Dr. F. M. WIBAUT DEZE WEEK IN EEN WOELIGE WERELD DE WERELD 25 JAAR GELEDEN ZATERDAG 22 APRIL 1961 door G. PUCHINGER Van Wibaut kan men wel zeggen, dat de grote plannen, die de laatste tijd uit het college van B. en W. Icomen, in hoofdzaak zijn lievelingsdenkbeelden zijn. gedachten, die bij voorkeur door hem zijn bepleit. Wanneer ik neem de vakantieregeling met toeslag, de gasprijsverlaging, het bouwen van woningen door de gemeente, dan krijg ik de indruk, dat Wibaut de ziel van het college is." PROF. MR D P. D. FABIUS Rede in de Amsterdamse Gemeenteraad. 28 October 1914. „Met de opeenvolgende burgemeesters, onder wier voorzitterschap hij wethouder was, heeft hij in bijzonder goede verhoudingen kunnen samenwerken. Hij nam echter in Amsterdam een positie in, die het vanzelfsprekend had moeten maken, gezien ook de politieke verhoudingen in de stad, dat hij zelf tot burgemeester werd benoemd. Sociaal democraten bleven echter in die tijd van een dergelijke benoeming nog uitgesloten. Het leidde er toe, dat hij, ondanks de tvaardering, die men voor de opeenvolgende burge meesters had, hen in feite overschaduwde. Had Wibaut later geleefd, dan zou hij zeker een van onze beste ministers zijn geworden." DR. W. DREES „Socialisme en Democratie" Jaargang XVI, nr. 6, pag. 3S8. Juni 1959 Woensdagmorgen 29 april 1936 om half negen stierf te Amsterdam dr. Florentius Marinus Wibaut, één der grote voorm'annen van het Nederlandse socialisme. Zijn grootheid komt met name uit in de wijze waarop hij van 25 maart 1914 tot 1 september 1931 op onnavolgbare wijze wethouder was van de gemeente Amsterdam. Geboren regent was hij bijna twintig jaar lang de verpersoonlijking van Amsterdam. Terwijl de meeste sociaal-democraten van formaat in de Tweede Kamer hun grootste ver maardheid verkregen, zoals Troelstra, Schaper, Vliegen, Duys en Alberda, betekende voor Wibaut de gemeentepolitiek de werkbasis van zijn politieke activiteit. In de Eerste Kamer zat hij vóór alles als socialistisch gemeentedeskundige, en ook op internationaal gebied verkreeg hij vooral be kendheid als eerste voorzitter van de Internationale Stedenbond. Mémoires Het was één der eerste socialis ten die nationale erkenning ver wierf. en reeds tijdens zijn leven vroeg men zich af wat in hem pri mair was: zijn socialistische overtuiging, die hij als stedelijk regent poogde te realiseren, of zijn geboren-regent-zijn, waar mee hij vorm gaf aan zijn so cialistische overtuiging. Hij behoort tot de weinige gro te wethouders die ook na het eeuwfeest zijner geboorte nog niet vergeten zijn, en die reeds tijdens zijn leven volop erkenning vond als nationale figuur. Naast de vele uitspraken en anecdotes die van hem nog steeds bekend zijn, zijn zijn nage laten memoires, „Levensbouw", verschenen vlak na zijn overlij den, die hij gedurende zijn ouder dom schreef, van groot belang. Daarin betoonde de grijsaard zich trouw aan de idealen van de jongeman, maar in welk een re gentenstijl beschrijft hij zijn le ven! Zijn tijdgenoten, en vooral allen die met hem hadden samen gewerkt, hebben met ongeduld ge grepen naar het boekwerk waarin de moeilijk genaakbare Wibaut van zijn leven verhaalt. Het boek is zwak qua compositie, maar vertoont een persoonlijkheid van onbetwistbare allure. Niemand die de opgang van het socialisme hier te lande wil verstaan kan het boek voorbijgaan. Er spreekt even zeer warmte als mannelijkheid uit. Rooms-katholiek En dan te bedenken dat de So cialist Wibaut uit oen gegoede Rooms-katholieke familie uit Vlis- singen stamde! Het statig provinciaal burger mansmilieu waaruit hij voort kwam, maakte hem van jongsaf- aan geschikt om regent te wor den, maar om tot één der eerste ..rode" magistraten uit te groei en, moest met het rooms-katho- liek geloof gebroken worden. Wibaut heeft ons die breuk met zijn jeugdgeloof vrij nauwkeurig beschreven, eigenlijk zo afgerond, dat wij niet geloven dat er veel aan toe valt te voegen. Hij laat niet na weer te geven welk ver driet deze breuk voor zijn moeder betekende: ..Toen ik op de leef tijd kwam om te begrijpen wat de katholieke godsdienst moest betekenen voor waarlijk