DE GLIMLACH VAN NETHANJA WJl Het geheim van de „Ouwe Molen" PUZZEL VAN DE WEEN PIETJE KORT VERHAAL - KORT VERHAAL - KORT VERHAAL - KORT VERH ZATERDAG 20 MEI 1961 ZONDAGSBLAD VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGD - VOOR DE JE IJOOR toch eens I Een joelende mensenmenigte trok door de straat. De kleine Tirzah keek er naar en rilde. „Hoor toch eens, grootvader. Kijk toch eens." „Ga bij het raam vandaan, kind. Het is daar te gevaarlijk voor ons." „Ja grootvader. Maar moet u nou eens zien. Ze worden geslagen De oude Nethanja rees moeilijk op uit zijn stoel en ging naast het meisje staan. Een ogenblik keken beiden naar de straat beneden hen. Ze zagen een man en een vrouw, die door de menigte werden afgeranseld. „Naar de arena Naar de arena gilde men. Onverwachts liep het meisje bij het raam vandaan. Snikkend liet ze zich op de rustbank vallen. T „Ik wil het niet zien. Ik wil niet...!" ,,Dat hoeft ook niet, kindje." De oude man ging naast haar zitten •n streelde haar over het haar. „Grootvader, waarom doen ze dat met ons?" Nethanja zuchtte. Wat zou hij er niet voor over hebben gehad dit kind een wees een zonnige toekomst te geven. Maar er was toch een zonnige toekomst. Alleen zou zij dat begrijpen? Hij glimlachte even. „De Joden zijn altijd al gehaat ge weest, Tirzah. Nu delen de Christenen hun lot, omdat zij een Jood als hun Heer erkennen. De vijanden zien beter dan wij zelf. Zij weten, dat de Jood en de Christen bij elkaar behoren." Nethanja zuchtte nog eens. Als Jood werd hij door de Christenen gewan trouwd. Als Christen werd hij door ve le Joden gehaat. Als Jood èn als Chris ten werd hij door de Romeinen met de nek aangezien. Waar hoorde hij eigen lijk nog bij? En nu die vervolging Enkele dagen geleden had er in Rome een verschrikkelijke brand gewoed. Het woedende volk wees de keizer aan als de schuldige. Maar de half-krankzinni- ge Nero wist zich schoon te praten en de schuld op de Christenen te gooien. De gevolgen waren ontzettend geweest. De Christenen werden uit hun huizen gesleurd en voor de hongerige leeuwen in de arena geworpen. En dat, terwijl de rookwolken nog boven de stad hin gen... En nog steeds kwam er geen ein de aan de woede van het volk. Hem, Ne thanja, had men tot nog toe met rust gelaten. Hoe lang nog? T")E oude man keek naar het meisje op de bank en hij vouwde zijn han den. „Here," bad hij, „God van Abra ham, Izaak en Jakob, Gij, die Uw Zoon gegeven hebt voor arme zondaren, heb medelijden met dit kind. En heb mede lijden met al Uw kinderen. Maak hen sterk in de beproeving. Laat hen staan de blijven, ook als de leeuwen hun klau wen naar hen uitslaan." Buiten klonk nog het gerumoer, maar nu verder weg. „Naar de arena! Naar de arena!" „Gelukkig", fluisterde Tirzah. „ze trekken door. Ik ben bang, grootva der." Nu zou hij de waarheid voor haar moeten verbergen. Maar dat ging niet meer. Ze had al te veel gezien en ge hoord. Of zou hij haar de andere waar heid moeten vertellen? Zou ze die be grijpen? Had hij al niet te veel moei lijke woorden gesproken? „Onze Heer Jezus was ook bang op de avond voor Zijn dood, Tirzah. Hij wilde ook niet sterven. En Hij hoefde ook niet. En toch deed Hij het. Waarom? Om ons te hel pen in onze bangheid. Om ons te ver lossen van de zonde en de dood." „Maar de Here Jezus is toch wegge gaan van ons, grootvader!" Nethanja gaf niet dadelijk antwoord. Hoe zou hij dat kunnen? De vraag