een aapje op en belandde daarmee op zekere dag op het Vrijthof in Maastricht. Daar trok ik de aan dacht van Henri Jonas, een be kend schilder en glazenier, die me vroeg voor hem te poseren. Ik deed dat en het werd allemaal zó mooi, dat het me ontroerde. Dit was m'n eerste contact met een echte kunstenaar. Het schil derij bestaat nóg, doch ik ben er tot dusver niet achter kunnen ko men waar het zich bevindt. Jonas werd krankzinnig en overleed kort voor de tweede wereldoorlog in een gesticht te Venraay. Hij was nog maar ongeveer 55 jaar oud. En met die schilderijen is het toen zonderling toegegaan. Hij had er namelijk in die inrichting ook nogal wat gemaakt en na zijn dood eiste zijn vrouw al zijn werk op. Doch dat liep niet zo vlot. daar de fraters verklaarden, dat zij het materiaal hadden ver schaft en de dokters erop wezen, dat zijn schilderen een onderdeel vormde van een soort arbeidsthe- rapie. Zodoende ontstond er een proces. Gevolg was dat de wedu we slechts de helft van de schil derijen kreeg toegewezen en de andere helft in Venraay bleef.... „Wonderdokter" Mijn tweede contact met een echte kunstenaar vond plaats hier in Deurne, toen we een nummer tje muziek weggaven voor de wo ning van dr. Hendrik Wiegersma, de vermaarde „wonderdokter"- schilder - kunstverzamelaar - mil- J ..Waarom zwerf jij?" zei hij te gen me. ..Geef mij dat ding eens. want dat kan ik ook." Hij pakte m'n viool, deed een paar streken, begon een gesprek over muziek en andere kunsten, liet ons binnen om zijn geweldige schilderijencollectie te tonen en gaf me qa afloop nog een tientje cadeau. Dat was weer een heel merk waardige gebeurtenis in m'n jon ge leven die mede m'n toekomst heeft bepaald. Voorlopig echter zwierven we verder door het Brabantse land. Muis met zijn guitaar en zijn ba riton, ik met m'n viooltje en het aapje, èn m'n broer Naud, die zich in die dagen met een oude harmonica bij ons had gevoegd. We besloten wat muziek te gaan maken bij „Huize Gerra". een tehuis voor de werkloze jeugd te Haaren, tussen Tilburg en Der Bosch. Ons spel viel daar zo in de smaak, dat de broeder-overste vroeg, of we niet in „Gerra" wil den blijven. Muis weigerde, maar Naud en ik voelden er wel wat voor. En terwijl Muis zijn weg vervolgde hij is kortgeleden in Duitsland gestorven maakten wij ons entree in „Gerra", waar we eten en drinken kregen en wat kleren voor ons werden opgezocht. We weigerden aanvankelijk echter ons te verkleden, omdat we geen van beiden een onderbroek aan hadden, doch toen het hoge woord eruit was, was die moeilijkheid ook weldra opgelost. Van die dag af hebben we avond aan avond voor de jongens gespeeld. Totdat rector Morel me eens zei, dat ik talent had. Hij haalde er professor Smeijers uit Huis ter Heide bij is ook al weer een paar jaar dood en die was van mening, dat ik mu ziek moest gaan studeren. Zo nam ik lessen bij wijlen André Vermeer uit Breda, ik kreeg on derricht van prof. Bak van het Amsterdams Conservatorium leermeester van Willem Noske en Theo Olof en ik werd in aan raking gebracht met de beroemde Hongaarse violist Zoltan Szekely te Nijmegen. Ofschoon ik grote vorderingen maakte en ten slotte te Antwerpen slaagde voor het Belgische staatsexamen, kreeg ik toch plotseling genoeg van de muziek. Op een kwade dag ver telde ik dat ronduit in „Huize Ger ra" en ik voegde eraan toe: „Geef me maar weer een aap." (Mijn eigen aapje, dat lange tijd in een kooi had doorgebracht, was overleden.) Ik voelde immers, dat ze een nette burger van me wil den maken en daarvan wilde ik niets weten. Daar ik nog steeds niet meer derjarig was, onthielden ze me de gelegenheid opnieuw te gaan zwer ven en gaf ik maar de wens te kennen dat ik, net als Naud, krankzinnigenverpleger wilde wor den. Toch kon daar niets van ko men. Liever stuurden ze me