katho lieken, werd mij duidelijk dat mijn moeder verreweg de innig ste katholiek was in ons katholiek gezin. Enige tijd heb ik haar voorbeeld gevolgd. Haar eerzucht was, dat haar kinderen goede ka tholieken zouden worden. Mijn va der was een zeer goede vader. Zijn toewijding voor zijn kinde ren was volledig", (pag. 10). Bijna elf jaar oud, in april 1870, vertrok de jonge Wibaut naar Rolduc in Zuid-Limburg, de be roemde kostschool, geleid door priesters, waar ook Ariens en Lo- dewijk van Deyssel hun opleiding ontvingen. Welk een reis in die jaren! Wibaut verhaalt: „Vader en moeder brachten ons naar de kostschool. Het was een ingewik kelde reis. Vlissingen had nog geen spoorverbinding. De reis ging per boot naar Terneuzen, dan per spoor naar Antwerpen en Brussel, van Brussel naar Aken en van Aken naar Herzogenrath, dat het station van Rolduc was". (pag. 20). Drie jaar verbleef hij in Rolduc, en niets wees op zijn latere af val van het Christendom: „Ik had voor mijn godsdienstige behoefte aan de algemene kerktijden niet genoeg. Na het avondeten ging ik nog een kwartiertje in de kerk bidden. Daarna deed ik op mijn slaapkamertje nog een avondge bed. Ik vroeg aan God om kame raadjes of familieleden, die ziek waren, spoedig te laten genezen, en veel dergelijke hulp", (pag. 23). De grootse Kerstfeestvieringen in Rolduc zijn Wibaut levenslang bijgebleven. In zijn mémoires schreef hij daarover: „Een ster ke herinnering heb Ik van de Kerstnacht. Er was een onder aardse kerk, een beroemde crypte. Daar werd iedere dag door enkele geestelijken een Mis opgedragen, waar je dan als mis dienaar wel eens bij was. Maar de enige grote kerkdienst in de crypte was in de Kerstnacht, om vier uur. Er was dan ontroe rend prachtig gezang bij orgel spel. Er was een aangrijpende kerstpreek. Een atmosfeer van volledige overgave. Die kerkdiensten zijn me door hun treffend karakter altijd bijge bleven. Wie niet, zoals ik. katho liek is geweest, of het niet is. kan moeilijk begrijpen wat zulk een viering van het Kerstfeest, de geboorte van Christus, voor een ontvankelijk gemoed als het mij ne betekende. Ze hebben in mijn herinnering geleefd als iets heel moois. Ik verliet Rolduc als een diep godsdienstige jongen." (pag. 26- 27). Wibaut koesterde plannen pries ter te worden, maar zijn ouders wensten enig uitstel, opdat zijn keuze zou rijpen, en zonden hem naar de Handelsschool te Amster dam. Daar leerde hij het grote stadsleven kennen, waaraan hij eens als magistraat leiding zou geven. Hier ook vond het conflict plaats met de Roomse leer en praxis, hier voltrok zich de feite lijke scheiding van de Rooms-Ka- tholieke Kerk. Was het misver stand of onvolwassenheid dat Wi baut zó geschokt was door zijn biechtvader? In zijn mémoires for muleert hij het conflict als volgt: „Hij legde mij uit dat aan de „massa" andere eisen moesten worden gesteld, dan aan tal van intellectuelen of aan den enke ling, wat sommige leerstukken des geloofs betreft. In de Kerk predikende, sprak hij tot de mas sa. Haar moest hij stellen voor de verantwoordelijkheid van verlies der Genade, blijvend verlies der Genade, uiteindelijke verdoeme nis, wanneer zij het geloof aan deze leerstukken opgaven. Wat bleef er anders over van de „Een heid des Geloofs"? Voor den af zonderlijken intellectueel stond dat anders. Die kon zeer wel de Genade behouden, al kon hij zijn twijfel aan zekere leerstukken niet overwinnen. Onder uitdruk kelijke voorwaarde echter, dat hij geen ander van die twijfel op enigerlei wijze deelgenoot maak te. Onder uitdrukkelijke voor waarde ook, dat hij het als plicht bleef aanvaarden. om ook die leerstukken te ondersteunen, in dien er in zijn tegenwoordigheid over gesproken werd. Ik zag in dit betoog een sterke tweeslachtigheid, die in mij een grote verstoring bracht in mijn vertrouwen in de ernst van de eisen en de geoorloofdheid van de eisen, aan dc massa ten opzichte van deze geloofsplichten te stel len" (pag. 38-39). Inmiddels las hij de werken van Voltaire, Rousseau en Renan, en kwam tegen het einde van zijn zestiende jaar moreel geheel los te staan van de rooms-katholieke Kerk. Wibaut overzag