Woonkosten kunnen omlaag mMWf De forumleden zijn: Lagere grondprijzen - betere „doorstroming" VRAGEN AAN FORUM HUREN of KOPEN Goedkopere bouw mogelijk, maar HET BOUWEN is na de oorlog bexig een steeds duurdere aangelegenheid te worden dezelfde woningtypen van hetzelfde materiaal vervaardigd, die laten we zeggen vier jaar geleden voor x-duizend gulden opgeleverd werden, moeten vandaag, anno 1961, al weer vele duizenden guldens méér opbrengen. Duurdere bouw dus enerzijds en aan de andere kant een woningnood die in feite alleen nog heerst in die gezinnen, welke over de LAAGSTE inkomens beschikken. Kan het schrijnender De vraag komt op Zou het, met behoud van ruimte, kwaliteit, kortom met handhaving van essentiële woon behoeften, nu werkelijk niet goedkoper kunnen In onze tijd met zijn efficiency, rationalisering en automa tisering moet daar toch ook meer „uit te halen zijn" voor de bouwnijverheid We hebben deze vraag, iets gedetailleerder dan hij hier in zijn eenvoud wordt gesteld, aan een viertal des kundigen voorgelegd een architect, een aannemer, een „amateur-bouwer" en een efficiency-deskundige. Zij hebben het zij nadrukkelijk gezegd hun PERSOONLIJKE mening over dit onderwerp kenbaar gemaakt en spraken dus niet namens hun dienst of bedrijf. Er resulteerde een naar onze mening veelzijdig geheel, dat de lezer inzicht geeft in de materie en voorts wegen aanwijst, die tot lagere woonkosten kunnen leiden. Tenslotte heeft dit forum ook waardevolle adviezen gegeven in verband met de voor velen nog open vraag Wanneer HUUR en wanneer KOOP ik een woning E. F. GROOSMAN (1917), architect B.N.A. te Rotterdam, studeerde na zijn middelbare en H.T.S.-opleiding aan de Academie voor Bouwkunde te Amsterdam, genoot zijn praktische opleiding bij diverse architectenbureaus, o.m. bij dat van ir. W. van Tijen en Maaskant te Rotterdam. Heeft een eigen architectenbureau (sinds 1947) dat veelzijdige opdrachten uitvoert. Dc heer Groosman bevindt zich thans voor studie in Amerika. G. A. M. BAAR (19081, lid van de directie van N.V. Dura'sAannemingsmaat. schappij te Rotterdam, studeerde na zijn middelbare opleiding als „Bauingcnieur" (ons: civiel-ingenieur) af aan dc Technische Hogeschool te Aken, was o.m. werk zaam bij de N.V. Maastunnel te Rotterdam tijdens de uitvoering van de tunnelwerken en bekleedde vervolgens diverse topfuncties bij Dura. A. J. VAN DER TOORN (1921), efficiency-expert en P.T.T.-ambtcnaar te Den Haag, is een „amateur-bouwer". Toen hij met zijn gezin uit een vierkamerflat groeide, leek Jiet hem het goedkoopste samen met een vriend, de heer J. B. dc Römph, zelf een aantal eengezinshuizen (7 kamers) te doen bouwen, premiehuizen, die de kopen ongeveer 24 mille hebben gekost. Men kan hem beschouwen als een belangstellende leek, die diep in de bouwproblematiek is doorgedrongen. Ir. H. VAN DEN BROEK (1924) studeerde af als civiel-ingenieur. Hij specialiseerde zich i heeft zich als chef van het bureau efficiency van Volkshuisvesting der gemeente Rotterdan voorbereiding van de plannen voor het bouwei a zijn middelbare opleiding in Delft bedrijfsorganisatorische richting en i externe organisatie van de Dienst intensief bezig gehouden met de van goedkope woningen. E. F. Groosman G. A. Af. Baar VOORZITTER: Nu allerwege een ze ker onbehagen bestaat over de steeds duurder wordende woningbouw; nu voorts blijkt dat de eigenlijke woning nood nog heerst bij de laagste inko mensklassen, komt bij velen de vraag op: is het nu niet mogelyk de woon kosten van te bouwen projecten (waar bij we speciaal denken aan woningwet en premiebouw) te verlagen en zo ja: Op welke wijze zou dat dan zijn te verwezenlijken? Dat is dus de hoofid- vraag waarom het hier gaat. Wie van de forumdeelnemers wil hierover van wal steken? GROOSMAN: Dat wil ik graag doen. Om te beginnen dit: velen denken dat de huur (of het maandelijkse financie ringsbedrag als het een koopwoning geldt) voor het grootste deel gevormd wordt door de bouwkosten. Hoorden ze de werkelijkheid, dan zouden ze schrik