André Verwoerd bouwt mee EEN SCHEEPVAARTKANTOOR <*Uoorlopic/e verzamelbundel AAN DE MUZIEKLITURGIE te Delfzijl EEN NIEUW LIED VOOR DE HEER Rotterdamse organist door psalter gegrepen 5 ZONDAGSBLAD ZATERDAG 15 APRIL 1961 Het kerklied is zo oud als de Kerk zelf. Een levende Kerk zingt, wat nog niet behoeft te betekenen, dat een dode dit niet zou doen. Maar dan is de zang zélf ook in een doods toestand verstard. Toen in de kerstnacht de hemel openbrak, stroomde de muziek naar buiten. Engelen zongen van onuit sprekelijk blijde dingen. plaats. Hij kon niet bedanken en hield het deze keer acht jaar vol. Toen deed zich plotseling een gro te kans voor. De Hervormde Prin- sekerk had een cantor-organisi. nodig. Verwoerd solliciteerde en had alweer geluk. Op één oktober 1954 aanvaardde hij de nieuwe, bijzonder interessante funktie e:i ging hiermee tevens naar de Hervormde Kerk over. Van meet af aan was de ver standhouding met de jeugdpredi- kant ds. M. L W. Schoch buiten gewoon goed. Er ontwikkelde zich tussen deze twee, in menig op- zicht verwante, werkers een zeer In haar lied stemt de Kerk in Snellemanstraat, maakte hij, zo- vruchtbare samenwerking. Kur.- met de engelenzang. Zij draagt als trouwens wel méér muzikale stenaars van de klank en het het in dankbaarheid en aanbid- jongelui plachten cn plégen te woord, stimuleerden ze elkaar en ding op aan de Vader. de Zoonen doen, samen met een vriend nog- bezorgden samen ia ontelbaar de Heilige Geest: Gloria Patri et al eens een snoepreisje naar de velen, ouderen en jongeren, in do Filio et Spiritui Sancto, sicut erat Nieuwe Zuider, om in die voor- Prinsekerk en, door de ladio ook in principio et nunc et semper et name omgeving onder en na kerk- in saecula saeculorum, amen. tijd met eerbiedwaardige bewon- Het verschrompelen van deze dering naar het indrukwekkende dienst, deze gezongen leitourgia orgel te luisteren, van lof en aanbidding, wijst op i j i een uitdoven der heilige geest- De )™e tr°' ket- drilt. De bevriezende wind der '""P0?" mde Nieuwe Noorder- Aufklarung in het achttiende tef^k<,",zïn vader Semak- eeuwse Dïiitsland stremde zo de keI'>k de organist Wim Kooy reeds tot een dun stroompje ver- en diens.\ vo°r andere jongens pieterde bron van het echt-ker- ongenaakbaar heiligdom in aan- tvl. kelijke lied. Weliswaar bleef de j brengen. Tegenwoordig is gemeente of voor beiden geschikt vroomheid bestaan, maar dan in de "e.er °°y organist de waren. Ds. Schoch stelde er een feite als een vreemd element in Bergsingelkerk, voor 1933 van eer in_ dat een nieuwe compositie de officiële kerk. wijlen de kerk in de Hoveniers- m een Prinsokerk-jeugddienst de 'P1 ^welk jaar^ hij de nog eerste uitvoering beleefde. Voor vér daarbuiten, schone, niet zel den onvergetelijke uren. Koor groeide Het koor, dat Verwoerd tot zijn beschikking had, dijde van acht tien tot veertig leden uit. Als van zelf kwam hij nu tot het comoone- van werken, die voo* koor, vullen elkaar, als het goed is, har- monisch aan. Gevoelig Al te nadrukkelijk dl niet vergeten Frits Tollig opvolg- De liederen van dit warmbloe- kennismaking met Wim dige piëtisme waren ook geen wa- vervluchtigde niet. Hl, re kerkliederen meer. Ze stelden .kre^? er weldra een geestdriftige al te nadrukkelijk het zieleheil leerling bij. Dit was het begin van de vrome christen centraal. van Andre 8 voorspoedige studie- De hierna volgende romantiek be- weg, waarop later nog de be vorderde de verwekelijkende sen- trouwbare gidsen Engels, Schuur- timentaliteit van tekst en melodie "J8" Stam hem naar het nog ïh niet geringe mate. Men staatsdiploma voerden, zou kunnen zeggen, dat het ge- de dienst werd er meestal geza menlijk iets van Verwoera ge oefend, een antifoon, een onbe rijmde psalm of zo. Ook het koor nam aan de diensten een belang