Dr. F. M. WIBAUT
DEZE WEEK IN EEN WOELIGE WERELD
DE WERELD
25 JAAR
GELEDEN
ZATERDAG 22 APRIL 1961
door
G. PUCHINGER
Van Wibaut kan men wel zeggen, dat de grote plannen, die de laatste tijd
uit het college van B. en W. Icomen, in hoofdzaak zijn lievelingsdenkbeelden
zijn. gedachten, die bij voorkeur door hem zijn bepleit. Wanneer ik neem de
vakantieregeling met toeslag, de gasprijsverlaging, het bouwen van woningen
door de gemeente, dan krijg ik de indruk, dat Wibaut de ziel van het
college is."
PROF. MR D P. D. FABIUS
Rede in de Amsterdamse Gemeenteraad.
28 October 1914.
„Met de opeenvolgende burgemeesters, onder wier voorzitterschap hij wethouder
was, heeft hij in bijzonder goede verhoudingen kunnen samenwerken. Hij nam echter in
Amsterdam een positie in, die het vanzelfsprekend had moeten maken, gezien ook de
politieke verhoudingen in de stad, dat hij zelf tot burgemeester werd benoemd. Sociaal
democraten bleven echter in die tijd van een dergelijke benoeming nog uitgesloten. Het
leidde er toe, dat hij, ondanks de tvaardering, die men voor de opeenvolgende burge
meesters had, hen in feite overschaduwde.
Had Wibaut later geleefd, dan zou hij zeker een van onze beste ministers zijn
geworden."
DR. W. DREES
„Socialisme en Democratie"
Jaargang XVI, nr. 6, pag. 3S8. Juni 1959
Woensdagmorgen 29 april 1936 om half negen stierf te Amsterdam dr. Florentius Marinus
Wibaut, één der grote voorm'annen van het Nederlandse socialisme.
Zijn grootheid komt met name uit in de wijze waarop hij van 25 maart 1914 tot 1 september
1931 op onnavolgbare wijze wethouder was van de gemeente Amsterdam. Geboren regent was
hij bijna twintig jaar lang de verpersoonlijking van Amsterdam.
Terwijl de meeste sociaal-democraten van formaat in de Tweede Kamer hun grootste ver
maardheid verkregen, zoals Troelstra, Schaper, Vliegen, Duys en Alberda, betekende voor Wibaut
de gemeentepolitiek de werkbasis van zijn politieke activiteit. In de Eerste Kamer zat hij vóór
alles als socialistisch gemeentedeskundige, en ook op internationaal gebied verkreeg hij vooral be
kendheid als eerste voorzitter van de Internationale Stedenbond.
Mémoires
Het was één der eerste socialis
ten die nationale erkenning ver
wierf. en reeds tijdens zijn leven
vroeg men zich af wat in hem pri
mair was: zijn socialistische
overtuiging, die hij als stedelijk
regent poogde te realiseren, of
zijn geboren-regent-zijn, waar
mee hij vorm gaf aan zijn so
cialistische overtuiging.
Hij behoort tot de weinige gro
te wethouders die ook na het
eeuwfeest zijner geboorte nog
niet vergeten zijn, en die reeds
tijdens zijn leven volop erkenning
vond als nationale figuur.
Naast de vele uitspraken en
anecdotes die van hem nog
steeds bekend zijn, zijn zijn nage
laten memoires, „Levensbouw",
verschenen vlak na zijn overlij
den, die hij gedurende zijn ouder
dom schreef, van groot belang.
Daarin betoonde de grijsaard
zich trouw aan de idealen van de
jongeman, maar in welk een re
gentenstijl beschrijft hij zijn le
ven! Zijn tijdgenoten, en vooral
allen die met hem hadden samen
gewerkt, hebben met ongeduld ge
grepen naar het boekwerk waarin
de moeilijk genaakbare Wibaut
van zijn leven verhaalt. Het boek
is zwak qua compositie, maar
vertoont een persoonlijkheid van
onbetwistbare allure. Niemand
die de opgang van het socialisme
hier te lande wil verstaan kan het
boek voorbijgaan. Er spreekt even
zeer warmte als mannelijkheid
uit.
Rooms-katholiek
En dan te bedenken dat de So
cialist Wibaut uit oen gegoede
Rooms-katholieke familie uit Vlis-
singen stamde!
Het statig provinciaal burger
mansmilieu waaruit hij voort
kwam, maakte hem van jongsaf-
aan geschikt om regent te wor
den, maar om tot één der eerste
..rode" magistraten uit te groei
en, moest met het rooms-katho-
liek geloof gebroken worden.
Wibaut heeft ons die breuk met
zijn jeugdgeloof vrij nauwkeurig
beschreven, eigenlijk zo afgerond,
dat wij niet geloven dat er veel
aan toe valt te voegen. Hij laat
niet na weer te geven welk ver
driet deze breuk voor zijn moeder
betekende: ..Toen ik op de leef
tijd kwam om te begrijpen wat
de katholieke godsdienst moest
betekenen voor waarlijk katho
lieken, werd mij duidelijk dat
mijn moeder verreweg de innig
ste katholiek was in ons katholiek
gezin. Enige tijd heb ik haar
voorbeeld gevolgd. Haar eerzucht
was, dat haar kinderen goede ka
tholieken zouden worden. Mijn va
der was een zeer goede vader.
