<2>e ooriocf in de woeótijn 1940-1943 ZATERDAG 22 JULI 1961 nog fier op zijn voetstuk za gen staan in de schaduw van de bouwvallige toren van Bar- neveld stopten we even voor de grote held van de Veluwe, in casu Jan van Schaffelaar! En zoals dat zo vaak gaat ging het ook nu: weldra genoot dat standbeeld de belangstelling van tientallen andere vreem delingen, die er anders ver moedelijk rustig aan voorbij waren gegaan. „Ja, dat was nog eens een kerel!", liet opeens een hoog bejaarde Barnevelder zich ont vallen, terwijl hij moeizaam op een dun zwart stokje leunde en al maar driftig voortkauwde op een stripje pruimtabak, waarmee hij bereikte, dat aller blikken meteen op hém werden gericht. Kennelijk plezierde hem dit. Want in zijn diep verzonken ogen, die door zijn borstelige wenkbrauwen nog verder sche nen weggezakt, begon er iets te glinsteren van trots. Trots op zóveel medeleven met die moedige troepenaanvoerder uit 1482, van wie de onderwijzers van geslacht op geslacht de boeiendste verhalen hebben ver teld. „Het enige" „Maar dit is dan ook het enige wat jullie hebben, je kip pen natuurlijk niet meegere kend", spotte een onvervalste Amsterdammer. En daarmee had hij terstond alle lachers op zijn hand. Ofschoon deze Mokumse hu mor het gekromde baasje een ogenblik verraste, mompelde hij weldra iets terug, dat met een museum verband bleek te houden en voor ons oorzaak was, dat we de rest van de dag in Barneveld hebben door gebracht. In de Nieuwstraat staat namelijk een weliswaar klein en onopvallend gebouw tje, doch het bevat IzuUr- een schat aan oudheidkundige vondsten en speciale lectuur uit die streek, dat de snuffelaar ruimschoots gelegénheid krijgt, vele eeuwen van vaak myste rieuze Veluwe-historie aan zich te laten voorbijtrekken. Grondleggers van dit dus niet onbelangrijke en stellig merk waardige streek-museum wa ren een zekere mr. C. A. Nai- rac, die van 1841—1883 burge meester van Barneveld was en zijn tijdgenoot Hendrik Bouw heer, een eenvoudige schaap herder, die trots zijn geringe ontwikkeling maar al te goed begreep, van welk een groot gewicht voor de kennis van het verleden de vondsten kon den zijn, die hij telkens weer tijdens de omzwervingen met zijn kudde deed. Vooral als het pas gestormd had boven de heidevelden en zandverstuivingen gaf hij zijn ogen geducht de kost. Die stormwind immers joeg het zand van de ene plek naar de andere, met het gevolg, dat al lerlei voorwerpen zichtbaar werden, waarvan men tot dus ver niet de minste notie had gehad: scherven van prehisto risch aardewerk, stenen ha mers, stenen bijlen, stenen pijl punten etcetera. Voorts fraai bewerkte klokbekers, urnen, polsbeschermers, gespen, kra len, spinsteentjes en munten. Allemaal voorwerpen, die be halve in Barneveld zelf ook werden aangetroffen in dorpen als Putten, Kootwijk, Garde ren en Voorthuizen, alsmede in negorijen gelijk Stroe en Es- veld, Bergsham en Boeschoten, Sol, Drie en De Valk. Het was aan de hand van zulke voorwerpen, dat iemand als burgemeester Nairac er in slaagde, zich een steeds dui delijker beeld te vormen van de leefwijze, respectievelijk de cultuur onzer voorouders van het westelijke deel der Veluwe. En tevens van de wijze, waar op in de loop der eeuwen de dodenbezorging geschiedde. Behalve dat deze burgemees ter herhaaldelijk persoonlijk opgravingen van betekenis ver richtte al dan niet met zijn vriend dr. J. Pleyte, de toen malige Leidse conservator en er zijn conclusies uit trok, was het zijn grootste verdienste, dat hij die conclu sies schriftelijk vastlegde. Hier van getuigen tal van geschrif ten, die hij naliet ten gemeen tehuize, omdat er destijds van een museum nog lang geen sprake was. Met dit al zal het niemand meer verwonderen, dat mensen als mr. Nairac en de Schaap herder Bouwheer elkaar moes ten vinden. En dat beider lief de voor de archeologie rijke vruchten dragen mocht. Waardering Wanneer men kennis neemt van de wijze, waarop die