Woonkosten kunnen omlaag
mMWf
De forumleden zijn:
Lagere grondprijzen - betere „doorstroming"
VRAGEN AAN FORUM
HUREN of KOPEN
Goedkopere bouw mogelijk, maar
HET BOUWEN is na de oorlog bexig een steeds
duurdere aangelegenheid te worden dezelfde
woningtypen van hetzelfde materiaal vervaardigd, die
laten we zeggen vier jaar geleden voor x-duizend
gulden opgeleverd werden, moeten vandaag, anno 1961,
al weer vele duizenden guldens méér opbrengen.
Duurdere bouw dus enerzijds en aan de andere kant
een woningnood die in feite alleen nog heerst in die
gezinnen, welke over de LAAGSTE inkomens beschikken.
Kan het schrijnender
De vraag komt op Zou het, met behoud van ruimte,
kwaliteit, kortom met handhaving van essentiële woon
behoeften, nu werkelijk niet goedkoper kunnen In
onze tijd met zijn efficiency, rationalisering en automa
tisering moet daar toch ook meer „uit te halen zijn"
voor de bouwnijverheid
We hebben deze vraag, iets gedetailleerder dan hij
hier in zijn eenvoud wordt gesteld, aan een viertal des
kundigen voorgelegd een architect, een aannemer, een
„amateur-bouwer" en een efficiency-deskundige.
Zij hebben het zij nadrukkelijk gezegd hun
PERSOONLIJKE mening over dit onderwerp kenbaar
gemaakt en spraken dus niet namens hun dienst of
bedrijf. Er resulteerde een naar onze mening veelzijdig
geheel, dat de lezer inzicht geeft in de materie en
voorts wegen aanwijst, die tot lagere woonkosten
kunnen leiden.
Tenslotte heeft dit forum ook waardevolle adviezen
gegeven in verband met de voor velen nog open vraag
Wanneer HUUR en wanneer KOOP ik een woning
E. F. GROOSMAN (1917), architect B.N.A. te Rotterdam, studeerde na zijn
middelbare en H.T.S.-opleiding aan de Academie voor Bouwkunde te Amsterdam,
genoot zijn praktische opleiding bij diverse architectenbureaus, o.m. bij dat van
ir. W. van Tijen en Maaskant te Rotterdam. Heeft een eigen architectenbureau
(sinds 1947) dat veelzijdige opdrachten uitvoert. Dc heer Groosman bevindt zich
thans voor studie in Amerika.
G. A. M. BAAR (19081, lid van de directie van N.V. Dura'sAannemingsmaat.
schappij te Rotterdam, studeerde na zijn middelbare opleiding als „Bauingcnieur"
(ons: civiel-ingenieur) af aan dc Technische Hogeschool te Aken, was o.m. werk
zaam bij de N.V. Maastunnel te Rotterdam tijdens de uitvoering van de tunnelwerken
en bekleedde vervolgens diverse topfuncties bij Dura.
A. J. VAN DER TOORN (1921), efficiency-expert en P.T.T.-ambtcnaar te Den
Haag, is een „amateur-bouwer". Toen hij met zijn gezin uit een vierkamerflat groeide,
leek Jiet hem het goedkoopste samen met een vriend, de heer J. B. dc Römph, zelf
een aantal eengezinshuizen (7 kamers) te doen bouwen, premiehuizen, die de kopen
ongeveer 24 mille hebben gekost. Men kan hem beschouwen als een belangstellende
leek, die diep in de bouwproblematiek is doorgedrongen.
Ir. H. VAN DEN BROEK (1924) studeerde
af als civiel-ingenieur. Hij specialiseerde zich i
heeft zich als chef van het bureau efficiency
van Volkshuisvesting der gemeente Rotterdan
voorbereiding van de plannen voor het bouwei
a zijn middelbare opleiding in Delft
bedrijfsorganisatorische richting en
i externe organisatie van de Dienst
intensief bezig gehouden met de
van goedkope woningen.
E. F. Groosman
G. A. Af. Baar
VOORZITTER: Nu allerwege een ze
ker onbehagen bestaat over de steeds
duurder wordende woningbouw; nu
voorts blijkt dat de eigenlijke woning
nood nog heerst bij de laagste inko
mensklassen, komt bij velen de vraag
op: is het nu niet mogelyk de woon
kosten van te bouwen projecten (waar
bij we speciaal denken aan woningwet
en premiebouw) te verlagen en zo ja:
Op welke wijze zou dat dan zijn te
verwezenlijken? Dat is dus de hoofid-
vraag waarom het hier gaat. Wie van
de forumdeelnemers wil hierover van
wal steken?
GROOSMAN: Dat wil ik graag doen.
