De burgemeester ffi m O Het geheim van de „Ouwe Molen" ZATERDAG 27 MEI 1961 KORT VERHAAL - KORT VERHAAL - KORT VERHAAL - KORT VERH ZONDAGSBLAD VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGD - VOOR DE JE EN toen ineens was het stU. Toen de ouwe Jan van Dam bijge naamd de Snor (en u mag raden waarom) plotseling met zijn vuist hard op tafel sloeg en met zijn stentorstem boven het rumoer uit riep: „Jullie zijn allemaal lafaards, een stelletje sufferds, dat zich laat ringel oren door een melkmuil van een jongen al is-t-ie dan ook de burgemeester. We kunnen er lang over praten en we kun nen er kort over praten, maar er is een ding hard nodig: we moeten die steedse meneer eens precies zeggen waar het op staat, en als jullie dat niet doen, zal ik de man zijn, die de kat de bel aan bind. Want nou is mijn geduld voorbij". Toen hij dat had gezegd keek Jan van Dam de kring rond. Maar als hij de hoop had gehad, dat hij bijval zou krijgen, had hij misgerekend. Niemand zei een woord De kleine Piet van de Arendshoeve, die an ders heus wel zijn mondje wist te roeren, zat diep in elkaar gedoken en meed de blik van de ouwe Jan van Dam. En Chris van Peurten, de veehandelaar, die ook niet verlegen was. schudde alleen maar het hoofd. Bertus van Lier, de melkrijder, deed er ook al het zwijgen aan toe. evenals Ger- rit van der Hamme. die tot dusver het hoogste woord had gevoerd. Welja, baste ouwe Jan van Dam nadat hij een paar mi nuten de stilzwijgende kring had rondgeke ken, welja, daar hebben de heren natuur lijk niet van terug. Als het op daden aan komt geven ze niet thuis. Nee, lekkertjes klessen, dat kunnen de heren, maar een ■aak aanpakken dat durven ze niet. Jan, luister nou eens, begon Chris van Peurten. Je weet, er is een goed Hollands spreekwoord en dat heet: Met grote heren ls het slecht kersen eten. Juist, riep Gerrit van der Hamme, dat is het. We moeten oppassen, anders gaan Wat ze „anders zouden gaan" kon hij niet vertellen, want hij werd ruw in de rede ge vallen door Jan van Dam. die. met een hoogrode kleur, op het paarse af. schreeuw de! Wat hoge heren, hoge heren bestaan voor mij niet. het recht zal zijn loop moe ten hebben, ik ga naar die melkmuil toe. en zei hij meesmuilend: jullie gaan met me mee. Met i'n allen gaan we 'm mores le- kort daarna vertelde hij zo tussen neus en lippen, dat hij het plan had een paar stukken grond te kopen om daarop een groot dorpshuis te laten bouwen. DIE mededeling deed terstond de deur dicht. Ouwe Jan van Dam riep zijn vrienden bij elkaar om de ernst van de toestand te bespreken. En daar zaten ze dan die morgen in het dorpscafé. Krijn de Wilde, die de zaak dreef, was ook aan het tafeltje komen zitten en vertelde het laatste nieuwtje. De burgemeester had hem aangeraden zijn zaak te moderniseren en hem tevens in overweging gegeven op de zolder een paar kamertjes te laten tim meren, zodat vreemdelingen, die dat wil den, in het dorp konden overnachten. Ouwe Jan van Dam liet een diep gegrom horen. Stel je voor een hotel in hun dorp. Vreemdelingen in hun samenleving. Men sen in overhemden zonder mouwen, flane rend over de dorpsstraat. Nooit, brulde ouwe Jan van Dam. En toen kwamen de tongen los. Er moest iets gebeuren. Er moest een brief