<2>e ooriocf in de woeótijn
1940-1943
ZATERDAG 22 JULI 1961
nog fier op zijn voetstuk za
gen staan in de schaduw van
de bouwvallige toren van Bar-
neveld stopten we even voor de
grote held van de Veluwe, in
casu Jan van Schaffelaar! En
zoals dat zo vaak gaat ging het
ook nu: weldra genoot dat
standbeeld de belangstelling
van tientallen andere vreem
delingen, die er anders ver
moedelijk rustig aan voorbij
waren gegaan.
„Ja, dat was nog eens een
kerel!", liet opeens een hoog
bejaarde Barnevelder zich ont
vallen, terwijl hij moeizaam op
een dun zwart stokje leunde en
al maar driftig voortkauwde
op een stripje pruimtabak,
waarmee hij bereikte, dat aller
blikken meteen op hém werden
gericht.
Kennelijk plezierde hem dit.
Want in zijn diep verzonken
ogen, die door zijn borstelige
wenkbrauwen nog verder sche
nen weggezakt, begon er iets
te glinsteren van trots. Trots
op zóveel medeleven met die
moedige troepenaanvoerder uit
1482, van wie de onderwijzers
van geslacht op geslacht de
boeiendste verhalen hebben ver
teld.
„Het enige"
„Maar dit is dan ook het
enige wat jullie hebben, je kip
pen natuurlijk niet meegere
kend", spotte een onvervalste
Amsterdammer. En daarmee
had hij terstond alle lachers op
zijn hand.
Ofschoon deze Mokumse hu
mor het gekromde baasje een
ogenblik verraste, mompelde
hij weldra iets terug, dat met
een museum verband bleek te
houden en voor ons oorzaak
was, dat we de rest van de
dag in Barneveld hebben door
gebracht. In de Nieuwstraat
staat namelijk een weliswaar
klein en onopvallend gebouw
tje, doch het bevat IzuUr- een
schat aan oudheidkundige
vondsten en speciale lectuur uit
die streek, dat de snuffelaar
ruimschoots gelegénheid krijgt,
vele eeuwen van vaak myste
rieuze Veluwe-historie aan
zich te laten voorbijtrekken.
Grondleggers van dit dus niet
onbelangrijke en stellig merk
waardige streek-museum wa
ren een zekere mr. C. A. Nai-
rac, die van 1841—1883 burge
meester van Barneveld was en
zijn tijdgenoot Hendrik Bouw
heer, een eenvoudige schaap
herder, die trots zijn geringe
ontwikkeling maar al te goed
begreep, van welk een groot
gewicht voor de kennis van
het verleden de vondsten kon
den zijn, die hij telkens weer
tijdens de omzwervingen met
zijn kudde deed.
Vooral als het pas gestormd
had boven de heidevelden en
zandverstuivingen gaf hij zijn
ogen geducht de kost. Die
stormwind immers joeg het
zand van de ene plek naar de
andere, met het gevolg, dat al
lerlei voorwerpen zichtbaar
werden, waarvan men tot dus
ver niet de minste notie had
gehad: scherven van prehisto
risch aardewerk, stenen ha
mers, stenen bijlen, stenen pijl
punten etcetera. Voorts fraai
bewerkte klokbekers, urnen,
polsbeschermers, gespen, kra
len, spinsteentjes en munten.
Allemaal voorwerpen, die be
halve in Barneveld zelf ook
werden aangetroffen in dorpen
als Putten, Kootwijk, Garde
ren en Voorthuizen, alsmede in
negorijen gelijk Stroe en Es-
veld, Bergsham en Boeschoten,
Sol, Drie en De Valk.
Het was aan de hand van
zulke voorwerpen, dat iemand
als burgemeester Nairac er in
slaagde, zich een steeds dui
delijker beeld te vormen van
de leefwijze, respectievelijk de
cultuur onzer voorouders van
het westelijke deel der Veluwe.
En tevens van de wijze, waar
op in de loop der eeuwen de
dodenbezorging geschiedde.