een voudige, maar intelligente schaapherder deze tak van we tenschap toen al beoefende, kan men eigenlijk moeilijk vaststel len, voor wie de waardering groter moet zijn voor de bestudeerde mr. Nairac, of voor hem, die vaak de zorgen •ver de schapen geheel aan Mr. C. A. Nairac, die honderd jaar geleden burgemeester van Barneveld was, en veel van de oude cultuur van het volk der Veluwe voor het nageslacht boekstaafde. Zijn naam leeft thans voort in een klein maar interessant museum. De irttelHgbiÜe schaapherder Hendrik Bouwheer, die evenals de burgemeester grote belang stelling kreeg voor de historie van Barneveld en de wijde om trek, en daarvan ook metter daad getuigde. zijn hond toevertrouwde, om zelf al zoekend en verzamelend notities over voorwerpen en vindplaatsen te maken. Daar toe kon men hem zien zwerven met een kistje onder de arm, terwijl een flesje inkt aan een touwtje om zijn hals bengelde. En soms moet het wel zijn voorgekomen, dat hij de „Gel- dersche Geschiedenissen" van Slichtenhorst, waarin hij zo gaarne mocht lezen, ook nog meenam naar de heide, om zijn archeologische arbeid enigszins te vergemakkelijken. Deze arbeid verrichtte hij bo vendien thuis, in de spaarzame uren vóór het slapen gaan, ge durende welke hij bij het pove re schijnsel van een olielampje scherf bij scherf paste, om aldus diverse oude gebruiks voorwerpen of sieraden te re construeren. Op den duur kreeg burge meester Nairac zoveel eerbied voor zijn vriend Bouwheer, dat deze benoemd werd tot bode op het raadhuis, waar hij aller lei vondsten aan de hand van hier aanwezige boekwerken en geschriften kon testen op hun oorsprong en doelstelling. Om dan vervolgens zijn bevindin gen op accurate wijze en met fraaie krulletters aan het pa pier toe te vertrouwen. Later hebben zijn erfgenamen deze aantekeningen en toelichtingen aan de gemeente Barneveld cadeau gedaan, een daad, die van goed burgerschap getuigde, daar thans nog menig museum bezoeker ze gaarne ter hand neemt. Behalve de vele reeds ge noemde oude voorwerpen treft men in het „Museum Nairac" zoals het gebouwtje gedoopt werd, nadat het, wegens ruim tegebrek ten raadhuize, spe ciaal als bergplaats was opge trokken ook tal van voor werpen aan afkomstig uit kas telen, havezaten en boerderij en van de laatste eeuwen. Zo onder andere antieke kasten en kisten, drink- en schenkkrui ken, oud tin, gevelstenen, beeldhouwwerk en gereed schappen. En tot op de dag van heden gaat deze verzamel- arbeid voort. Helaas echter beschikt men eigenlijk niet over mensen, die zich geheel aan dit mooie werk kunnen wijden. Nog niet lang geleden was er een jong en enthou siast gemeente-ambtenaar, t. w. de heer J. D. van der Waals, die zich met hart en ziel als conservator opwierp. Deze is er nu niet meer en daar om heeft een andere ambté naar zijn werkzaamheden over genomen. Maar om ze goed te verrichten is zóveel tijd nodig, dat het bestuderen van allerlei archieven en geschriften, die door oude Barnevelders ter be schikking werden gesteld, voor het grootste deel achterwege moet blijven. En dat is jam mer, omdat de historie van de Veluwe wel een heel grote te genstelling vormt met de droog te van haar bodem. Of is het soms niet interessant te ver nemen, welke zeden en gewoon ten daar in de veertiende eeuw en later opgeld deden. Zo gold destijds de regel: geen klager, geen rechter! Wilde men dus zich zelf over aangedane bele digingen wreken, dan kon men dat vrijelijk doen. De beledigde wierp de belediger zijn hand schoen toe als teken, dat hij hem tot een kampgevecht uit daagde. Wel bevatten de wet ten strafbepalingen op mishan delingen, welke voor de rechter gepleegd werden. Doch als men elkaar in het bijzijn van de rechter nog niet met rust kon laten, hoe zal het dan in huis of op straat zijn toegegaan?! Straffen De straffen bestonden hoofd zakelijk uit „boete" en „breu- ke". „Boete" werd opgelegd voor aangedaan leed of scha de, terwijl er van „breuke" sprake was, als er gestraft moest worden wegens het bre ken of schenden der wet. Voor een vuistslag of een weinig be tekenende wond werd een boe te gegeven van 1 pond 1.50) voor „den heer des verwon den" en 1 pond voor de verwonde zelf. Voor een diepe wonde kregen beiden 3 pond. Wie iemand lam geslagen had moest 20 pond boete betalen. Voor het afslaan van een been, arm, voet of hand, of het uit steken van een oog bedroeg de straf 25 pond. Een steek in de rug of het uitslaan van acht tanden werd met 20 mark be boet; een wond toebrengen met dodelijke afloop met 70 mark; en doodslag met 1000 mark. Daar het geld zeer schaars was werd vaak met vee betaald. Meineed werd met het afhakken van een hand ge straft en toverheksen werden verbrand. Had men iemand valselijk van tovenarij be schuldigd, dan moest men zich zelf voor de rechter op de mond s.aan en verklaren d^t men zich had vergist Een mis dadiger echter die vluchtte naar een gewijde plek mocht daar niet worden gegrepen Geschiedde in de steden de rechtspraak door Schout en Schepenen, op het platteland van de Veluwe deed dat het Hoog Adellijk Landgericht. De Landdrost van Veluwe en de Richter van Veluwezoom lieten zes weken van te voren in de kerken bekend maken, wan neer het Landgericht zitting houden zou. „Veluwsch Museum Nairac" leest men boven de ingang van dit kleine gebouwtje. Maar als men in Barneveld naar „het museum" vraagt, zal een schouderophalen vaak het ant woord zijn. Oud en jong passe ren het meestal gedachtenloos. in Ede zou worden gehouden en vervolgens naar oud ge bruik in de andere ampten. Tweemaal per jaar zou het Landgericht de Veluwe rond reizen. Steeds zagen de dorpelingen een zittingsdag van het Land gericht met verlangen tege moet. Uit Ede bijvoorbeeld en de omliggende dorpen stroom de een talrijke menigte in de buurt van de kerk samen om getuige van de plechtige ope ningszitting te zijn. 's Och tends om 8 uur werden de klokken geluid om het ge wichtige gebeuren aan te kon digen. Vóór 9 uur nam de Landdrost plaats op zijn zetel en vroeg hij, of de dag ver ge noeg gevorderd was om te „richten". Ook vroeg hij, of „de bank" naar behoren was bezet. De wet eiste namelijk, dat met de rechtspleging werd begonnen „bij klimmender sonnen", en dat de bank, be halve door de Drost door ten minste twee „gerichtluijden" was bezet. Volgens het „Gereformeerd Landrecht van Veluwe en Ve luwezoom" kon niemand lijf èn goed tegelijkertijd verbeuren. Daarom vervielen de goederen van ter dood veroordeelden aan hun erfgenamen. Ook kon men alleen zijn eigen goed verbeuren, dus niet van vrouw en kinderen. Stierf iemand, die beboet moest worden, vóór hij was gevonnist, dan verviel de boete. Was het vonnis evenwel vóór zijn overlijden reeds uit gesproken, dan moesten de erf genamen betalen. het hoofd gekregen waardoor hij werd verwond. De Drost on derzocht, of de zaak zich zo had toegedragen als ze door de klager werd voorgesteld. En na zich van de schuld „des aan geklaagden" overtuigd te heb ben, veroordeelde het gericht hem tot een boete van 4 pond. Gelukkig voor hem, dat de vechtpartij niet op een zon- of feestdag, of op een vasten- en bededag plaats had, anders had de boete 9 pond bedragen! En dan had hij nog 1 pond extra moeten betalen, omdat hij op zondag in de herberg was ge weest. In dat geval zou ook de herbergier voorts 1 pond heb ben moeten betalen, want op zulke dagen mocht hij alleen reizigers in zijn herberg toela ten. Wie zich door een vonnis verongelijkt achtte, kon zich beroepen op de rechtspraak, die in het Engelanderholt, on der Apeldoorn, gehouden werd. Deze rechtsprekende heren kregen de beschikking over grote partijen levensmiddelen en dranken, opdat humeuren niet verstoord zouden worden. Zware misdaden werden niet door het Hoog Adellijk Land gericht maar onmiddellijk door het Hof van Gelderland behan deld. Een gelukkig zeldzaam voorbeeld daarvan vormde de zaak van een zekere Maria Jansen