worden geschreven naar de commissaris van de Koningin, desnoods naar de Konin gin zelf. Ze moesten de burgemeester bot weg boycotten. Net doen of hij niet be stond. Hem niet meer groeten. Hem wegkijken, gewoon wegkijken, tot hij zelf wel begreep dat hij zich onmogelijk had gemaakt, en zijn ontslag nam. Maar ook de andere zijde van de medail le werd besproken. Vooral kleine Piet van de Arendshoeve, die zei, dat hij bang was. dat de burgemeester met al zijn machtige vriendjes in Den Haag wel eens tot tegen maatregelen zou kunnen overgaan. En door Gerrit van der Hamme, die nota bene durfde te vragen of het niet beter zou zijn de burgemeester een heel klein beetje z'n zin te geven om hem niet ineens te hard voor het hoofd te stoten. Die laatste opmerking maakte ouwe Jan van Dam wild van razernij. En het was toen, dat hij met de vuist op tafel sloeg. Door Hans van Haellen die z i allen i ■Lr den gaan leren, zat op dat ogenblik achter zijn bureau op het pittoreske raad huis en bestudeerde ijverig de kaart van de gemeente, waarin hij nog niet zo lang geleden als eerste burger was aangesteld Jhr. mr. Dieder ik van Overlone was nog jong. Nog geen -zevenentwintig jaar was hij. Toen hij naar de vacature van burge meester van het dorp solliciteerde, hadden rijn vrienden met de wijsvinger tegen het voorhoofd getikt en smalend gezegd: Die derik, waar heb je zin in. Burgemeester van een dorp, dat van geen enkele betekenis is. Ga liever in de advocatuur, daarin valt meer te verdienen. Man. man, we dachten, dat je hogere idealen had. Maar jhr. mr. Diederik had slechts ge glimlacht om al die opmerkingen. Voordat hij zijn sollicitatiebrief in zee stuurde had hij poolshoogte genomen in wat hij al bij voorbaat zijn toekomstige gemeente noem de, en ontdekt, dat er tal van mogelijkhe den waren om van het dorp iets te maken. En nauwelijks had hij zijn benoeming in rijn zak, of hij begon al plannen te ont werpen. En op de dag van zijn installatie, waarop hij in een open landauer getrokken door vier witte schimmels in zijn gemeen te werd ingehaald, maakte hij die plannen in grote trekken bekend. Maar kijk, dat had hij nu net niet moe ten doen. Want daar was men niet in het minst van gediend. Met de vorige burge meester was er altijd eerst overleg ge weest voordat er in het openbaar een ver andering in de gemeente werd aangekon digd. Neem nou kleine Piet van de Arends hoeve. Die had het op een dag in zijn hoofd gezet een nieuwe boerderij te bouwen. Maar voordat de burgemeester, en met hem de raad, daaraan goedkeuring had verleend, was er wel degelijk met ieder een over gesproken. De ouwe Jan van Dam had toen nog al bezwaren geopperd en die had de burgemeester echt niet zo maar naast zich durven neerleggen. En wat dacht die blaaskaak uit de gro te stad nou eigenlijk! Dat hij op z'n een tje kon doen en laten wat hij wilde1 Onder leiding van Jan van Dam hadden de boeren eerst een afwachtende houding aangenomen. Ze hadden tegen elkaar ge zegd: La-maar. een hardloper is een dood- loper. en. wie het onderste uit de kan wil hebben krijgt het deksel op z'n neus. De eerste maanden hadden ze niets an ders gedaan dan geluisterd als de burge meester in de raad of op een vergadering van de boerenbond of zo maar