naar de dekenfabriek van Janssens te Tilburg om daar een vak te leren. Elke ochtend fietste ik nu mei tege"-in '"1 Haaren naar Tilburg. Dat duurde niet lang daar ik er weldra zó genoeg vuu had, dat ik een knuppel in m'n fiets stak om hem kapot te ma ken. Dit werd gezien door de kok van „Gerra", Tries Gieskens, die naar de overste stapte en zei: „Dat Tilburg is niets voor Willi." Met als resultaat, dat ik werd overgebracht naar „De Witte Ber gen", destijds een filiaal van Hui ze „Gerra" te Oorschot, en te genwoordig een militair kamp. Hier ontdekte rector Dekkers, dat ik tekengaven had. Daar ik al over een apart kamertje beschik te om rustig viool te kunnen spe len, had ik tevens de gelegenheid om me in het tekenen te bekwa- In 1939 moest ik in militaire dienst. Ik werd rode-kruissoldaat en belandde in Middelburg, waar ik op allerlei manieren van m'n talenten een nuttig gebruik heb gemaakt. En toen de mei-dagen van 1940 achter de rug waren, ging ik weer met m'n viool langs de straat. De moeilijkheden waren weldra vele. Wat ik graag speel de. mocht ik dikwijls niet meer 6pelen en wat de Duitsers wilden horen weigerde ik te spelen. Goede raad was duur, niet al leen voor mij, maar even goed voor Muis, die ik na m'n demo bilisatie tegen het lijf was gelo- ik had gevormd. Ik solliciteerde dus maar naar een baantje als ver pleger in het tehuis voor (zieke) zwervers aan de Plompetoren- gracht. Hier ben ik een jaar ge bleven en heb ik een verschrikke lijke honger, geleden, 'k Zocht op het laatst de vuilnisbakken af voedsel meer verstrekt. In de hoogste nood schreef ik toen naar een zwager in Deurne, of daar misschien nog een heel klein onderdakje voor me was. 'k Wilde me nl. als autodidact ver der bekwamen in het schilderen. Doch ik wist, dat er ook in Deur ne veel huizen verwoest waren en de woningnood er dus groot moest zijn. Niettemin vond hij een gaat je voor me. Nauwelijks was ik echter aan de slag, of ik werd door de Duitsers opgepakt en op transport gesteld naar Vught. Daar ben ik gelukkig weer gauw bevrijd en toen dook ik onder mid den in de bossen, waar al menig onderduiker in veiligheid was ge bracht. Allemaal jonge jongens die, als er gevaar dreigde, weg kropen in een autobus die in de grond verborgen was. Zo'n mollenbestaan trok me na tuurlijk ook niet. Daarom deed ik het anders. Ik wist een gewaad van een oude Augustijner pater machtig te worden, trok het kalm pjes aan en zwierf zo wat rond langs velden en wegen. Van de boeren kreeg ik volop eten en ze zeiden nog ..Eerwaarde" tegen nic ook. ja, zeils de N.S.B.-ers uit Asten, voor het merendeel a- socialen maar geweldige fanatici, deden dat bij hun razzia's en lie ten me met rust. En toen ik in het gehucht De Berken de be schikking kreeg over een keet van de Ned. Heidemaatschappij had ik volledig m'n doel bereikt. Nu kon ik ongestoord schilderen in Gods vrije natuur, wat ik volge houden heb tot het einde van de bezetting. Vriendschap in Deurne diverse schilders naam: Peer van de Molcngraft, een bekend portretschilder uit Eindhoven, die ook al opdrachten had uitgevoerd van de Koningin en de bisschop; Willem Hofhuizen uit Amsterdam, Harry Pardocl uit Eindhoven, Jan van Gemert uit Gemert en Jean Nies uit Eind hoven. Daar ze allen van mijn leeftijd waren was de vriendschap snel gesloten en namen ze. op Nies na voor wie geen plaats meer was hun intrek bij een zieke juffrouw, die een vrij groot huis bewoonde: de ex-onderwijze res Marietje van» Houts. Ik nes telde mezelf in een oud varkens kot, boven twee gierputten. Er was nu eenmaal niets anders in deze omgeving. En daar we stuk voor stuk met grote energie aan het werk gingen, beïnvloed als we waren door de Duitse expres sionisten en Franse meesters zo als Picasso, letten we nauwelijks op onze bekrompen huisvesting. Veel