rijk, afwisselend, ook zelfstandig aandeel. Hier moet dan al dade lijk als voorbeeld worden genoemd de kunstige bewerking van psalm 149, niet ten onrechte het lieve lingslied van ds. Schoch. loofslied der Christelijke Kerk tot een ik-lied was verworden. De Nederlandse Gereformeerde Kerk had zich bij het psalter van Genève gehouden. Vele melodie- en, door grote kunstenaars als Louys Bourgeois en Maistre Pier re uit volksliederen bewerkt (psal men 72, 138, 141) of nieuw ge componeerd (51) behoren tot het waardevolste uit het muzikale be zit der Christelijke Kerk van al le eeuwen. Ook hier trad echter door allerlei oorzaken de verstar, ring in. De levendige, boeiende ritmen verstijfden op de duur in een strak alle-noten-even-lang, en de toevallige verhogingen (zie de psalmen 68 en 150) brachten de oude indrukwekkende modi om hals, In 1773 pasten de nieuwe berijmers zich bij deze toestand aan en bezorgden de Nederlandse kerk een ontluisterd psalter. Enkele decennia later kwam daar nog de als geheel weinig ge slaagde gezangenbundel bij, veel later i gelukkig) gevolgd door een gemiddeld veel betere vervolgbun del. Onvrede Eerst even vóór, doch vooral na de tweede wereldoorlog, werd de onvrede met de kerkelijke zangpraktijk algemeen. Achter eenvolgens breidden de gerefor meerden hun bundeltje uit en stelde de Hervormde Synode een vernieuwde bundel ln gebruik. Na de oorlog kwam liet in belde Kerken ook tot een langzaam eerherstel van het oorspronkelijk psahnenritme. Vele ouderen hadden er aan vankelijk nogal wat moeite mee, maar de jeugd weet al niet be ter. En een latere generatie zal zich het verstijfde alle-noten-even- lang niet eens meer kunnen voor stellen. Alleen zullen we voor lopig nog wel blijven zitten met de toevallige verhogingen. Vele or ganisten doen hun best en niet weinige gemeenteleden op ver zoek mèt hen. Maar talrijke andere horen het verschil niet of kunnen de inspanning niet op brengen. Dr. G. van der Leeuw stelde aan het kerklied de eis, dat het „priesterlijk gedragen, cultisch- zakelijk ingesteld, éénstemmig - eenvoudig, streng en volkseigen" zou zijn. We vrezen, dat, vooral ten overstaan van het „cultisch- zakel'ljke", menig thans gebruikt lied zich niet of nauwelijks bij nadere beschouwing overeind zou kunnen houden. Het échte kerk lied verheft zich immers boven het individueel beleefde tot het Zélf organist André Verwoerd heeft de ge meente een actief aandeel in de liturgie toegedacht. Hij schiep In 1946 werd de jonge Ver- echte gebruiksmuziek voor de ker- woerd zélf organist. Maar de kelijke diensten; maar ook wer- Charloise Gereformeerde Boer- ken voor trompet en orgel, een goensevlietkerk kon hem maar orgeltoccata. Voor de trompet een half jaar vasthouden. Een heeft Harry Sevenstern, trompet vergelijkend examen in Overschie tist van het Radio Philharroonisch bracht hem daar op de eerste Orkest, hem geanimeerd. Het is Voer Ds. Schoch/ugdpradikant te Rotterdam. ANDRÉ VERVOERD een feestelijk instrument, vindt Verwoerd en écht bijbels óók Aan de fluit geeft hij eveneen» hier en daar een taak als tegen stem. omdat het timbre zo mild is en zo'n fjjne glans over de stemmen tovert. Een stijlvolle orde-van-dienst acht deze kunstenaar uiterst be langrijk. Hoewel hij van een zo genaamde hoogliturgie niet veel moet hebben, is hij er echter van overtuigd, dat de preek, hoe on misbaar ook, niet de meerdere is van de gesproken en muzikale li turgie. Ze staan als gelijkwaar dige componenten naast elkaar, André Verwoerd is een typisch sensibele kunstenaar. Zeer gevoe lig voor allerlei invloeden, van personen en stijlen, verwerkt hij die toch zelfstandig, onder de con trole van een gezonde muzikali teit. Hoewel hij zich van zijn werkwijze wel bewust is en er kent, aan de moderne Duitsers, als Pepping en