in een ge sprek met hen op het land zijn ideeën had ontvouwd. Ze hadden alleen maar ja ge knikt en gezegd zo-zo. Maar ze hadden er angstvallig voor gewaakt hun mening te zeggen. Nee hoor. asjeblieft geen mening, zonder dat. om maar een voorbeeld te noe men. ouwe Jan van Dam, Gerrit van der Hamme en Bertus van Lier er in waren De eerste maanden onder het gezag van de nieuwe burgemeester, verliepen rustig, zij het ook. dat er af en toe in een kamer of in een dorpscafé stiekeme speldeprikken over zijn beleid werden gegeven. Nee. die eerste maanden was er feitelijk niets aan de hand. Werkelijk opstandig werden de boeren, toen de burgemeester in een raads vergadering de treurige moed had mee te delen, dat hij een architect had uitgenodigd eens naar het dorp te komen om te bekij ken of er niets viel te moderniseren. En JHR. mr. Diederik bestudeerde de kaart van zijn gemeente met gefronste wenk brauwen. Het ging toch niet zo gemakkelijk als hij zich had gedacht. Hij trok op de kaart een cirkel. Hier, zei hij half binnens monds. laat ik een parkeerterrein maken. Daar moeten alle auto's worden gepar keerd, want het blijft verboden met een auto in de kom van de gemeente te ko men Links van de cirkel plaatste hij een kruisje. En hier, zei hij tot zichzelf, komt het dorpshuis. Een gebouw, waarin de boe ren en hun vrouwen 's avonds kunnen ver toeven om met elkaar gezellig te praten. Ik moet dus. dacht jhr. mr. Diederik ver der, van kleine Piet van de Arendshoeve wat grond zien te kopen. Die moet hij maar afstaan en dat kan best. want die grond is niet zo goed en kan hij wel missen En verder moet ik met. ouwe Jan van Dam eens praten over het stichten van een fonds, dat ik wil oprichten om de kleinere boe ren te helpen als ze door misoogst of door het doodgaan van hun vee in moeilijkhe den komen. Ik geloof, dat die ouwe Jan van Dam er warmpjes voor zit en zonder dat het hem hindert een duizendje of wat voor dat doel kan afstaan. Jhr. mr. Diederik knikte goedkeurend. Ja, dacht hij vergenoegd, dat zal ik doen. Na tuurlijk zullen er wel bezwaren rijzen, maar die moet ik dan maar zien weg te werken. Ik denk, dat TOEN hij zo ver met z'n gedachten was. werd er op de deur van zijn kamer geklopt en diende de bode vier bezoekers Vier bezoekers? vroeg jhr. mr. Diederik verbaasd. Wie zijn dat dan wel? Nog voor de bode hem dat had kunnen vertellen, werd hij door ouwe Jan van Dam opzij geduwd. Ah-ha' riep jhr. mr. Diederik verheugd uit. Kijk aan, de heer Van Dam! En wie heeft u nog bij u? Even zien oh. dat zijn de heren Van der Hamme. Van Lier en de bewoner van de Arendshoeve Wel heren, treedt binnen, ga zitten en neem een sigaartje. Burgemeester, begon ouwe Jan van Dam. terwijl hij de stoel, die hem werd aange boden. straal negeerde burgemeester, ik geloof, dat het tijd is Ah-ha, lachte jhr. mr. Diederik ik be grijp u. U-wilt zeggen, dat het tijd is voor een drankje. Natuurlijk heren, neem me niet kwalijk, dat ik daaraan niet heb ge dacht. Wat zal het zijn: een sherry, een port, of gewoon een en de burgemees ter bracht een vinger een paar maal op Ouwe Jan van Dam schraapte zich de keel. Burgemeester, begon hij opnieuw, we kunnen het niet nemen Maar wel zeker, viel jhr mr. Diederik hem in de