Om te beginnen dit: velen denken dat
de huur (of het maandelijkse financie
ringsbedrag als het een koopwoning
geldt) voor het grootste deel gevormd
wordt door de bouwkosten. Hoorden ze
de werkelijkheid, dan zouden ze schrik
ken. Als je namelijk gaat uitrekenen
welk percentage van dat maandelijkse
bedrag gevormd wordt door de netto
bouwkosten, dan kom je. rekening hou
dende met dc thans geldende bijdrage
regelingen, de grondkosten en andere
bijkomende kosten, tot de conclusie,
dat gemiddeld 60 a 65 procent van
de huur, of het maandelijkse financie
ringsbedrag gevormd wordt door die
bouwkosten! Gaan we dus praten over
verlaging van de woonkosten, dan is
het eventueel goedkoper bouwen dan
thans daar maar een facet van.
BAAR: Volkomen juist. En dat bete
kent dus, dat indien een bouwer zou
zeggen: de bouwkosten kunnen bijvoor
beeld 5 pet. omlaag, de woonkosten
misschien maar 2 pet. zullen dalen....
VOORZITTER: Daarom lijkt het mij
het beste, dat we eerst bezien welke
andere factoren dan die van de bouw
de woonkosten zouden kunnen verla-
VAN DER TOORN: Dan zou ik de
aandacht willen vestigen op de sterk
gestegen en stijgende grondprijzen,
waarvan er drie typen zijn: voor wo-
ningwetbouw (het laagst), voor pre
miebouw (duurder) en voor vrije bouw
(het duurst). Persoonlijk vind ik, dat
de grondprijs 25 pet. van de bouwsom
niet mag overschrijden. Maar als men
nu ziet dat die grondprijs vaak de
helft van de bouwsom omvat, dan acht
ik dit absurd! Dat ook de straataanlcg
e.d. op de grondprijs drukt, akkoord,
maar in sommige gevallen brengt men
rustig de grote doorgangstracé's ten
laste van de omringende huizen.
GROOSMAN: Die kosten horen in
feite thuis op de kapitaaldienst van de
gemeente.
VAN DEN BROEK: Ik weet zeker,
dat die dingen niet in alle gemeenten
gebeuren.
VAN DER TOORN: Dat niet. maar
de tendens van die absurde grondprij
zen is er maar al te duidelijk. Geluk
kig heeft de minister nu een commis
sie ingesteld om hem te adviseren hoe
de prijzen van de bouwgrond voor wo
ningbouw verlaagd kunnen worden.
Een andere factor die bulten de bouw
kosten ligt is het bewerkstelligen van
een zo groot mogelijke, doelmatige
doorstroming. Ik bedoel dit: het stre
ven van allen die bij dc bouw betrok
ken zijn (en daar bedoel ik niet alleen
de overheid mee) moet veel meer
dan thans gericht zijn op het zoveel
raogeliik mensen een zo goed mogelij
ke woning tegen een zo laag mogelijke
prijs te leveren. Daaraan zie ik inhae-
rent het effect van die doorstroming.
Wij bouwden 62 goedkope eengezins
huizen (7 kamers) voor ambtenaren,
waarbij we die eis van een zo nuttig mo
gelijke doorstroming nadrukkelijk stel
den. Door dat handjevol huizen van
ons bereikten we. dat tal van goedko
pe woningen werden vrijgemaakt,
waarvan weer mensen met een lager
inkomen hebben geprofiteerd, die op
hun beurt óók weer goedkope wonin
gen vrijmaakten, zodat het netto-ef
fect van die door ons geleide doorstro
ming 300 gezinnen vormde, die bij de
bouw van onze 62 een gezinshuizen ge
baat waren! Allen kregen een betere
èn relatief goedkopere woning. Maar:
zoiets moet georganiseerd worden en
dc praktijk ls dat de doorsnee-bouwer
rich helemaal niet Interesseert oor
diegenen die in zijn woning komen met
het oog op wat voor woning ze vrijma
ken. Zou men dit goed voor ogen hou
den. dan werd een veel grotere bij
drage geleverd aan de leniging van
het goedkoDe woningenprobleem.
VOORZITTER: Hiermee hangt ook
samen de uitspraak die Ik onlangs las
van minister Van Aartsen: dat zo'n
groot deel van de woningwetwoningen
wordt bezet door mensen. Hie gemak
kelijker een duurder huis kunnen be
kostigen. Omdat zij zo goedkoop wo
nen kunnen ze zich dan een auto aan
schaffen. zodat het er in feite op neer
komt dat de staat die auto subsidi
eert-
VAN DER TOORN: Inderdaad is dat
een bijzonder pijnlijke zaak. De moei
lijkheid is namelijk dat de overheid
met meer in kan grijpen als men een
maal in zo'n woningwetwoning woont.
Het enige dat in die gevallen nog zou
kunnen worden gedaan is een ruimere
woning aan te bieden, bij voorkeur
een eengezinshuis met premie (koop
woning). waardoor het aantrekkelijk
wordt die goedkope woningwetwoning
te ontruimen. Men spreekt ook wel
eens over ,,een beroep doen op het ge
weten van allen die in dergelijke goed
kope woningen ten onrechte wonen",
maar aan het resultaat daarvan ge
loof ik niet.
