DE KERKDIENST: EEN FEEST?
De forumleden zijn:
Hef aandeel van de kerkganger
VRAGEN AAN FORUM
actiever in de dienst te betrekken
Dominee fmoet het ménen'
Niet ongeloviger en tóch....
IN navolging van de Hervormde organisatie In Dienst der
Kerk, die onlangs een dag besteedde om zich te
bezinnen op: „Hoe wordt de kerkdienst een feestelijk
gebeuren?" een vraag die tevens de diagnose stelt
hebben we dit forum het motto „De kerkdienst, een feest?"
gegeven. Theologen gaven hun visie op de bezinningsdag;
kerkgangers doen het in dit forum. Om er niet „uit" te
komen Maar had u anders verwacht? Anderzijds: wie
de kerkdienst primair als een dienst van God aan óns ziet,
behoeft, geloven wij, niet zo pessimistisch te zijn: hij/zij
begint namelijk bij zichzelfl Als IEDEREEN met deze vraag
ernst maakte, dan kwimen we er en kon het vraagteken
achter „De kerkdienst, een feest" meteen vervallen
Mevrouw L. A. Lever-Brouwer, te Amersjoort
De heer Gerard H. Hoek, te Hilversum
MEVROUW L. A. LEVER-BROUWER, te Amersfoort, was voor rij huwde onder
wijzeres en legde zich na haar huwelijk onder meer loc op de verzorging van een
wekelijkse rubriek voor vrouwen: eerst in het Frieach Dagblad, later in De Standaard
en ten slotte in Trouw. In de Nederlandse. Christenvrouwenbond (N.C.V.B.) be
kleedde zij diverse funrties, onder nicer vice-presidente van het hoofdbestuur en
redactiesecretaresse van De Christenvrouw. Laatstgenoemde functie oefent zij nog uit.
GERARD H. HOEK, te Hilversum, begon 11a zijn middelbare opleiding z*n loop
baan in de. journalistiek te Leiden en beoefende dit vak vervolgens te Dordrecht en
te Rotterdam. In 1938 werd hij radioreporter bij de N.C.R.V.; gedurende de bezet
tingsjaren was hij chef exploitatie bij een uitgeversmaatschappij te Wageningen 0111
na de oorlog weer bij de omroep terug te keren, waar hij in 1947 tot programma
leider werd benoemd, een functie die hij thans nog bekleedt.
MEVROUW DRA. E. J. DIPPEL-SCHREIBER, te Eindhoven, studeerde aan do
rijksuniversiteit te Groningen Germaanse taal en letterkunde en was daarna enkele
jaren lerares Duits in Zutphen. Na haar huwelijk met dr. C. J. Dippel, die naast
zijn dagelijkse werkzaamheden bij Philips redacteur is van Wending, maandblad voor
Evangelie en Cultuur, werkte zij op verschillende gebieden mee in kerkelijk en
maatschappelijk werk.
AART ROMIJN, te Amsterdam, bezocht de II.B.S. en de Kweekschool om ver
volgens het onderwijs te gaan dienen. Sinds 1943 is hij leraar Nederlands, thans aan
het Christelijk Lyceum Buitenveldert te Amsterdam. Hij geniet bekendheid als
auteur en schreef een aantal boor- en televisiespelen. Hij geeft leiding aan het Open
Dcurwerk, zoals dat plaatsvindt in Victoria-Theater te Amsterdam.
J. D. TROOSTHEIDE, voorzitter van de Prot. Chr. Journalisten Kring, wal voor
zitter van dit forum.
Mevrouw E. J. DippelSclireiber, te Eindhov
VOORZITTER: We zijn ons bewust
dat we met dit forum onderwerp: „De
kerkdienst, een feest?" een zaak aan
snijden waarover we dagen zouden
kunnen pratenom er nog niet uit
te komen. Toch blijft bezinning hierop
nodig, omdat het met de kerkdienst
niet in orde is, waarbij ik alleen maar
hoef te wijzen op het statistisch aan
getoonde verminderende kerkbezoek.
Om het gesprek enigszins te centre
ren, willen we het trachten te belich
ten vanuit twee elementen: de kerk
ganger en de predikant. Waarbij de
eerste vraag dan is: „Wat mag in de
kerkdienst van de kerkganger worden
verwacht? Misschien wil mevrouw
Lever beginnen daarover iets te zeg
gen?
LEVER: Ik zou het graag heel
ouderwets maar toch zo raak
willen formuleren: Van een kerkgan
ger mogen we verwachten dat hij
met een „heilbegerig" hart in de
dienst komt.
DIPPEL: Gelooft u. mevrouw Le
ver, dat de doorsnee-kerkganger dat
hééft? Ik niet.