rede. Natuurlijk kunt u dat ne men. Als ik, als hoofd van de gemeente u dat aanbied, is er niemand, die daarvan iets kan zeggen. Burgemeester, burgemeester, begon ou we Jan van Dam voor de derde maal we wilden u komen vertellen Dat u allen met m'n plannen accoord gaat, vulde jhr. mr. Diederik aan. En dat vind ik geweldig. Maar heren, gaat toch zit ten, asjeblieft. Blijf niet staan. Wacht ik zal de drankjes laten halen. Correspondentie betreffende deze rubriek aan de heer W. Jurg, Vrederustlaan 176 Den Haag. Nieuwe opgaven samenstelde. Zijn eerste probleem publlceerder wij nl. op mei 1950. V d Boogaard heeft ir dit opzicht slechts weinig minder dienstjaren debuteerde toren gemakkelijk zullei betwijfelen No. «28 Ir. J. Vlei No. 629 J. v. d. Boogaard. Rottei m m m m s 3 m w 6 m s» c 3 m 0 Ouwe Jan van Dam viel amechtig in een zware, leren crapeau. Kleine Piet van de Arendshoeve en Gerrit van der Hamme namen in de andere crapeaus plaats. Voor Bertus van Lier was er geen stoel. Neem de mijne, bood jhr. mr. Diederik joviaal aan, en Bertus van Lier liet zich dat geen tweede maal zeggen. Breed-uit ging hij achter jhr. mr. Diederiks schrijfbureau zit ten. Kleine Piet en Gerrit en Bertus keken een tikkeltje nieuwsgierig naar ouwe Jan van Dam. Ze zagen, dat het hem niet zin- de. Nors staarde hij naar een portret aan Het scheen dat ouwe Jan van Dam de si gaar zou weigeren, maar op het laatste ogenblik, vermoedelijk toen hij had gezien, dat het beste sigaren waren, stak hij toch z'n hand in het kistje. Driftig beet hij het puntje van de sigaar en barstte toen voor de vierde maal los. Burgemeester, zei hij echt kwaad, nou is het genoeg, we Best. antwoordde jhr. mr. Diederik be rustend, dan geen zoutjes. Als u dat zo voldoende vindt heb ik er me bij neer te leggen. ZWIJGEND namen ze hun eerste teugje. Jhr. mr. Diederik begreep, dat hij de leiding van het gesprek in handen moest houden. Kijk. heren, begon hij. Ik ben daarom blij. dat u er bent. omdat ik geloof, dat u het beste zal begrijpen wat ik wil. U bent mensen met een ruime blik Hm, knorde ouwe Jan van Dam. en u kijkt niet alleen naar uw eigen belang, maar vooral naar dat van de ge meente. Neem nou bijv. ons dorpscafé. U heeft er zelf natuurlijk al lang over nage dacht hoe dat het beste vernieuwd i ge zag dat beter kan doen. U heeft meer over wicht op hem, dan ik vermoedelijk. Hm. knorde ouwe Jan van Dam weer. De anderen knikten bevestigend. Ja. vervolgde jhr. mr. Diederik. en dan is er nog wat. Ik zou zo graag een fonds willen oprichten voor noodlijdende kleine boeren. Maar daarvoor moet ik een be ginkapitaal hebben, en daarmee zit ik nou echt. wat je noemt, met de handen in het haar, want wie van ons is rijk genoeg om dat beginkapitaal te storten. Ik begrijp vol komen. dat de heren ook niet kapitaal krachtig zijn, en Ouwe Jan van Dam sprong overeind. O ja1 teemde hij langzaam. O ja? Dacht u dat. Laat ik de burgemeester dan vertel len, dat ik. als het moet, dat hele fonds wel kan volstorten, en Dat is dan afgesproken, riep jhr. mr. Die derik verheugd uit. Volstoppen is niet no dig. Maar ik hoor wel, dat ik op een paar duizendjes van u mag rekenen. Hm, knorde ouwe Jan van Dam. Eh. a propos, interrumpeerde de burge meester zichzelf, u