belangrijker vonden we het. dat we bekend werden als „de Deurnese School". In dat stadium kregen we nogal eens bezoek van andere artiesten cn kunstliefhebbers, tot wie ook behoorde dr. Hendrik Wiegersma voornoemd. „Zo", zei hij, toen hij me weer zag. „jij bent dus dat straatmuzikantje van wel eer." Hjj nam ons mee naar zijn woning, waar hij uren achtereen boeiend vertellen kon cn aldus bijdroeg tot nieuwe inspiratie. Opeens kwam er echter een ein de aan onze kleine kunstenaars kring, doordat juffrouw Houts ge nezing wilde zoeken in Lnurdes. het bekende Franse bedevaarts oord. Daartoe verwisselde ze haar schilders. Peer van de Molengraft en Harry Pardoel. reisden zover met haar mee. Alleen ging ze daarna verder, maar Lourdes kon geen redding brengen. Ze blies er de laatste adem uit.... Willem Hofhuizen en Jan van Gemert waren al naar hun oor spronkelijke woonplaatsen terug gekeerd en ik ging wederom mu ziek maken langs de huizen, daar ik nergens permanent onder de pannen kon komen. Op den duur echter ontdekte ik in Deurne een kapot geschoten kippenhok, dat ik een beetje repareerde en toen was ik weer geborgen. Dat dacht ik tenminste. Want toen de win ter kwam werd ik zwaar ziek van de kou en andere ontberingen. Omwonenden waarschuwden dok ter Van Noort nu in Deventer die onmiddellijk overbrenging naar het St. Jozeph Ziekenhuis noodzakelijk achtte. Al spoedig knapte ik daar wat op en wilde ik in bed doorgaan met schilde ren. Maar dat mocht niet van de nonnetjes, die bang waren dat ik de dekens zou besmeuren. Borduren „Waarom ga je niet borduren?" vroegen ze me. „Borduren? Borduren?", vroeg ik verbaasd. Ik lachte ze uit, doch ze gaven me allerlei boeken met fraaie afbeeldingen en uitvoerige toelichtingen van kunstnaaldwerk. Meest Duitse werken, want in ons land werd er weinig lakte ik doeken die mooi werden gevonden, dat som mige ervan later door het rijk werden aangekocht. Nadat ik weer geheel was op geknapt en het ziekenhuis moest verlaten, doemde opnieuw het wo ningprobleem voor me op. Als vrijgezel kreeg ik géén huis, ook al pleitte ik bij burgemeester Houbens voortdurend voor werk ruimte. Die man was volkomen agrarisch ingesteld en weigerde eenvoudig te geloven dat ik als kunstenaar iets presteerde. Ten slotte, thans 8 jaar geleden, kon ik m'n intrek nemen in een bouw vallige schapenstal. En een neef je van me, de nu 24-jarige Jacq Harde, die ten gevolge van het oorlogsgeweld al van zijn negende ik eerst geweldig lachen, totdat ik ging beseffen nol het eigenlijk inhield". jaar af me overal had vergezeld, kroop ook in die schapenstal. Reeds op de fraterschool ontpopte hij zich op tekengebied als een wonderkind, dat weldra zijn werk in diverse grote kranten en perio dieken zag opgenomen. Zodat we het van meet af aan opperbest met elkaar konden vinden. Samen ploeterden we verder in die stal en toen brak er een grote dag voor ons aan. In het Van Abbemuseum te Eindhoven zou een schilderijententoonstelling worden gehouden. Jacq zond 9 stukken in en ik 13 en beiden hoopten we vurig, dat er althans één stukje bij zou zijn dat waar dig gekeurd werd voor de exposi tie. En wat denkt u? De direc teur, mr. De Wilde, stuurde ons een briefje met de mededeling, dat ons beider werk tot het beste behoorde, dat hij onder de ogen gekregen had. We sprongen alle twee een gat in het staldak, maar misten toen de moed, bij de ope ning van de tentoonstelling aan wezig te zijn. Dat vond mr. De Wilde heel jammer en daarom kwam hij ons maar eens opzoe ken. Dit nieuws kwam in de kranten, evenals vele mooie be oordelingen van ons geëxposeerde werk en toen brak in Deurne het nodige geklets los over „die ker misreiziger", „die straatmuzi kant" en „die marskramer uit de Peel". „Hai zal tog wel wa kanne", zei de een de ander na en wij gnif felden