Micheelsen, veel te danken te hebben, blijven in een gesprek toch een aantal mu sicologische waarom's onverhoord. Vaak is bij hem de onmiddel lijke inval, het intuïtieve gevoel voor verhouding en kleur, lei dinggevend. Zo gebruikt hij zel den of nooit leidtonen, eenvoudig nmdat hij er een hekel aan heeft. Zelfs pentatonische gangen met weglating dus van fa en si komen voor. Die leidtonen werken verslappend, vindt hij, ze doen afbreuk aan het voorna me karakter dat het kerklied ei gen behoort te zijn. Getogen in de Gereformeerde Kerken, waarin de gezangen des tijds maar een heel bescheiden bijrolletje mochten meespelen, is, PiÉKB--' hij als zovelen van zijn collega's, i door en door vertrouwd met de Geneefse psalmmelodieën. Hij houdt van deze onverwoestbaar mooie wijzen, nog altijd meer dan van de gezangen nk 1700. Psalter Zo componeerde André Veruoerd de door hem aan ds. Schoch opge dragen psalm 150. :ps;\Ltn 150 (oos«ni|mo) r\«D€AL.Bi)B€Lq€r\OOTSchap Vtoon qemeervrerit«mp«T(T*A) €i\ 0^c,«L Antifoor». ^Koor) y J J JlJli heeft, lo-v« den Heer! gemeente 1 JiJl 1m r—iHm- N=W ,v. .J j j j 4- E f J J J. J r r 1 i <j L-J_ Naast zijn koorbewerkingen bouwde hij ook zélf voort aan de toonzetting van het psalter. Van zes psalmen componeerde Ver woerd antifonen, waarin het koor de onberijmde tekst en de ge meente het telkens terugkerende refrein, gebaseerd op de hoofd gedachte, zingt. „Ars Nova" in Goes gaf. naar aanleiding van in Rotterdam opgenomen grammo foonplaten, de psalmen 47, 100, 146 en 150 uit. Vooral 150. aan ds. Schoch op gedragen, werd. dank zij ook Kees Deenik, die er het hele land mee afreisde, een groot succes. De jarenlange samenwerking tussen ds. Schoch en André Ver woerd houdt op. Niet echter de vriendschap en het begrip De v jeugdpredikant wordt weer predi- ArvoR^ Y«^wc«R,D - kant, de cantor-organist weer al leen organist. Hij zegt zijn orgel, waarvan de barok-kast. die nog in de St. Laurens en de Ooster- kerk gestaan heeft en in de vo rige eeuw een oneerlijk roman tisch speelwerk kreeg te verber gen. graag vaarwel voor het hel der geïntoneerde, duidelijk in hoofd-, borst- en rugwerk gelede nieuwe drie-klaviersinstrument in de Pauluskerk. Nu krijgt hij ook meer gelegenheid tot eigen studie. Want Verwoerd is over zichzelf nooit tevreden. Op een zangersavond in de buurt van Leiden maakten we voor het eerst kennis met zijn psalm 150. Onder aanvoering van één der dirigenten, ontwikkelde zich al spoedig een evenwichtige, enthousiaste beurtzang tussen ko ren en publiek. Het geheel met zijn strenge metriek, dynamische gedrevenheid, heldere eenvoud, rechtstreekse aanspraak, pikant geharmoniseerde orgelpartij, zijn refreinen met het invallend trom- petobligaat, liet ons onder alles, wat we verder die avond hoor den, niet meer los. Het was uniek. De componist voldeed hier, dunkt ons, ten volle aan de ge noemde. door Van der Leeuw aan het kerklied gestelde eisen. Verwoerd acht een levendig, pregnant ritme van groot be- lang. Dit pakt de jeugd, die er zich gewillig door laat meevoeren. Maar het kerklied moet intus sen waardig blijven, mag nooit ordinair worden... Zélf verwacht Verwoerd, heel bescheiden, dat zijn psalmen over vijf jaar hun tijd wel zullen heb ben gehad. Elke periode schept immers eigen melodieën, bouwt voort aan het muzikaal liturgische bezit. En het kerklied mag niet devalueren.... We weten het niet. De tijd zal het uitmaken, zoals hij dit ook met de Geneefse, Straatsburgse en Wittenbergse liederen heeft gedaan, hoeveel duurzaam goud Verwoerds werk bevat. Nu ten minste lijkt het ons, in zijn jeugdi ge opwekkende frisheid, een be wijs van de levenskracht der Kerk, wier Te Deum laudamus zich door de tijden heen ver nieuwt. JOHAN VAN WOLFSWINKEL van Guillaume v. d. Graft Wat ziet Gij steelsgewijs naar