ken. Als je namelijk gaat uitrekenen welk percentage van dat maandelijkse bedrag gevormd wordt door de netto bouwkosten, dan kom je. rekening hou dende met dc thans geldende bijdrage regelingen, de grondkosten en andere bijkomende kosten, tot de conclusie, dat gemiddeld 60 a 65 procent van de huur, of het maandelijkse financie ringsbedrag gevormd wordt door die bouwkosten! Gaan we dus praten over verlaging van de woonkosten, dan is het eventueel goedkoper bouwen dan thans daar maar een facet van. BAAR: Volkomen juist. En dat bete kent dus, dat indien een bouwer zou zeggen: de bouwkosten kunnen bijvoor beeld 5 pet. omlaag, de woonkosten misschien maar 2 pet. zullen dalen.... VOORZITTER: Daarom lijkt het mij het beste, dat we eerst bezien welke andere factoren dan die van de bouw de woonkosten zouden kunnen verla- VAN DER TOORN: Dan zou ik de aandacht willen vestigen op de sterk gestegen en stijgende grondprijzen, waarvan er drie typen zijn: voor wo- ningwetbouw (het laagst), voor pre miebouw (duurder) en voor vrije bouw (het duurst). Persoonlijk vind ik, dat de grondprijs 25 pet. van de bouwsom niet mag overschrijden. Maar als men nu ziet dat die grondprijs vaak de helft van de bouwsom omvat, dan acht ik dit absurd! Dat ook de straataanlcg e.d. op de grondprijs drukt, akkoord, maar in sommige gevallen brengt men rustig de grote doorgangstracé's ten laste van de omringende huizen. GROOSMAN: Die kosten horen in feite thuis op de kapitaaldienst van de gemeente. VAN DEN BROEK: Ik weet zeker, dat die dingen niet in alle gemeenten gebeuren. VAN DER TOORN: Dat niet. maar de tendens van die absurde grondprij zen is er maar al te duidelijk. Geluk kig heeft de minister nu een commis sie ingesteld om hem te adviseren hoe de prijzen van de bouwgrond voor wo ningbouw verlaagd kunnen worden. Een andere factor die bulten de bouw kosten ligt is het bewerkstelligen van een zo groot mogelijke, doelmatige doorstroming. Ik bedoel dit: het stre ven van allen die bij dc bouw betrok ken zijn (en daar bedoel ik niet alleen de overheid mee) moet veel meer dan thans gericht zijn op het zoveel raogeliik mensen een zo goed mogelij ke woning tegen een zo laag mogelijke prijs te leveren. Daaraan zie ik inhae- rent het effect van die doorstroming. Wij bouwden 62 goedkope eengezins huizen (7 kamers) voor ambtenaren, waarbij we die eis van een zo nuttig mo gelijke doorstroming nadrukkelijk stel den. Door dat handjevol huizen van ons bereikten we. dat tal van goedko pe woningen werden vrijgemaakt, waarvan weer mensen met een lager inkomen hebben geprofiteerd, die op hun beurt óók weer goedkope wonin gen vrijmaakten, zodat het netto-ef fect van die door ons geleide doorstro ming 300 gezinnen vormde, die bij de bouw van onze 62 een gezinshuizen ge baat waren! Allen kregen een betere èn relatief goedkopere woning. Maar: zoiets moet georganiseerd worden en dc praktijk ls dat de doorsnee-bouwer rich helemaal niet Interesseert oor diegenen die in zijn woning komen met het oog op wat voor woning ze vrijma ken. Zou men dit goed voor ogen hou den. dan werd een veel grotere bij drage geleverd aan de leniging van het goedkoDe woningenprobleem. VOORZITTER: Hiermee hangt ook samen de uitspraak die Ik onlangs las van minister Van Aartsen: dat zo'n groot deel van de woningwetwoningen wordt bezet door mensen. Hie gemak kelijker een duurder huis kunnen be kostigen. Omdat zij zo goedkoop wo nen kunnen ze zich dan een auto aan schaffen. zodat het er in feite op neer komt dat de staat die auto subsidi eert- VAN DER TOORN: Inderdaad is dat een bijzonder pijnlijke zaak. De moei lijkheid is namelijk dat de overheid met meer in kan grijpen als men een maal in zo'n woningwetwoning woont. Het enige dat in die gevallen nog zou kunnen worden gedaan is een ruimere woning aan te bieden, bij voorkeur een eengezinshuis met premie (koop woning). waardoor het aantrekkelijk wordt die goedkope woningwetwoning te ontruimen. Men spreekt ook wel eens over ,,een beroep doen op het ge weten van allen die in dergelijke