LEVER: Hier wordt gevraagd: Wat
mag van de kerkganger worden ver
wacht.
DIPPEL: Goed, maar anderzijds
gaat het moet het m.i. ook gaan
over de vraag: Hoe is de situatie
in werkelijkheid? Dus: ideaal en prak
tijk. Vraagt u naar het eerste, dan zeg
ik: Inderdaad, dat „heilbegerig" hart
moet er zijn en ook moet de kerkgan
ger zich voorbereiden op de dienst,
onder meer door gebed; verder mag
van hem worden verwacht, dat hü
iets verwacht! Om nu bij dat laatste
te blijven (hier komt de praktijk): ik
ben bang dat hij vaak niet zo heel
erg véél verwacht. Dat kan dan on
der meer samenhangen met het feit,
dat hij geregeld ter kerke gaat, waar
door de verwachting, zo die er eventu
eel zou zijn, wel zéér bepaald wordt.
ROMIJN: Ik blijf even bij de prak
tijk en ga het eens een beetje over
dreven zeggen omdat het dan wat dui
delijker kan worden. In feite wordt cr
van de kerkganger-in-de-dienst niets
verwacht, alleen maar dat hij er zit.
Wèt nog van hem verwacht wordt is
dat hij een statische vorm van ere
dienst accepteert, die zijn verwachtin
gen misschien wel de bodem inslaat
lof al lang hééft ingeslagen), maar
waaraan hij zich dan maar moet
trachten aan te passen.
HOEK: Moeten wij nu niet begin
nen het begrip kerkganger te om
schrijven? Dan vraag ik eerst: Wat is
de kerk? Antwoord: De vergadering
der gelovigen. Iemand die daar heen
gaat zegt daar dus op zichzelf al iets
mee! Zo'n kerkganger moet naar de
kerk. niet uit plichtsbesef, maar uit
innerlijke drang. Dat laatste mogen
we gelukkig nog wel constateren, ook
al zit er een zekere gewenning in. En
vaarom is er die vergadering der ge
lovigen? Om God tc ontmoeten.
Dit moet toch wel ons uitgangsnunt
zjjn! Of wij ook nog als kerk de plicht
lebben om mensen te trachten tot ge
loof te brengen, is volgens mij een
andere zaak.
LEVER: Er mag daarom van de
cerkganger ook een zekere kennis van
Gods woord worden verwacht.
DIPPEL: Daar hebt u nu een nunt,
waar ik graag dieper op in wil gaan.
ik wil het niet zo zien, dat de kerk
uitsluitend de vergadering der gelovi
gen is; de kerk is cr voor de wereld
en moet daaraan het getuigenis bren
gen. De kerk moet altijd openstaan
voor het volk: ook voor de mens die er
niet regelmatig komt en die mens
moet er evengoed vinden wat hij no
dig heeft. Ik neem aan als ik naar
de kerk ga. dat er een aantal ongelovi
gen kunnen zitten. Die mogen niet
hautain genegeerd worden
HOEK: Als de kerk kerk wil blijven,
dan moet men er, daar ben ik vast
van overtuigd, van uit gaan dat daar
de vergadering der gelovigen bijeen is
om God te dienen en door Hem toe
gesproken te worden. Dat zal op de
rechtstreeks buitenkerkelijken die de
dienst zouden bezoeken méér indruk
maken, dan wanneer men allerlei din
gen in de dienst zou gaan doen die
speciaal op de buitenkerkelijken ge
richt zijn. Natuurlijk, in een evange
lisatiebijeenkomst kan dat wél. maar
dat is dan ook geen kerkdienst. Bij
de kerkdienst moet de kern zijn: de
ontmoeting van God in Christus met
Zijn gemeente. En wat mag men dan
van dc kerkganger verwachten? Dat
hij als deel van het lichaam van
Christus daar aanwezig is, inderdaad,
meneer Romijn. Dat hij dus in die
gemeente komt om toegesproken en
aangesproken te worden, om uit het
Evangelie gevoed te worden: het is
een maaltijd.
LEVER: En van een kerkganger
mag dus verwacht worden dat hij
honger heeft.
DIPPEL: Maar is die honger er
dan in de praktijk?
LEVER: Als die honger er niet was
kan ik me niet voorstellen, dat elke
zondag in ons land nog duizenden
mensen in de kerk zitten. Natuurlijk:
daar is veel gewoonte bij, maar ge
woonte hoeft geen sleur te zijn en sluit
honger naar het Evangelie niet uit.
Als al die kerkmensen alleen maar
voor de vorm paar de kerk gingen,
zou er al lang geen kerk meer zijn.