VOORZITTER: Overigens kan die
doorstroming ook effectiever worden
naarmate er dèt type woning gebouwd
wordt, waaraan het meeste behoefte
is. Als ik het goed heb begrepen doel
de u daar zojuist toch ook op, meneer
Van der Toorn?
VAN DER TOORN: Ja, de oplossing
van het behoefte-vraagstuk is in dit
verband zeer essentieel. Ik ben er per
tinent van overtuigd, dat er teveel (én
te kleine) flatwoningen worden ge
bouwd ten koste van eengezinshuizen.
Aan dat laatste type ls werkelijk be
hoefte, terwijl ik bovendien stellig
weet, in tegenstelling met de officiële
mening, die in tal van gemeenten
heerst, dat je op een bepaald stuk
grond een even groot percentage een
gezinshuizen kunt bouwen als flatwo
ningen.
GROOSMAN: Het ls misschien wel
juist wat u zegt, maar als u bedoelt
te propageren dat iedereen in West-
Nederland in een eengezinshuisje zou
moeten en kunnen wonen, dan is dat
volkomen onmogelijk. Als ik duizend
mensen ga vragen: ,,Hoe wil je graag
wonen?", dan zeggen ze allemaal: „In
een ééngezinshuis met een voor- en een
achtertuintje".
BAAR: Precies, en dat kan nu een
maal niet.
GROOSMAN: Vraag ik aan de twee
de duizend mensen, die wat meer ver
dienen, hetzelfde, dan zeggen zij:„In
een bungalowtje op een terreintje van
duizend vierkante meteP'. Maar als
de overheid dat stimuleerde zou de
Randstad Holland in recordtijd volge
bouwd zijn! Het bouwen van eenge
zinshuizen moge voldoen aan het ver
langen van de enkeling, het Is bepaald
géén vorm geven aan de samenleving
in het westen.
VAN DEN BROEK: Dat geloof ik
niet. Mèt de heer Van der Toorn meen
ik, dat er een veel groter percentage
eengezinshuizen dient te worden ge
bouwd dan thans het geval ls. Dit is
een zaak die de gemeenten volledig in
de hand hebben het rijk laat aan
hun de keuze: eengezinshuis dan wel
flatwoning! Laten de gemeenten zich
op dit behoeftevraagstuk toch eens die
per bezinnen.
VAN DER TOORN: Gaat men het
dan per bebouwde eenheid oppervlakte
bekijken, dan krijgt u met hetzelfde
aantal gezinnen, per hectare méér ka
mers dus deze gezinnen wonen dan
ruimer én bij die eengezinshuizen
redelijke straatjes. Ik heb dat allemaal
precies uit zitten rekenen en geloof,
dat de stedebouwkundigen daar onvol
doende de moeite voor hebben geno
men. En in het bijzonder hebben ze
tot nu toe onvoldoende rekening gehou
den met de wensen van de toekomsti
ge bewoners, dus met de mensen die
de door hen geprojecteerde wijken be-
GROOSMAN: Die sommetjes zijn al
wel duizend Jceer gemaakt. Stelt u zich
nu toch eens voor, meneer Van der
Toorn, dat je in de Haagse wijk Ma-
riahoeve of in het Rotterdamse Pen-
drecht, Lombardije en noemt u maar
op, een plan ging realiseren met uit
sluitend eengezinshuizen....
VAN DER TOORN: Ik zeg niet uit
sluitend, maar laten we zeggen: meer
dan de helft.
GROOSMAN: Zelfs dan wordt het
nog één onoverzichtelijke brei zonder
enige ruimtewerking. Bovendien hield
u met uw sommetjes geen ruim
te meer over voor andere noodzakelij
den Broek
ke voorzieningen. In een stedelijke ag
glomeratie moet nu eenmaal ruimte
overblijven: voor openbare parken en
sportvelden. En wat denkt u van de
scholen en allerlei andere voorzienin
gen?
Daar blijft niets voor over, indien
wij onze nieuwe wijken voor meer dan
de helft uit eengezinshuizen zouden
gaan samenstellen. Dat kan eenvoudig
VAN DEN BROEK: Ik ben het be
paald oneens met de heer Groosman
als hij zegt, dat door grotere percen
tages eengezinshuizen grond voor an
dere voorzieningen zou worden opge
slokt. Eengezinshuizen, welke vaak
meer ruimte hebben en goedkoper
zijn dan diverse portiek- en galerijv/o-
ningen die weinig andere verdiensten
hebben dan dat ze een „boeiend ele
ment" in de wijk vormen.
GROOSMAN: Mag ik het dan zó zeg
gen?: dan nodig ik alle redacties van
de Nederlandse dagbladen uit om over
twee jaar eens te komen kijken naar
de „uitgesmeerde" eengezinshuisjes,
die de heer Van den Broek tijdens zijn
ambtsperiode bij Volkshuisvesting me
de heeft gerealiseerd.