van het kind was de zijne. Hoe dikwijls had hij al niet gebeden: Heer Jezus, maak Uw belofte waar en kom terug. En hij wist, dat anderen hetzelfde gebeden had den. Waar bleef Hij? Waarom kwam Hij niet, nu Zijn volgelingen verscheurd werden? Een nieuwe stroom van mensen baan de zich een weg door de straat. Ze schreeuwden hun kelen hees: „Naar de arena! Naar de arena met zulken!" Het meisje tilde haar hoofd op. „Ze komen weer, grootvader." „Ja kindje, ze komen weer. Je moet maar niet naar dat geschreeuw luiste ren. Ik zal je een verhaal vertellen." „Echt gebeurd?" „Ja alles, wat ik vertel, heb ik zelf meegemaakt." VOU het gevaar deze keer weer hun deur voorbij gaan? „Het is nu ongeveer dertig jaar ge leden, dat ik een grote reis maakte. Ik mag wel zeggen, de reis van mijn le ven. Ik bezocht de stad Jeruzalem. Iedere Jood moet toch minstens een maal in zijn leven de heilige stad ge zien hebben, de stad van David en de stad van Jezus..." Hoor ze toch eens te keer gaan, bui ten. Nee, nu doorvertellen, de aandacht afleiden. Nethanja balde de vuisten, ter wijl hij sprak. „Je begrijpt wel, hoe blij ik was, toen ik eindelijk de stad binnenging. Het was de dag na de Sabbath. We begaven ons onmiddellijk naar de tempel. Ondanks het vroege uur waren daar al massa's gelovigen verzameld. En plotseling ge beurde er iets vreemds. We hoorden al lemaal het geluid van een grote storm wind maar we voelden de storm niet. Verbaasd gingen we naar de plaats, waar het geluid het sterkst geweest was. Daar was een zaal, waaruit op datzelfde ogenblik een aantal mannen naar buiten kwam. Boven hun hoofden brandden kleine vuren, die zich bewo gen en zich verspreidden. En of dit al les nog niet genoeg was, begonnen die mannen te praten in een taal die, alle aanwezigen, uit welk land ze ook kwamen, konden verstaan. Ik was diep onder de indruk. De meeste andere mensen ook. Natuurlijk waren er ook een paar spotters. Die vind je nu een maal overal. Ze zeiden, dat die man nen dronken waren. Om dat te bestrij den klom een der mannen op een ver hoging. De toespraak, die hij hield, heb ik nooit meer vergeten. Ik werd er he lemaal door veranderd. Luister je nog, Tirzah?" „Ja grootvader, ik luister. Maar ik geloof, 'dat de mensen voor onze deur blijven staan. Hoort u ze. brullen, groot vader?" „Ja kindje. Trek je er maar niets van aan. Zal ik doorgaan met mijn ver haal?" „Ja grootvader." „Welnu dan. Die man het was Pe trus zei, dat de wonderlijke dingen, die we hoorden en zagen, de tekenen waren, waarmee de Heilige Geest op aarde kwam. En toen vertelde hij over Jezus, Die aan het kruis gestorven was, maar Die ook opgestaan was uit de do den en Die ons nu Zijn Geest zond. Ik wist me geen raad meer, Tirzah. Ik had al over Jezus' dood gehoord en ik had me er over verheugd. Ik had ge dacht: Goed zo. Zo moet het gaan met valse profeten. Nu kwam de wanhoop in mijn hart. Ik drong naar voren en riep met vele anderen: „Wat zullen wij doen, mannen broeders?" En toen zei Petrus: „Bekeert u en laat u dopen in de naam van de Here Jezus en gij zult 11 X ii 1 1 O* m. s i i a im g jüj J Uit de partij Donncr—Spanjaard (Veencndaal 1961). m «i k- 'is E» K±! i K 1 I 1| Al 1 I BAS X Oplossingen rednerv.Vn0'i:nm e7: 1. Tb3 Kc5. KhL 2. Dh2 2. Ph2. enz.: óf 1 >nlnS cT: 1 Pg4t enz.; df 1. Kf3. 