DIPPEL: Als de gemeente dus bij
eenkomt om God te ontmoeten èn
God daar inderdaad ook ontmoet
waarom zie je de mensen dan even
onaandoenlijk uit de kerk komen als
ze er in gegaan zijn? Ik let daar
vaak op, maar dat moet ik helaas bij
na altijd constateren. Het naai; de
kerk gaan is in deze tijd zo'n vorm
geworden. En het eigenaardige is, dat
men dat zo weinig wil bekennen. Weet
u. ik vind de gemeente altijd zo vad
sig, ik kan het niet anders zien. Mijn
man en ik zeggen wel eens tegen el
kaar: Hoe komt het toch dat we met
zo'n geweldig, zo'n prachtig Evange
lie zo'n vervelend soort mensen kwe
ken? Hebt u nu biivoorbeeld het
gevoel dat er in de kerk echte ge
meenschap is
HOEK: Dat is een van de zwakke
punten in de kerk, inderdaad.
DIPPEL: Dat merk je toch iede-e
v/eek? Ik r.eem nu maar dit. Er wordt
zo wel eens gezegd: Je moet je huur
lieden goedendag knikken in de kerk.
Dat probuer ik nu al tijcen, maar de
reactie is in 99 van de 100 gevallen
dat de toe 'pknikte iét toe/aK'g het
hoo'd emi-«.aitJe kunt praktisch
geen contacten maken!
LEVER: Dat hindert mij ook a'tijd
cn Ik geloof, dat hierin dc kerkmen
sen zich grondig moeten herzien.
DIPPEL: Als je vreemd in een stad
komt moet de kerk toch da contact
mogelijkheid zijn? Maar er is gener
lei gemeenschap. Mijn ervaring is dat
„geheide christenen" het ook hele
maal niet zo nodig vinden: het wordt
in ieder geval niet gevoeld als een
schandaal.
LEVER: Daar probeert de kerk dus
Iets aan te doen door het houden van
wijkvergaderingen, blokvergaderingen,
straatvergaderingen of hoe ze maar he
ten mogen. Deze en nog andere mo
gelijkheden zijn In ieder geval pogin
gen om het anders te krijgen.
ROMIJN: Er helpt maar een ding:
samen de gemeenschap van Jezus
Christus beleven; dan krijg je het be
langrijke dat je als kerkmensen nu
eens niet alleen de successen van el
kaar zal weten, maar ook de nederla
gen.
DIPPEL: Dat ben ik helemaal met
u eens. We hebben in Eindhoven een
huiskring gehad met mensen uit de
straat: eerst kerkgangers, later kerk
gangers en buitenkerkelijken. Altijd
bijzonder aardige avonden. Maar wat
zag je? In het gesprek deden de ker
kdijken veelal hun mond niet open,
terwijl de buitenkerkelijken zeiden wat
hun voor de mond kwam. Zij kwamen
met goede vragen, maar de kerkgan
gers niet. Is dat ook niet een bewijs
dat de kerkgangers niet durven laten
zien hoe arm en ellendig ze vaak zijn,
ook in hun geloof en geloofsleven?
ROMIJN: Hangt dat niet samen met
het „altijd in het gareel meegelopen
te hebben"? Ik bedoel: hoe is de
De heer Aart Romijn, te Amsterdam
praktijk vaak bij het belijdenis doen?
DIPPEL: Daar denk ik ook wel
eens aan. De mensen doen vaax be
lijdenis waarmee ik niet wil zeg
gen dat er niet zijn die het van harte
doen omdat ze nu eenmaal aan het
eind van de catechisatie zijn. Daar
willen ze óók wel eens af en dan wor
den ze lid van de kerk, „want ze zijn
er niet tegen". U zult zeggen wat ben
je persoonlijk, maar echt, daar tob
ik mee.
VOORZITTER: Voegt u daarbij de
weinige geestdrift die er bij velen be
staat ten aanzien van de kerkdienst
- het is triest maar waar dan zit
ten wc middenin wat wel „de ver
schraling van ons geestelijk leven"
wordt genoemd. En dan is het met
die „heilbegeerte" toch zo, dat we ons
als christenen allemaal moeten afvra
gen: „Héb ik die wel?"
LEVER: Daar zijn we weer, waar
we begonnen. Die „heilbegeerte", daar
komt het op aan. Waar die ontbreekt
kan immers van een goede kerkgang
geen sprake zijn?
HOEK: Ik dacht dat de .Jiellbe-
geerte" vaak meer bij de jeugd dan
bij de ouderen aanwezig is. Op die
tendens stoot ik telkens.
ROMIJN: Die opmerking is mij uit
het hart gegrepen
LEVER: Dat is voor de kerk in
de toekomst dan zeer moedgevend.