heeft daar beste grond liggen, m'n waarde eigenaar van de A- rendshoeve. Vette, dure grond, als ik het goed kan bekijken. Dat valt tegen, dat valt hard tegen, me neer de burgemeester, zei kleine Piet ver schrikt. Die grond is niets waard. Totaal niets waard. Ik heb er meer last dan ple- Juist. peinsde de burgemeester, juist. Goed. dan koop ik die grond van u. Ik wil niet, dat u met slechte grond in uw maag zit. De gemeente moet er wat voor over hebben om zijn bewoners te helpen. Dit punt is dan afgehandeld. Hm, knorde ouwe Jan van Dam weer. O ja. zei jhr. mr. Diederik, alsof hem plotseling iets te binnen schoot, o ja, dat nog. Ik wilde zo graag Ouwe Jan van Dam hees zich moeizaam uit zijn crapeau omhoog. Burgemeester, zei hij. ik geloof, dat het tijd wordt, dat we naar huis gaan. We hebben u allang ge noeg opgehouden. Hij gaf een teken aan de anderen. Ook kleine Piet en Gerrit en Bertus maakten aanstalten de kamer te verlaten. Jhr. mr. Diederik gaf hen een hand. Har telijk bedankt, heren, zei hij, hartelijk dank voor uw toezeggingen en uw hulp. Hij liet hen zelf uit. EEN gladde jongen, die burgemeester, zuchtte kleine Piet van de Arendshoe ve toen ze zich gevieren op weg begaven naar Krijn de Wilde om nog even wat na te praten. Een gladde jongen, wat ik je zeg. Bertus van Lier grinnikte. Ik ben er nog goed afgekomen, zei hij. En ik ook, lachte Gerrit van der Hamme. Ouwe Jan van Dam kreunde. Een paar duizendjes, hoorden ze hem mompelen. MURR, DE KATER EN ZIJN VRIENDEN 31. „Kom mee", zegt de kaperkapitein opgewonden tot zijn metgezel, „daar gaan ze met de schat. We zullen gelijk ook deze kist met ons meenemen, want daar zal ook wel iets kostbaars inzit ten." Leo, het plagerige leeuwtje blijft met zijn katapult op het tweetal schie ten. Maar een paar honderd meter ver derop zwoegen Egel, Murr, Zwijntje en Benjamin met de andere kist. „Halt", roept Murr, „we moeten dekking zoe ken, want kapitein Neushoorn zit ons op de hielen." 32. Ze lopen een tuintje in en zien een andere kist staan. „Jongens, ik weet wat, laten we die kist op de weg zet ten, dan denkt Neushoorn, dat dit de schat is." Snel gooien ze er wat stenen in, om de kist zwaarder te maken en Benjamin Konijn schildert ef intussen ook nog even tien miljoen op. „Dan denkt de kapitein, dat hij plotseling ont zaglijk rijk is geworden", grinnikt Ben jamin voldaan. (Vervolg) Werden de resten van de afgebrande molen in het begin nog door vele nieuws gierigen bezocht, langza merhand verminderde dit om tenslotte geheel op te houden. De verhalen over geheime onderaardse gan gen bleven echter nog lange tijd het gesprek van de 3ag. Nu lag de ruïne van 3e molen volkomen verla ten en vergeten ongeveer vijf minuten gaans van de rivier landinwaarts. De plek werd practisch door geen sterveling meer be zocht. Zelfs de jongens, die altijd ter hoogte van de „Ouwe Molen" in de rivier zwommen, kwamen spora disch bij de ruïne, want ze waren het er allemaal over eens dat er niets viel te zien of te beleven. Wel zei den ze altijd dat, als ze in de rivier gingen zwemmen, ze bij de „Ouwe Molen" gingen. Dit was alles wat er was overgebleven van de glorie van de molen 't Slot en de geheime onder aardse gangen van het kas teel. DOOR A VAN VLAARDINGEN