2. Dc2. enz ook de Heilige Geest ontvangen." Nethanja hield op met spreken, want op dit ogenblik werd er hard op de voordeur geslagen. „Doe open!" schreeuwde de menigte. De kleine Tirzah kromp in elkaar en greep Nethanja's hand. „Ze komen, grootvader." De oude man boog zich over haar heen. „Ja, ze komen meisje. En ze zullen nog vaker komen, morgen, volgend jaar of over duizend jaar misschien. Maar ze zullen ons niet klein krijgen, omdat ze de Geest niet klein kunnen krij gen. Luister naar me, ik zal het ver haal afmaken. Ik heb me door Petrus laten dopen. En met mij waren er nog drieduizend mensen, die zich ook lieten doped in de naam van de Here Jezus. En toen gebeurde er iets heerlijks. We voelden nieuwe kracht in ons stromen. Dat was de kracht van de Heilige Geest. Begrijp je me, Tirzah?" NETHANJA keek haar doordringend, smekend bijna, aan. „Begrijp je me? Jezus is naar de he mel gegaan, maar Hij zal terugkomen. Hij heeft ons eohter niet alleen achter gelaten, Hij heeft ons de Heilige Geest gestuurd. Die is er, ook in dit huis. Die is er altijd, al zie je Hem niet. Hij wil in je wonen, je kracht geven. En Hem kunnen ze niet klein krijgen." Tirzah zat nu recht overeind. Haar ogen glinsterden. Nethanja kon niet di rect vaststellen, waardoor die glans werd veroorzaakt. Een geweldig tumult was losgebroken. De deur van het huis bezweek. Het woedende volk bevond zich al in de be nedengang. Sommige liepen naar bo ven. Het was, of het allemaal langs de beide mensen, de oude man en het meisje, heenging. „Ik ben ook gedoopt, nietwaar groot vader?" „Ja gelukkig wel, meisje. Jij hoort er ook bij." Ze ging staan en luisterde naar het lawaai op de trap. Elk ogenblik kon het geweld de kamer binnendringen. „Ik zal proberen niet bang te zijn, grootvader. Misschien wil de Heilige Geest ook wel bij mij komen, al ben ik klein." De deur van het vertrek werd open gerukt. Drie woeste kerels stormden naar binnen. Achter hen kwamen an deren, tierend en razend. „Naar de arena! Naar de arena!" Sterke armen grepen het kind. Ne thanja zag het aan, machteloos. „Tirzah!" schreeuwde hij. „Tirzah!!" Iemand sloeg hem in het gezicht. Een ander bewerkte hem met een stok. Kreunend zakte hij in elkaar. Maar bo ven het rumoer uit hoorde hij nog een kinderstem, het leek een stem recht uit de hemel. „De leeuwen kunnen mij opeten. Maar de Heilige Geest kunnen ze toch niet krijgen." Nethanja glimlachte, on danks de pijn, ondanks de zorg om het meisje. „Nee", dacht hij, „het werk van de Heilige Geest gaat door, dwars door de vervolgingen, dwars door de arena's heen. Zijn werk gaat door, tot de grote dag van Jezus' terugkomst. Aan Hem kan ik alles overlaten, ook dit meisje." Toen maakte een ruwe mensenvoet aan Nethanja's aardse glimlach een eind. MURR, DE KATER EN ZIJN VRIENDEN 29. Laat eens kijken", vraagt Benja min dan, „maak dat ding eens open." Het kost wat moeite, maar ze krijgen het deksel opgelicht en daar blinken dui zenden goudstukken. Ze worden er ze nuwachtig van. Jongenswe hebben de schat gevonden". „Laten we het goud wegbrengen, voordat de kapitein het ziet". Leo Leeuw staat buiten en schiet met zijn katapult steentjes in de richting van de kapitein. „Hou op", buldert de kapitein, als er een steentje precies in de slagroom van de taart vliegt. 