Motto: De kerkdienst: een feest
1. DE KERKGANGER
a. Wat mag van de kerkganger worden verwacht
b. Moet de kerkganger meer actief in de dienst
betrokken worden
c. Zo ja, hoe zou dat kunnen gebeuren
2. DE PREDIKANT
a. Wat is het doel van de prediking
b. Wordt aan dit doel beantwoord
c. Moet en kan het anders
VOORZITTER: De hierop volgende
twee vragen 1 b. en c. zou ik tege
lijk aan de orde willen stellen, name
lijk: „Moet de kerkganger meer ac
tief in de dienst worden betrokken en
zo ja, hoe?"
HOEK: Daar zeg ik ja op. Om te
beginnen zal er veel meer dan to: nu
toe gezongen moeten worden. Hst is
jammer dat van de 150 psalmen er
eigenlijk maar hoeveel zouden het
cr zijn? ik dacht zo'n 35 tot 40 re
gelmatig worden gezongen. Dat kun
nen er veel meer worden. En dan de
gezangen, daar mogen er wat mij be
treft in onze kerk nog veel me ar van
komen. Het samenzangelement kan
een veel grotere plaats krijgen dan
nu het geval is.
LEVER: De tendens is er in begin
sel al, nietwaar? Er wordt in de
kerk veel meer gezongen dan een 30
jaar geleden.
HOEK: Inderdaad.
ROMIJN: Maar gelooft u dat een
uitbreiding van de liturgie waar
door dus inderdaad de kerkgangers
meer actief in de dienst betrokken
worden zoals deze wordt voorge
staan bij de z.g. Liturgische Bewe
ging, een wezenlijke winst zal zijn
voor de kerk?
HOEK: De preek moet altijd de
hoofdzaak blijven, de zang daarop
aansluiten. Als de liturgie een vorm
wordt is het mis. Ik voel er dan iets
in. waardoor men op den duur van
het essentiële kan worden afgeleid.
ROMIJN: Ik geloof ook, dat het in
die uiterlijke vormen niet zit. Maar
mijn voornaamste bezwaar ertegen is
toch wel dat dit strak omlijnde en
voorgeschreveiie zo weinig ruimte Iaat
voor do persoonlijke beleving. Het is
allemaal zo star, zo weinig dyna
misch.
HOEK: Van de liturgie behoeft het
in ieder geval helemaal niet af te
hangen. Dat heb ik zelf heel sterk on
dervonden. Ik maakte in New York
eens een dienst mee in de Riverside
Church: een prachtig koor in „litur
gische" gewaden (per uitvoering kost
te dat, naar mij verteld werd, een
paar duizend dollar, maar goed het
was ook in de „miljonairskerk") dat
inderdaad indrukwekkend zong. De
preek was ver beneden de maat en
zo ergens dan heb ik toen begrepen
dat ook de mooiste aankleding een
kerkdienst niet kan redden als de
preek niet goed ls! Anderzijds maak
te ik een dienst mee op Sint Maarten
tijdens het Koninklijk bezoek aan de
Antillen: een kerk die van armoede
bijna omviel, banken te vies om aan
te pakken, maar een preek van de ne
gerpredikant zó dynamisch en een zin
gen van de eenvoudige gemeente zó
vol overgave, dat het je tot in
de ziel aangreep. Iedereen, ook prin
ses Beatrix, was er diep van onder de
indruk.
ROMIJN: Ik ben van mening, dat
de kerkganger als vanzelf meer actief
in de dienst zou worden betrokken In
dien daar meer ruimte was voor de
persoonlijke beleving. Daar is een ont
zaglijke grote behoefte aan. Dat kan
door de preek (maar dat komt straks),
maar ook in het gebed, in de schuld
belijdenis. Dat mystieke, ik zou haast
zeggen: die emotionaliteit wordt in on
ze kerken teveel verdonkeremaand. Er
wordt zo weinig het leven-uit-het-ver-
langen geaccentueerd: de wederkomst
des Heren, waarnaar we reikhalzend
moeten uitzien. Dat element wordt
verwaarloosd.
LEVER: Maar wat u nu noemt dat
zijn ook de klachten van de kerk, die
synodes herhaaldelijk uitspreken.
ROMIJN: Ondanks die uitspraken
heb ik toch het gevoel dat de kerk
het in feite niet snapt.
DIPPEL: Ik vraag me ook af of de
kanselmonoloog nu zo langzamerhand
niet aan zijn eind is. Ik bedoel dat al
leen de dominee maar praten kan en
niemand wat terug kan zeggen; dat
er geen kans is dat er een gesprek
uit ontstaat. Dat vind ik uit de tijd.