Behalve dat deze burgemees
ter herhaaldelijk persoonlijk
opgravingen van betekenis ver
richtte al dan niet met zijn
vriend dr. J. Pleyte, de toen
malige Leidse conservator
en er zijn conclusies uit trok,
was het zijn grootste
verdienste, dat hij die conclu
sies schriftelijk vastlegde. Hier
van getuigen tal van geschrif
ten, die hij naliet ten gemeen
tehuize, omdat er destijds van
een museum nog lang geen
sprake was.
Met dit al zal het niemand
meer verwonderen, dat mensen
als mr. Nairac en de Schaap
herder Bouwheer elkaar moes
ten vinden. En dat beider lief
de voor de archeologie rijke
vruchten dragen mocht.
Waardering
Wanneer men kennis neemt
van de wijze, waarop die een
voudige, maar intelligente
schaapherder deze tak van we
tenschap toen al beoefende, kan
men eigenlijk moeilijk vaststel
len, voor wie de waardering
groter moet zijn voor de
bestudeerde mr. Nairac, of
voor hem, die vaak de zorgen
•ver de schapen geheel aan
Mr. C. A. Nairac, die honderd
jaar geleden burgemeester van
Barneveld was, en veel van de
oude cultuur van het volk der
Veluwe voor het nageslacht
boekstaafde. Zijn naam leeft
thans voort in een klein maar
interessant museum.
De irttelHgbiÜe schaapherder
Hendrik Bouwheer, die evenals
de burgemeester grote belang
stelling kreeg voor de historie
van Barneveld en de wijde om
trek, en daarvan ook metter
daad getuigde.
zijn hond toevertrouwde, om
zelf al zoekend en verzamelend
notities over voorwerpen en
vindplaatsen te maken. Daar
toe kon men hem zien zwerven
met een kistje onder de arm,
terwijl een flesje inkt aan een
touwtje om zijn hals bengelde.
En soms moet het wel zijn
voorgekomen, dat hij de „Gel-
dersche Geschiedenissen" van
Slichtenhorst, waarin hij zo
gaarne mocht lezen, ook nog
meenam naar de heide, om
zijn archeologische arbeid
enigszins te vergemakkelijken.
Deze arbeid verrichtte hij bo
vendien thuis, in de spaarzame
uren vóór het slapen gaan, ge
durende welke hij bij het pove
re schijnsel van een olielampje
scherf bij scherf paste, om
aldus diverse oude gebruiks
voorwerpen of sieraden te re
construeren.
Op den duur kreeg burge
meester Nairac zoveel eerbied
voor zijn vriend Bouwheer, dat
deze benoemd werd tot bode
op het raadhuis, waar hij aller
lei vondsten aan de hand van
hier aanwezige boekwerken en
geschriften kon testen op hun
oorsprong en doelstelling. Om
dan vervolgens zijn bevindin
gen op accurate wijze en met
fraaie krulletters aan het pa
pier toe te vertrouwen. Later
hebben zijn erfgenamen deze
aantekeningen en toelichtingen
aan de gemeente Barneveld
cadeau gedaan, een daad, die
van goed burgerschap getuigde,
daar thans nog menig museum
bezoeker ze gaarne ter hand
neemt.
Behalve de vele reeds ge
noemde oude voorwerpen treft
men in het „Museum Nairac"
zoals het gebouwtje gedoopt
werd, nadat het, wegens ruim
tegebrek ten raadhuize, spe
ciaal als bergplaats was opge
trokken ook tal van voor
werpen aan afkomstig uit kas
telen, havezaten en boerderij
en van de laatste eeuwen. Zo
onder andere antieke kasten en
kisten, drink- en schenkkrui
ken, oud tin, gevelstenen,
beeldhouwwerk en gereed
schappen. En tot op de dag
van heden gaat deze verzamel-
arbeid voort. Helaas echter
beschikt men eigenlijk niet
over mensen, die zich geheel
aan dit mooie werk kunnen
wijden. Nog niet lang geleden
was er een jong en enthou
siast gemeente-ambtenaar, t.
w. de heer J. D. van der
Waals, die zich met hart en
ziel als conservator opwierp.