goed kope woningen ten onrechte wonen", maar aan het resultaat daarvan ge loof ik niet. VOORZITTER: Overigens kan die doorstroming ook effectiever worden naarmate er dèt type woning gebouwd wordt, waaraan het meeste behoefte is. Als ik het goed heb begrepen doel de u daar zojuist toch ook op, meneer Van der Toorn? VAN DER TOORN: Ja, de oplossing van het behoefte-vraagstuk is in dit verband zeer essentieel. Ik ben er per tinent van overtuigd, dat er teveel (én te kleine) flatwoningen worden ge bouwd ten koste van eengezinshuizen. Aan dat laatste type ls werkelijk be hoefte, terwijl ik bovendien stellig weet, in tegenstelling met de officiële mening, die in tal van gemeenten heerst, dat je op een bepaald stuk grond een even groot percentage een gezinshuizen kunt bouwen als flatwo ningen. GROOSMAN: Het ls misschien wel juist wat u zegt, maar als u bedoelt te propageren dat iedereen in West- Nederland in een eengezinshuisje zou moeten en kunnen wonen, dan is dat volkomen onmogelijk. Als ik duizend mensen ga vragen: ,,Hoe wil je graag wonen?", dan zeggen ze allemaal: „In een ééngezinshuis met een voor- en een achtertuintje". BAAR: Precies, en dat kan nu een maal niet. GROOSMAN: Vraag ik aan de twee de duizend mensen, die wat meer ver dienen, hetzelfde, dan zeggen zij:„In een bungalowtje op een terreintje van duizend vierkante meteP'. Maar als de overheid dat stimuleerde zou de Randstad Holland in recordtijd volge bouwd zijn! Het bouwen van eenge zinshuizen moge voldoen aan het ver langen van de enkeling, het Is bepaald géén vorm geven aan de samenleving in het westen. VAN DEN BROEK: Dat geloof ik niet. Mèt de heer Van der Toorn meen ik, dat er een veel groter percentage eengezinshuizen dient te worden ge bouwd dan thans het geval ls. Dit is een zaak die de gemeenten volledig in de hand hebben het rijk laat aan hun de keuze: eengezinshuis dan wel flatwoning! Laten de gemeenten zich op dit behoeftevraagstuk toch eens die per bezinnen. VAN DER TOORN: Gaat men het dan per bebouwde eenheid oppervlakte bekijken, dan krijgt u met hetzelfde aantal gezinnen, per hectare méér ka mers dus deze gezinnen wonen dan ruimer én bij die eengezinshuizen redelijke straatjes. Ik heb dat allemaal precies uit zitten rekenen en geloof, dat de stedebouwkundigen daar onvol doende de moeite voor hebben geno men. En in het bijzonder hebben ze tot nu toe onvoldoende rekening gehou den met de wensen van de toekomsti ge bewoners, dus met de mensen die de door hen geprojecteerde wijken be- GROOSMAN: Die sommetjes zijn al wel duizend Jceer gemaakt. Stelt u zich nu toch eens voor, meneer Van der Toorn, dat je in de Haagse wijk Ma- riahoeve of in het Rotterdamse Pen- drecht, Lombardije en noemt u maar op, een plan ging realiseren met uit sluitend eengezinshuizen.... VAN DER TOORN: Ik zeg niet uit sluitend, maar laten we zeggen: meer dan de helft. GROOSMAN: Zelfs dan wordt het nog één onoverzichtelijke brei zonder enige ruimtewerking. Bovendien hield u met uw sommetjes geen ruim te meer over voor andere noodzakelij den Broek ke voorzieningen. In een stedelijke ag glomeratie moet nu eenmaal ruimte overblijven: voor openbare parken en sportvelden. En wat denkt u van de scholen en allerlei andere voorzienin gen? Daar blijft niets voor over, indien wij onze nieuwe wijken voor meer dan de helft uit eengezinshuizen zouden gaan samenstellen. Dat kan eenvoudig VAN DEN BROEK: Ik ben het be paald oneens met de heer Groosman als hij zegt, dat door grotere percen tages eengezinshuizen grond voor an dere voorzieningen zou worden opge slokt. Eengezinshuizen, welke vaak meer ruimte hebben en goedkoper zijn dan diverse portiek- en galerijv/o- ningen die weinig andere verdiensten hebben dan dat ze een „boeiend ele ment" in de wijk vormen. GROOSMAN: Mag ik het dan zó zeg gen?: dan nodig ik alle redacties van de Nederlandse dagbladen uit om over twee jaar eens te komen kijken naar de „uitgesmeerde" eengezinshuisjes, die de heer Van den Broek tijdens zijn ambtsperiode bij Volkshuisvesting me de heeft gerealiseerd. VAN DEN BROEK: Laten we dan met die redacties eens gaan kijken cn ook praten met de bewoners in die wijken, welke volgens deze principes zijn gebouwd. Bovendien zijn de heer Groosman en ik samen in Engeland in de „New Towns" geweest, waar we een dergelijke situatie hebben gezien: 90 procent eengezinshuizen en de rest flats. GROOSMAN: Voor die Engelse „New Towns" gelden andere maatstaven dan voor de Randstad Holland. 