30. Egel, Murr en de anderen sjouwen intussen met de goudkist weg. Leo schiet maar door met zijn katapult en de kapitein en de stuurman worden hoe langer hoe bozer. Zo boos, dat de zee roverkapitein woedend de herberg uit komt. om te kijken, wie dat doet. Maar als hij buiten ts, kijkt hij niet meer naar Leo, want daar in de verte ziet hij onze vrienden verdwijnen met een grote kist in hun midden. Dick Vergunst sloeg met en klap en een diepe zucht zijn Franse themaboek dicht en stopte het in zijn tas. Zo, dat was dat. Het huiswerk voor morgen was weer aan kant. Pfff, wat was het benauwd, 't Was de hele dag al drukkend ge weest. Hoe laat was het nu? Even over half vier. Nou, dan was hij met zijn huiswerk toch heel wat gauwer klaar gekomen dan hij had gedacht. Hij ging nog een poosje in de rivier zwemmen, dan friste hij tenminste een beetje op voor het .avondeten. De an dere jongens zouden ook wel bij de „Ouwe Molen" te vinden zijn. De „Ouwe Molen" stond even buiten de stad, waar Dick woon de. De molen was een ruï ne, het overblijfsel van wat eens een fiere, trotse en oerdegelijke Hollandse mo len was geweest. Hij was vele jaren geleden door de bliksem getroffen en uitge brand. Er stonden nog zwartgeblakerde stukken muur van overeind, die door de weersinvloeden in DOOR A VAM VLAARDINGEN de loop der jaren steeds meer afbrokkelden en over woekerd waren door aller lei onkruid. Deze overblijf selen werden in de volks mond de „Ouwe Molen" ge noemd. Voor de brand had de molen de naam van 't Slot gedragen. Deze naam had hij gekregen, omdat, volgens de overlevering,, op de plaats waar hij werd ge bouwd, vroeger een kasteel van een ridder had gestaan. Oude verhalen vertelden. Beste kinderen, dat vanuit dit slot ver schillende geheime onder aardse gangen waren aan gelegd. Deze gangen waren als vluchtgangen bedoeld om de ridder en zijn men sen bij een eventuele bele gering en verovering van het slot gelegenheid te geven te ontkomen. Bij de oprui mingswerkzaamheden na de brand in de molen, meende men op de funda menten van het kasteel te zijn gestuit en er werd uitgebreid onderzoek inge steld door knappe geleer den. Er kwam zelfs een wi chelroedeloper aan te pas en deze wees in de nabij heid van de molen een plaats aan waar zich vol gens hem een gang moest bevinden. Er werd naar stig op de aangeduide plaats gegraven en inderdaad scheen het werk resultaten te zullen opleveren. Men meende reeds een der gan gen te hebben ontdekt, maar bij nader onderzoek bleek dit slechts een flinke kelder te zijn. Er werden vele veronderstellingen ge uit en het gonsde van ge ruchten. Dagelijks kwa- re honderden nieuwsgieri gen en belangstellenden de opgravingswerkzaam- den om en bij de afgebran de molen volgen. Behalve de kelder werd er echter niets belangrijks meer ge vonden en tenslotte wer den de pogingen gestaakt. (wordt vervolgd) Kruiswoord-puzzel Tal e2, 3. Pbl Sm r wanhoop door Wat denkt u? Horizontaal: 1, algemeen kiesrecht (afk), 3. soort van kabeljauw, 7. eiland van Estland, 10. duinvallei, 12. blikken bus met schroot kogeltjes die uit kanonnen werd geschoten, 15. onbep.voornaam- 17. gesloten, 18. muzieknoot, 19. dorpje onder de Over. gem. Gramsbergen, 20. voorzetsel, 22. maling. 23. bolrond vruchtje (spreekt.), 24. ontkenning (Eng.), 26. rolrond, hol voorwerp, 28. voedsel, 29. huis, 31. kleur, 33. jaar (afk. Lat.), 34. geit, 36. meis jesnaam, 37. wijnsoort, 40. koninkrijk in Achter Indië, 42. vreem de munt (afk.), 43. zuil. 45. meervoud (afk. Lat.), 46 lus. 47. afgele gen. 48. zware zoete wijn, 50. ontkenning (spreekt.), 51. meisjes naam, 53. houten bakje, 55. gevierde zangeres. 