mijn papieren? Het zijn gedichten die ik schreef, niet groots, dat geef ik U grif toe, het zijn geen psalmen en kunst is leugen, maar ze zijn mij lief. Zo verzucht de dichter Guillau me van der Graft (schuilnaam gemeenschappelijke, waarin ieder voor ds. W. Barnard, geb. 1920) individu Z.chzelf terugvindt, boven in zijn sonnet Onwillekeurig Ge- het subjectieve naar het objectie- bed. voorkomende in de bundel ve; het is een verhevigd samen In Exillo van 1946. De vele papie- bidden en samen loven. Ook de ren, waarop deze vruchtbare dich- melodie moet onsentimenteel, ver- ter in de loop van de jaren zijn heven objectief zijn. verzen geschreven heeft, zijn tot bundels geworden, of verspreid r* 1 gedrukt, of in handen van vrien- Gewicht ©n IHSJCStCir den terechtgekomen. Het is zeker geen voortijdig oogsten, wanneer Calvijn verlangde allereerst men omstreeks zijn veertigste „poids et majesté" (gewicht en jaar met een voorlopige verza- majesteit). Zijn beide muzikale meibundel in de openbaarheid medewerkers hebben naar z.jn treedt. Risseeuw zou hier spreken bedoeling gehandeld en een ver- Van een „tussentijdse balans". Zo- zameling liederen van grote als een balans een bepaalde pe- schoonhcid aan de Franse en Ne- riode afsluit, van een jaar of een derlandse Kerken vermaakt. Dit gedeelte daarvan, zo sluit een ver- poids et majesté" moet men zamelbundel als deze, die kort vooral niet vereenzelvigen met lij- geleden onder de titel Gedichten zige corpulentie en bevroren def- bij de Uitgeversmaatschappij Hol- tigheid De door Calvijn bedoel- land te Amsterdam verschenen is, de eigenschappen ontstaan juist een of meer ontwikkelingsperio- m een levendig gevarieerd kun- den in leven en werk van de dich- st.g samenspel van ritme en me- Jer af- Oogsten betekent ook sor- lodische beweging. Voor het zes- teren: wat de fantasie spelender- tiende eeuwse stijlbesef waren wijs of moeilijk schept wordt la- &&T tot 'structuren' ver- De cantor-organist >o? etleen- S. "JT maar-organist), die in de die.i..t njet compieet present, maar daar een even belangrijke func.ic als staat tegenover dat vijftig a zestig de predikant-liturg uitoefent, zal, nu joe nje^ gebundelde gedich- als hij zijn roeping verstaat, aan ten hjer een plaats hebben gevon- het kerklied, in ruimere zin te- den. vens aan de kerkkoormuziek, ri'n bewarende, indien mogelijk ook zijn scheppende aktiviteit beste den. Stevig boek André Verwoerd dit in zijn handen, dan beseft men pas hoezeer het eigenlijk beneden de waardigheid van goede poëzie De-ze wat uitvoerige Inleiding is. te worden aangeboden in bun- - - ----- deltjes op de manier van een brochure. H1 nodig om aan de Rotterdam se cantor-organist André Ver woerd tot historische en verkla rende achtergrond te dienen. De Algemene Winkler Prins En cyclopedie zegt van Guillaume van der Graft: „Hij behoort tot André Verwoerd, geboren en <}e experimentele dichters en is getogen Rotterdammer, stamt uit een Van de belangrijkste jong-pro- ecn gereformeerd-kerkelijk milieu testanten. Vele van zijn verzen Ofschoon „thuishorend" in de zijn op woordassociaties ge- Nieuwe Noorderkerk aan de bouwd." In de Encyclopedie voor de Wereldliteratuur van C. Bud- dingh' kan men over hem lezen: „de meest nuchtere woorden (wor den) geladenmet existentië le bedoelingen.... Hoewel zijn ge dichten over het algemeen strak ker van vorm zijn dan die der „experimentelen", zijn ze ook bij hem vaak op woord-associaties ge bouwd." Dat wil zeggen: het ene woord roept het andere op, lokt het andere uit. Sommigen willen hier invloed zien van de psychia trie op de kunst: men weet im mers dat in de school van Freud gewerkt wordt met vrije gedach ten-associatie, bij voorbeeld naar aanleiding van een naam, waarop men niet komen kan en waarbij dan allerlei andere namen