1. Aan welke factoren, vallende buiten de bouw, zou moeten worden voldaan teneinde een verlaging van de woonkosten in de nieuwbouw te bewerk stelligen in de woningwetsector in de premiesector Kunnen genoemde woonkosten ook worden ver laagd door goedkoper te bouwen dan thans het geval is? (Aan kwaliteit, essentiële woonbehoeften enz. mag uiteraard niet worden getornd), in de woningwetsector in de premiesector a. Wanneer moet worden aangeraden tot het huren van een woning te besluiten b. Wonneer is het verantwoord het kopen van een woning in overweging te nemen b. 2. VOORZITTER: Het ogenblik lijkt ge komen over te stappen op eventueel kostenbesparende factoren in dc bouw. Tenzij iemand zou willen ingaan op nog andere niet-bouwtechnische kosten besparingen? Zo niet, dan komt nu dus de vraag: Is goedkoper houwen dan thans mogelijk? VAN DEN BROEK: Daar zal men altijd op bedacht moeten zijn. Hoewel men er zich incidenteel wel op tracht in te stellen blijft volgens mij om te beginnen het overgrote deel van de bouwerij al zitten met de moeilijkheid van een gebrek aan coördinatie. De schakels in de woningproduktie: stede- bouwkundige. architect en producent (bouwer) grijpen namelijk niet of slecht in elkaar. Men werkt langs el kaar heen. Maar al te vaak kom je te gen, dat een aannemer iets gaat bou wen waarop hij eigenlijk helemaal niet ingesteld Is. Het is natuurlijk overdre ven. maar in dit verband verzucht ik wel eens: het lijkt op de situatie dat een opdrachtgever een zeepfabriek ver zoekt sigaretten voor hem te gaan produceren VOORZITTER: Er zit dus al een on nodige kostenverhoging in de planning? VAN DEN BROEK: Inderdaad. De eerste fout vindt u al in de voorberei ding. dio vaak een te geïmproviseerd karakter draagt. VOORZITTER: Wat zegt u daarvan als bouwer, meneer Baar? BAAR: Dat ik dit met de heer Van den Broek eens ben. Coördinatie be staat er in feite bijna niet Als aan nemer krijg je vaak van een architect praktisch geen enkele invloed meer op uitoefenen. Zou de aannemer een goed kopere werkmethode, of voordeliger bouwmateriaal voorstellen dan v.-as voorgeschreven, dan hoort hij van de architect: Onmogelijk. Want dan zou het hele project omgewerkt moeten worden, waardoor men in tijdnood zou komen of wat dan ook. 't Kan ook zijn, dat de aannemer zonder meer hoort: Wat heb je ermee te maken? Doe het maar, zoals ik het voorge schreven heb. En daarmee uit VAN DEN BROEK: En dus zou dat hele coördinatieprobleem door de be trokken organisaties eens gezamen lijk bekeken moeten worden, zodat men ln^dit opzicht tot betere verhoudirgen BAAR: Daar ben ik vóór. Dat was dus één factor. Als een ander as- Kct dat wellicht kostenverlagend zou nnen werken, wordt veel genoemd een rationelere indeling van de huizen. Maar daar is al zó uitvoerig aan ge dokterd. er is nu een dusdanige stan daard gegroeid in woningtype, dat ik zeg: Daar is heus weinig meer ..uit te halen" Je ziet nog hoofdzakelijk esthetische en praktische verbeterin- gen-voor-hetzelfde-geld. maar andere plattegronden, waarvan je zegt" Hé. daar zitten we nu al zo 'ang op te wachten en nu kan het belangrijk goedkoper, neen. die zie ik nog niet. Nieuwe grondstoffen dan? Ze wor den wel met veel gejuich binnenge haald. maar later komt meestal de narigheid GROOSMAN: Maar wat die nieuwe materialen betreft, die zullen toch stel selmatig moeten worden onderzocht en op deugdelijkheid moeten worden be proefd, want ze kunnen goed én voor deliger zijn. Nog een belangrijk as pect bij dat goedkoper bouwen waarbij ik niet genoeg kan accentue ren dat de prijs nimmer gedrukt