Deze is er nu niet meer en daar
om heeft een andere ambté
naar zijn werkzaamheden over
genomen. Maar om ze goed te
verrichten is zóveel tijd nodig,
dat het bestuderen van allerlei
archieven en geschriften, die
door oude Barnevelders ter be
schikking werden gesteld, voor
het grootste deel achterwege
moet blijven. En dat is jam
mer, omdat de historie van de
Veluwe wel een heel grote te
genstelling vormt met de droog
te van haar bodem. Of is het
soms niet interessant te ver
nemen, welke zeden en gewoon
ten daar in de veertiende eeuw
en later opgeld deden. Zo gold
destijds de regel: geen klager,
geen rechter! Wilde men dus
zich zelf over aangedane bele
digingen wreken, dan kon men
dat vrijelijk doen. De beledigde
wierp de belediger zijn hand
schoen toe als teken, dat hij
hem tot een kampgevecht uit
daagde. Wel bevatten de wet
ten strafbepalingen op mishan
delingen, welke voor de rechter
gepleegd werden. Doch als men
elkaar in het bijzijn van de
rechter nog niet met rust kon
laten, hoe zal het dan in huis
of op straat zijn toegegaan?!
Straffen
De straffen bestonden hoofd
zakelijk uit „boete" en „breu-
ke". „Boete" werd opgelegd
voor aangedaan leed of scha
de, terwijl er van „breuke"
sprake was, als er gestraft
moest worden wegens het bre
ken of schenden der wet. Voor
een vuistslag of een weinig be
tekenende wond werd een boe
te gegeven van 1 pond 1.50)
voor „den heer des verwon
den" en 1 pond voor de
verwonde zelf. Voor een diepe
wonde kregen beiden 3 pond.
Wie iemand lam geslagen had
moest 20 pond boete betalen.
Voor het afslaan van een been,
arm, voet of hand, of het uit
steken van een oog bedroeg de
straf 25 pond. Een steek in de
rug of het uitslaan van acht
tanden werd met 20 mark be
boet; een wond toebrengen
met dodelijke afloop met 70
mark; en doodslag met 1000
mark. Daar het geld zeer
schaars was werd vaak met
vee betaald. Meineed werd met
het afhakken van een hand ge
straft en toverheksen werden
verbrand. Had men iemand
valselijk van tovenarij be
schuldigd, dan moest men zich
zelf voor de rechter op de
mond s.aan en verklaren d^t
men zich had vergist Een mis
dadiger echter die vluchtte
naar een gewijde plek mocht
daar niet worden gegrepen
Geschiedde in de steden de
rechtspraak door Schout en
Schepenen, op het platteland
van de Veluwe deed dat het
Hoog Adellijk Landgericht. De
Landdrost van Veluwe en de
Richter van Veluwezoom lieten
zes weken van te voren in de
kerken bekend maken, wan
neer het Landgericht zitting
houden zou.
„Veluwsch Museum Nairac"
leest men boven de ingang van
dit kleine gebouwtje. Maar als
men in Barneveld naar „het
museum" vraagt, zal een
schouderophalen vaak het ant
woord zijn. Oud en jong passe
ren het meestal gedachtenloos.
in Ede zou worden gehouden
en vervolgens naar oud ge
bruik in de andere ampten.
Tweemaal per jaar zou het
Landgericht de Veluwe rond
reizen.
Steeds zagen de dorpelingen
een zittingsdag van het Land
gericht met verlangen tege
moet. Uit Ede bijvoorbeeld en
de omliggende dorpen stroom
de een talrijke menigte in de
buurt van de kerk samen om
getuige van de plechtige ope
ningszitting te zijn. 's Och
tends om 8 uur werden de
klokken geluid om het ge
wichtige gebeuren aan te kon
digen. Vóór 9 uur nam de
Landdrost plaats op zijn zetel
en vroeg hij, of de dag ver ge
noeg gevorderd was om te
„richten". Ook vroeg hij, of
„de bank" naar behoren was
bezet. De wet eiste namelijk,
dat met de rechtspleging werd
begonnen „bij klimmender
sonnen", en dat de bank, be
halve door de Drost door ten
minste twee „gerichtluijden"
was bezet.