maar een beefje en werk ten verder „still going strong". Opdrachten Op een volgende tentoonstelling in Eindhoven traden we opnieuw voor het voetlicht met onze schil derijen, die daarna ook in het Stedelijk Museum van Amster dam werden geëxposeerd. Hier zond ik tevens als enige kunstnaaldwerk in. En aldus ge schiedde het, dat we van links cn rechts opdrachten kregen! Hierdoor kreeg ik ook veel meer leerlingen voor het kunst- naaldwerk, met welke lessen ik al eerder was begonnen, na eerst in diverse dorpen belangstelling voor deze volkskunst te hebben gekweekt. Toen kwamen op een dag drie ambtenaren van het ministerie van O.. K. en W. naar Deurne, voor wie ik van te voren m'n beste werk op het gemeentehuis had moeten brengen. Ze kochten drie stukken van me voor teza men achtduizend gulden! En dc burgemeester begreep er niets van. Maar dat interesseerde me nu niet meer. Wel vond ik het interessant, dat ik nu een stuk grond kon kopen en daarna, dank zij particuliere hulp en een over heidssubsidie, het woningprobleem eindelijk kon oplossen, 'k Zal ar chitect Hurkmans dan ook m'n hele verdere leven dankbaar zijn voor al hetgeen hij voor dit mooie huis heeft gedaan. Hij ging pra ten met de autoriteiten, hij maak te gratis een ontwerp, kortom hij rustte niet, alvorens ik uit die schapenstal was verlost. 'k Heb nu een prachtig atelier, 'k heb nu een fatsoenlijke ruimte om behalve de gewone man ook vooraanstaande lieden te ontvan gen en bovendien staat mijn deur wagenwijd open voor m'n oude vrienden onder de.... zigeu ners. Onlangs nog heb ik de fa milie Meinhardt op bezoek gehad, die wel een Duitse naam heeft, maar afkomstig is uit India. Thaps is qiüp ^impede voor bij. Tk maak moderne schilderijen ook voor de Koningin ik maak tevens vaandels voor muziekge- opdracht voor een pauselijk kleed. We doen voorts aan het draaien, beschilderen cn bakken van aar dewerk en ook het eten bereiden en de was doen we samen...." Na dit lange verhaal laat Willi Martinali ons alles rustig bekij ken: zijn oude viooltje, dat tegen de muur hangt, de harmonica van zijn broer Naud, een gitaar maar niet die van Muis en na tuurlijk een aantal van zijn schil derstukken, die zelfs voor de leek niets geen voedsel meer verstrek- We zouden niet weten waar het voller is bij onze gastheer, in zijn atelier, waar het krioelt van de potjes en flessen, of in zijn woonkamer, waar behalve ontelbare kunstvoorwerpen ook nog een boekenkast, een televi sie en een uitgebreide collectie planten een plaatsje kregen. En ondanks alles bleef er toch nog ruimte voor een gemakkelijke zit. ,,'k Vind het fijn", zo zei hij, „als er eens iemand aan komt waaien. Maar 't moet niet te gek worden, want dan raak ik klem. Soms wil er een hele groep toeristen tegelijk bij me binnendringen. Duitsers vooral tonen grote belangstelling, 't Is allemaal natuurlijk goed be doeld, doch ik vlucht dan toch maar naar het toilet.... O ja, nog één ding: burge meester Houbens is er niet meer. Nu hebben we burge meester Roefs: Diè weet kunst ta. waarderen. Let maar eens op. Hij heeft grote plannen.,.." Vijftig jaar geleden verdween de uit het Louvre DE GROTE SENSATIE VAN HET JAAR 1911 Het geschonden gelaat", een schilderij tan na de oorlog. Dr zieke juffrouw en hoe ze graag had willen zijn. Geëxposeerd in 1952 te Helmond. Politiefoto van Vineen zo Perugia, de man, die vijftig jaar geleden de Mona Lisa uit het Louvre stal. Op 22 aug. is het een hal fee ve eeuw geleden, dat een Pa- rijse kunstschilder, die zich naar het Muséc du Louvre had begeven met het doel een copie van een schilderij te maken, tot de ontdekking kwam, dat een der beroemd ste schilderijen van het mu tt seum, de z.g. „Mona Lisa" (La Gioconda) van Da Vinei, zich niet op zijn plaats bc- vond- Hij sprak er over met één der bewakers. Dc