cn woorden in het bewustzijn opdui ken. In diezelfde tijd, de laatste dertig jaar ongeveer, hebben kruiswoordraadsels (de laatste tijd ook het moeilijke „worteltrek ken") en bet scrabblespel, waar in losse woorden functioneren, po pulariteit verkregen. Zocht men vroeger naar het treffende, ja het exquise woord, dan geschiedde dit toch nooit ten nadele van het zins verband, hoezeer dit zinsverband in poëzie van Jan Engelman en Leopold soms geen redelijke bete kenis meer bezat. Maar de syn taxis bleef behouden, misschien als de weerspiegeling van het geloof in een bepaalde wereldorde. In elk geval hield men de schijn op. Na de tweede wereldoorlog hecht men in de literatuur aan het zinsverband minder waarde dan vroeger. In de poëzie ver vielen leestekens en hoofdlet ters van hun waardigheid als uiterlijke kentekenen van de ge ordende volzin. Mee door het vrijwel geheel verdwijnen van het rijm lijkt poëzie op het oog op proza, dat, in stukjes ge hakt. is afgedrukt als een inter- scriptie op een smal vlak. De dichter is met de brokken blij ven zitten, ook in de taal. En die brokken vormen het materiaal waarmee hij werkt Zoals na een bombardement het metalen vlechtwerk in het beton soms de bouwdelen bij elkaar houdt, zo zijn het de populaire zegswijzen en woorden uit de ge wone omgangstaal (meer dan de uit de renaissance afkomstige kunst van de lange, ingewikkelde volzin) die de schokken van de jongste wereldoorlog in .geest en gemoed van de toen opgroeiende generatie hebben doorstaan en overleefd Deze op proza gelij kende poëzie heeft ook het proza zelf beïnvloed, getuige het rq manwerk van Bert Schierbeek. Onlangs schreef een kunstgeleer de in eert boek over beeldende kunst een woord vooraf in deze trant. En binnenkort zal in deze rubriek worden besproken Tafel der liefde, gedachten en gedach- tenassociaties over het huwelijk, door ds. N. Warner, welk boek eveneens aan een uitvoerig expe rimenteel gedicht doet denken. Is misschien ook het lezen van krantenkoppen gedurende tiental len jaren, alsook het onophoude lijk zien van reclameslagzinnen, van 'invloed geweest? En de on derschriften op films? Passend over het algemeen al waar dal een brede eruditie aan het aanwe zige dichttalent ten goede komt (evengoed als een geringe ont wikkeling het talent in zijn uitin gen remt», in zijn bijzonder ge val is de intelligentie, het soms spitse vernuft, een integrerend bestanddeel van zijn dichterlijk talent. Deze fijne verstandelijk heid doet als het ware het pio nierswerk: ze tast met een nim mer aflatende aandacht de taal af. is altijd bezig ermee te spe len. De werkelijkheid wordt ge zien, aangevat, gehanteerd met, en door middel van, taal. De dichter zelf is, om het zo te zeg gen, „levende woordelijkheid"; hij Is woord en als hij dicht, spreekt hij uit zichzelf. Dit is wel iets meer, dunkt me, dan het bouwen op woord-associaties, waarvan die beide encyclope dieën bijna woordelijk eender spraken. In het vers Fietsen bij Gortel zegt de dichter: Het heet hier Gortel, zo'n naam schiet wortel T^R IS een tijd geweest, waarin een scheepvaart kantoor in een havenstad een massief somber gebouw was, waar de voorbijganger achter de ramen met hoge venster banken de kantoorbedienden kon zien, die aan hoge lesse naars in enorme kantoorboe ken zaten of stonden te schrijven. Zulke kantoren kennen wij tegenwoordig niet meer. De boekhouding is veranderd en daarmede is ook de inrichting van de kantoren veranderd. De hoge lessenaars zijn vervangen door moderne kantoormachines. En een scheepvaartkantoor is een lichte, wijde ruimte geworden, die zich naar buiten in de gevel uitspreekt. Dit geldt «ook voor het scheep vaartkantoor in de derde haven stad des lands, dat wij hierbij af beelden De N.V. Wijnne en Ba- rends' Cargadoors en