mag worden ten koste van essentiele woon behoeften acht ik het bevorderen van een grotere vrijheid voor degenen die bij de bouw betrokken zijn. In ar chitectenkringen is mpn er heilig van overtuigd dat indien er meer vrijheid zou kómen en we wat minder hadden te maken met die hele bibliotheek van voorschriften, welke én bouwtechnisch, én financieel technisch, én stedebouw kundig cn ga zo nog maar even door... ons werk beperken en belemmeren, er nog wel eens wat anders mogelijk zou kunnen zijn ln de woningbouw..:. BAAR: Wat u zegt is mij uit het hart gegrepen! Maar dan zal er aan een heleboel voorwaarden voldaan moeten worden. VOORZITTER: Dat klinkt ln ieder geval hoopvol. Welke voorwaarden moeten dat dan zijn, om nu maar even bij ..die hele bibliotheek van voor schriften" te blijven? BAAR: Vooreerst zijn de van elkaar afwlikende gemeentelijke bouwvoor schriften een reusachtige belemme ring. En: er mag per se niet van af geweken worden! Praten erover heeft dus weinig zin, want „het staat in het boekje". Van elkaar afwijkende voor schriften: In Rotterdam geldt bijvoor beeld weer een andere verdiepinghoog te dan in Vlaardingen, of Maassluis. Hetzelfde heb je met de vloeropper vlakte. de lichtoppervlakte, hoeveel ont- luchtingspijpjes er moeten zijn, hoe veel w.c.'s en ga zo maar door. Ik ben geen architect en zou geen huis kunnen ontwerpen dat aan hoge eisen voldoet maar er wel een kunnen bouwen, dat aan alle technische eisen beantwoordt, want het is allemaal voorgeschreven: ln de ene gemeente zus cn in de andere zo. En dèt is nu ons bezwaar: Waarom niet meer soe pelheid bij de toepassing? VAN DER TOORN: Het ls dringend noodzakelijk dat de landelijke unifor- forme bouwvoorschriften worden uitge breid. Want als iets landelijk is gere- teld, vervalt de plaatselijke regeling. !n: De landelijke voorschriften die er al «tin moeten uitstekend worden ge noemd. BAAR: Dat zou heel mooi zijn. Maar ik wil reëel blijven en vraag voorloDig alleen nog maar om meer soepelheid in de thans geldende regelingen: dat men in de gemeenten die bepalingen meer als richtlijn ziet. dus dat men ze minder formalistisch hanteert, dat er over gepraat kan worden. Want je krijgt nu de indruk dat die regels in de gemeenten gehanteerd worden als rem: Voldoe je er niet aan, nu. dan bouw je maar niet! Heus, we moeten nét zo bang zijn. want we hebben nog altijd de bouwpolitie. die ongelukken kan voorkomen. We moeten er vanaf, dat we steeds van de plaatselijke over heid horen: Heren, ik zou wel willen, maar....het ls nu eenmaal voorge schreven. Mag ik dit met een voorbeeld illustreren? U weet. dat ik met Dura-Coignet helemaal in de in dustriële bouw zit. Wij passen grote elementen toe, waar de ramen al in zijn opgenomen. Kostbare machines zijn voor de produktie van die elementen vervaardigd. Dan staan die huizen er in record tijd, iedereen is er verschrikkelijk blij mee en dan blijkt ineens in Rotter dam een voorschrift te bestaan el ders weer niet of anders dat zegt dat het ventilatieklepje in die ramen vijf centimeter te ver van het pla fond afzit. Dit moet en zal veranderd worden: we moeten onze serie onder breken, de mallen moeten veranderd worden, wat een kostbare geschie denis is ende woning is wéér duur der geworden! Zo zou ik door kun nen gaan. GROOSMAN: Wat moet er dus ge beuren? Landelijke, uniforme bouw voorschriften, maar dan gebaseerd op verantwoorde minima. Minima t.a.v. geluids- en warmteisolering (die thans ten enenmale onvoldoende zijn), t.a.v. waterdichtheid (want er waren honderden plaatsen die met de decem berstorm in dit verband schade meld den), t.a.v. keukens, was- en badgele- genheden (ook hierin schiet men te kort: plaats voor centrifuge, wasma chine en ijskast is er meestal niet of weinig), en zo is er nog wel meer te VAN DEN BROEK: Ook ik ben voor uniforme bouwvoorschriften. Maar: controle zal altijd nodig blij ven; de bouwpolitie is er niet voor niets. Voor de hantering van die bouwvoorschriften zou ik dan nog graag een beroepscollege zien ge creëerd (niet plaatselijk want zo'n col lege zou uiteindelijk nóg niets mogen doen) maar landelijk, waar men bij verschil van mening in beroep kan gaan en waarvan men dan de binden de beslissing hoort, i GROOSMAN: Precies. Het gaat dus om voorschriften die een bepaalde tendens vastleggen, wat natuurlijk de nodige administratieve moeilijkheden met zich zal brengen, dat weet ik wel, maar ondanks dat zijn dergelij ke „tendens-voorschriften" gebiedende eis; immers dan alleen krijgt het creatieve element weer een kans, waaruit weer nieuwe ontwikkelingen geboren kunnen worden. Er dreigt in alle sectoren van onze volkshuisvesting een verstarring. De woningwetbouw wordt beperkt tot enkele goedkope ty pen, maar de particuliere bouw zou door het ontwikkelen én doen bouwen van nieuwe ideeën een bevruchtende invloed kunnen uitoefenen op de rest. Waar blijven de huizen, waarin je én individueel én als gezin werkelijk jezelf kunt zijn, waar jc lekker ln je bikini in de zon kunt liggen op een stukje dakterras als het mooi weer is; waar je in een gedeelte van je tuin werkelijk vr|j bent, als je geen zin hebt met je buren te confereren? Huizen met grote windvrije balkons, met gale rijen waar de kinderen ook nog wat aan hebben. Waar blijven de huizen die werkelijk nog voldoende reserve ruimte hebben om de toenemende vrije tijd te besteden? Waar blijven de huizen met de wegschuifbare wand, die de woonkamer kan vergroten als bijv. één van de kinderen de deur uit gaat? We hebben huizen met een flexi bele plattegrond nodig, huizen die met onze snel veranderende behoeften kun nen meegroeien! VOORZITTER: Er zijn natuurlijk nog méér factoren, die het goed en goedkoper bouwen in de hand kun nen werken. Dan denk ik aan syste men als dat van de heer Baar: Dura- Coignet. BAAR: Dan komen we dus op de industriële bouw, waar in feite wordt gestreefd naar het voorbeeld dat de autofabrikanten geven: serieproduk- tie. Om te beginnen kun je daarbij in massa materialen inkopen, je kunt standaardiseren, rationaliseren, nor maliseren en hoe het maar heten mag, met stééds dat effect: goedko per met behoud van of zelfs betere kwaliteit, waarbij het „minder loonin- tensief" natuurlijk een voorname rol speelt. GROOSMAN: Inderdaad. Maar daar voor is primair nodig: continuïteit. En dat betekent (we spreken nu. zoals u begrepen zult hebben, over de woning wetbouw) dit: Als de overheid nu eens begon met de grote series woningwet- bouw uitsluitend onder te brengen bij de grote, goed georganiseerde bouw ondernemers. Enerzijds omdat ze daarop onk hele maal ingesteld zijn en anderzijds om dat ze die continuïteit nodig hebben als een mens zuurstof! En dat dus voor de middelgrote en kleine bou wers de kleinere groep van premie- en particuliere woningen overblijft, want die vormen van nature hun ter rein. Dus niet meer de situatie dat grote bouwers hun energie aan pluk jes van 50. 60 woningen gaan verspil- len en kleine bouwers zich vertillen aan series. Als we nu eens begonnen dèt nationaal te organiseren, dan kwa men de juiste mensen op de juiste plaats enwerd het bouwen op den duur voordeliger, met behoud of zelfs nog verbetering van kwaliteit! BAAR: Wanneer wij met onze in dustriële bouw een produkt leveren dat goed blijkt te zijn. dan moet de over heid kunnen zeggen: Akkoord, dat is een uitstekend woningcomplex en bouw de eerstvolgende tien jaar nu maar duizend van die woningen per jaar. Dan kunnen wij zonder meer zegeen dat er ik noem maar iets 5 pro cent van af gaat. Waarom? Omdat wij dan onze dure installaties, welke de industriële bouw mogelijk maken, kunnen afschrijven. Je kunt dan ratio neler werken. VAN DER TOORN: Dat zégt u nu. heren Baar cn Groosman. maar in Den Haag hebben we die figuur ge had: bij wijze van proef contirvueon- tracten voor vijf jaar aan enkele gro te bedrijven. Wat zag je? Het werd niet goedkoper, maar elk Jaar was de kubieke meterprijs hoger, dan die van de traditionele bouw! GROOSMAN: Best mogelijk, maar we hebben het Korea-effect gehad en de loonronden. VAN DER