de directe ge volgen in zijn leven terstond: een diep. wellicht levenslang conflict met zijn ouders. Hij is dat con flict niet opzij gegaan, maar de persoonlijke banden bleven be staan. Het diepst leed zijn moe der onder dit alles, een innig vro me vrouw, die zich nimmer kon verzoenen met het atheïsme van haar zoon: „Toen ik haar mijn verloving meedeelde met een meisje dat niet katholiek was. nam haar bedroefdheid toe. Nu zou ik wel altiid zo blijven. Zii had gehoopt dat ik met een ka tholieke vrouw zou huwen, en dat ik dan misschien nog wel eens veranderde. Maar nu had zij geen hoop meer. Zij zou ook haar toe stemming tot mijn huwelijk niet kunnen geven. Mijn vader was toen gestorven. Ik begreep dus, dat ik met „acte van eerbied" zou moeten trouwen. Toen die tijd kwam. overlegde ik met mijn moeder, of zij al dan niet voor den kantonrechter wilde verschij nen. Zij stond er op dit te doen. Toen de kantonrechter haar vroeg, welke bezwaren zij had om mij toestemming te geven, antwoordde zij: „Mijn geloof ver biedt het mij. Dat is de enige re den, maar voor mij de afdoende reden". De verhouding tussen mijn moeder en mijn vrouw, is, zoals ik nader zal vertellen, ter stond na ons trouwen heel goed geworden. Maar overigens bleef mijn moeder op haar standpunt staan. We hadden graag een kind naar haar genoemd, maar daar kon ze niet toe medewerken. Toen mijn vrouw haar vierde kind ver wachtte, was mijn moeder zeer ziek. Ik heb haar toen gevraagd, of we nu dat kind naar haar mochten noemen. „Ja", zeide zij, „als het gedoopt wordt. Als het kan katholiek gedoopt. Maar desnoods protestant. Maar aan een heiden kan ik mijn naam niet geven." Ook in haar ziekte, ook toen ik afscheid van haar nam voor haar sterven, heeft zij mij niets ver weten. Zij had haar plicht ge daan. Dat wist zij ook van mij." (pag. 43-44) Doch geen reactie van welke aard ook, slechts beheerste rust betoonde Wibaut zijn leven lang Iegens de kerk die hij verlaten iad. Geen enkel bitter woord richt hij tot de kerk die hem te leurstelde, maar een ieder be grijpt uit zijn mémoires wat de ze levensommekeer voor de jonge Wibaut betekend moet hebben! En menigeen zal zich, bij het le zen van deze mémoires, hebben afgevraagd wie Wibaut zou ge weest zijn voor de voltooiing van de Rooms-Katholieke emancipatie en voor de christelijke politiek van Nederland, wanneer hij zijn christelijke overtuiging was trouw gebleven.... Naar de S.D.A.P. Met een beroep op de „mas sa" had Wibaut de rooms-katho lieke Kerk verlaten, en met een beroep op de „massa" zou Wi baut zich in de politiek begeven. Het merkwaardige was dat hij als werkgever tot de S.D.A.P. zou toetreden, want tot de arbeiders klasse heeft hij nimmer behoord. Hij ging in de handel, klom spoe dig op, en reisde voor zaken naar Rusland, Amerika en Finland. Achtentwintig jaren was hij fi nancier en handelsman. In 1904 vertrok hij naar Amsterdam om aldaar opgenomen te worden In de ontwakende kunsc, handel en politiek. In 1897 sloot hij zich plotseling aan bij de S.D.A.P.: „In 1897 hadden mijn vrouw en ik ons bij de S.D.A.P. aangesloten. Ik her inner me de bijzondere omstandig heden onder welke we dit besluit namen. Op een wandeling rust ten we uit in het gras aan de Kanaaldijk tussen Middelburg en Vlissingen. We zaten daar stil in gedachten. Op eens zei ik: „Ik houd het niet langer uit, te le ven op kosten van anderen. Ik ga mij aansluiten bij de S.D.A.P." M'n vrouw zei: „dat wil ik ook doen." Meer is er op dat ogenblik niet over gesproken. We hebben ons toen 's avonds ieder met een briefje voor aan sluiting aangemeld. Nog kan ik mij het gevoel herinneren van verruiming, alsof ik mij van een obsessie had bevrijd." (pag. 101) Dit was in feite de afsluiting van zijn afscheid van de rooms- katholieke Kerk. Multatuli, P. L. Tak, Henriette Roland Holst, Frank van der Goes en Troelstra hadden de plaats ingenomen die eens zijn moeder en de rooms-ka tholieke geestelijkheid voor zijn overtuiging bekleedden. Later sprak hij in een interview: „Ik ben tot het socialisme geko men door de erkenning van de economische noodzakelijkheid, maar het socialisme als