Agenturen- kantoren te Delfzijl verzorgt voor de rederijen, die coasters in de vaart hebben, welke in Delfzijl hun thuishaven hebben, alle voor komende werkzaamheden. Het gaat niet alleen om onderhoud en reparatie van de kustvaarders, maar ook om aan- en afmonste ring van bemanningen, provian dering, verzekering, bevrachting, kortom alle administratieve werk zaamheden ten behoeve van de kustvaart. En men weet, dat dit een ruim begrip is. Nederlandse kustvaarders bevaren niet alleen Noord- en Oostzee, maar ook de Oceanen Zij varen de grote ri vieren van Zuid-Amerika op en wagen zich duizenden kilometers van de directeur, die een eigen trapopgang van de straat heeft. Deze functies van het gebouw en zijn onderdelen komen in de architektuur tot uiting. Deze ver toont veel glas. gescheiden door borstweringen bekleed met witte tegelstrips. Het glas is gevat in aluminium. Sprekend verschil Overeenkomstig de functies der onderscheiden ruimten is er een sprekend verschil tussen de archi tektuur van de verdiepingen. Het souterrain heeft een gesloten wand met vijf vierkante ramen. Daar zetelt de accountant, die rustig moet werken en niet ge stoord moet worden. De hoofd- heeft een wand van glas, van vloer tot _it past bij die duidelijk moet trekken. Daarboven de di rectieruimte, licht en helder, maar door een zware borstwering ge scheiden van het rumoer beneden. En daarboven de woning, ruim en vrolijk, met uitzicht over de stad en over de haven, maar door de architektuur duidelijk afge. scheiden van de overige ruimten. Hier vindt de directeur met zijn gezin de vrijheid en de rust, die hij na zijn dagtaak behoeft. Zo is met eenvoudige middelen een gebouw ontstaan, dat aan de daaraan gestelde eisen volledig voldoet en dit ook in zijn uitwen dige tot uitdrukking brengt. Dit is functionele architektuur. Prof. Dr. Ir. H. G. v. BEUSEKOM verdieping uitsluitend agen 1 het binnenland. GUILLAUME VAN DER GRAFT Van der Grafts geestesstruc tuur past bij dit beeld, meer dan die van zijn vrienden Jan Wit, J. W. Schulte N'ordholt en Ad den Besten. Wil men dit experimen teel noemen, dan is hij experi menteel van nature en is de con stellatie, die hij aantrof, voor hem een gunstige. Er zijn dich ters met rijk geschakeerde ge voelens en belangrijke gedach ten. Voor dit materiaal zoeken zij een vorm. Hun gewaarwordin gen worden In poëzie vertaald, ze worden daarin tot taal. BIJ Van der Graft gaat het anders toe. Zijn verzen worden uit de taal geboren. De gevoelens en gedachten worden niet tot woorden, maar omgekeerd: woorden ontsluiten gevoelens en trekken die aan. Hij ontgint de woorden, hij breekt ze open, maar dan blijken die open gebroken woorden plotseling te zijn volgelopen met gevoel en ge dachte. Ook dit laatste. Van der Graft is niet een cerebraal, maar wel een intelligent dichter. Is het met het bewerken van de grond. De aardkluiten worden omgewoeld, en als het nu maar mals regenen wil met een doorbrekende, warme zon nu en dan, dan schieten de Zulkë vondsten betekenen meer verzen overal omhoog. Meer dan grapje Vier afdelingen Dit kantoor, dat de zorg voor 150 schepen heeft, Is verdeeld in vier afdelingen: boekhouding, be vrachting met telexkamer, admi nistratie en expeditie. Verder diende het gebonw nog te bevat ten een directiekantoor, enkele spreekkamers en een wisselkan toor voor de Nederlandse Bank. De directie stelde als eis, dat de bezoekers van de straat af in ppn ruime, aantrekkelijke recep tiehal zouden komen en dat uit deze hal de vier bovengenoemde afdelingen duidelijk zichtbaar zou den zijn. De ontwerpers, de architekten W. P. Delken en H. W. Rozema hebben deze opgaaf op een inge nieuze wijze opgelost. De toe gangshal hebben zij aan de straat zijde gelegd op ongeveer 1.20 me ter boven straatpeil. Deze hal Levende woordelijkheid. De