VAN DEN BROEK: Laten we dan
met die redacties eens gaan kijken cn
ook praten met de bewoners in die
wijken, welke volgens deze principes
zijn gebouwd. Bovendien zijn de heer
Groosman en ik samen in Engeland
in de „New Towns" geweest, waar we
een dergelijke situatie hebben gezien:
90 procent eengezinshuizen en de rest
flats.
GROOSMAN: Voor die Engelse „New
Towns" gelden andere maatstaven dan
voor de Randstad Holland.
1. Aan welke factoren, vallende buiten de bouw, zou
moeten worden voldaan teneinde een verlaging
van de woonkosten in de nieuwbouw te bewerk
stelligen
in de woningwetsector
in de premiesector
Kunnen genoemde woonkosten ook worden ver
laagd door goedkoper te bouwen dan thans het
geval is? (Aan kwaliteit, essentiële woonbehoeften
enz. mag uiteraard niet worden getornd),
in de woningwetsector
in de premiesector
a. Wanneer moet worden aangeraden tot het huren
van een woning te besluiten
b. Wonneer is het verantwoord het kopen van een
woning in overweging te nemen
b.
2.
VOORZITTER: Het ogenblik lijkt ge
komen over te stappen op eventueel
kostenbesparende factoren in dc bouw.
Tenzij iemand zou willen ingaan op
nog andere niet-bouwtechnische kosten
besparingen? Zo niet, dan komt nu
dus de vraag: Is goedkoper houwen
dan thans mogelijk?
VAN DEN BROEK: Daar zal men
altijd op bedacht moeten zijn. Hoewel
men er zich incidenteel wel op tracht
in te stellen blijft volgens mij om te
beginnen het overgrote deel van de
bouwerij al zitten met de moeilijkheid
van een gebrek aan coördinatie. De
schakels in de woningproduktie: stede-
bouwkundige. architect en producent
(bouwer) grijpen namelijk niet of
slecht in elkaar. Men werkt langs el
kaar heen. Maar al te vaak kom je te
gen, dat een aannemer iets gaat bou
wen waarop hij eigenlijk helemaal niet
ingesteld Is. Het is natuurlijk overdre
ven. maar in dit verband verzucht ik
wel eens: het lijkt op de situatie dat
een opdrachtgever een zeepfabriek ver
zoekt sigaretten voor hem te gaan
produceren
VOORZITTER: Er zit dus al een on
nodige kostenverhoging in de planning?
VAN DEN BROEK: Inderdaad. De
eerste fout vindt u al in de voorberei
ding. dio vaak een te geïmproviseerd
karakter draagt.
VOORZITTER: Wat zegt u daarvan
als bouwer, meneer Baar?
BAAR: Dat ik dit met de heer Van
den Broek eens ben. Coördinatie be
staat er in feite bijna niet Als aan
nemer krijg je vaak van een architect
praktisch geen enkele invloed meer op
uitoefenen. Zou de aannemer een goed
kopere werkmethode, of voordeliger
bouwmateriaal voorstellen dan v.-as
voorgeschreven, dan hoort hij van de
architect: Onmogelijk. Want dan zou
het hele project omgewerkt moeten
worden, waardoor men in tijdnood zou
komen of wat dan ook. 't Kan ook
zijn, dat de aannemer zonder meer
hoort: Wat heb je ermee te maken?
Doe het maar, zoals ik het voorge
schreven heb. En daarmee uit
VAN DEN BROEK: En dus zou dat
hele coördinatieprobleem door de be
trokken organisaties eens gezamen
lijk bekeken moeten worden, zodat men
ln^dit opzicht tot betere verhoudirgen
BAAR: Daar ben ik vóór. Dat
was dus één factor. Als een ander as-
Kct dat wellicht kostenverlagend zou
nnen werken, wordt veel genoemd
een rationelere indeling van de huizen.
Maar daar is al zó uitvoerig aan ge
dokterd. er is nu een dusdanige stan
daard gegroeid in woningtype, dat ik
zeg: Daar is heus weinig meer ..uit
te halen" Je ziet nog hoofdzakelijk
esthetische en praktische verbeterin-
gen-voor-hetzelfde-geld. maar andere
plattegronden, waarvan je zegt" Hé.
daar zitten we nu al zo 'ang op te
wachten en nu kan het belangrijk
goedkoper, neen. die zie ik nog niet.