econo misch stelsel is voor mij de grondslag voor de opbloei van ho ge ethiek." Bij ^ijn dood erkende het Alge meen Handelsblad welk een daad van moed deze toetreding tot de S.D.A.P. in die jaren voor hem is geweest: hij had geen enkel uitzicht meer op een politieke loopbaan. Maar in Amsterdam zou zijn ge zag, via de functie van het Wet houderschap, tot ongekende hoogte stijgen, en niet ontkend kan wor den dat hij het Amsterdamse wet houderschap groot aanzien heeft gegeven. Wethouder In 1903 was Henri Polak als eerste socialist tot lid van de Am sterdamse gemeenteraad gekozen. In 1904 volgde P. L. Tak, in 1905 J. Loopuit. Toen Tak in 1906 wegens drukke werkzaamheden moest bedanken, werd hij opge volgd door W. H. Vliegen. Op 23 oktober 1905 maakten Polak. Tak en Loopuit de Raad met klem at tent op de noodtoestanden der arbeiderswoningen. In september 1907 werden zes socialistische raadsleden gekozen: Wibaut. Vliegen, Loopuit, Pothuis Oudegeest en Wollring. Wibaut trad op als fractieleider. In 1909 steeg het aantal socialisten in de Raad van 6 tot 9, in 1911 tot 12, in 1913 tot 15. In 1912 verklaarde Wibaut dat de socialisten bereid waren een Wethoudersfunctie in overweging te nemen. Diverse partijgenoten waren het daarmee niet eens, want velen waren van mening dat eerst wanneer men een meerder heid achter zich had, het zin had een wethouderschap te aanvaar den. Op 25 maart 1914 werd Wibaut tot wethouder gekozen, een half jaar later gevolgd door de ver kiezing van Vliegen tot wethou der. Met twee korte onderbrekin gen (21 april—17 juni 1921 en 6 september 1927 tot 18 september 1929) bleef Wibaut toe 1 septem ber 1931 wethouder van de Hoofd stad. Wie de afdelingen langs gaat die Wibaut in de loop der jaren ten stadhuize heeft geleid, zal verstaan wat Wibaut voor Amster dam betekend heeft. Hij beheerde in de loop der jaren: Volkshuis vesting (Bouw- en Woningtoe zicht, Hinderwet, later de Wo- ningdienst). Arbeidszaken (Ar beidsbureau. Arbeidsbeurs en Werkloosheidsfonds), Pensioe nen, Levensmiddelen (Marktwe zen, Visvoorziening, Centrale Keu ken, Distributiebureau), Statis tiek, Financiën, Girokantoor, Ge meentelijke Inspectie, Belastin gen, Openbare Leeszalen, Ge meentebedrijven (Gas, Water, Te lefoon, Tram, Elektra, Veren, Uniformkleding, Reiniging, Vuil verbranding en Drukkerij). On derwijs, Kunstzaken (Bureau Kunstzaken, Stadsschouwburg, Musea). De handelsman en Marxist die hij was groeiden tezamen uit tot de eerste rode regent van formaat die ons land gekend heeft. Burgemeesters van allure als Röell, Teilegen en De Vlugt aan vaardden het overwicht van Wi baut in het college van B. en W., omdat zijn doorzettingsvermogen, inzicht en persoonlijkheid onaan tastbaar waren. Zijn vaste wil om de woning nood van zijn jaren op te lossen (die volgens W. Drees heel wat erger was dan in onze tijd) deed hem pal staan tegen iedere cri- tiek. In 1919 uitte hij zich als volgt bij de behandeling der be groting tegen de liberale oppositie in de Raad: „De Raad koos de ze wethouder als wethouder voor de Volkshuisvesting en de Raad wist, dat er dan zouden moeten komen ingrijpende maatregelen tot verbetering van de volkshuis vesting. Dit heb ik met spoed ge daan. B. en W. hebben met taaie volharding de tegenstand van de regering gebroken, vooral van de vroegere minister-president, mi nister van binnenlandse zaken, Cort van der Linden, die zich enige maanden sterk heeft ver zet tegen grote Rijksbijdragen en tegen het beginsel van verhuring beneden kostprijs. Hiermede heb ben B. en W. van Amsterdam, vooral de Burgemeester (Telle- gen) en ik voor geheel Neder land de weg gebaand voor de toe passing van de woningwet, die toen voor het eerst sindsdien op §rote schaal de verbetering van e volkshuisvesting op grondslag van de verhuring beneden kost prijs mogelijk maakte." Men wist dat met deze stram me wethouder niet te marchan deren viel, maar daarnaast wist men dat hij slechts één ideaal had: Amsterdam voor alle be volkingsgroepen te m^ken tot een leefbare stad. Onnavolgbaar waren de rede voeringen die hij als wethouder hield, waarvan bewaard zijn ge bleven uitspraken als