zeer die naam wortel schiet, blijkt term lijkt op het eerste gezicht ----- wel uit het vers Het Land In, vreemder dan hij is. Wie woord heeft ramen tot op de vloer, waarin het heet: „Het is niet te is en dichtende uit zichzelf spreekt, vermijden dat wij wortels krijgen, heeft geen behoefte aan extra dat wij aderen laten vertakken, diepzinnigheid. En de frase kan bladeren laten zakken en hijsen eenvoudig niet ontstaan. Evenmin als vlaggen, ik in het land Over- is er plaats voor z.g. verheven- ijssel, waar de Angelen en de heid. Wie streeft naar verheven- Saksen. hun hand hebben gezet." heid of diepte verraadt zich als Hier is het de dichter zelf, die middelmatig. Maar een dichter wortel schiet bij het opnieuw be- van het type Van der Graft (ik reizen van dit oude land, „nu ik ken er nog maar één: hijzelf het bos inga van de middelbare namelijk) wil alleen maar zich- leeftijd". ze\t zijn, zoals hij belijdt in het Dat wat men in de oudere ziel- vers Credo: kunde „mechanische associaties" noemde, associaties dus die niet De Geest heeft mij heengeblazen Kantoorruimten Achter deze hal, dus in de ach terste helft van het gebouw, lig gen twee grote kantoorruimten op straatpeil en daarboven twee even grote op 3.42 meter boven de straat. Tussen de hal en deze kantoorruimten zijn glaswanden gemaakt, zodat men uit de hal al le vier de afdelingen in het oog heeft- Naar de twee eerste moet men een trapje van 1 20 meter af dalen, naar de beide andere een J Udlcll, liddj UC UCIUC dllUCiC CCJ1 zinvol verbonden zijn, sluiten zich om zonder verdieping en frase tra pie van een goede 2 meter be- tfsalr in Van Har Ilraftc rw"»P7iP vaak in Van der Grafts poëzie to plotseling zinvol aaneen Het ver- en 2onder verheffing te zijn miftig spelen met woorden, klan- een mens in de laatste fase, ';„bd,e wSTpeu'n', W« O" van het rijm) is te vergelijken C. RIJNSDORP klimmen. Boven de hal ligt het directie kantoor dat overeenkomstig de eis een rustige ligging heeft ver kregen, en daarboven de woning In het huis van mijn vader In het huis van mijn vader, door Grace Nies Fletcher. Uit gave Boekencentrum, Den Haag. Waarom beschrijven zoveel Amerikaanse auteurs het leven van hun ouders? Uit voorouder verering, bewondering van 'n goede voorbije tijd, conservatis me, oedipuscomplexen of als richtlijn in godsvrucht, deugd zaamheid, vrijheidszin en demo cratie voor jongere generaties? Als reactie op literatuur over misdaad, sexualiteit, keiharde za kelijkheid en psychologische ont rafelingen, of om nog andere re denen? In elk geval vormt het merendeel dezer romans een ty pisch Amerikaanse aangelegen heid: ze hebben slechts in hun al lerbeste vorm een boodschap aan andere volkeren. Ik kan de nood zaak van deze onderhavige ver taling daarom niet inzien: het be vat 'n al te anecdotisch en daar door koortsachtig aandoend re laas over predikantsbelevenissen. Nog daargelaten de wat dubbel zinnige titel, het Is te vlot, te mo raliserend. Deze stadspastor is in feite een dorpsfiguur: hij weet al les, slaagt bijna altijd, heeft de wijsheid in pacht, maar het lijkt wel of zijn steden enkel door de aanhangers van zijn ge meente bevolkt worden, en ook deze tegenspelers zinken dan nog bij hem in het niet. We zijn an dere predikanten gewend: gebrek kiger, minder begaafd, onzeker der, en dus ook minder metho disch te werk gaand, maar tege lijk meer verkondigend. En deze noch hun voorgangers zou den op deze manier kunnen, laat staan willen beschreven worden. Ze zouden 't oneerbiedig vinden tegenover de Heer der Kerk; ze zijn zich ook meer bewust van het te vele, dat ongedaan blijft. Een ideaalbeeld van de kerk van gisteren spreekt weinig aan als men geconfronteerd wordt met de kerk van morgen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1961 | | pagina 21