Volgens het „Gereformeerd
Landrecht van Veluwe en Ve
luwezoom" kon niemand lijf èn
goed tegelijkertijd verbeuren.
Daarom vervielen de goederen
van ter dood veroordeelden
aan hun erfgenamen. Ook kon
men alleen zijn eigen goed
verbeuren, dus niet van vrouw
en kinderen. Stierf iemand, die
beboet moest worden, vóór hij
was gevonnist, dan verviel de
boete. Was het vonnis evenwel
vóór zijn overlijden reeds uit
gesproken, dan moesten de erf
genamen betalen.
het hoofd gekregen waardoor
hij werd verwond. De Drost on
derzocht, of de zaak zich zo had
toegedragen als ze door de
klager werd voorgesteld. En na
zich van de schuld „des aan
geklaagden" overtuigd te heb
ben, veroordeelde het gericht
hem tot een boete van 4 pond.
Gelukkig voor hem, dat de
vechtpartij niet op een zon- of
feestdag, of op een vasten- en
bededag plaats had, anders had
de boete 9 pond bedragen! En
dan had hij nog 1 pond extra
moeten betalen, omdat hij op
zondag in de herberg was ge
weest. In dat geval zou ook de
herbergier voorts 1 pond heb
ben moeten betalen, want op
zulke dagen mocht hij alleen
reizigers in zijn herberg toela
ten.
Wie zich door een vonnis
verongelijkt achtte, kon zich
beroepen op de rechtspraak,
die in het Engelanderholt, on
der Apeldoorn, gehouden werd.
Deze rechtsprekende heren
kregen de beschikking over
grote partijen levensmiddelen
en dranken, opdat humeuren
niet verstoord zouden worden.
Zware misdaden werden niet
door het Hoog Adellijk Land
gericht maar onmiddellijk door
het Hof van Gelderland behan
deld. Een gelukkig zeldzaam
voorbeeld daarvan vormde de
zaak van een zekere Maria
Jansen uit Bennekom, die in
1729 niet minder dan vijf per
sonen vergiftigde. Haar straf
was niet minder zwaar. Na
vooraf op een houten kruis ge
bonden te zijn werd ze met
gloeiende tangen geknepen,
daarna geradbraakt en ten slot
te werd haar hoofd met een bijl
van het lichaam gescheiden.
Zie hier dus een en ander over
de rechtspraak uit die dagen.
Amptsjonkers
Het bestuur van een gemeen
te was steeds in handen van
amptsjonkers. Om als ampts-
jonker te kunnen optreden
moest men stammen uit een
geslacht, dat al vóór 1500 als
edel was erkend en behoorde
men vaste goederen te bezit
ten van ten minste 18.000 gul
den; of 25 morgen bouwland.
In 1721 werd aan de roomse
edelen de bevoegdheid tot het
bedienen van dit ampt ontno-
de aanvaarding zijner bedie
ning beloven de amptsresolu-
tiën te zullen handhaven, de
belangen van zijn ampt en van
de ingezetenen zoveel moge
lijk te behartigen en bij de
rechtspleging zonder aanzien
des persoons te handelen.
Het aandeel dat ieder in de
amptslasten (gemeentefinan-
ciën) moest bijdragen werd
door de amptsjonkers bepaald.
Het aandeel in de algemene
lasten (rijks-financiën) werd
door hen èn de afgevaardigden
der Veluwse steden vastgesteld.
Ook in kerkelijke zaken had
den ze recht van meespreken.
Kerkvoogden en diakenen
moesten hun rekening aan de
goedkeuring der amptsjonkers
onderwerpen. En zonder hun
voorkennis mocht geen predi-
kant worden beroepen en geen
onderwijzer worden benoemd....