Nieuwe grondstoffen dan? Ze wor
den wel met veel gejuich binnenge
haald. maar later komt meestal de
narigheid
GROOSMAN: Maar wat die nieuwe
materialen betreft, die zullen toch stel
selmatig moeten worden onderzocht en
op deugdelijkheid moeten worden be
proefd, want ze kunnen goed én voor
deliger zijn. Nog een belangrijk as
pect bij dat goedkoper bouwen
waarbij ik niet genoeg kan accentue
ren dat de prijs nimmer gedrukt mag
worden ten koste van essentiele woon
behoeften acht ik het bevorderen
van een grotere vrijheid voor degenen
die bij de bouw betrokken zijn. In ar
chitectenkringen is mpn er heilig van
overtuigd dat indien er meer vrijheid
zou kómen en we wat minder hadden
te maken met die hele bibliotheek van
voorschriften, welke én bouwtechnisch,
én financieel technisch, én stedebouw
kundig cn ga zo nog maar even door...
ons werk beperken en belemmeren, er
nog wel eens wat anders mogelijk zou
kunnen zijn ln de woningbouw..:.
BAAR: Wat u zegt is mij uit het hart
gegrepen! Maar dan zal er aan een
heleboel voorwaarden voldaan moeten
worden.
VOORZITTER: Dat klinkt ln ieder
geval hoopvol. Welke voorwaarden
moeten dat dan zijn, om nu maar even
bij ..die hele bibliotheek van voor
schriften" te blijven?
BAAR: Vooreerst zijn de van elkaar
afwlikende gemeentelijke bouwvoor
schriften een reusachtige belemme
ring. En: er mag per se niet van af
geweken worden! Praten erover heeft
dus weinig zin, want „het staat in het
boekje". Van elkaar afwijkende voor
schriften: In Rotterdam geldt bijvoor
beeld weer een andere verdiepinghoog
te dan in Vlaardingen, of Maassluis.
Hetzelfde heb je met de vloeropper
vlakte. de lichtoppervlakte, hoeveel ont-
luchtingspijpjes er moeten zijn, hoe
veel w.c.'s en ga zo maar door. Ik
ben geen architect en zou geen huis
kunnen ontwerpen dat aan hoge
eisen voldoet maar er wel een kunnen
bouwen, dat aan alle technische eisen
beantwoordt, want het is allemaal
voorgeschreven: ln de ene gemeente
zus cn in de andere zo. En dèt is nu
ons bezwaar: Waarom niet meer soe
pelheid bij de toepassing?
VAN DER TOORN: Het ls dringend
noodzakelijk dat de landelijke unifor-
forme bouwvoorschriften worden uitge
breid. Want als iets landelijk is gere-
teld, vervalt de plaatselijke regeling.
!n: De landelijke voorschriften die er
al «tin moeten uitstekend worden ge
noemd.
BAAR: Dat zou heel mooi zijn. Maar
ik wil reëel blijven en vraag voorloDig
alleen nog maar om meer soepelheid
in de thans geldende regelingen: dat
men in de gemeenten die bepalingen
meer als richtlijn ziet. dus dat men ze
minder formalistisch hanteert, dat er
over gepraat kan worden. Want je
krijgt nu de indruk dat die regels in
de gemeenten gehanteerd worden als
rem: Voldoe je er niet aan, nu. dan
bouw je maar niet! Heus, we moeten
nét zo bang zijn. want we hebben nog
altijd de bouwpolitie. die ongelukken
kan voorkomen. We moeten er vanaf,
dat we steeds van de plaatselijke over
heid horen: Heren, ik zou wel willen,
maar....het ls nu eenmaal voorge
schreven. Mag ik dit met een
voorbeeld illustreren? U weet. dat ik
met Dura-Coignet helemaal in de in
dustriële bouw zit. Wij passen grote
elementen toe, waar de ramen al in
zijn opgenomen. Kostbare machines
zijn voor de produktie van die
elementen vervaardigd.
Dan staan die huizen er in record
tijd, iedereen is er verschrikkelijk blij
mee en dan blijkt ineens in Rotter
dam een voorschrift te bestaan el
ders weer niet of anders dat zegt
dat het ventilatieklepje in die ramen
vijf centimeter te ver van het pla
fond afzit. Dit moet en zal veranderd
worden: we moeten onze serie onder
breken, de mallen moeten veranderd
worden, wat een kostbare geschie
denis is ende woning is wéér duur
der geworden! Zo zou ik door kun
nen gaan.
GROOSMAN: Wat moet er dus ge
beuren? Landelijke, uniforme bouw
voorschriften, maar dan gebaseerd op
verantwoorde minima. Minima t.a.v.
geluids- en warmteisolering (die
thans ten enenmale onvoldoende zijn),
t.a.v. waterdichtheid (want er waren
honderden plaatsen die met de decem
berstorm in dit verband schade meld
den), t.a.v. keukens, was- en badgele-
genheden (ook hierin schiet men te
kort: plaats voor centrifuge, wasma
chine en ijskast is er meestal niet of
weinig), en zo is er nog wel meer te
VAN DEN BROEK: Ook ik ben
voor uniforme bouwvoorschriften.