uit Bennekom, die in 1729 niet minder dan vijf per sonen vergiftigde. Haar straf was niet minder zwaar. Na vooraf op een houten kruis ge bonden te zijn werd ze met gloeiende tangen geknepen, daarna geradbraakt en ten slot te werd haar hoofd met een bijl van het lichaam gescheiden. Zie hier dus een en ander over de rechtspraak uit die dagen. Amptsjonkers Het bestuur van een gemeen te was steeds in handen van amptsjonkers. Om als ampts- jonker te kunnen optreden moest men stammen uit een geslacht, dat al vóór 1500 als edel was erkend en behoorde men vaste goederen te bezit ten van ten minste 18.000 gul den; of 25 morgen bouwland. In 1721 werd aan de roomse edelen de bevoegdheid tot het bedienen van dit ampt ontno- de aanvaarding zijner bedie ning beloven de amptsresolu- tiën te zullen handhaven, de belangen van zijn ampt en van de ingezetenen zoveel moge lijk te behartigen en bij de rechtspleging zonder aanzien des persoons te handelen. Het aandeel dat ieder in de amptslasten (gemeentefinan- ciën) moest bijdragen werd door de amptsjonkers bepaald. Het aandeel in de algemene lasten (rijks-financiën) werd door hen èn de afgevaardigden der Veluwse steden vastgesteld. Ook in kerkelijke zaken had den ze recht van meespreken. Kerkvoogden en diakenen moesten hun rekening aan de goedkeuring der amptsjonkers onderwerpen. En zonder hun voorkennis mocht geen predi- kant worden beroepen en geen onderwijzer worden benoemd.... Op deze wijze kan dat kleine museum van Barneveld nog duizend-en-één andere zaken De tegenwoordige gemeente ambtenaar, die behalve met zijn gewone werkzaamheden ook met de zorg van het mu seum is belast. Hij vindt het wel interessant, ja boeiend, maar voor archievenstudie is helemaal geen tijd... aan de openbaarheid prijs ge ven, mits men de moeite doet de ontelbare drukwerken en geschriften te onderzoeken en te raadplegen. Maar zoals reeds opgemerkt, al is er lang zamerhand een macht van his torisch materiaal bijeenge bracht, de mensen, die het zouden moeten bestuderen en verwerken, ontbreken. ,,Ik kom nog niet eens klaar met de praktische orde ning van al die papieren", ver zuchtte tegen ons een overigens ijverig genoeg ambtenaar van Barnevelds raadhuis. „Hoe zal ik dan....? 00000000000* 90000*0000000000000000000000000000000^000000000000000000000000000000000000 VAN SIDI BARRANI TOT EL ALAMEIN Drift Wanneer men in drift, zon der moorddadige opzet, iemand had gedood en men wist uit de Veluwe te ontkomen, dan mocht men na zes jaar te rug komen. Wie door een nood lottig ongeluk iemand doodde, moest zich voor een jaar en één dag van de Veluwe verwij deren. Het gebeurde nogal eens, dat iemand in drift werd gedood. Op Vastenavond bijvoorbeeld, of bij de Paasvuren. In zo'n geval trachtten de vrienden van de verslagene de dood slager te vangen om hem aan het gericht over te geven. On der het mom echter hem te zoeken drongen die vrienden dikwijls zijn huis binnen en sloegen alles kort en klein. Als de zitting eenmaal was geopend, kon iedereen, die wat te klagen had, met zijn klacht voor de dag komen. Hij bracht dan een getuige mee. Zo had een „huisman", terwijl hij rustig in de herberg „bij den biere" zat, van een ruwe gast een tinnen bierkan tegen Tripolis viel op 12 januari 1943, en vier dagen daarna, in stro mende regen, volgde het laatste gevecht van de woestijnoorlog. Bij Zoeara stuitte de 7e Armoured Divi sion op de achterhoede van de (Duitse) 90ste Lichte Di visie. Vier dagen werd om deze plaats gevochten, toen zette de 90ste, die in haar laatste gevecht met evenveel élan streed als in haar eerste, de sombere aftocht voort. Op 4 februari bezochten Chur chill en generaal Alan Brooke Tripolis en organiseerde Montgomery een spectaculai re overwinningsparade. Op 12 februari, de tweede ver jaardag van Rommels aan komst in Afrika, trokken de laatste resten van Panzer- armee Afrika zich over de Tunesische grens terug. De woestijnoorlog was afgelopen. Correlli