Ik ben ook erg voor zingen, maar niet
zo dat de dienst er langer door moet
duren. Misschien vindt u het kinder
achtig en zegt u: Je moet de kerk
liefhebben en er ook anderhalf uur
of langer in willen zitten. Maar in de
ze tijd is de zondag zo'n kostbaar be
zit voor een modern mens. Als ]e
man en je kinderen thuis zijn dan is
iedere minuut kostbaar en dan vind
ik uitzonderingen daargelaten
een uur ruim genoeg voor een kerk
dienst. Dan is het ook compact en kan
de aandacht gespannen blijven. Dat
past nu eenmaal in deze tijd.
HOEK: Ik ben het niet met me
vrouw Dippel eens. Ik heb bij dr. K.
Schilder wel negen kwartier in de
kerk gezeten, terwijl de tijd omvloog.
Er zit iets krampachtigs in precies
met de klok van 11 klaar te willen
zijn.
LEVER: De kerkdiensten duren
over het algemeen niet veel langer
dan een uur. We beschouwen dat uur
voor het gezin toch niet „als ver
loren tijd"? In dat uur kan God ons
zóveel geven, dat we met een blij
hart naar huis gaan en met man en
kinderen zó genoten hebben, dat het
onze hele zondag tot een feestdag
maakt. Ik weet wel: het ligt ei-
aan of de preek ons aanspreekt, of
ons hart ervoor open staat en voor
al: of de Heilige Geest contact maakt
tussen God en ons. Dit kan behalve
onder de preek ook onder het zingen
en onder de zegen, om de sacramen
ten niet te vergeten. Een kerk
dienst moet nooit „gerekt" worden
door herhalingen, onnodig voorlezen
van overbekende psalmen enzovoort.
Hij moet van ogenblik tot ogenblik
„geladen" zijn en zeker niet te lang
duren.
ROMIJN: De duur is voor mij niet
eens zo belangrijk. Als we maar aan
gesproken worden. Neem nu de iedere
week terugkerende schuldbelijdenis
HOEK: als deze staande wordt
aangehoord en zingend wordt beant
woord na de genadeverkondiging, dan
is er inderdaad sprake van een ac
tiever betrekken van de kerkganger
bij de dienst. Een winstpunt.
ROMIJN: Ja, maar door cie tati-
sche vorm glijdt het de mensen zo ge
makkelijk voorbij, terwijl het anders
kan. Ik denk aan een dienst die ik
nimmer vergeet, omdat de predikant
niet de „vaste" schuldbelijdenis voor
las, maar het zo deed: „Here God,
nu moeten we één ding zeggen: de
vorige week hebben we hier schuldbe
lijdenis gedaan en nu komen we te
rug. Het enige wat we U eigenlijk
kunnen zeggen is: We hebben er
wéér niets van terecht gebracht; we
hebben het zelfs niet eens helemaal
geméénd. Want op maandag zijn we
doorgegaan met roddelen, op dinsdag
hebben we gelogen, op woensdag heb
ben we onze naaste do kroon van het
hoofd gestotenEn nu kunnen we
alleen maar zeggen: Wilt u ons noch
tans om Christus' wil vergeven?"
Dit dééd me wat Het lag ook in het
persoonlijk aangesproken worden.
HOEK: Dat kan een dominee één
keer doen, maar óók niet elke week.
LEVER: En al is het dan met
steeds dezelfde woorden: Zo wordt het
toch iedere week gezégd?
ROMIJN: Het kan anders, het
moet telkens anders. Want. mevrouw
Lever, ik ben zo bang ik weet het:
ik behoef niet bang te zijn, want
Christus is gelukkig veel sterker dan
mijn angst maar toch: menselij
kerwijze gesproken vind ik dat men
zich achter die steeds weerkerende
terminologie zo gemakkelijk kan ver
schuilen, in slaap laten wiegen. De
kerkdienst is over het algemeen zo ste
riel. het is vaak net of en mis
schien is dat wel de satan men daar
het laatste sprankje persoonlijk bele
ven eruit willen halen.
DIPPEL: Met datzelfde zit ik ook.
Men weet bij de schuldvergeving, dat
dit de volgende week wéér gezegd
wordt: Waarom zou men zich dan in
de week zo druk maken? Dat gaat zo
door, iets afschuwelijks. Soms denk ik
wel eens dat het misschien beter zou
zijn eens per jaar de schuldvergeving:
op een grote verzoendag. En in die
tussentijd proberen we maar eens ern
stig te luisteren naar en te doen wat
God van ons wil.
LEVER: In feite gaat het bij de
kerkganger om zijn geloofsinstelling:
Staat hij open voor de Heilige Geest?
Het ls de vonk die overspringen moet.