57. gem. in Z.H., 60. snoer van een hengel. 61. gem. in N.-Brab„ 62. landschap in de Peloponnesus, 63. scheik. element (afk.). Verticaal: 1. vaarwel, 2. boomsoort (Ind.), 4. maanstand, 5. door weekt, 6. onderaardse ruimte, 7. oriënt expresse (afk.), 8. gebod, 9. boom, 11. geweven band. 13. een soort van mijl, 14. vlinderbloemige plant, 16. voornaamw., 18. tijding, 21. bijwoord. 22. stad in Mexico, 23. eenmaal. 24. voorzetsel, 25. gewicht, 27. metalen haak, 29. Euro peaan. 30. spijstafel, 32. bars, 33. god der liefde, 35. hoenderachtige vogel. 38. stad in Duitsland, 39. het noodsein (afk.). 41. telwoord, 42. pluvierachtige moerasvogel. 44. redelijk schepsel, 46. koppel riem voor jagershonden, 47. familienaam, 49. wal. 50. na dato (afk.), 52. beet. 54. staafje om een rad vast te zetten; 56. vriend (Fr.), 57. familielid, 58. spil van een wiel, 59. muzieknoot. 3. dom. 4. Elis, 5. les, 6. donor, 7. lakei. 8. sla, 9. tent, 10. ree, 11. in, 12. merite. 16. gemaal, 19. erts, 21. Selene. 23. nap, 24. molen, 25. leges. 26. ram. 28. pop, 29. rel. 32. Smaland. 34. mortier. 36. Edens, 37. liter. 38. Horizontal!1 gordel, 6. dol. £«*2 40. .ra, 41. 8. striem. 13. Toledo, 14. alleen. 4f 45. me«. 4» ree. 15. Ag, 17. mis. 18. nek. 20. Ane. g- f"°io 21. sr. 22. ten. 24. morel, 26. rei, 55roebel. o7. oog,59. eed, 60. 27. imam, 28 portier. 30. aalt. j"fn& ™at' 'ii san i*> <sni pf>m iï iom no'' Ecrsel, 69. Trees, 70. mee. 36 Empetr^Ó Etelos! 78. Bari. 75. soda 78. !,t. 40. Alida. 42. Niers. 44. romer, °,g- 81- ork- 8Z- rcm- 84- me' 47. Deli. 48. tea. 49. stee, 50. ö0" re" |K7PvniKrF>I arena, 52. gemak. 54. Isère, 56. INZENDINGEN snoer, 58. kreet, 60. Ilm. 62. Inzendingen worden vóór don- Don. 64. eer. 65. nee. 67. naar. derdag a.s. op ons bureau ver- 58. Gotland, 71. robe, 72. gat, 74. wacht Oplossingen mogen uit- trans. 76. ter, 77. as, 78. lab. 80. sluitend op een briefkaart wor- enk, 81. oor. 83. L.S.. 84 mari- den geschreven. In de linker- ne. 85. eerder, 87. gretig, 88. bovenhoek vermelden„Puzzel- sar. 89. kameel. oplossing". Er zijn drie prijzen Verticaal! 1. gratis, 2. R.T., een van 5.— en twee van 2.50. OPLOSSING VAN DE VORIGE PUZZEL jarig. Ga jij maar met me Jullie tante Jos zal deze week de brieven niet beantwoorden. Zij is ziek. huiswerkaimaken." Ja3P Gelukkig niet zo heel erg, maar ze is toch niet in staat om vandaag al jullie Mopperend gaat Jaap aan post te bekijken. We hopen natuurlijk allemaal, dat ze weer heel gauw tafel zitten en smijt zijn beter zal zijn en misschien kunnen jullie haar allemaal een prentbriefkaart boekentas erop, terwijl Jan sturen. Daar zal ze vast en zeker van opknappen. Hoe het met de prijswin- achter tante en Pietje naars en prijswinnaressen zit, zal Tante Jos wel uitzoeken, zodra ze beter l0®Pj "aa£ d® f^S1* is. Natuurlijk kan de oplossing van het raadsel, dat jullie hieronder zien bioem en SUiker en eieren staan, gewoon worden ingezonden. Inplaats van de brievenbus dus deze en melk. Het ruikt lekker, week een extra-verhaal. En voor Tante Jos: Beterschap! Jan mag ook een beetje roe ren en als het klaar is, gaat glimlacht zijn vrouwtje te- hel mengsel in een vorm er gen hem zonder het te me- mag Jan de pan uitlikken. nen natuurlijk. Zij houdt Pietje krijgt ook een heel hem haar wijsvinger voor. klein beetje. Op dit teken schudt de vo- „Een bewijsje," zegt tan gel zich en springt op de te. „meer is niet goed voor hem toegestoken