Zijn toewijding voor zijn kinde
ren was volledig", (pag. 10).
Bijna elf jaar oud, in april 1870,
vertrok de jonge Wibaut naar
Rolduc in Zuid-Limburg, de be
roemde kostschool, geleid door
priesters, waar ook Ariens en Lo-
dewijk van Deyssel hun opleiding
ontvingen. Welk een reis in die
jaren! Wibaut verhaalt: „Vader
en moeder brachten ons naar de
kostschool. Het was een ingewik
kelde reis. Vlissingen had nog
geen spoorverbinding. De reis
ging per boot naar Terneuzen,
dan per spoor naar Antwerpen en
Brussel, van Brussel naar Aken
en van Aken naar Herzogenrath,
dat het station van Rolduc was".
(pag. 20).
Drie jaar verbleef hij in Rolduc,
en niets wees op zijn latere af
val van het Christendom: „Ik had
voor mijn godsdienstige behoefte
aan de algemene kerktijden niet
genoeg. Na het avondeten ging ik
nog een kwartiertje in de kerk
bidden. Daarna deed ik op mijn
slaapkamertje nog een avondge
bed. Ik vroeg aan God om kame
raadjes of familieleden, die ziek
waren, spoedig te laten genezen,
en veel dergelijke hulp", (pag.
23).
De grootse Kerstfeestvieringen
in Rolduc zijn Wibaut levenslang
bijgebleven. In zijn mémoires
schreef hij daarover: „Een ster
ke herinnering heb Ik van de
Kerstnacht. Er was een onder
aardse kerk, een beroemde
crypte. Daar werd iedere dag
door enkele geestelijken een Mis
opgedragen, waar je dan als mis
dienaar wel eens bij was. Maar
de enige grote kerkdienst in de
crypte was in de Kerstnacht,
om vier uur. Er was dan ontroe
rend prachtig gezang bij orgel
spel. Er was een aangrijpende
kerstpreek. Een atmosfeer van
volledige overgave.
Die kerkdiensten zijn me door
hun treffend karakter altijd bijge
bleven. Wie niet, zoals ik. katho
liek is geweest, of het niet is. kan
moeilijk begrijpen wat zulk een
viering van het Kerstfeest, de
geboorte van Christus, voor een
ontvankelijk gemoed als het mij
ne betekende. Ze hebben in mijn
herinnering geleefd als iets heel
moois.
Ik verliet Rolduc als een diep
godsdienstige jongen." (pag. 26-
27).
Wibaut koesterde plannen pries
ter te worden, maar zijn ouders
wensten enig uitstel, opdat zijn
keuze zou rijpen, en zonden hem
naar de Handelsschool te Amster
dam. Daar leerde hij het grote
stadsleven kennen, waaraan hij
eens als magistraat leiding zou
geven. Hier ook vond het conflict
plaats met de Roomse leer en
praxis, hier voltrok zich de feite
lijke scheiding van de Rooms-Ka-
tholieke Kerk. Was het misver
stand of onvolwassenheid dat Wi
baut zó geschokt was door zijn
biechtvader? In zijn mémoires for
muleert hij het conflict als volgt:
„Hij legde mij uit dat aan de
„massa" andere eisen moesten
worden gesteld, dan aan tal van
intellectuelen of aan den enke
ling, wat sommige leerstukken
des geloofs betreft. In de Kerk
predikende, sprak hij tot de mas
sa. Haar moest hij stellen voor de
verantwoordelijkheid van verlies
der Genade, blijvend verlies der
Genade, uiteindelijke verdoeme
nis, wanneer zij het geloof aan
deze leerstukken opgaven. Wat
bleef er anders over van de „Een
heid des Geloofs"? Voor den af
zonderlijken intellectueel stond
dat anders. Die kon zeer wel de
Genade behouden, al kon hij zijn
twijfel aan zekere leerstukken
niet overwinnen. Onder uitdruk
kelijke voorwaarde echter, dat hij
geen ander van die twijfel op
enigerlei wijze deelgenoot maak
te. Onder uitdrukkelijke voor
waarde ook, dat hij het als plicht
bleef aanvaarden. om ook die
leerstukken te ondersteunen, in
dien er in zijn tegenwoordigheid
over gesproken werd.
Ik zag in dit betoog een sterke
tweeslachtigheid, die in mij een
grote verstoring bracht in mijn
vertrouwen in de ernst van de
eisen en de geoorloofdheid van de
eisen, aan dc massa ten opzichte
van deze geloofsplichten te stel
len" (pag. 38-39).