man haalde de schouders op en zei: „Het schilderij is ver- moedelijk even naar dc foto grafische ateliers gebracht. Het zal straks wel weer te- rugkomen!" Doch .,La Gioconda" kwam niet terug. Tenslotte begon de suppoost het ook vreemd te vinden. Hij ging op onder zoek uit en keerde na enige tijd terug in alle staten van opwinding; het schilderij was verdwenen. Het moest gesto fte len zijn. Terstond werd in het museum de alarmtoe- stand afgekondigd. Iedereen werd ondervraagd, de gewel- ven van het gebouw werden 3fc doorzocht, 't Enige, dat men vond, was een stuk van de lijst van „La Gioconda". Het lag ergens op 'n keldertrap. Die avond meldden de dag bladen, dat het beroemde schilderij gestolen was. De diefstal werd de grote sensa- tie van het jaar 1911. Er werden grote beloningen uit- geloofd voor hen. die het schilderij terug konden bren- gen of aanwijzingen konden geven, doch „La Gioconda" was en bleef weg. Elk spoor bleef ontbreken, totdat in december 1913 een kunsthandelaar te Florence een brief kreeg, waarin hem op enigszins geheimzinnige wijze 'n schilderij werd aan geboden, waarvan de brief schrijver alleen wilde zeggen dat het zeldzaam was. De kunsthandelaar, de heer Ge- ria, ging op het aanbod in, maar het duurde enige tijd eer hij opnieuw bericht kreeg van de man die de brief ge schreven had. en die zich ..Leonardo Vincenzo" noem de. Er werd een afspraak gemaakt en twee dagen later diende een man van een jaar of dertig zich aan in de kunsthandel. Zonder er ver der om heen te draaien, ver telde hij dat hij ,La Giocon da' in zijn bezit had en dat hij er 'n half miljoen Franse francs voor wilde hebben. De man maakte een enigszins verwarde indruk. De kunst handelaar keek hem aan. „Ik wil het schilderij zien", zei hij. „Als het werkelijk de Da Vinci is, heb ik er wel wat voor over". Er werd afgesproken, dat de kunsthandelaar de volgen de dag in het hotel van zijn bezoeker het schilderij zou mogen zien en dat hij pro fessor Poggi van het Uffizi- Museum als deskundige zou mogen meenemen.. Een dag later begaven de heren zich naar het schamele hotel, waarvan de man de naam opgegeven had. In een der dakkamers legde „Leonardo Vincenzo" een grote platte kist op het bed. Hij opende de kist voorzichtig en uit een aantal fluwelen lappen kwam tenslotte een schilde rij te voorschijn, dat inder daad „La Gioconda" bleek te zijn. Er was geen twijfel mogelijk! Geldnood De professor zei, dat hij het nodig vond, dat het kunstwerk even in de werk plaats van zijn museum op echtheid onderzocht zou wor den. De man vond het goed. Het drietal wandelde er heen. Zonder dat „Leonardo" het merkte liet professor Poggi de politie waarschuwen. Bin nen een uur zat hij in een cel op het politiebureau. Er bleek daar dat zijn wa re naam Vincenzo Perugia was. Hij was een Italiaanse lijstenmaker, die geholpen had bij het inlijsten van een aantal schilderijen in het Louvre. In het museum had hij er zich over geërgerd, dat Keizer Napoleon I een aantal Italiaanse meester werken uit Italië naar Frank rijk had gebracht. Hij noem de dit diefstal en hij had zich namens zijn vaderland willen wreken met een spec taculaire daad. Het was zijn bedoeling geweest de door hem gestolen Gioconda' aan de Italiaanse Regering ten geschenke aan te bieden, maar hij was in geldnood ge komen. Dat Da Vinai het schilderij voor een Franse opdrachtgever gemaakt had, wist hij niet Alvorens de „Gioconda" aan het Louvre terug te ge ven, vroeg professor Poggi één gunst; hij wilde het schil derij gedurende een maand in zijn museum tentoonstel len. Aan 't verzoek werd vol daan; duizenden Italianen kwamen het beroemde schil derij bekijken. Perugia ten slotte werd gestraft met een gevangenis straf van anderhalf jaar.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1961 | | pagina 11