vinger. Hij hem". Samen smullen zij weet. zo wordt hij naar de totdat Jan naar huis moet, warme kamer gedragen om Waar moeder wacht, op te drogen. ue daarop volgende za- Jaaitje kan zijn ogen met terdag is oom jarig en tan geloven. Hij kijkt, knippert, te heeft hem een stukje kijkt weer.... Dan stottert taart beloofd, 's Morgens niet meer uit en loont on hij: hhc? weet hij dat 0p school let Jan niet zo de vogef toe die nTar zün aPeJ^a-•h®eft ,*V?1J ddat goed op als anders. Steeds ae vogei toe, aie naar zijn al dikwijls gedaan?" moet hij aan het heerlijks „Ja zeker", zegt tante denken, dat hem wacht en dan zal trots. „Ons Pietje is een >om kan zo leuk vertellen zegt heel slimme vogel, wat jij, Van Pietje; misschien dat naar de kleintje? Maar nu moet hij weer het een of andere gaat hij drogen en rusten, Jantje, stoute stukje van zijn kleine aan de begrijp je?" vriendje hoort.... en Piet op De jongen begrijpt de stil- Om 12 uur rent hij recht- kijkt ver- le wenk en vertrekt. Thuis, streeks naar het hem zo be spiegel- bij zijn moeder, vertelt hij kende huis en drukt op de honderduit en smeekt tot bel. Zijn eerste gang is deze jj| keer naar de keuken, door E. Visser-Cordfunke Tiinnng.... gaat de bel ziek mee zingt Pietje door het huis. „Dat zal de later zijn hoogste bakker wel zijn", mompelt „Mooi, hè?" mevrouw De Vries neemt het broodmandje de haak in de keuken, dat zij opendoet. „Dag tante Loes," klinkt kooi vlucht, het haar van beneden vro- „Kom maar mee lijk tegen. „Oh. ben jij het ik" je iets laten ziei) jongen..is de bakker daar tante dan. Zij gaan kaptafel zitten bukt kleine haar schouder te zien. baasd naar roept beeld. Dan neemt sprongetje tot vlak beneden, kijkt.... Alleen een blonde jongen is er „Waar is Pietje?" het kind ademloos. Hij rent de trap op binnen zoekend rond. „Piet, piieet", roept hij vleiend. e Het vogeltje komt op zijn omdat' malle Pietje schouder zitten. Hij kent Jan- jaloers is of wel. Dat vindt de jon- spiegelbeeld. - de slot: „Ma. krijg ik ook i kijkt spiegel. Hij blaast zich op kanariepietje, toe nou, Ma!" een overheerlijke taart op de pikt verwoed in het glas. „We zullen zien. Eerst aanrecht staat te pronken. Jantje schatert het uit, eens kijken hoe je rapport „Pietje heeft er gisteren straks", tempert moeder van gehad, die ondeugd", zegt oom gnuivend. gen heerlijk. Met glanzende ogen kijkt hij naar tante, die hem glimlachend een koekje geeft. Pietje is daar ter eigen het enthousiasme. __o. o - De volgende dag komt Jan die rakker weet wel. Ik ga even theewater op- weer bij tante bellen. Het het smaakt. Kom uit dol op en als Jan hem Halverwege de gang zit Jan voorhoudt, Piet alweer op haar schou- tante?.... ohh, ik hoor hem hand pijl uit ,r =- w vlijt boog verdwijnt hij in de ka- ,Van Jaap is hij bang, haar wang heel zachtjes te- mer. Zijn tante volgt hem hè tante?" roept de jongen gen het donzige lijfje aan.... vlug. Zij is ongerust.... .