Inmiddels las hij de werken van
Voltaire, Rousseau en Renan, en
kwam tegen het einde van zijn
zestiende jaar moreel geheel los
te staan van de rooms-katholieke
Kerk.
Wibaut overzag de directe ge
volgen in zijn leven terstond: een
diep. wellicht levenslang conflict
met zijn ouders. Hij is dat con
flict niet opzij gegaan, maar de
persoonlijke banden bleven be
staan. Het diepst leed zijn moe
der onder dit alles, een innig vro
me vrouw, die zich nimmer kon
verzoenen met het atheïsme van
haar zoon: „Toen ik haar mijn
verloving meedeelde met een
meisje dat niet katholiek was.
nam haar bedroefdheid toe. Nu
zou ik wel altiid zo blijven. Zii
had gehoopt dat ik met een ka
tholieke vrouw zou huwen, en dat
ik dan misschien nog wel eens
veranderde. Maar nu had zij geen
hoop meer. Zij zou ook haar toe
stemming tot mijn huwelijk niet
kunnen geven. Mijn vader was
toen gestorven. Ik begreep dus,
dat ik met „acte van eerbied"
zou moeten trouwen. Toen die
tijd kwam. overlegde ik met mijn
moeder, of zij al dan niet voor
den kantonrechter wilde verschij
nen. Zij stond er op dit te doen.
Toen de kantonrechter haar
vroeg, welke bezwaren zij had
om mij toestemming te geven,
antwoordde zij: „Mijn geloof ver
biedt het mij. Dat is de enige re
den, maar voor mij de afdoende
reden". De verhouding tussen
mijn moeder en mijn vrouw, is,
zoals ik nader zal vertellen, ter
stond na ons trouwen heel goed
geworden. Maar overigens bleef
mijn moeder op haar standpunt
staan. We hadden graag een kind
naar haar genoemd, maar daar
kon ze niet toe medewerken. Toen
mijn vrouw haar vierde kind ver
wachtte, was mijn moeder zeer
ziek. Ik heb haar toen gevraagd,
of we nu dat kind naar haar
mochten noemen. „Ja", zeide
zij, „als het gedoopt wordt. Als
het kan katholiek gedoopt. Maar
desnoods protestant. Maar aan
een heiden kan ik mijn naam
niet geven."
Ook in haar ziekte, ook toen ik
afscheid van haar nam voor haar
sterven, heeft zij mij niets ver
weten. Zij had haar plicht ge
daan. Dat wist zij ook van mij."
(pag. 43-44)
Doch geen reactie van welke
aard ook, slechts beheerste rust
betoonde Wibaut zijn leven lang
Iegens de kerk die hij verlaten
iad. Geen enkel bitter woord
richt hij tot de kerk die hem te
leurstelde, maar een ieder be
grijpt uit zijn mémoires wat de
ze levensommekeer voor de jonge
Wibaut betekend moet hebben!
En menigeen zal zich, bij het le
zen van deze mémoires, hebben
afgevraagd wie Wibaut zou ge
weest zijn voor de voltooiing van
de Rooms-Katholieke emancipatie
en voor de christelijke politiek
van Nederland, wanneer hij zijn
christelijke overtuiging was
trouw gebleven....
Naar de S.D.A.P.
Met een beroep op de „mas
sa" had Wibaut de rooms-katho
lieke Kerk verlaten, en met een
beroep op de „massa" zou Wi
baut zich in de politiek begeven.
Het merkwaardige was dat hij
als werkgever tot de S.D.A.P. zou
toetreden, want tot de arbeiders
klasse heeft hij nimmer behoord.
Hij ging in de handel, klom spoe
dig op, en reisde voor zaken naar
Rusland, Amerika en Finland.
Achtentwintig jaren was hij fi
nancier en handelsman. In 1904
vertrok hij naar Amsterdam om
aldaar opgenomen te worden In
de ontwakende kunsc, handel en
politiek.
In 1897 sloot hij zich plotseling
aan bij de S.D.A.P.: „In 1897
hadden mijn vrouw en ik ons bij
de S.D.A.P. aangesloten. Ik her
inner me de bijzondere omstandig
heden onder welke we dit besluit
namen. Op een wandeling rust
ten we uit in het gras aan de
Kanaaldijk tussen Middelburg en
Vlissingen. We zaten daar stil in
gedachten. Op eens zei ik: „Ik
houd het niet langer uit, te le
ven op kosten van anderen. Ik
ga mij aansluiten bij de
S.D.A.P." M'n vrouw zei: „dat
wil ik ook doen." Meer is er op
dat ogenblik niet over gesproken.
We hebben ons toen 's avonds
ieder met een briefje voor aan
sluiting aangemeld. Nog kan ik
mij het gevoel herinneren van
verruiming, alsof ik mij van een
obsessie had bevrijd." (pag. 101)
Dit was in feite de afsluiting
van zijn afscheid van de rooms-
katholieke Kerk. Multatuli, P. L.