TOORN: O nee. het was daarna en de ongunstige verhouding VAN DEN BROEK: Kijk eens. u hebt eigenlijk allemaal gelijk. Inderdaad is bij die vijf-jaar-contracten de prijs den gewerkt. misschien geen cent omlaag gegaan. Het had gekund daar ben ik van over tuigd. Maar de Nederlandse aannemer de goeden niet te na gesproken is nog zó uitsluitend commercieel in gesteld, dat hij alleen maar kijkt naar wat hij op het ogenblik „vangt". Hij wil niet vooruitzien. Hadden de betrok ken aannemers een redplijke prijsver laging in de contractbouw bewerkstel ligd nogmaals: dat kon dan maakten ze een mooie kans om wéér een binding van vijf jaar te krijgen. Anderzijds was de overheid even kort zichtig door te redeneren: de openba re aanbesteding geeft op het ogenblik lagere prijzen dan de contractbouw, „dus" wij nemen die lagere prijzen. Want weet u: die continu-contracten moet men niet over vijf jaar maar over een veel langere termijn bezien, bijv. 15 Jaar Dan zijn er wèl resultaten. VOORZITTER: Maar dit geldt dus alleen de woningwetbouw. Hoe is het nu in dit opzicht met de premiebouw gesteld? VAN DER TOORN: Het is mij bij de premiebouw gebleken, dat de klei ne en middelgrote bouwers er veelal „overheidstechnisch" niet uithalen wat er in zit. Ze laten bepaalde mo gelijkheden die de overheid biedt onbe nut. Bij die „plukjes" premiewoningen (meestal eengezinshuizen) is daarom volgens mij nodig een specialist. U zult zeggen: dat is de taak van de ar chitect. Maar deze man is tegenwoor dig een duizendpoot en ik kan me voorstellen, dat hij niet voldoende uit de overheidsbepalingen kan puren ten bate van zijn principaal, die er op zijn beurt nog minder van afweet. Bij de bouw van onze ambtenarenhuizen is ons de noodzaak gebleken dat in het hele bouwteam een of twee personen zitten, die eigenlijk de toekomstige be woners/kopers vertegenwoordigen We zouden die mensen de initiatiefne mers kunnen noemen zo noemde ik mezelf ook; het is nog een onbe schermde titel. Zo'n initiatiefnemer „assimileert" alle wensen van de be woners'kopers en geeft ze door zijn contact met het bouwteam gestalte. Hij moet inzage hebben in de begro ting van de bouwer, hij moet alle mo gelijkheden die de overheid biedt, ken nen; hij verzorgt de hele administra tieve winkel die nodig is voor het ver krijgen van de grond, de vergunnin gen, de premiebeschikking en wel zo. dat de bouwer als het zover is. in een gespreid bed terechtkomt. Zo krijg, je het over- en weer-gesprek en een spor tieve wedijver om het zo goed moge lijk voor de bewoners-kopers te „ver sieren". Dit alles liikt me in ieder ge val uitvoerbaar bij premiewoningen: bij de bouw van woningwetwoningen zal het moeilijker, misschien wel on uitvoerbaar zijn. Ik heb daar geen er- BAAR: Het klinkt origineel en revo lutionair: oppervlakkig bezien lijkt me dit wel wat. Overigens ben ik van mening dat men bij cencezlnshuizen als het grote series zijn even eens wel iets goedkoper zal kunnen bouwen door massale inkoop etc., maar dat de loonbesparing bij de hoogbouw gemakkelijker is te bereiken. Eengezinshuizen vergen veel meer ambachtelijk werk, zijn dus looninten- BAAR: Die bedraagt ƒ55. VAN DER TOORN: Dat is dan even hoog als die van onze eengezinshui zen Daar zit de besparing dus kenne lijk niet in evenmin als in de hoog bouw. want die kost tenminste 75.-— per kubieke meter. VAN DEN BROEK: Dat de hoog- bouw minder loonintensief is dan de bouw van eengezinchuizen acht ik dan ook een gevaarlijke stelling. Ik denk aan pcn«?pzinshuïzen van hat Bouwfonds Nederlandse Gemeenten, die in één dag overeind gezet kunnen worden. GROOSMAN: U noemt het Bouw fonds nu. maar dèar zie je iets soort gelijks verwezenlijkt als wat de heer Van der Toorn zojuist over de initia tiefnemer betoogde. Hier hebt u een overkoeDelende organisatie, een bunde- llnssoreaan van allerlei verlangens en Initiatieven die er bestaan. Dat Bouw fonds Nederlandse Gemeenten organi seert naar aanleiding hiervan de grote ODdracht: neemt ootie op grote stuk ken grond, laat daarop plannen