Op deze wijze kan dat kleine
museum van Barneveld nog
duizend-en-één andere zaken
De tegenwoordige gemeente
ambtenaar, die behalve met
zijn gewone werkzaamheden
ook met de zorg van het mu
seum is belast. Hij vindt het
wel interessant, ja boeiend,
maar voor archievenstudie is
helemaal geen tijd...
aan de openbaarheid prijs ge
ven, mits men de moeite doet
de ontelbare drukwerken en
geschriften te onderzoeken en
te raadplegen. Maar zoals
reeds opgemerkt, al is er lang
zamerhand een macht van his
torisch materiaal bijeenge
bracht, de mensen, die het
zouden moeten bestuderen en
verwerken, ontbreken.
,,Ik kom nog niet eens
klaar met de praktische orde
ning van al die papieren", ver
zuchtte tegen ons een overigens
ijverig genoeg ambtenaar van
Barnevelds raadhuis. „Hoe zal
ik dan....?
00000000000*
90000*0000000000000000000000000000000^000000000000000000000000000000000000
VAN SIDI BARRANI TOT EL ALAMEIN
Drift
Wanneer men in drift, zon
der moorddadige opzet, iemand
had gedood en men wist uit
de Veluwe te ontkomen, dan
mocht men na zes jaar te
rug komen. Wie door een nood
lottig ongeluk iemand doodde,
moest zich voor een jaar en
één dag van de Veluwe verwij
deren.
Het gebeurde nogal eens, dat
iemand in drift werd gedood.
Op Vastenavond bijvoorbeeld,
of bij de Paasvuren. In zo'n
geval trachtten de vrienden
van de verslagene de dood
slager te vangen om hem aan
het gericht over te geven. On
der het mom echter hem te
zoeken drongen die vrienden
dikwijls zijn huis binnen en
sloegen alles kort en klein.
Als de zitting eenmaal was
geopend, kon iedereen, die wat
te klagen had, met zijn klacht
voor de dag komen. Hij bracht
dan een getuige mee.
Zo had een „huisman", terwijl
hij rustig in de herberg „bij
den biere" zat, van een ruwe
gast een tinnen bierkan tegen
Tripolis viel op 12
januari 1943, en vier
dagen daarna, in stro
mende regen, volgde
het laatste gevecht van de
woestijnoorlog. Bij Zoeara
stuitte de 7e Armoured Divi
sion op de achterhoede van
de (Duitse) 90ste Lichte Di
visie. Vier dagen werd om
deze plaats gevochten, toen
zette de 90ste, die in haar
laatste gevecht met evenveel
élan streed als in haar eerste,
de sombere aftocht voort. Op
4 februari bezochten Chur
chill en generaal Alan Brooke
Tripolis en organiseerde
Montgomery een spectaculai
re overwinningsparade. Op
12 februari, de tweede ver
jaardag van Rommels aan
komst in Afrika, trokken de
laatste resten van Panzer-
armee Afrika zich over de
Tunesische grens terug. De
woestijnoorlog was afgelopen.
Correlli Bamett eindigt met de
ze sobere zinnen zijn belangwek
kend boek. The Desert Generals,
dat thans onder de titel ,.De oor
log in de woestijn 19401943", bij
Hollandia N.V., Baarn, in Neder
landse vertaling is verschenen.
Dat het werk van deze Britse
militaire historicus nu ook toegan
kelijk is geworden voor vele Ne
derlanders is toe te juichen, want
de oorlog in de woestijn", een
van de belangrijkste episoden uit
ie jongste wereldbrand, heeft in
ie zwarte jaren van de bezetting
jok ons, Nederlanders, in span-
ung gehouden. Zeer terecht
jchrijft luitenant-generaal b.d. J.
J. C. P. Wilson in zijn Inleiding:
Wat hebben wij in bezet Ne-
ierland in die dagen niet ,,ge-
eefd" op de Britse successen. On-
lanks alle sombere berichten uit
loego-Slavië, Griekenland, Rus
and, en het Verre Oosten klamp
ten wij ons vast aan de acties van
ie Britse woestijngeneraals, ook
ïls deze enorme tegenslagen on
dervonden en zelfs toen de Duit
iers met hun bondgenoten zowel
/lak voor de Nijldelta, als in Rus
and voor Stalingrad stonden en
Ie hakenkruisvlag op de Elbroes-
>op in de Kaukasus wapperde".