Tak, Henriette Roland Holst,
Frank van der Goes en Troelstra
hadden de plaats ingenomen die
eens zijn moeder en de rooms-ka
tholieke geestelijkheid voor zijn
overtuiging bekleedden. Later
sprak hij in een interview:
„Ik ben tot het socialisme geko
men door de erkenning van de
economische noodzakelijkheid,
maar het socialisme als econo
misch stelsel is voor mij de
grondslag voor de opbloei van ho
ge ethiek."
Bij ^ijn dood erkende het Alge
meen Handelsblad welk een daad
van moed deze toetreding tot de
S.D.A.P. in die jaren voor hem
is geweest: hij had geen enkel
uitzicht meer op een politieke
loopbaan.
Maar in Amsterdam zou zijn ge
zag, via de functie van het Wet
houderschap, tot ongekende hoogte
stijgen, en niet ontkend kan wor
den dat hij het Amsterdamse wet
houderschap groot aanzien heeft
gegeven.
Wethouder
In 1903 was Henri Polak als
eerste socialist tot lid van de Am
sterdamse gemeenteraad gekozen.
In 1904 volgde P. L. Tak, in
1905 J. Loopuit. Toen Tak in 1906
wegens drukke werkzaamheden
moest bedanken, werd hij opge
volgd door W. H. Vliegen. Op 23
oktober 1905 maakten Polak. Tak
en Loopuit de Raad met klem at
tent op de noodtoestanden der
arbeiderswoningen.
In september 1907 werden zes
socialistische raadsleden gekozen:
Wibaut. Vliegen, Loopuit, Pothuis
Oudegeest en Wollring. Wibaut
trad op als fractieleider. In 1909
steeg het aantal socialisten in de
Raad van 6 tot 9, in 1911 tot 12,
in 1913 tot 15.
In 1912 verklaarde Wibaut dat
de socialisten bereid waren een
Wethoudersfunctie in overweging
te nemen. Diverse partijgenoten
waren het daarmee niet eens,
want velen waren van mening dat
eerst wanneer men een meerder
heid achter zich had, het zin had
een wethouderschap te aanvaar
den.
Op 25 maart 1914 werd Wibaut
tot wethouder gekozen, een half
jaar later gevolgd door de ver
kiezing van Vliegen tot wethou
der. Met twee korte onderbrekin
gen (21 april—17 juni 1921 en 6
september 1927 tot 18 september
1929) bleef Wibaut toe 1 septem
ber 1931 wethouder van de Hoofd
stad.
Wie de afdelingen langs gaat
die Wibaut in de loop der jaren
ten stadhuize heeft geleid, zal
verstaan wat Wibaut voor Amster
dam betekend heeft. Hij beheerde
in de loop der jaren: Volkshuis
vesting (Bouw- en Woningtoe
zicht, Hinderwet, later de Wo-
ningdienst). Arbeidszaken (Ar
beidsbureau. Arbeidsbeurs en
Werkloosheidsfonds), Pensioe
nen, Levensmiddelen (Marktwe
zen, Visvoorziening, Centrale Keu
ken, Distributiebureau), Statis
tiek, Financiën, Girokantoor, Ge
meentelijke Inspectie, Belastin
gen, Openbare Leeszalen, Ge
meentebedrijven (Gas, Water, Te
lefoon, Tram, Elektra, Veren,
Uniformkleding, Reiniging, Vuil
verbranding en Drukkerij). On
derwijs, Kunstzaken (Bureau
Kunstzaken, Stadsschouwburg,
Musea).
De handelsman en Marxist die
hij was groeiden tezamen uit tot
de eerste rode regent van formaat
die ons land gekend heeft.
Burgemeesters van allure als
Röell, Teilegen en De Vlugt aan
vaardden het overwicht van Wi
baut in het college van B. en W.,
omdat zijn doorzettingsvermogen,
inzicht en persoonlijkheid onaan
tastbaar waren.
Zijn vaste wil om de woning
nood van zijn jaren op te lossen
(die volgens W. Drees heel wat
erger was dan in onze tijd) deed
hem pal staan tegen iedere cri-
tiek. In 1919 uitte hij zich als
volgt bij de behandeling der be
groting tegen de liberale oppositie
in de Raad: „De Raad koos de
ze wethouder als wethouder voor
de Volkshuisvesting en de Raad
wist, dat er dan zouden moeten
komen ingrijpende maatregelen
tot verbetering van de volkshuis
vesting. Dit heb ik met spoed ge
daan. B. en W. hebben met taaie
volharding de tegenstand van de
regering gebroken, vooral van de
vroegere minister-president, mi
nister van binnenlandse zaken,
Cort van der Linden, die zich
enige maanden sterk heeft ver
zet tegen grote Rijksbijdragen en
tegen het beginsel van verhuring
beneden kostprijs. Hiermede heb
ben B. en W. van Amsterdam,
vooral de Burgemeester (Telle-
gen) en ik voor geheel Neder
land de weg gebaand voor de toe
passing van de woningwet, die
toen voor het eerst sindsdien op
§rote schaal de verbetering van
e volkshuisvesting op grondslag
van de verhuring beneden kost
prijs mogelijk maakte."