Toen Dick bij de rivier aankwam, verwonderde hij zich erover, daar geen der andère jongens aan te tref fen. Ze zouden toch van middag hier zijn, hadden ze gezegd. Of zouden ze al naar huis zijn? Misschien hadden ze ook, net als hij, eerst hun huiswerk ge maakt of waren ze er nog mee bezig en kwamen ze straks Nadat Dick een poosje heerlijk had rondge- ploeterd, kroop hij op de kant en begon zich af te drogen. Hè. kwamen de jongens i maar, dan kon- m het hardst of als Rinus zijn bal meebracht een beetje gooien in het water. Alleen zwemmen was niet zo leuk. Als hij het vooruit had ge weten, dat de anderen er hij langs hun huis gefietst. Na zich te hebben afgedroogd, ging Dick wat in de zon liggen soezen. Daar kreeg hij echter ook gauw genoeg van. Langzaam begon hij zich aan te kleden. Toeval lig keek hij in de richting van de „Ouwe Molen". In eens kreeg hij het Idee daar eens een kijkje te gaan nemen. Hij zou zijn fiets hier laten liggen. Kwamen de jongens, dan wisten ze in ieder geval dat hij in de buurt was en zou den ze hem wel roepen. Dick liep de dijk af en sloeg een smal pad in. Het was nauwelijks een pad te noemen, want het was bij na geheel begroeid met gras en onkruid, een be wijs dat het pad zelden werd gebruikt. Aan weers zijden ervan groeide dicht struikgewas. Na enkele mi nuten bereikte Dick de res ten van de molen. Hij neus- ONZE BRIEVENBUS Hoe gaat het met jullie? Hebben jullie een prettige Pinkstervakantie gehad? Genoten van het mooie weer? Tante Jos is er weer hoor en ik kan jullie brieven weer beantwoorden. Hartelijk dank voor de kaarten die ik van jullie toegestuurd kreeg. Wc beantwoorden deze week alleen de brieven met de letters S t/m Z. De andere brieven worden op de normale manier beantwoord. Ik hoop natuurlek dat röirö jullie deze week weer héél goed je best doen met brieven schrijven. We gaan straks eerst de brieven beantwoorden die de vorige keer zjjn blijven liggen. De oplossing van de vorige puzzel is: niet op het gras lopen. De hoofdprijs krijgt Joke Wiegers. De troostprijzen gaan naar Leuni v. d. Schee, Magda Smooker en Jannie v. d. Spek. Lang zullen ze leven Marijke Bontenbal. Garrie Boonstra. Laura Bijl, Willy Delleman, Ans van Eldercn. Anja v. d. Hil, Adriaan van Houwelingen, Annie Koppert, Plonie Mastenbroek. Cor Nobel. Connie Poortvliet, Marjo Scholts, Marjo Schrave- sande, Sjanie van Tilborg, Alie Vermeer, Rietje Vos, Ria van Vuuren, Bernard v. Wouwe en Kees Zeedijk, allemaal hartelijk gefeliciteerd van de nichten en neven. We gaan nu de brie\ Grappig dat jij knabbeltji de wat rond. maar zag niets dat hem enig belang inboezemde. Plotseling werd echter zijn aandacht getrokken door het bewe gen van het hoge gras, dat rondom de molen welig tier de. De beweging zette zich in zijn richting voort. Plot seling hield het op en Dick zag twee lange oren boven het gras uitkomen. Een haas. dacht Dick. Hij stond doodstil en keek geboeid naar het dier, dat het ter rein verkende alvorens ver der te gaan. Dick schuifel de met een van zijn voeten en in een paar sprongen was de haas verdwenen. (wordt vervolgd) EVENTJES PRET EEN LUIAARD „Waarom staat er een wekker bij de divan?" Ja, weet u, mijn man tafel zijn dutje; avonds gewek.l bed tel DE SOM Onderwijzer: „Als 15 man een veld ploegden in 5 hoe lang hebben dan man nodig om hetzelfde veld te ploegen?" Leerling: „Dat kunnen Onderwij zi „Waarom Zwart: 1.