Zo kan het gebeuren, dat het zingen,
de schuldbelijdenis, het gebed, de
breek en noemt u maar op de één iets
zegt en de ander niets doet. Ik wil
geenszins zeggen dat, waar nodig, niet
het een cn ander veranderd en verbe
terd zou moeten worden in de kerk
dienst. Ongetwijfeld. Maar het gaat
tenslotte om de innerlijke instelling
van de kerkganger, het onderwerp,
waarover we het nog altijd hebben. Is
het daarmee in orde, dan kan zelfs
een ..slechte" kerkdienst ten goede ge
bruikt worden.
HOEK: Ik geloof toch ook, dat te
veel vergeten wordt dat dc predikant
in de allereerste plaats herder en le
raar is. Dat herderschap ontaardt in
een reeks verplichtingen die de arme
dominee de hele week het ene uur
na het andere dóórjaagt: waardoor
hij het contact met de gemeente kwijt
raakt! Omdat hij niet meer „in de ge
meente komt", zoals dat vroeger het
geval was bij het huisbezoek, krijgt hij
ook zo moeilijk als van nature de stof
voor zijn preek in handen.
LEVÉR: Dan komen we dus terecht
bij het bekende vraagstuk van de gro
te gemeenten, dat men tracht op te
lossen door het creëren van overzich
telijker wijkgemeenten.
HOEK: Precies. Als er één ding in
ROMIJN: Een situatie die we in
Amsterdam al ten dele hebben. Maar
wat zie je heel duidelijk? Men sluit
een „kathedraal" in de binnenstad en
opent kleine kerkjes in de wijken.
Maar ook die komen niet meer vol:
lioe langer hoe meer mensen voelen
zich niet meer thuis in de kerk! Ik
weet wel. Amsterdam is de meest on
kerkelijke stad van het hele land,
maar dat feit is er. En dit, terwijl ik
er pertinent van overtuigd ben dat de
mensen niet ongeloviger zijn geworden
dan vroeger!
Het botte atheïsme kom je haast
niet méér tegen, want de mens ls te
genwoordig veel te onzeker om het
nog zonder geloof te kunnen. Dat
moet u van mij aannemen uit mijn
ervaringen in het evangelisatiewerk.
HOEK: De oorzaak hiervan vindt u
onder meer in het feit dat de aan
dacht van de mens voortdurend van de
elementaire dingen van het leven
wordt weggezogen. Denk eens aan
een halve eeuw geleden: geen auto's,
nauwelijks fietsen, geen bioscoop, geen
radio, geen t.v. zelfs vaak geen dag
blad. want dat was alleen voor de in
tellectuelen. In die tijd was de kerk
dienst een gebeurtenis, die ook het
saaiheidspatroon doorbrak
VOORZITTER: We komen nu aan
het „hoofdstuk" de predikant. Ter o-
riëntatie als eerste vraag: Wat is het
doel van de prediking?
LEVER: Ik zeg het wéér ouderwets:
opening van Gods Woord en dan zo,
dat het de mens aanspreekt.
HOEK: Nader toegespitst: het ver
kondigen van het heil in Christus.
ROMIJN: Voedsel voor een week.
HOEK: Dat kan niet. Wie het alleen
van de kerkdienst moet hebben haalt
het met tot de volgende week. Is het
niet hierom dat men in de kerk de
aansluiting mist: omdat men de dage
lijkse cn regelmatige bijbellezing
thuis, het persoonlijke gebed vaak
ook, kwjjt raakt? Dan komen name
lijk do lacunes.
DIPPEL: Natuurlijk, meneer Hoek,
dat alles is voorwaarde, we hebben het
al eerder gezegd. Maar nu het speci
aal over de predikant gaat zeg ik in
antwoord op de vraag: Wat is het doel
van de prediking?: dat we van de kan
sel een getuigenis horen, dat echt ls
en waar, van deze tijd, steekhoudend
en ook zó nuchter, dat de dominee in
bepaalde gevallen durft te zeggen: Ik
weet het óók niet mensen, daar ko
men we riet uit.
ROMIJN: De gemeente moet door
de prediking God als het ware proe
ven. Ze moet bijgeladen worden, als
een accu. De nood van de kerk is.
lat de mens, met name ook door de
oreek het algemeen wel toegespro
ken maar niet aangesproken wordt.
HOEK: En daar de preek centraal
ls in de kerkdienst moet dit verschijn
sel zeer ernstig worden geacht. Waar
zijn de predikanten vandaag-de-dag die
- erkelijk nog iets te zéggen hebben?
ROMIJN: Ik wil het sterker zeg-
gen: Waar blijft vaak het „heilige
vuur" op de kansel?
LEVER: Ik zou menen dat elke do
minee wat te zeggen heeft als hij het
Woord van God maar laat spreken.