Heldendrama
Tripolis viel op 12 januari 1943
n het was het slot van de cam-
agne 'in de woestijn.
Wat was nu deze campagne?
iarnett zegt er van:
..Historisch beschouwd de laat-
te daad van het Britse Imperium
ils grote, zelfstandige en verenig-
le mogendheid. De ironie wil, dat
leze strijd de zelfmoord van het
»ude Europa belicht: vandaag de
iag immers zijn het Duitsers noch
talianeh noch Britten, die het
Midden-Oosten beheersen, waar
zij toch zo verbitterd om hebben
gevochten. Verder toont de cam
pagne in de woenstijn ons duide
lijk de 20-ste eeuwse karakters en
bekwaamheden van Duitsland en
Groot-Brittannië. en vaagt zij
eerder gevormde voorstellingen
daarvan weg. Ook geven denkwij
zen. organisatie- en strijdmetho-
den der tegenstanders reeds een
aanwijzing voor hun industriële en
pagne in de woestijn van 1940
1943 tot de grote heldendrama's
uit de geschiedenis. Zij laat ons
zien hoe in een barre woestenij
mannen van tien naties elkaar
bekampen temidden van het me
chanisch tumult van een vorm
van oorlog zoals de wereld nog
niet had gezien en waarschijn
lijk ook nimmer meer zal aan
schouwen".
Zes
Drie generaals en drie veld-
maarschalken zijn bij de oorlog
in de woestijn betrokken geweest
Van Britse zijde de generaals Sir
Richard O'Connor, Sir Alan Cun
ningham. Sir Neil Ritchie en de
veldmaarschalken Sir Claude J.
E. Auchinleck en de wereldbeken
de burggraaf Montgomery van
Alamein. Zij vonden tegenover zich
veldmaarschalk Rommel, de man,
die bij de beslissende operaties
van de pantserstrijdkrachten in
Frankrijk een bijzondere en be
langrijke en succesvolle rol had
gespeeld.
Drie generaals en drie veld
maarschalken, die van 19401943
de ogen van de wereld op zich
gericht hebben gehad. O'Connor
was de eerste. Hij voerde het be
vel over de Britse troepen in het
Zuidelijk district van Palestina,
toen hij opdracht kreeg naar Mer-
sa Matroeh te gaan, het spoorweg-
eindpunt in de Westelijke woestijn
en het bevel over de strijdkrach
ten in dat gebied op zich te ne
men met als taak Egypte tegen
een eventuele Italiaanse aanval
te beschermen. Frankrijk was
toen al gevallen en de Italiaanse
troepen in Libië kwamen in be
weging.
met het Afrika-corps in de woes
tijn. O'Connor heeft helaas niet de
kans gekregen zich met hem te
meten. Toen Rommel zijn opera
ties begon en O'Connor op weg
ging naar een onderdeel voor be
sprekingen werd hij gevangen ge
nomen. De rest van de oorlog
bracht hij in krijgsgevangenschap
door. Op dat ogenblik wist de
Westelijke wereld nog niet, dat
zij de grootste woestijngeneraal
had verloren.
Het werd dus niet O'Connor,
die de Duitsers en de Italianen
verdreef. Het werd ook niet Cun
ningham noch Ritchie of Auchin
leck, het zou Montgomery wor
den. Tripolis viel eerst op 12
januari 1943. „Het grote doel,
dat O'Connor zo gemakkelijk had
kunnen bereiken, het doel ter be
reiking waarvan Wavell en Au
chinleck een grote basis hadden
opgebouwd uit zand en de rotsen
van Egypte, het doel, waarvoor
Cunningham en Ritchie zo dap
per hadden gevochten, dat doel
was nu door Montgomery be
reikt".
Eerlijk
Doch bovenal behoort de cam-
O'Connor was een groot gene
raal. „Zijn opmerkelijke overwin
ningen brachten zijn landgeno
ten in extase en verbluften zijn
vijanden. Toch hebben deze suc
cessen niet hem, doch anderen
roem gebracht. Want de campag
ne, die Mussolini een leger van
tweehonderdduizend man en een
reusachtig gebied kostte en
dit nog geen half jaar na zijn
oorlogsverklaring staat be
kend als „Wavells offensief".