deze: „Een wethouder is niets. Het College van B. en W. is iets. De Raad is alles." „De kunst is moeilijk, maar de kritiek is ook niet zo gemakke lijk te hanteren." „Van de democratie niets dan goeds. Doch als tijdsbesparing is slj kennelijk niet bedoeld." „Men kan de koek niet opdelen en bewaren tegelijk." „Waarom zo haastig? Er komt nog een tram!" Zijn financieel beleid was so cialistisch, maar hij kon waarhe den zeggen, die Colijn hem had kunnen naspreken. Toen hij op 24 maart 1926 voor de Nederlandse Handelshogeschool te Rotterdam een rede hield over de financiële politiek der gemeente, gaf hij de volgende drie grondbeginselen aan: „Het eerste grondbeginsel is, dat de gemeente Staat en pro vincie om een gulden te kun nen uitgeven, die gulden eerst moet hebben. Het tweede grondbeginsel is, dat de gemeente Staat en provin cie om een gulden te kunnen uitgeven die gulden eerst moet nemen. Het derde grondbeginsel is, dat de gemeente Staat en provin cie dezelfde gulden maar een maal kan uitgeven." De gemeentelijke autonomie was hem heilig, en iedere aantas ting daarvan, of wat hij daarvoor aanzag, weerstond hij, ook al stond hij daarin vrijwel alleen, zo toen hij In de Eerste Kamer het belastingsysteem van minister De Geer bestreed. Dat de communisten van deze regent niet gediend waren, bleek reeds tijdens de Eerste Wereldoor log. toen Wibaut moest optreden tegen de woelingen dezer partij. Toen Wibaut vertrokken was naar Stockholm, om het interna tionale socialistische congres bij te wonen, schreef „De Tribune" in haar kolommen: „Dezer da gen gaat hij, als vredesengel ver momd, naar Stockholm om daar met het geblankette lijf der inter nationale prostitutie te bedrijven. Amsterdam herademt want het is voor een paar weken een geweldenaar kwijt, die onderwijl hij judasachtig gemeen knoeit, ie nog met zalvend gepreek be dondert. Het is alsof de stank der grachten minder wordt als zulke Individuen Voor een poos verdwij- aen." Wibaut heeft zijn socialisme nimmer verloochend, maar wist desondanks met andersdenkenden uitnemend samen te werken. Die andersdenkenden konden van hun kant niet ontkennen dat Wibaut grote betekenis heeft gehad voor Amsterdam. Zijn beleid ruimde krotten op, bouwoe betere ar beiderswoningen, bracht kunst aan de arbeiders, werkte mee aan de mische lijke Universiteit van Amster dam. Volkomen terecht schonk de Amsterdamse Universiteit hem in 1928 het Eredoctoraat in de Economische Wetenschappen, waarbij de in 1944 zo jammerlijk onder de Duitsers omgekomen prof. dr. H. Frljda zijn Erepro- motor was. De latere socialistische minis ter-president W. Drees, die in Den Haag wethouder was, schreef in het eeuwjaar van Wi baut in „Socialisme en Democra tie" over Wibaut: „De periode van zijn wethouderschap in Am sterdam. in ook overigens sterke colleges van dagelijks bestuur, is voor de stad een grote tijd ge weest. Zoals in het begin der ne gentiger jaren de Amsterdamse gemeentepolitiek onder de In vloed voornamelijk van de radi calen, inzonderheid Treub, lei dinggevend werd in het ter hand nemen van gemeentelijke bedrij ven, zo werd zij in de tijd van Wibaut toonaangevend voor een orede sociale gemeentepolitiek." Dat Wibaut zijn politiek heeft kunnen doorvoeren onder leiding van drie uitgesproken niet-socia- listische burgemeesters, met wie hij hartelijk wist samen te wer ken. bewijst dat er een oprechte wil tot samenwerking heeft be staan én bij Wibaut én bij deze burgemeesters. Dat oo': Wibaut loyale waarde ring kon uiten voor politieke te genstanders. bewijst overigens wat hij in zijn memoires 3chreef over Colijn, met wie hij binnen Opstand op Cuba een eenzaam avontuur - Overrom pelingstactiek tot falen gedoemd toen bevolking pas sief bleef - Castro en Chroesjtsjef waren op de hoogte - Mislukking kan ernstige gevolgen hebben. HET gaat er steeds meer op lijken, dat de Cubaanse ban nelingen. die In de afgelopen week vergeefs gepoogd hebben, het regime van Fidel Castro ten val te brengen, zich te vroeg hebben laten verleiden tot het ontketenen van een opstand te gen deze handlanger van Mos kou. Vorige week zaterdag bombardeerden vliegtuigen