Maar: controle zal altijd nodig blij
ven; de bouwpolitie is er niet voor
niets. Voor de hantering van die
bouwvoorschriften zou ik dan nog
graag een beroepscollege zien ge
creëerd (niet plaatselijk want zo'n col
lege zou uiteindelijk nóg niets mogen
doen) maar landelijk, waar men bij
verschil van mening in beroep kan
gaan en waarvan men dan de binden
de beslissing hoort, i
GROOSMAN: Precies. Het gaat dus
om voorschriften die een bepaalde
tendens vastleggen, wat natuurlijk de
nodige administratieve moeilijkheden
met zich zal brengen, dat weet ik
wel, maar ondanks dat zijn dergelij
ke „tendens-voorschriften" gebiedende
eis; immers dan alleen krijgt het
creatieve element weer een kans,
waaruit weer nieuwe ontwikkelingen
geboren kunnen worden. Er dreigt in
alle sectoren van onze volkshuisvesting
een verstarring. De woningwetbouw
wordt beperkt tot enkele goedkope ty
pen, maar de particuliere bouw zou
door het ontwikkelen én doen bouwen
van nieuwe ideeën een bevruchtende
invloed kunnen uitoefenen op de rest.
Waar blijven de huizen, waarin je
én individueel én als gezin werkelijk
jezelf kunt zijn, waar jc lekker ln je
bikini in de zon kunt liggen op een
stukje dakterras als het mooi weer is;
waar je in een gedeelte van je tuin
werkelijk vr|j bent, als je geen zin hebt
met je buren te confereren? Huizen
met grote windvrije balkons, met gale
rijen waar de kinderen ook nog wat
aan hebben. Waar blijven de huizen
die werkelijk nog voldoende reserve
ruimte hebben om de toenemende
vrije tijd te besteden? Waar blijven de
huizen met de wegschuifbare wand,
die de woonkamer kan vergroten als
bijv. één van de kinderen de deur uit
gaat? We hebben huizen met een flexi
bele plattegrond nodig, huizen die met
onze snel veranderende behoeften kun
nen meegroeien!
VOORZITTER: Er zijn natuurlijk
nog méér factoren, die het goed en
goedkoper bouwen in de hand kun
nen werken. Dan denk ik aan syste
men als dat van de heer Baar: Dura-
Coignet.
BAAR: Dan komen we dus op de
industriële bouw, waar in feite wordt
gestreefd naar het voorbeeld dat de
autofabrikanten geven: serieproduk-
tie. Om te beginnen kun je daarbij in
massa materialen inkopen, je kunt
standaardiseren, rationaliseren, nor
maliseren en hoe het maar heten
mag, met stééds dat effect: goedko
per met behoud van of zelfs betere
kwaliteit, waarbij het „minder loonin-
tensief" natuurlijk een voorname rol
speelt.
GROOSMAN: Inderdaad. Maar daar
voor is primair nodig: continuïteit. En
dat betekent (we spreken nu. zoals u
begrepen zult hebben, over de woning
wetbouw) dit: Als de overheid nu eens
begon met de grote series woningwet-
bouw uitsluitend onder te brengen bij
de grote, goed georganiseerde bouw
ondernemers.
Enerzijds omdat ze daarop onk hele
maal ingesteld zijn en anderzijds om
dat ze die continuïteit nodig hebben
als een mens zuurstof! En dat dus
voor de middelgrote en kleine bou
wers de kleinere groep van premie-
en particuliere woningen overblijft,
want die vormen van nature hun ter
rein. Dus niet meer de situatie dat
grote bouwers hun energie aan pluk
jes van 50. 60 woningen gaan verspil-
len en kleine bouwers zich vertillen
aan series. Als we nu eens begonnen
dèt nationaal te organiseren, dan kwa
men de juiste mensen op de juiste
plaats enwerd het bouwen op den
duur voordeliger, met behoud of zelfs
nog verbetering van kwaliteit!
BAAR: Wanneer wij met onze in
dustriële bouw een produkt leveren dat
goed blijkt te zijn. dan moet de over
heid kunnen zeggen: Akkoord, dat is
een uitstekend woningcomplex en bouw
de eerstvolgende tien jaar nu maar
duizend van die woningen per jaar.
Dan kunnen wij zonder meer zegeen
dat er ik noem maar iets 5 pro
cent van af gaat. Waarom? Omdat
wij dan onze dure installaties, welke
de industriële bouw mogelijk maken,
kunnen afschrijven. Je kunt dan ratio
neler werken.
VAN DER TOORN: Dat zégt u nu.
heren Baar cn Groosman. maar in
Den Haag hebben we die figuur ge
had: bij wijze van proef contirvueon-
tracten voor vijf jaar aan enkele gro
te bedrijven. Wat zag je? Het werd
niet goedkoper, maar elk Jaar was
de kubieke meterprijs hoger, dan
die van de traditionele bouw!
GROOSMAN: Best mogelijk, maar
we hebben het Korea-effect gehad en
de loonronden.