Zelfs in die vermomming wordt
haar glans nu verduisterd door
de latere overwinningen in de
Tweede wereldoorlog, ofschoon
geen daarvan eenzelfde genie
openbaarde. O'Connor verdient
dan ook met meer eer te wor
den herdacht".
Vergeten
Helaas O'Connor is vergeten.
Maar hij is de man geweest, die
in februari 1941 Tripolls had kun
nen veroveren en de oorlog in de
woestijn twee jaar had kunnen be
korten, indien Churchill niet Grie
kenland de voorkeur boven Tripo
lis had gegeven. Door deze besl.
sing werd de campagne in Noord-
Afrika „een compagne, die alle
landstrijdkrachten van het Britse
Gemenebest opeiste en het Verre
Oosten nagenoeg onverdedigd liet
tegen de Japanners".
Churchill, zo argumenteert Bar-
nett, is er de schuld van dat de
glorieuze veldtocht van O'Connor
ten dode was opgeschreven. Op 12
februari 1941 arriveerde Rommel
De oorlog in de woestijn 1940
1943, is een eerlijk boek. Bamett
heeft er naar gestreefd de waar
heid over de worsteling in Noord-
Afrika te weten te komen. En
daardoor is hij in zijn beschrijving
worsteling van de wil
dividu met de omstandigheden.
Het onderwerp is het menselijk
karakter. Als in de geconcentreer
de handeling van een treurspel
tonen de hoofdfiguren uit de cam
pagne in de woestijn de meest uit»
eenlonende kwaliteiten: zielenadel,
id egoïsme, grootheid en
beschrijft ze zoals ze zijn. Mont
gomery komt er, in zijn mense
lijke eigenschappen, niet al te best
bij hem af.
En hij vertelt boeiend van de
krachtsinspanningen van de solda
ten in de wisselende strijd. Dui
zenden kilometers hadden zij af
te leggen voordat de vlag der over
winning kon worden geplant. Dui
zenden kilometers onder de bran
dende zon en in regen en onder
hevige zandverstuivende winden.
Z:j gingen langs plaatsen, die
geschiedenis maakten: El Ala
mein, Sidi Barrani,. Bardia, To-
broek, Benghasi, Buerat. Tripolis
gomery ook zijn laatste boodschap
de
strijd om Egypte begonnen, heeft
het Achtste Leger Tripolis vero
verd Door een bekwaam
uitgevoerde tactiek van terug
trekken is de vijand ons ont
snapt De nederlaag van de
vijand in de slag bij El Alamein,
de achtervolging van zijn ver
slagen leger en de uiteindelijke
verovering van Tripolis op een
afstand van ongeveer tweedui
zendvijfhonderd kilometer van
El Alamein, dit alles is bereikt
in drie maanden tijds. Deze pres
tatie vindt waarschijnlijk in de
geschiedenis haar weerga niet".
„Maar", zo schrijft Barnett,
„voor de soldaten betekende
Tripolis geen lauwerkrans,
doch enkel cafés, boulevards,
bomen en tuinen. Zij interes
seerden zich meer voor het
bier, dan voor wat het nage
slacht zou zeggen."
Gevangen paradijsvogel,
gezien in Blijd orp
Dit is de naglans van het paradijs.
Een vogel waar ik telkens naar moet kijken
De schittering die Gij hem liet hereiken
verstikt mijn stem en maakt het oogvlies grijs.
Want in hem, God, ontdek ik het bewijs
van eigen schuld, niet verder kunnen reiken
dan huis of werk, hoewel wij op U lijken,
naar U gemaakt, bestemd voor 't paradijs.
Hij wacht gespannen in zijn ijz'ren hok.
Zijn vrij domein is tot een kooi geslonken
twee slagen vlucht van traliewerk tot stok
Zoals ons lied breed uitbreekt tot Uw lof,
zo blijft zijn stem aan de triumf geklonken.
Morgen zie ik zijn cirkels door Uw Hof!