van de Cubaanse luchtmacht de vliegvelden van de belangrijkste steden op het eiland. Het leek erop, dat niet alleen een groot deel van de burgerbevolking, maar ook van de militairen van zee-, land- en luchtstrijdkrach ten op het punt stond, zich te gen de dictator te keren. Blijk baar achtten de leiders van de bannelingen het niet verant woord, langer met het openen van de aanval te wachten en besloten zij gebruik te maken van de verwarring, die de lucht aanvallen van zaterdag hadden veroorzaakt. Zij beschikten slechts over een kleine strijd macht van enkele honderden manschappen, maar in de eer ste dagen van de „Invasie" op de stranden van Cuba wisten zij de indruk te vestigen, dat de hoofdmacht van het rebellenle ger in de wateren rondom Cuba gereed lag om te landen op de bruggenhoofden, die de kleine voorhoeden moesten veroveren. Misrekening We weten nu, dat het in wer kelijkheid heel anders is ge weest. De opstandelingen ope reerden met een kleine strijd macht en hadden vrijwel geen reserves achter zich. Zij heb- oen volledig vertrouwd op d< steun van onderdelen van het leger, de militie, de marine en de luchtmacht en last but not least van de Cubaanse bevol king op alle delen van het ei land. De leiders van de opstand hebben in hun optimisme ge loofd, dat de machtsovername op het eiland slechts een kwes tie van hoogstens enkele dagen zou zijn en dat hun troepen uit verschillende delen van Cuba een glorierijke opmars naar de hoofdstad Havana zouden maker aan het hoofd van een strijd- Ingelicht CASTRO de terreur won macht, die onderweg tot een formidabele omvang zou aan groeien. En juist dit is voor zover wij op het ogenblik dat we dit schrijven kunnen beoor delen een volkomen misreke ning geworden. Terreur Aanvankelijk leek het er in derdaad op, aat de overrompe lingstactiek van de bannelingen zou slagen. Castro en diens aan hang raakten even in een pa niekstemming en vreesden hun greep op de strijdkrachten te zullen verliezen. Zodra zij er echter lucht van kregen, dat het met die invasiestrijdmacht wel meeviel, sloten zij de gelederen. De militie, grotendeels bestaan de uit zeer betrouwbare volge lingen van Castro, hield in alle grote steden razzia's, verrichtte links en rechts arrestaties en Volkenbondskader te Genève moest samenwerken, een waar dering die hij voordien reeds een maal had uitgesproken in de Eer ste Kamer: ,,Dit grote succes was iroor een groot deel te danken aan de leiding van den Voorzit ter, Dr. H. Colijn. Minister Co lijn bleek te beschikken over de bijzondere bekwaamheid, de af gevaardigden van de verschillen de landen met hun uiteenlopende bezwaren tegen de conceptcon ventie, toch op een volkomen bruikbare formule samen te bren gen. Hij was in dit moeilijke werk een meester. Hij was onver moeibaar. Een groot deel van dit werk moest feitelijk buiten de con ferentie geschieden. In het hotel waar Minister Colijn logeerde hield hij voortdurend bijeenkom sten met de afgevaardigden, die hij voor het slagen der conventie het meest nodig achtte. Die bij eenkomsten duurden vaak tot in de nacht. Maar Dr. Colijn gaf de moed niet op. Hij wilde slagen, want hij begreep dat in de op heffing van uitvoerverboden, al was het dan in een aantal lan den zelfs niet volledig, het begin 'ag van verbetering der Interna tionale economische verhoudin gen. Ik heb in die tijd voor Dr. Colijn grote waardering gekre gen." (pag. 319). Uitvaart Toen Wibaut stierf rouwden Amsterdam en de S.D.A.P. Op de middag van zijn sterf dag herdacht de anti-revolutionai re Durgemeester, dr. W. de Vlugt, die zoveel jaren met hem had samengewerkt, de overleden wet houder in de Raadsvergadering. En op de dag van zijn uitvaart, op zaterdag 2 mei 1936, vond een grootse herdenking plaats in het Amsterdamse Concertgebouw, waarbij de socialistische Tweede- Kamer-fractieleider Ir. J. W. Al berda, de treffende woorden sprak: „Hij was een man met een ongemeen schoon verstand, maar hij was in het diepst van zijn wezen een gevoelsmens. Hij was, zoals de meeste, mis schien wel alle grote socialisten, in de eerste plaats gevoels-socia- "stIn het Amsterdamse stadhuis heeft