VAN DER TOORN: O nee. het was
daarna en de ongunstige verhouding
VAN DEN BROEK: Kijk eens. u hebt
eigenlijk allemaal gelijk. Inderdaad is
bij die vijf-jaar-contracten de prijs den gewerkt.
misschien geen cent omlaag gegaan.
Het had gekund daar ben ik van over
tuigd. Maar de Nederlandse aannemer
de goeden niet te na gesproken
is nog zó uitsluitend commercieel in
gesteld, dat hij alleen maar kijkt naar
wat hij op het ogenblik „vangt". Hij
wil niet vooruitzien. Hadden de betrok
ken aannemers een redplijke prijsver
laging in de contractbouw bewerkstel
ligd nogmaals: dat kon dan
maakten ze een mooie kans om wéér
een binding van vijf jaar te krijgen.
Anderzijds was de overheid even kort
zichtig door te redeneren: de openba
re aanbesteding geeft op het ogenblik
lagere prijzen dan de contractbouw,
„dus" wij nemen die lagere prijzen.
Want weet u: die continu-contracten
moet men niet over vijf jaar maar over
een veel langere termijn bezien, bijv.
15 Jaar Dan zijn er wèl resultaten.
VOORZITTER: Maar dit geldt dus
alleen de woningwetbouw. Hoe is het
nu in dit opzicht met de premiebouw
gesteld?
VAN DER TOORN: Het is mij bij
de premiebouw gebleken, dat de klei
ne en middelgrote bouwers er veelal
„overheidstechnisch" niet uithalen
wat er in zit. Ze laten bepaalde mo
gelijkheden die de overheid biedt onbe
nut. Bij die „plukjes" premiewoningen
(meestal eengezinshuizen) is daarom
volgens mij nodig een specialist. U
zult zeggen: dat is de taak van de ar
chitect. Maar deze man is tegenwoor
dig een duizendpoot en ik kan me
voorstellen, dat hij niet voldoende uit
de overheidsbepalingen kan puren ten
bate van zijn principaal, die er op
zijn beurt nog minder van afweet. Bij
de bouw van onze ambtenarenhuizen is
ons de noodzaak gebleken dat in het
hele bouwteam een of twee personen
zitten, die eigenlijk de toekomstige be
woners/kopers vertegenwoordigen
We zouden die mensen de initiatiefne
mers kunnen noemen zo noemde ik
mezelf ook; het is nog een onbe
schermde titel. Zo'n initiatiefnemer
„assimileert" alle wensen van de be
woners'kopers en geeft ze door zijn
contact met het bouwteam gestalte.
Hij moet inzage hebben in de begro
ting van de bouwer, hij moet alle mo
gelijkheden die de overheid biedt, ken
nen; hij verzorgt de hele administra
tieve winkel die nodig is voor het ver
krijgen van de grond, de vergunnin
gen, de premiebeschikking en wel zo.
dat de bouwer als het zover is. in een
gespreid bed terechtkomt. Zo krijg, je
het over- en weer-gesprek en een spor
tieve wedijver om het zo goed moge
lijk voor de bewoners-kopers te „ver
sieren". Dit alles liikt me in ieder ge
val uitvoerbaar bij premiewoningen:
bij de bouw van woningwetwoningen
zal het moeilijker, misschien wel on
uitvoerbaar zijn. Ik heb daar geen er-
BAAR: Het klinkt origineel en revo
lutionair: oppervlakkig bezien lijkt me
dit wel wat. Overigens ben ik van
mening dat men bij cencezlnshuizen
als het grote series zijn even
eens wel iets goedkoper zal kunnen
bouwen door massale inkoop etc.,
maar dat de loonbesparing bij de
hoogbouw gemakkelijker is te bereiken.
Eengezinshuizen vergen veel meer
ambachtelijk werk, zijn dus looninten-
BAAR: Die bedraagt ƒ55.
VAN DER TOORN: Dat is dan even
hoog als die van onze eengezinshui
zen Daar zit de besparing dus kenne
lijk niet in evenmin als in de hoog
bouw. want die kost tenminste 75.-—
per kubieke meter.
VAN DEN BROEK: Dat de hoog-
bouw minder loonintensief is dan de
bouw van eengezinchuizen acht ik
dan ook een gevaarlijke stelling. Ik
denk aan pcn«?pzinshuïzen van hat
Bouwfonds Nederlandse Gemeenten,
die in één dag overeind gezet kunnen
worden.
GROOSMAN: U noemt het Bouw
fonds nu. maar dèar zie je iets soort
gelijks verwezenlijkt als wat de heer
Van der Toorn zojuist over de initia
tiefnemer betoogde. Hier hebt u een
overkoeDelende organisatie, een bunde-
llnssoreaan van allerlei verlangens en
Initiatieven die er bestaan. Dat Bouw
fonds Nederlandse Gemeenten organi
seert naar aanleiding hiervan de grote
ODdracht: neemt ootie op grote stuk
ken grond, laat daarop plannen ont
wikkelen en creëert voor de bouwnij
verheid de ongave: ..Hier wil ik 100
van die en die woningen od hebben.