Bamett eindigt met de ze sobere zinnen zijn belangwek kend boek. The Desert Generals, dat thans onder de titel ,.De oor log in de woestijn 19401943", bij Hollandia N.V., Baarn, in Neder landse vertaling is verschenen. Dat het werk van deze Britse militaire historicus nu ook toegan kelijk is geworden voor vele Ne derlanders is toe te juichen, want de oorlog in de woestijn", een van de belangrijkste episoden uit ie jongste wereldbrand, heeft in ie zwarte jaren van de bezetting jok ons, Nederlanders, in span- ung gehouden. Zeer terecht jchrijft luitenant-generaal b.d. J. J. C. P. Wilson in zijn Inleiding: Wat hebben wij in bezet Ne- ierland in die dagen niet ,,ge- eefd" op de Britse successen. On- lanks alle sombere berichten uit loego-Slavië, Griekenland, Rus and, en het Verre Oosten klamp ten wij ons vast aan de acties van ie Britse woestijngeneraals, ook ïls deze enorme tegenslagen on dervonden en zelfs toen de Duit iers met hun bondgenoten zowel /lak voor de Nijldelta, als in Rus and voor Stalingrad stonden en Ie hakenkruisvlag op de Elbroes- >op in de Kaukasus wapperde". Heldendrama Tripolis viel op 12 januari 1943 n het was het slot van de cam- agne 'in de woestijn. Wat was nu deze campagne? iarnett zegt er van: ..Historisch beschouwd de laat- te daad van het Britse Imperium ils grote, zelfstandige en verenig- le mogendheid. De ironie wil, dat leze strijd de zelfmoord van het »ude Europa belicht: vandaag de iag immers zijn het Duitsers noch talianeh noch Britten, die het Midden-Oosten beheersen, waar zij toch zo verbitterd om hebben gevochten. Verder toont de cam pagne in de woenstijn ons duide lijk de 20-ste eeuwse karakters en bekwaamheden van Duitsland en Groot-Brittannië. en vaagt zij eerder gevormde voorstellingen daarvan weg. Ook geven denkwij zen. organisatie- en strijdmetho- den der tegenstanders reeds een aanwijzing voor hun industriële en pagne in de woestijn van 1940 1943 tot de grote heldendrama's uit de geschiedenis. Zij laat ons zien hoe in een barre woestenij mannen van tien naties elkaar bekampen temidden van het me chanisch tumult van een vorm van oorlog zoals de wereld nog niet had gezien en waarschijn lijk ook nimmer meer zal aan schouwen". Zes Drie generaals en drie veld- maarschalken zijn bij de oorlog in de woestijn betrokken geweest Van Britse zijde de generaals Sir Richard O'Connor, Sir Alan Cun ningham. Sir Neil Ritchie en de veldmaarschalken Sir Claude J. E. Auchinleck en de wereldbeken de burggraaf Montgomery van Alamein. Zij vonden tegenover zich veldmaarschalk Rommel, de man, die bij de beslissende operaties van de pantserstrijdkrachten in Frankrijk een bijzondere en be langrijke en succesvolle rol had gespeeld. Drie generaals en drie veld maarschalken, die van 19401943 de ogen van de wereld op zich gericht hebben gehad. O'Connor was de eerste. Hij voerde het be vel over de Britse troepen in het Zuidelijk district van Palestina, toen hij opdracht kreeg naar Mer- sa Matroeh te gaan, het spoorweg- eindpunt in de Westelijke woestijn en het bevel over de strijdkrach ten in dat gebied op zich te ne men met als taak Egypte tegen een eventuele Italiaanse aanval te beschermen. Frankrijk was toen al gevallen en de Italiaanse troepen in Libië kwamen in be weging. met het Afrika-corps in de woes tijn. O'Connor heeft helaas niet de kans gekregen zich met hem te meten. Toen Rommel zijn opera ties begon en O'Connor op weg ging naar een onderdeel voor be sprekingen werd hij gevangen ge nomen. De rest van de oorlog bracht hij in krijgsgevangenschap door. Op dat ogenblik wist de Westelijke wereld nog niet, dat zij de grootste woestijngeneraal had verloren. Het werd dus niet O'Connor, die de Duitsers en de Italianen verdreef. Het werd ook niet Cun ningham noch Ritchie of Auchin leck, het zou Montgomery wor den. Tripolis viel eerst op 12 januari 1943. „Het grote doel, dat O'Connor zo gemakkelijk had kunnen bereiken, het doel ter be reiking