Men wist dat met deze stram
me wethouder niet te marchan
deren viel, maar daarnaast wist
men dat hij slechts één ideaal
had: Amsterdam voor alle be
volkingsgroepen te m^ken tot
een leefbare stad.
Onnavolgbaar waren de rede
voeringen die hij als wethouder
hield, waarvan bewaard zijn ge
bleven uitspraken als deze:
„Een wethouder is niets. Het
College van B. en W. is iets. De
Raad is alles."
„De kunst is moeilijk, maar de
kritiek is ook niet zo gemakke
lijk te hanteren."
„Van de democratie niets dan
goeds. Doch als tijdsbesparing is
slj kennelijk niet bedoeld."
„Men kan de koek niet opdelen
en bewaren tegelijk."
„Waarom zo haastig? Er komt
nog een tram!"
Zijn financieel beleid was so
cialistisch, maar hij kon waarhe
den zeggen, die Colijn hem had
kunnen naspreken. Toen hij op 24
maart 1926 voor de Nederlandse
Handelshogeschool te Rotterdam
een rede hield over de financiële
politiek der gemeente, gaf hij de
volgende drie grondbeginselen
aan:
„Het eerste grondbeginsel is,
dat de gemeente Staat en pro
vincie om een gulden te kun
nen uitgeven, die gulden eerst
moet hebben.
Het tweede grondbeginsel is, dat
de gemeente Staat en provin
cie om een gulden te kunnen
uitgeven die gulden eerst moet
nemen.
Het derde grondbeginsel is, dat
de gemeente Staat en provin
cie dezelfde gulden maar een
maal kan uitgeven."
De gemeentelijke autonomie
was hem heilig, en iedere aantas
ting daarvan, of wat hij daarvoor
aanzag, weerstond hij, ook al
stond hij daarin vrijwel alleen, zo
toen hij In de Eerste Kamer het
belastingsysteem van minister De
Geer bestreed.
Dat de communisten van deze
regent niet gediend waren, bleek
reeds tijdens de Eerste Wereldoor
log. toen Wibaut moest optreden
tegen de woelingen dezer partij.
Toen Wibaut vertrokken was
naar Stockholm, om het interna
tionale socialistische congres bij
te wonen, schreef „De Tribune"
in haar kolommen: „Dezer da
gen gaat hij, als vredesengel ver
momd, naar Stockholm om daar
met het geblankette lijf der inter
nationale prostitutie te bedrijven.
Amsterdam herademt want
het is voor een paar weken een
geweldenaar kwijt, die onderwijl
hij judasachtig gemeen knoeit,
ie nog met zalvend gepreek be
dondert. Het is alsof de stank der
grachten minder wordt als zulke
Individuen Voor een poos verdwij-
aen."
Wibaut heeft zijn socialisme
nimmer verloochend, maar wist
desondanks met andersdenkenden
uitnemend samen te werken. Die
andersdenkenden konden van hun
kant niet ontkennen dat Wibaut
grote betekenis heeft gehad voor
Amsterdam. Zijn beleid ruimde
krotten op, bouwoe betere ar
beiderswoningen, bracht kunst
aan de arbeiders, werkte mee
aan de
mische
lijke Universiteit van Amster
dam. Volkomen terecht schonk de
Amsterdamse Universiteit hem
in 1928 het Eredoctoraat in de
Economische Wetenschappen,
waarbij de in 1944 zo jammerlijk
onder de Duitsers omgekomen
prof. dr. H. Frljda zijn Erepro-
motor was.
De latere socialistische minis
ter-president W. Drees, die in
Den Haag wethouder was,
schreef in het eeuwjaar van Wi
baut in „Socialisme en Democra
tie" over Wibaut: „De periode
van zijn wethouderschap in Am
sterdam. in ook overigens sterke
colleges van dagelijks bestuur, is
voor de stad een grote tijd ge
weest. Zoals in het begin der ne
gentiger jaren de Amsterdamse
gemeentepolitiek onder de In
vloed voornamelijk van de radi
calen, inzonderheid Treub, lei
dinggevend werd in het ter hand
nemen van gemeentelijke bedrij
ven, zo werd zij in de tijd van
Wibaut toonaangevend voor een
orede sociale gemeentepolitiek."
Dat Wibaut zijn politiek heeft
kunnen doorvoeren onder leiding
van drie uitgesproken niet-socia-
listische burgemeesters, met wie
hij hartelijk wist samen te wer
ken. bewijst dat er een oprechte
wil tot samenwerking heeft be
staan én bij Wibaut én bij deze
burgemeesters.
Dat oo': Wibaut loyale waarde
ring kon uiten voor politieke te
genstanders. bewijst overigens
wat hij in zijn memoires 3chreef
over Colijn, met wie hij binnen
Opstand op Cuba een eenzaam avontuur - Overrom
pelingstactiek tot falen gedoemd toen bevolking pas
sief bleef - Castro en Chroesjtsjef waren op de hoogte -
Mislukking kan ernstige gevolgen hebben.