hij meer dan er gens anders zijn groote gaven ont plooid. Wat hij in de jaren van zijn Wethouderschappen heeft tot stand gebracht, is de roem van Amsterdam gaan uitmaken, tot ver buiten de grenzen van ons land sche senator Vinck. destijds di recteur van de Internationale Ste denbond: „Aan verwezenlijkingen op ge meentelijk gebied heeft hij de schoonste inspanning van zijn in telligentie en van zijn ziel gewijd. De grootheid van zijn karakter lag daarin, dat hij, zonder te ver waarlozen wat onmiddellijk te doen viel, verder en hoger zag. Hij hielp ons in de gestelde pro blemen duidelijk de essentiële elementen te zien. de blijvende meer dan de voorbijgaanade as pecten. Zijn wilskracht was enorm. Nooit heeft hij haar In dienst ge steld van middelmatige oplossin gen. Voor de leden van onze Unie en de duizenden afgevaar digden op onze internationale congressen zal de figuur van voorzltt;r Wibaut een symbool blijven van de grote betekenis der gemeente in ons maatschap pelijke leven. Hij zal geëerd blijven als de pionier -an de stelselmatige or ganisatie van het gemeentelijk le ven." Op de tweede dag van de op stand ging het er al op lijken, dat de acties op een grote mis lukking zouden uitlopen. Nie mand durfde een risico te ne men uit angst voor wraakoefe ning door Castro's militie. En zo bleef de zo belangrijke steun voor de opstandelingen uit. Ophef Dat de opstand niet binnen enkele dagen is geslaagd het geen toch wel de bedoeling van de bannelingen schijnt te zijn geweest is wellicht voorna melijk te wijten aan het feit, dat zowel Castro als de opstan delingen zelf onmiddellijk veel te veel ophef van de zaak heb ben gemaakt. Als we het goed hebben, is Castro er mee be gonnen, de landingen van de kleine groepen Cubanen een grootscheepse invasie te noe^ men. De leiders van de uitge weken Cubanen in New York en Miami hebben daarna eerst slechts aarzelend toegegeven, dat eenheden van hun strijd macht inderdaad op Cuba aan land waren gegaan en pas later deden ook zij het voorkomen, alsof er sprake was van een grootscheepse invasie. Het heeft er veel van weg, dat zij het van dat ogenblik af als een onderdeel van hun strijdmethode hebben gezien, Castro om de tuin te leiden door van een invasie op drie punten van het eiland te spre ken. In werkelijkheid werden zij zelf door Castro misleid, die al spoedig wist, welke maatre gelen hij moest nemen om de opstandelingen de pas af te snijden. Afwachten Toen Castro op de eerste dag van de opstand zoveel ophef maakte van de grootscheepse invasie, bekroop velen reeds het gevoel, dat de Cubaanse dictator op een goedkoop succes uit was. Toen kon echter nog niet worden beoordeeld, welke omvang de invasietroepen van de opstandelingen hadden en hoeveel steun zij zouden krijgen van de verschillende onderde len van de Cubaanse strijd krachten en van de burgerbe volking. Na de gebeurtenissen van vo rige week zaterdag had Castro echter zijn greep op leger, vloot en luchtmacht kunnen verster ken en door middel van intimi datie de bevolking in een hou ding van apathie gebracht, die oorzaak zou worden van het fa len van dc plannen der opstan delingen. Men gaf er de voor keur aan, de kat uit de boom te kl.jken en besliste daarmede in feite over het lol van de expe ditie aan de stranden van Cuba. Avontuur Het zou van meer wijsheid hebben getuigd, wanneer de bannelingen minder spectacu lair te werk zouden zijn gegaan, wanneer zij zich erop toege legd hadden, nieuwe strijdgroe pen naar Cuba over te brengen, meer wapens in allerlei gebie den op te slaan en zich te ver zekeren van de steun van ver zetsgroepen, niet alleen op het platteland, maar vooral in de grote steden, waar de grote meerderheid van de Cubaanse bevolking woont. Met de expe ditie van de afgelopen week hebben zij zich in een eenzaam avontuur begeven, dat maar een heel kleine kans had, on middellijk te slagen en waarin zij niet konden rekenen op steun van buitenaf. Er mag dan wel beweerd worden, dat de Ver enigde Staten de opstandelingen actief hebben gesteund, in wer kelijkheid heeft deze hulp zich beperkt tot het 'oogluikend toe staan van bepaalde voorberei