-.o»-.» o,. ,"A van „Kijk, hij wil baden", En jawel, daar staat haar maakt roept zij over haar schouder zoon bij de tafel en houdt „weet je," Pietje is stout", regel- naar Jan. Deze staat in de het protesterende gele bal- Jan schudt uit alle macht deuropening van de keuken letje in zijn warme hand. zijn hoofd. „Jawel, hij is en zet grote ogen op. „Kijk Hij herhaalt steeds: „geef stout, maar lief-stout. Van- Tante zet de kraan Jaap dan kusje". Doch de middag had ik een appel. Pietje schrikt die harde stem e dat hij wegkomt, recht naar de schouder van zijn vrouwtje. hij plaagt hem jongen, ik breng je je stuk wel. anders laat je het nog vallen". Even later zit Jan met een groot stuk gebak v< zich aan tafel en smult. „Lekker, jongen." „Nou.. ....en of", zegt Jan met vol le mond. Onderwijl vertelt ook zegt tante lachend een klein beetje open op vogel piept angstig. „Toe Daarvan kreeg „xnani haar roep: „kom maar, jongen, laat hem nou", zegt stukje, dat hij zie jij nu maar, dat je hem Piet", vliegt de vogel de zijn moeder en gaat naar kooi bracht. En toen had je terugkrijgt, dat lukt je ook gootsteenbak in, onder de hem toe. „Je maakt hem hem moeten zien. In de m€t-v- lt kraan en knijpt zijn kraal- alleen maar bang en dan kooi rekte hij zich uit om „riet plleetjelokt de oogjes dicht als het water doet hij toch niet wat je over het glas heen te kun- jongen, echter zonder resul- hem besproeit. Dat vindt hij vraagt." nen kijken naar mij. of ik taat- lekker, kun je zien.... Doch Jaap hoort haar nóg wat had. Ja, er Dan vliegt hij, helemaal niet. Door het aanhoudende nog wat. Hij laat het verfomfaaid, op de tjilpen boos geworden, gaat ste stukje liggen en haalt zijn moeder ten slotte nóg een stuk.... hoe vind je Diepe teleurstelling op zijn gezichtje, en hem af te leiden zet tante aanrecht. Met de de radio Wat ben Hier hebben We een leuke kruis woordpuzzel, waar jullie al leen maar de let ters van de cijfers moeten invullen, die op de vlag gen staan. Het is blijkbaar feest geweest, want ze hebben ook alle maal hun feest- mutsen nog op. Jullie moeten al les horizontaal (van links naar rechts iniiullen), maar zo. dat het precies klopt met de E die al in het hokje staat. Ver tikaal (in de zwarte hokjes) krijgen we dan ook een getal. Zenden jullie de oplossing vóór dinsdag in? i- hij rond. gers los, zodat de vogel vrij „Waar is Pietje toch?" komt.... Dan gooit zij de „In de keuken, hij iivou hand woedend van zich af, baden", zegt oomMaar terwijl Jaap een beetje pla- dat is waar ook, hij heeft gend lacht. „Nare jongen", nog helemaal niet geroepen zegt zij en roept haar lie- en we zitten hier alweer veling. die weer op haar hele poos. Ik moet 'es 1 schouder gaat zitten. ken!" Meteen verdwijnt de frons Oom staat op en loopt tussen haar wenkbrauwen weg. Dan komt zijn vrolij- en zij zegt: „kijk. zó moet ke stem vanuit de keuken: je doen...." en vleiend te- „jongens, kom nu 's kij- gen de vogel: „geef vrouw- ken!" ^Terwijl6 me vrouw De Vries °p de tenen loPen tante, haar hoofd naar Pietje toe- Jaap en Jan door de gang draait, pikt deze zachtjes in en verdringen zich bij de 5"MiXJ'ï£h K h""; zich afgewend. Hij is jaloers. gaat °P 2 n tenen staan Dan zegt Jan uit de grond vooral goed te kunnen zie van zijn hart: „Wat een schat, en wat zien zij? he?.... maar Jaap moet hem n—,,- i i niet zo plagen, dat is gemeen paar zit de kleine ondeugd waarop de grote jongen tegen prinsheerlijk boven op de hem bitst: „Hou je mond, jij, lekkere taart en kijkt uitda- mHetiewordt heel stil ln de gend °m heen- Aan ajn kamer. Tante doet net of snaveltje kleven uiterst zij niets hoort en Jan is ge- kleine stukjes gebak..,, schrokken. Zijn gezicht staat Ineens schatert het hele ge zin het uit en daarvan schrikt "wat bakken.... de kleine vogel erg. H srs overmorgen vlucht boven op de kast.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1961 | | pagina 20