De gemeente moet voelen dat hij door
dat Woord gegrepen is en dat hij niet
anders kan en wil dan dat Woord
brengen. Hoe meer dc dominee zelf
op de achtergrond komt en hoe meer
hij Christus gestalte geeft, hoe fees
telijker de dienst zal zijn. De dominee
moet de gemeente met sterke drang
tot Christus leiden. En dan: er moet
niet alleen „heilig vuur" op de kansel
zijn, maar ook bij de gemeente ook
bij ons!
VOORZITTER: We zijn dus inmid
dels aan punt b. toegekomen: Wordt
aan het doel, dat men aan de predi
king moet stellen, beantwoord? Waar
aan ik meteen de laatste vraag zou
willen vastknopen: Moet en kan het
dan anders?
DIPPEL: Ik heb u al gezegd het
ergste te vinden dat het kerkpubliek
zo onaandoenlijk blijft. Dat moet vol
gens mij toch ook ergens samenhan
gen met de preek. Ik weet wel: van
een dominee wordt ook wat preken be
treft ontzaglijk veel geëist, maar als
hij aan die eisen niet voldoet, dan
moet hij geen dominee worden. Het
Evangelie is niet gemakkelijk, het
stelt hoge eisen, maar het is beslist
niet tam.
LEVER: Natuurlijk beantwoorden
alle dominees en allo preken stuk
voor stuk niet aan het gestelde doel.
We kunnen een massa kritiek hebben
op dominees en preken gerechtvaar
digde kritiek. Maar bedenken we wel
altijd, dat het Gód is die ons aan
spreekt, ook ondanks het gebrekkige In
die prediking? We kunnen niet zeggen
dat onze dqminees het Evangelie niet
brengen cn dat zij niet staan achter
de Boodschap die zij brengen. De één
kan die Boodschap indringender door
geven dan de nder, dat is waar. Maar
tien kerkgangers zullen dezelfde .preek
op tien verschillende manieren horen
en beoordelen, dat is óók waar.
HOEK: Het kriterium bij de preek
ligt volgens mij hierin, dat er een
levend getuigenis achter moet zitten.
Als het zonder meer dogmatisch keu
rig in orde is en er komt een uitste
kende verhandeling, waar niemand
wat van kan zeggen, dan is dat nog
geen goede preek. Als de kerkganger
maar bemerkt dat de preek levend
is, „dat de dominee het méént", zo
als de jeugd pleegt Ie zeggen, dan
wordt wel geluisterd!
ROMIJN: Dèt is het punt. Een
vraag: Hoe komt het, dat met name
de jongeren zich zo vaak voelen aan
getrokken door die bewegingen, welke
het geloof in dc kracht van de Heilige
Geest centraal stellen? Waar sprake
s van ik kom alweer met dat
woord aandragen emotionaliteit?
Bij tienduizenden jongeren is dat het
geval.
LEVER: Als u dat woord emotionali
teit noemt, dan ben ik daar toch wel
een beetje bang voor: emotionaliteit ls
nog niet synoniem met geloofsblijheid.
HOEK: Dat begrijp ik volkomen
van mevrouw Lever. Bij die bewegin
gen. ook al zit er echt geloof achter, is
de tendens van overtrokken emotiona
liteit. Wanneer men steeds maar op
de toppen van de bergen wil lopen, is
de kans groot dat men er op een ge
geven ogenblik ook &t valt.
ROMIJN: Voor alles wat excessief
ls ben ik óók bang. Maar met dat al
wordt de diagnose toch maar gesteld.
Waarom snapt de kerk dat dan niet?
DIPPEL: Als je de onbewogen com
pacte kluit materie in de kerk ziet zit
ten en je komt er dan gedeprimeerd
uit, dan is mijn ervaring niet dat
dit komt omdat er zo slecht ge
preekt is, maar omdat de preek je
niets „deed": Er is niet geprikt waar
dat had moeten gebeuren. Nemen we
nu het oneindige aantal vragen dat on
ze tijd stelt: Wieuw-Guinea, het rassen
probleem, de bewapening, de atoom
bom, de onderontwikkelde gebieden,
de ontzettende vereenzaming, die on
ze maatschappij in de hand werkt, ik
noem nu maar wat. Over die dingen
en wat Gods gebod daarin zegt moet
veel méér gepreekt worden. En dan:
de vinger op de zere plekken leggent
gen!
ROMIJN: Dat is wat ook mij be
nauwt: enerzijds die zelfgenoegzame,
onmachtige kerk, die maar voortsuk
kelt en anderzijds de enorme pro
blematiek in de huidige wereld. Laat
de dominee gerust zichzelf zijn: als hij
nuchter is dan ook nuchter en is hij
een gevoelsmens laat hij daar dan
ook als ztdanlg staan. Echt, zoals hij
Is Als hij zich maar wil laten lei
den door zijn geloof; door de Geest
Die in hem kan werken.