HET gaat er steeds meer op
lijken, dat de Cubaanse ban
nelingen. die In de afgelopen
week vergeefs gepoogd hebben,
het regime van Fidel Castro ten
val te brengen, zich te vroeg
hebben laten verleiden tot het
ontketenen van een opstand te
gen deze handlanger van Mos
kou. Vorige week zaterdag
bombardeerden vliegtuigen van
de Cubaanse luchtmacht de
vliegvelden van de belangrijkste
steden op het eiland. Het leek
erop, dat niet alleen een groot
deel van de burgerbevolking,
maar ook van de militairen van
zee-, land- en luchtstrijdkrach
ten op het punt stond, zich te
gen de dictator te keren. Blijk
baar achtten de leiders van de
bannelingen het niet verant
woord, langer met het openen
van de aanval te wachten en
besloten zij gebruik te maken
van de verwarring, die de lucht
aanvallen van zaterdag hadden
veroorzaakt. Zij beschikten
slechts over een kleine strijd
macht van enkele honderden
manschappen, maar in de eer
ste dagen van de „Invasie" op
de stranden van Cuba wisten
zij de indruk te vestigen, dat de
hoofdmacht van het rebellenle
ger in de wateren rondom Cuba
gereed lag om te landen op de
bruggenhoofden, die de kleine
voorhoeden moesten veroveren.
Misrekening
We weten nu, dat het in wer
kelijkheid heel anders is ge
weest. De opstandelingen ope
reerden met een kleine strijd
macht en hadden vrijwel geen
reserves achter zich. Zij heb-
oen volledig vertrouwd op d<
steun van onderdelen van het
leger, de militie, de marine en
de luchtmacht en last but not
least van de Cubaanse bevol
king op alle delen van het ei
land. De leiders van de opstand
hebben in hun optimisme ge
loofd, dat de machtsovername
op het eiland slechts een kwes
tie van hoogstens enkele dagen
zou zijn en dat hun troepen uit
verschillende delen van Cuba
een glorierijke opmars naar de
hoofdstad Havana zouden maker
aan het hoofd van een strijd-
Ingelicht
CASTRO
de terreur won
macht, die onderweg tot een
formidabele omvang zou aan
groeien. En juist dit is voor
zover wij op het ogenblik dat
we dit schrijven kunnen beoor
delen een volkomen misreke
ning geworden.
Terreur
Aanvankelijk leek het er in
derdaad op, aat de overrompe
lingstactiek van de bannelingen
zou slagen. Castro en diens aan
hang raakten even in een pa
niekstemming en vreesden hun
greep op de strijdkrachten te
zullen verliezen. Zodra zij er
echter lucht van kregen, dat het
met die invasiestrijdmacht wel
meeviel, sloten zij de gelederen.
De militie, grotendeels bestaan
de uit zeer betrouwbare volge
lingen van Castro, hield in alle
grote steden razzia's, verrichtte
links en rechts arrestaties en
Volkenbondskader te Genève
moest samenwerken, een waar
dering die hij voordien reeds een
maal had uitgesproken in de Eer
ste Kamer: ,,Dit grote succes was
iroor een groot deel te danken
aan de leiding van den Voorzit
ter, Dr. H. Colijn. Minister Co
lijn bleek te beschikken over de
bijzondere bekwaamheid, de af
gevaardigden van de verschillen
de landen met hun uiteenlopende
bezwaren tegen de conceptcon
ventie, toch op een volkomen
bruikbare formule samen te bren
gen. Hij was in dit moeilijke
werk een meester. Hij was onver
moeibaar. Een groot deel van dit
werk moest feitelijk buiten de con
ferentie geschieden. In het hotel
waar Minister Colijn logeerde
hield hij voortdurend bijeenkom
sten met de afgevaardigden, die
hij voor het slagen der conventie
het meest nodig achtte. Die bij
eenkomsten duurden vaak tot in
de nacht. Maar Dr. Colijn gaf de
moed niet op. Hij wilde slagen,
want hij begreep dat in de op
heffing van uitvoerverboden, al
was het dan in een aantal lan
den zelfs niet volledig, het begin
'ag van verbetering der Interna
tionale economische verhoudin
gen. Ik heb in die tijd voor Dr.
Colijn grote waardering gekre
gen." (pag. 319).
Uitvaart
Toen Wibaut stierf rouwden
Amsterdam en de S.D.A.P.
Op de middag van zijn sterf
dag herdacht de anti-revolutionai
re Durgemeester, dr. W. de Vlugt,
die zoveel jaren met hem had
samengewerkt, de overleden wet
houder in de Raadsvergadering.
En op de dag van zijn uitvaart,
op zaterdag 2 mei 1936, vond een
grootse herdenking plaats in het
Amsterdamse Concertgebouw,
waarbij de socialistische Tweede-
Kamer-fractieleider Ir. J. W. Al
berda, de treffende woorden
sprak: „Hij was een man met
een ongemeen schoon verstand,
maar hij was in het diepst van
zijn wezen een gevoelsmens.