-4 6. 7. 9. 13. 18. 19 23 28 29. 35 36. Wit: 12. 15. 16. 20, 21. 27. 30. 31, 32. 37. 38, 43, 49. strijd. Oplossingen in te zenden binnen ken. Oplossingen 620 (J. v. d. Boogaard) Zwart 7 10. 14. 20. 21. 22. 27 35 36 Wit: 16. 18. 19. 23. 32. 38. 40. 43. 44. 47. Opl 18—22. 43—39. 47—41. 39—34. 49—43. 50—45. 11—7. 7—2. 2x16 Wit: 12. 18. 21. 23. 25 27. 28. 37. 38. 45. 48. 50. Opl:. 27-22. 22x31. Horizontaal: 1. bijl, 3. bloedgever, 7. groente. 10. slede, 11. hoogste punt. 12. schel. 14. bekende afkorting. 15. merkteken in maten voor vloeistoffen, 18. gem. in Utrecht. 20. zot, 21. godin van de dageraad, 23 oude benaming voor liter. 24 gem in N. Brab., 25. muiter, 27. zelfkant. 29. een lastig werk, 31. korf. 33. gebod. 34 lidwoord. 35. van onderen (afk.), 36. muzieknoot. 37. kledingstuk, 39. kan men op zitten, 41. ik (Lat.), 43. hijswerktuig, 45. boomloot 47. vlaktemaat. 49. bedektbloeiende plant, 50. jon gensnaam, 51. stad in N. Brab., 53. specerij, 55. en omstreken iafk.). 56. ieder, 58. grap. 59. muzieknoot, 60. boom, 61. adellijke titel, 62. gravure. Verticaal: 1. bekend dier, 2. graanafval (Z.N.), 3. woedend, 4 voorzetsel, 5. rivier in Siberië, 6. opstootje, 8. bijrivier van de Aller. 9. vaartuig, 11 voorzetsel, 13. afval van vlas, 16. eter, 17. zeehond, 19. huis. 21. achting, 22. zoon van Noach, 24. luidruch tig feest, 25. riviertje op de grens van Dr. en Over. 26. stad in Frankrijk ten N. van Anjou, 28. beleefdheidsbetuiging, 30. lied, 32. zuster. 37. ploegsnede. 38. mak, 39. vruchtje, 40. soort vink, 42. reukhoutboom o.a. op Borneo. 44. heks, 46. ijverig, 48. gem. in Gelderl., 50. rivier in Nederl., 51. slaapt men op, 52. wier soort, 53. versteld, 54. reeks, 57. vreemde munt (afk.), 58. foei. 8. sta, 9. es. 11. lint. 13. teek, 14 wik. 16 ge. 18. mare, 21. nog, 22. Leon. 23 eens. 24 na. 25 ons. 27. kram. 29 Pool, 30. lis. 32. nors. 33. Amor. 35 kip. 38. Aken. 39. s.o.s.. 41 al, 42. kievit. 44 mens, 46 leis. 47 van. 49 kade, 50. n.d., 52. hap, 54 pal. 56. ami. 57. ma, 58. as. OPLOSSING VAN DE VORIGE PUZZEL Horizontaal: 1. A.K., 3. leng. Osei. 10. del. 12- kartets. 15. enig. 17. toe. 18 mi, 19. Ane. 20. ten. 22. lak. 23. ert. 24. no. 26 koker. 28 ei. 29 pand. 31. groen. 33. Ao. 34. sik. 36. An, 37. Samos. 40 Siam, 42. kr, 43. kolom. 45 pl, 46. lis. 47. sck. 50 51. An. 53 diva. 57. Maasdam, 61. Haps. 62 Elis. 63. Ti. Verticaal: 1 adé. 2. kenari, E.K., 5. Nat. 6. grot, 7. o.e-, 59. i INZENDINGEN Inzendingen worden vóór don derdag a s. op ons bureau ver wacht. Oplossingen mogen uit sluitend op een briefkaart wor den geschreven. In de linker bovenhoek vermelden „Puzzel- oplossing". Er zijn drie prijzen •en van 6.— en twee van 2,50. Een varken fietste met de vakantie ergens in de pro vincie Gelderland en daar kwam hij de vreemde weg wijzer tegen, die jullie op het plaatje lettergrepen wa ren helemaal door elkaar geraakt en het varken ver dwaalde. Kunnen jullie misschien wel zien, wat er op de wegwijzer staat? Oplossingen inzenden voor dinsdag 30 mei a.s.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1961 | | pagina 18