dingen, zonder welke de „inva sie" niet mogelijk zou zijn ge weest. De stelling, dat de leiders van de opstandelingen van tevoren teveel ophef hebben gemaakt van de te verwachten landingen op Cuba wordt bevestigd door niemand minder dan Chroesj tsjef zelf, die in het midden van de vorige week, enkele dagen voor de aanval op Cuba, tegen de bekende Amerikaanse com mentator Walter Llppmann zei- de, dat hij op de hoogte was van plannen voor een groot scheepse invasie op het eiland, die voornamelijk van <ïe Ver enigde Staten uit zou worden ondernomen. Hieruit blijkt ten overvloede, dat zowel Castro als de Sowjetunie volkomen op de gebeurtenissen van de afge lopen week waren voorbereid, ook al konden zij niet bevroe den, welke houding de bevol king van Cuba zou aannemen. Boodschap Dit verklaart voor een deel ook de houding, die de Sowjet unie met betrekking tot de lan dingen op Cuba heeft aangeno men. Terwijl Castro maatrege len nam om met de 400.000 man aan militairen en politie de klei ne strijdmacht van de bannelin gen in de pan te hakken en de burgerbevolking onder de duim te houden, ondernam Chroesj tsjef stappen om te voorkomen, dat de Verenigde Staten zich er toe zouden laten verleiden, de invasiestrijdmacht te hulp te komen met haar zee- en lucht strijdkrachten. Dat zou formeel mogelijk zijn geworden, wan neer de opstandelingen op Cuba een tegenregering zouden heb ben gevormd, die een beroep om militaire bijstand op de Amerikaanse regering zou heb ben gedaan. Zoals men weet, heeft presi dent Elsenhower in januari jl. de laatste betrekkingen met het regime van Castro verbroken, nadat deze dictator de gehele staf van de Amerikaanse am bassade in Havana bevel had gegeven, het land binnen 24 nur te verlaten. Er zon voor de Amerikanen dus geen enkele re den geweest zijn om niet tot er kenning van deze nieuwe rege ring over te gaan. Propaganda Maar daarnaast had de stap van Chroesjtsjef ook propagan distische motieven. Het is op zichzelf opmerkelijk, dat Chroesjtsjef zich eerst in een boodschap tot president Kenne dy heeft gewend, alvorens de zaak bij de Verenigde Naties aanhangig werd gemaakt. Dins dag werd de nota van de Rus sische premier in het Witte Huis afgeleverd en maandag tevoren had hij al gelegenheid gehad, stappen te ondernemen bij de Ver. Naties. Hieruit moge dus blijken, dat hij eerst de Ver. Staten onder druk wilde zetten om ze te weerhouden van wer kelijke hulpverlening aan de an- ti-Castro-troepen. Pas daarna wendde hij zich tot de Ver. Na ties om zijn optreden tegenover Kennedy nog eens duidelijk te onderstrepen. Het feit, dat de boodschap aan Kennedy werd gepubll- ceerd, voordat de Amerikaanse president haar had ontvangen wijst eveneens op het tweeledig doel van de demarche van de Russische premier. Was in eer ste instantie het eerste doel het belangrijkst, In laatste instantie zal het tweede van nog groter importantie blijken te zijn, als de revolutie tegen Castro inder daad op een volledige misluk king uitloopt. Gevolgen Een dergelijke mislukking neerkomen op een geweldige versteviging van de positie van Castro, op en buiten Cuba. Zij zou door zijn aanhangers uit gelegd kunnen worden als een bewijs, dat de bevolking van het eiland nog steeds achter de dic tator staat. En hoewel dit be paald niet juist is (zij heeft slechts een passieve houding aangenomen) is het toch wel zo. dat de kans op omverwer ping van Castro's regime van binnen uit, bepaald niet in het verschiet ligt. Dit is nog een schaduwzijde van dit al te een zame avontuur. Een nederlaag op Cuba zal onder dc gegeven omstandighe den ongetwijfeld ook als een mislukking van de Amerikaanse Eoütiek worden gezien. Zij kan aar weerslag hebben op de si tuatie in Laos en wellicht ook op die in Kongo. Voorts kan zij er toe lelden, dat het toch al verminderde prestige van de Ver. Staten in Afrika, Azië en Latijns-Amerika een nieuwe klap krijgt. Cuba Is een van dc fronten in de koude oorlog tus sen Oost en West en In deze strijd dreigt de Sowjetunie een nieuwe overwinning te behalen. CARDONA overijlde actie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1961 | | pagina 9