Hij was, zoals de meeste, mis
schien wel alle grote socialisten,
in de eerste plaats gevoels-socia-
"stIn het Amsterdamse
stadhuis heeft hij meer dan er
gens anders zijn groote gaven ont
plooid. Wat hij in de jaren van
zijn Wethouderschappen heeft tot
stand gebracht, is de roem van
Amsterdam gaan uitmaken, tot
ver buiten de grenzen van ons
land
sche senator Vinck. destijds di
recteur van de Internationale Ste
denbond:
„Aan verwezenlijkingen op ge
meentelijk gebied heeft hij de
schoonste inspanning van zijn in
telligentie en van zijn ziel gewijd.
De grootheid van zijn karakter
lag daarin, dat hij, zonder te ver
waarlozen wat onmiddellijk te
doen viel, verder en hoger zag.
Hij hielp ons in de gestelde pro
blemen duidelijk de essentiële
elementen te zien. de blijvende
meer dan de voorbijgaanade as
pecten.
Zijn wilskracht was enorm.
Nooit heeft hij haar In dienst ge
steld van middelmatige oplossin
gen. Voor de leden van onze
Unie en de duizenden afgevaar
digden op onze internationale
congressen zal de figuur van
voorzltt;r Wibaut een symbool
blijven van de grote betekenis
der gemeente in ons maatschap
pelijke leven.
Hij zal geëerd blijven als de
pionier -an de stelselmatige or
ganisatie van het gemeentelijk le
ven."
Op de tweede dag van de op
stand ging het er al op lijken,
dat de acties op een grote mis
lukking zouden uitlopen. Nie
mand durfde een risico te ne
men uit angst voor wraakoefe
ning door Castro's militie. En
zo bleef de zo belangrijke steun
voor de opstandelingen uit.
Ophef
Dat de opstand niet binnen
enkele dagen is geslaagd het
geen toch wel de bedoeling van
de bannelingen schijnt te zijn
geweest is wellicht voorna
melijk te wijten aan het feit,
dat zowel Castro als de opstan
delingen zelf onmiddellijk veel
te veel ophef van de zaak heb
ben gemaakt. Als we het goed
hebben, is Castro er mee be
gonnen, de landingen van de
kleine groepen Cubanen een
grootscheepse invasie te noe^
men. De leiders van de uitge
weken Cubanen in New York en
Miami hebben daarna eerst
slechts aarzelend toegegeven,
dat eenheden van hun strijd
macht inderdaad op Cuba aan
land waren gegaan en pas later
deden ook zij het voorkomen,
alsof er sprake was van een
grootscheepse invasie.
Het heeft er veel van weg,
dat zij het van dat ogenblik af
als een onderdeel van hun
strijdmethode hebben gezien,
Castro om de tuin te leiden
door van een invasie op drie
punten van het eiland te spre
ken. In werkelijkheid werden
zij zelf door Castro misleid, die
al spoedig wist, welke maatre
gelen hij moest nemen om de
opstandelingen de pas af te
snijden.
Afwachten
Toen Castro op de eerste dag
van de opstand zoveel ophef
maakte van de grootscheepse
invasie, bekroop velen reeds
het gevoel, dat de Cubaanse
dictator op een goedkoop succes
uit was. Toen kon echter nog
niet worden beoordeeld, welke
omvang de invasietroepen van
de opstandelingen hadden en
hoeveel steun zij zouden krijgen
van de verschillende onderde
len van de Cubaanse strijd
krachten en van de burgerbe
volking.
Na de gebeurtenissen van vo
rige week zaterdag had Castro
echter zijn greep op leger, vloot
en luchtmacht kunnen verster
ken en door middel van intimi
datie de bevolking in een hou
ding van apathie gebracht, die
oorzaak zou worden van het fa
len van dc plannen der opstan
delingen. Men gaf er de voor
keur aan, de kat uit de boom te
kl.jken en besliste daarmede in
feite over het lol van de expe
ditie aan de stranden van Cuba.
Avontuur
Het zou van meer wijsheid
hebben getuigd, wanneer de
bannelingen minder spectacu
lair te werk zouden zijn gegaan,
wanneer zij zich erop toege
legd hadden, nieuwe strijdgroe
pen naar Cuba over te brengen,
meer wapens in allerlei gebie
den op te slaan en zich te ver
zekeren van de steun van ver
zetsgroepen, niet alleen op het
platteland, maar vooral in de
grote steden, waar de grote
meerderheid van de Cubaanse
bevolking woont. Met de expe
ditie van de afgelopen week
hebben zij zich in een eenzaam
avontuur begeven, dat maar
een heel kleine kans had, on
middellijk te slagen en waarin
zij niet konden rekenen op steun
van buitenaf. Er mag dan wel
beweerd worden, dat de Ver
enigde Staten de opstandelingen
actief hebben gesteund, in wer
kelijkheid heeft deze hulp zich
beperkt tot het 'oogluikend toe
staan van bepaalde voorberei
dingen, zonder welke de „inva
sie" niet mogelijk zou zijn ge
weest.