Wat kosten mij die?" Daardoor kan
efficiënter, dus kostenbesparend, wor-
VOORZITTER: Resteert thans nog
de vraag die, naar blijkt, voor vele
gegadigden een open vraag is: Wan
neer zou men moeten besluiten een
huis te huren en wanneer is het ver
antwoord het kopen van een woning in
overweging te nemen?
VAN DER TOORN: Om bij het laat-
ste (kopen) te beginnen: Wanneer het
gezinshoofd in zijn werk een zekere
stabiliteit heeft verkregen in ieder
geval zal hij dan ouder dan 30 jaar
zijn dus menselijkerwijs gesproken
in een bepaalde gemeente zal blijven
wonen, waar hij zich ook thuis voelt,
dan is dat de eerste factor. De tweede
is de grootte van het inkomen. De
maandelijkse woonkosten bij koop mo
gen niet meer dan 20 pet. van het hui
dige brutoloon bedragen, waarmee dan
ai rekening wordt gehouden dat er nóg
een paar huurverhogingen komen,
waardoor dat percentage iets gunstiger
zal worden. Punt drie, maar dat is
mijn privé-mening, luidt, dat men bij
voorkeur een eengezinshuis moet ko
pen (het ideaal immers: een huis met
een tuintje). Persoonlijk voel ik name
lijk minder voor een flat. Een „la in
een kast" spreekt me niet aan als ei
gendom....
GROOSMAN: Een psychologische
kwestie èn een verouderd standpunt!
VAN DER TOORN: Ik zeg ook: het
laatste is mijn .irivé-mening. Echter is
een eengezinshuis ook altijd veel cou-
ranter dan een flat, wat zijn voorde
len heeft als men eventueel moet ver
kopen. En dan het huren. Jonge men
sen die gaan trouwen zou ik altijd
adviseren: probeer op een huurflat te
komen, wordt desnoods onderhuurder.
GROOSMAN: Volkomen juist, want
hun maatschappelijke positie is nog
niet gestabiliseerd en ze weten niet
hoe groot hun sezin zal worden.
VAN DER TOORN: Blijft dan de
vraag: Hoe kopen? Dan geloof ik dat
men het beste kan aanhaken bij een
betrouwbaare groep: Bouwfonds Ne
derlandse Gemeenten of een groep zo
als wij hadden (met een initiatiefne-
mer), waarbij de kopers als het ware
opgeleid worden in de „huiskunde",
want er zit een belangrijk stuk voor
lichting in; het gaat ten slotte om de
belangrijkste koop in je leven. In dit
verband wil ik noemen het binnenkort
te verschijnen boekje ..Koopt u een
Huis?" door dr. ir. R M. M. Ober
man; een uitgave van de Ned. Consu
mentenbond te 's-Gravenhage, waarin
een aantal punten wordt behandeld
waarop je moet letten als je een huis
VOORZITTER: Dus kopen met als
achtergrond: ik weet niet of ik hier
blijf, maar ik kan in ieder geval weer
gemakkelijk verkonen acht u onjuist?
VAN DER TOORN: Persé, want dat
ls speculatief kopen. Je moet bij
koop bedenken dat je er ook na je pen
sioen wilt blijven zitten. Tot dat tijd
stip moet je m.i. ook de hypotheek
„plannen" Op je 60-ste woon je dan
in een onbelast huis. wat in feite een
verhoging van het pensioen betekent.
BAAR: U noemt nu die technische
voorlichting aan kopers en beveelt dat
boekje aan. Prachtig. Maar krijgen wij
als bouwers dan niet dezelfde moeilijk
heden met die individuele wensen van
kopers als met de gevarieerde bouw
voorschriften. die we zo graag anders
willen hebben?
GROOSMAN- Al die v. ensen zijn ten
slotte onder één noemer te brengen.
Ik geloof dat u datgene wat de heer
Van der Toorn zei. zo moet vertalen:
die voorlichting is heel goed als ze bij
draagt tot de vorming van een groter
kwaliteitsbewustzijn ten aanzien van
een onroerend goed Uit ervaring weet
ik. dat dit volkomen ontbreekt. Als
een hulsvrouw en ijskast, een centri
fuge. serviesgoed, linnengoed koopt,
dan hééft ze dat kwaliteitsbewustzijn.
Waarom? Omdat ze het in haar han
den kan nemen, ze kan het „over-
zien", ze kan het vergelijken met be
tere en slechtere produkten. Maar bij
onroerend goed ontbreekt dat kwali
teitsbewustzijn ;en enenmale. En daar
om mogen we elke poging om dat ten
goede te keren .net gejuich begroeten.
nieuw \RATTEN-
MUIZEN«V pASTA
VLOKKEN v
roeit ze genadeloos uit