ont wikkelen en creëert voor de bouwnij verheid de ongave: ..Hier wil ik 100 van die en die woningen od hebben. Wat kosten mij die?" Daardoor kan efficiënter, dus kostenbesparend, wor- VOORZITTER: Resteert thans nog de vraag die, naar blijkt, voor vele gegadigden een open vraag is: Wan neer zou men moeten besluiten een huis te huren en wanneer is het ver antwoord het kopen van een woning in overweging te nemen? VAN DER TOORN: Om bij het laat- ste (kopen) te beginnen: Wanneer het gezinshoofd in zijn werk een zekere stabiliteit heeft verkregen in ieder geval zal hij dan ouder dan 30 jaar zijn dus menselijkerwijs gesproken in een bepaalde gemeente zal blijven wonen, waar hij zich ook thuis voelt, dan is dat de eerste factor. De tweede is de grootte van het inkomen. De maandelijkse woonkosten bij koop mo gen niet meer dan 20 pet. van het hui dige brutoloon bedragen, waarmee dan ai rekening wordt gehouden dat er nóg een paar huurverhogingen komen, waardoor dat percentage iets gunstiger zal worden. Punt drie, maar dat is mijn privé-mening, luidt, dat men bij voorkeur een eengezinshuis moet ko pen (het ideaal immers: een huis met een tuintje). Persoonlijk voel ik name lijk minder voor een flat. Een „la in een kast" spreekt me niet aan als ei gendom.... GROOSMAN: Een psychologische kwestie èn een verouderd standpunt! VAN DER TOORN: Ik zeg ook: het laatste is mijn .irivé-mening. Echter is een eengezinshuis ook altijd veel cou- ranter dan een flat, wat zijn voorde len heeft als men eventueel moet ver kopen. En dan het huren. Jonge men sen die gaan trouwen zou ik altijd adviseren: probeer op een huurflat te komen, wordt desnoods onderhuurder. GROOSMAN: Volkomen juist, want hun maatschappelijke positie is nog niet gestabiliseerd en ze weten niet hoe groot hun sezin zal worden. VAN DER TOORN: Blijft dan de vraag: Hoe kopen? Dan geloof ik dat men het beste kan aanhaken bij een betrouwbaare groep: Bouwfonds Ne derlandse Gemeenten of een groep zo als wij hadden (met een initiatiefne- mer), waarbij de kopers als het ware opgeleid worden in de „huiskunde", want er zit een belangrijk stuk voor lichting in; het gaat ten slotte om de belangrijkste koop in je leven. In dit verband wil ik noemen het binnenkort te verschijnen boekje ..Koopt u een Huis?" door dr. ir. R M. M. Ober man; een uitgave van de Ned. Consu mentenbond te 's-Gravenhage, waarin een aantal punten wordt behandeld waarop je moet letten als je een huis VOORZITTER: Dus kopen met als achtergrond: ik weet niet of ik hier blijf, maar ik kan in ieder geval weer gemakkelijk verkonen acht u onjuist? VAN DER TOORN: Persé, want dat ls speculatief kopen. Je moet bij koop bedenken dat je er ook na je pen sioen wilt blijven zitten. Tot dat tijd stip moet je m.i. ook de hypotheek „plannen" Op je 60-ste woon je dan in een onbelast huis. wat in feite een verhoging van het pensioen betekent. BAAR: U noemt nu die technische voorlichting aan kopers en beveelt dat boekje aan. Prachtig. Maar krijgen wij als bouwers dan niet dezelfde moeilijk heden met die individuele wensen van kopers als met de gevarieerde bouw voorschriften. die we zo graag anders willen hebben? GROOSMAN- Al die v. ensen zijn ten slotte onder één noemer te brengen. Ik geloof dat u datgene wat de heer Van der Toorn zei. zo moet vertalen: die voorlichting is heel goed als ze bij draagt tot de vorming van een groter kwaliteitsbewustzijn ten aanzien van een onroerend goed Uit ervaring weet ik. dat dit volkomen ontbreekt. Als een hulsvrouw en ijskast, een centri fuge. serviesgoed, linnengoed koopt, dan hééft ze dat kwaliteitsbewustzijn. Waarom? Omdat ze het in haar han den kan nemen, ze kan het „over- zien", ze kan het vergelijken met be tere en slechtere produkten. Maar bij onroerend goed ontbreekt dat kwali teitsbewustzijn ;en enenmale. En daar om mogen we elke poging om dat ten goede te keren .net gejuich begroeten. nieuw \RATTEN- MUIZEN«V pASTA VLOKKEN v roeit ze genadeloos uit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1961 | | pagina 10