De stelling, dat de leiders van
de opstandelingen van tevoren
teveel ophef hebben gemaakt
van de te verwachten landingen
op Cuba wordt bevestigd door
niemand minder dan Chroesj
tsjef zelf, die in het midden van
de vorige week, enkele dagen
voor de aanval op Cuba, tegen
de bekende Amerikaanse com
mentator Walter Llppmann zei-
de, dat hij op de hoogte was
van plannen voor een groot
scheepse invasie op het eiland,
die voornamelijk van <ïe Ver
enigde Staten uit zou worden
ondernomen. Hieruit blijkt ten
overvloede, dat zowel Castro
als de Sowjetunie volkomen op
de gebeurtenissen van de afge
lopen week waren voorbereid,
ook al konden zij niet bevroe
den, welke houding de bevol
king van Cuba zou aannemen.
Boodschap
Dit verklaart voor een deel
ook de houding, die de Sowjet
unie met betrekking tot de lan
dingen op Cuba heeft aangeno
men. Terwijl Castro maatrege
len nam om met de 400.000 man
aan militairen en politie de klei
ne strijdmacht van de bannelin
gen in de pan te hakken en de
burgerbevolking onder de duim
te houden, ondernam Chroesj
tsjef stappen om te voorkomen,
dat de Verenigde Staten zich
er toe zouden laten verleiden,
de invasiestrijdmacht te hulp te
komen met haar zee- en lucht
strijdkrachten. Dat zou formeel
mogelijk zijn geworden, wan
neer de opstandelingen op Cuba
een tegenregering zouden heb
ben gevormd, die een beroep
om militaire bijstand op de
Amerikaanse regering zou heb
ben gedaan.
Zoals men weet, heeft presi
dent Elsenhower in januari jl.
de laatste betrekkingen met het
regime van Castro verbroken,
nadat deze dictator de gehele
staf van de Amerikaanse am
bassade in Havana bevel had
gegeven, het land binnen 24 nur
te verlaten. Er zon voor de
Amerikanen dus geen enkele re
den geweest zijn om niet tot er
kenning van deze nieuwe rege
ring over te gaan.
Propaganda
Maar daarnaast had de stap
van Chroesjtsjef ook propagan
distische motieven. Het is op
zichzelf opmerkelijk, dat
Chroesjtsjef zich eerst in een
boodschap tot president Kenne
dy heeft gewend, alvorens de
zaak bij de Verenigde Naties
aanhangig werd gemaakt. Dins
dag werd de nota van de Rus
sische premier in het Witte Huis
afgeleverd en maandag tevoren
had hij al gelegenheid gehad,
stappen te ondernemen bij de
Ver. Naties. Hieruit moge dus
blijken, dat hij eerst de Ver.
Staten onder druk wilde zetten
om ze te weerhouden van wer
kelijke hulpverlening aan de an-
ti-Castro-troepen. Pas daarna
wendde hij zich tot de Ver. Na
ties om zijn optreden tegenover
Kennedy nog eens duidelijk te
onderstrepen.
Het feit, dat de boodschap
aan Kennedy werd gepubll-
ceerd, voordat de Amerikaanse
president haar had ontvangen
wijst eveneens op het tweeledig
doel van de demarche van de
Russische premier. Was in eer
ste instantie het eerste doel het
belangrijkst, In laatste instantie
zal het tweede van nog groter
importantie blijken te zijn, als
de revolutie tegen Castro inder
daad op een volledige misluk
king uitloopt.
Gevolgen
Een dergelijke mislukking
neerkomen op een geweldige
versteviging van de positie van
Castro, op en buiten Cuba. Zij
zou door zijn aanhangers uit
gelegd kunnen worden als een
bewijs, dat de bevolking van het
eiland nog steeds achter de dic
tator staat. En hoewel dit be
paald niet juist is (zij heeft
slechts een passieve houding
aangenomen) is het toch wel
zo. dat de kans op omverwer
ping van Castro's regime van
binnen uit, bepaald niet in het
verschiet ligt. Dit is nog een
schaduwzijde van dit al te een
zame avontuur.
Een nederlaag op Cuba zal
onder dc gegeven omstandighe
den ongetwijfeld ook als een
mislukking van de Amerikaanse
Eoütiek worden gezien. Zij kan
aar weerslag hebben op de si
tuatie in Laos en wellicht ook
op die in Kongo. Voorts kan zij
er toe lelden, dat het toch al
verminderde prestige van de
Ver. Staten in Afrika, Azië en
Latijns-Amerika een nieuwe
klap krijgt. Cuba Is een van dc
fronten in de koude oorlog tus
sen Oost en West en In deze
strijd dreigt de Sowjetunie een
nieuwe overwinning te behalen.
CARDONA
overijlde actie