waarvan Wavell en Au chinleck een grote basis hadden opgebouwd uit zand en de rotsen van Egypte, het doel, waarvoor Cunningham en Ritchie zo dap per hadden gevochten, dat doel was nu door Montgomery be reikt". Eerlijk Doch bovenal behoort de cam- O'Connor was een groot gene raal. „Zijn opmerkelijke overwin ningen brachten zijn landgeno ten in extase en verbluften zijn vijanden. Toch hebben deze suc cessen niet hem, doch anderen roem gebracht. Want de campag ne, die Mussolini een leger van tweehonderdduizend man en een reusachtig gebied kostte en dit nog geen half jaar na zijn oorlogsverklaring staat be kend als „Wavells offensief". Zelfs in die vermomming wordt haar glans nu verduisterd door de latere overwinningen in de Tweede wereldoorlog, ofschoon geen daarvan eenzelfde genie openbaarde. O'Connor verdient dan ook met meer eer te wor den herdacht". Vergeten Helaas O'Connor is vergeten. Maar hij is de man geweest, die in februari 1941 Tripolls had kun nen veroveren en de oorlog in de woestijn twee jaar had kunnen be korten, indien Churchill niet Grie kenland de voorkeur boven Tripo lis had gegeven. Door deze besl. sing werd de campagne in Noord- Afrika „een compagne, die alle landstrijdkrachten van het Britse Gemenebest opeiste en het Verre Oosten nagenoeg onverdedigd liet tegen de Japanners". Churchill, zo argumenteert Bar- nett, is er de schuld van dat de glorieuze veldtocht van O'Connor ten dode was opgeschreven. Op 12 februari 1941 arriveerde Rommel De oorlog in de woestijn 1940 1943, is een eerlijk boek. Bamett heeft er naar gestreefd de waar heid over de worsteling in Noord- Afrika te weten te komen. En daardoor is hij in zijn beschrijving worsteling van de wil dividu met de omstandigheden. Het onderwerp is het menselijk karakter. Als in de geconcentreer de handeling van een treurspel tonen de hoofdfiguren uit de cam pagne in de woestijn de meest uit» eenlonende kwaliteiten: zielenadel, id egoïsme, grootheid en beschrijft ze zoals ze zijn. Mont gomery komt er, in zijn mense lijke eigenschappen, niet al te best bij hem af. En hij vertelt boeiend van de krachtsinspanningen van de solda ten in de wisselende strijd. Dui zenden kilometers hadden zij af te leggen voordat de vlag der over winning kon worden geplant. Dui zenden kilometers onder de bran dende zon en in regen en onder hevige zandverstuivende winden. Z:j gingen langs plaatsen, die geschiedenis maakten: El Ala mein, Sidi Barrani,. Bardia, To- broek, Benghasi, Buerat. Tripolis gomery ook zijn laatste boodschap de strijd om Egypte begonnen, heeft het Achtste Leger Tripolis vero verd Door een bekwaam uitgevoerde tactiek van terug trekken is de vijand ons ont snapt De nederlaag van de vijand in de slag bij El Alamein, de achtervolging van zijn ver slagen leger en de uiteindelijke verovering van Tripolis op een afstand van ongeveer tweedui zendvijfhonderd kilometer van El Alamein, dit alles is bereikt in drie maanden tijds. Deze pres tatie vindt waarschijnlijk in de geschiedenis haar weerga niet". „Maar", zo schrijft Barnett, „voor de soldaten betekende Tripolis geen lauwerkrans, doch enkel cafés, boulevards, bomen en tuinen. Zij interes seerden zich meer voor het bier, dan voor wat het nage slacht zou zeggen." Gevangen paradijsvogel, gezien in Blijd orp Dit is de naglans van het paradijs. Een vogel waar ik telkens naar moet kijken De schittering die Gij hem liet hereiken verstikt mijn stem en maakt het oogvlies grijs. Want in hem, God, ontdek ik het bewijs van eigen schuld, niet verder kunnen reiken dan huis of werk, hoewel wij op U lijken, naar U gemaakt, bestemd voor 't paradijs. Hij wacht gespannen in zijn ijz'ren hok. Zijn vrij domein is tot een kooi geslonken twee slagen vlucht van traliewerk tot stok Zoals ons lied breed uitbreekt tot Uw lof, zo blijft zijn stem aan de triumf geklonken. Morgen zie ik zijn cirkels door Uw Hof!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1961 | | pagina 13