LEVER: Is het nu wel billijk om te
zeggen dat de gemeente maar onbe
wogen in de kerk zit. dat Je kerk zelf
genoegzaam voortsukkelt en dat de do
minees nergens van weten? Wij kun
nen toch niet in de harten kijken? Hoe
weten wij of het zaad van Gods bood
schap niet in verscheidene harten valt
en stilaan vruchten draagt voor het da
gelijks werk cn in een vergeten huiska
mer? Wij zijn niet zo'n luidruchtig
volk. Als wij niet veel zeggen behoeft
dat nog geen bewijs van onbewogen
heid te zijn, al zouden wc wel eens
vaker een echt blij „Halleluja" willen
horen.... Ik dacht dat wij onze zelf
genoegzaamheid we' wat kwijtraakten.
Ik lees bijvoorbeeld in het rapport van
de Geref. synode over de stand van
het geestelijk leven veel schuldbelij-
den, maar van zelfgenoegzaamheid
vind ik geen spoor. Wie kan zeggen
wat een onuitsprekelijk- regen dc
kerk-vandaag nog voor duizenden Is?
Denken we de kerk maar eens even
uit ons volksleven weg, dan voelen we
dit wel. En als er dan veel in de kerk
ontbreekt moeten wc de schuld dan
alleen bij de dominee zoeken?
HOEK: Het ls een wisselwerking,
natuurlijk. Dat de predikant tekort
schiet komt vaak door de gemeente
cn dat de gemeente tekort schiet
komt weer veelal door dc predikant.
ROMIJN: Als al die „afleiding" er
is, waarom zijn zoveel mensen dan to
taal ongelukkig? Waarom staan dc
mensen dan in queue bij de psychia
ter?
HOEK: Omdat de mensen de essen
tie van het leven hebben losgelaten
voor dc waan van het ogenblik, de
waan van de dag. Lees maar eens het
boekje „De grenzen der nieuwsgierig
heid" van Hans Jürgen Baden; de
mens raast van het ene nieuwtje naar
het andere ende essentie mist hij!
Daar ontkomen we geen van allen
aan. Juist daarom heb ik er 's zater
dagsavonds als iedereen achter de kijk
kast zit zo'n behoefte aan eens een
eind te gaan wandelen, in de stilte, in
het park, waar je de vogels hoort,
de sterren ziet, kortom: de natuur be
leeft, God ontmoet.
LEVER: En dan krijg je een goede
voorbereiding op de zondag.
DIPPEL: Maar het gaat er niet om
of u het hebt of ik. Als u het met
mij eens bent dat de kerk er voor de
wereld is om het getuigenis te brengen,
dan moet u niet vergeten dat er zo on
eindig veel mensen zeggen: die lui
daar zijn hopeloos ouderwets, weinig
inspirerend cn: daar gaan wij dus niet
meer naar toe...
LEVER: Ja, dat kan iedereen zeg
gen, die met aversie de kerk en de
kerkmensen bekijkt. Die ziet alleen
maar verkeerds en niets anders, die
wil ook vaak niet anders zien, die wil
niet weten van de boodschap die de
kerk brengt. Hij zoekt in de kerkmen
sen vaak een voorwencjeel om zich van
de boodschap af te maken. Dat moet
de kerkmensen zwaar wegen, zwaar
der dim het zc meestal doet. De
kerk brengt de boodschap stuntelig
en met duizend gebreken, maar we
mogen toch gelukkig zeggen: ze bréngt
haar!
ROMIJN: Als de gemeente ener
zijds en de predikant anderzijds zèll
ervaring hebben van Jezus Christus,
dan hebben ze iets dóór te geven, dan
wordt er wat gedaan in de kerkdienst.
Dan wordt er geen zondagschristcn-
dom gekweekt. Dan durven wc ook
veranderingen aan, radicale desnoods.
Mét de kans op fouten, maar liever
fouten (die hersteld kunnen worden)
dan ons huidige voortsukkelen cn
„geen risico lopen". In feite lopen we
juist wél veel risico. We hebben het
nu speciaal over de dominee: laut
hij het volkomen anders zeggen als
hij denkt het Evangelie daarmee de
mensen nog m>
kunnen binden!
HOEK: De .wijze waarop" kan
zeker veel betekenen. Het is mij in
Amerika meer dan eens opgevallen,
dat men daar zo „alledaags" soms
zelfs geestig, de geestelijke dingen be
nadert. Ik bedoel dat het volgende ele
ment in de preek moet zijn: het een
voudige, goed gekozen voorbeeld en
niet de gamaniëreerdheid van „Wat
zeg ik het toch weer leuk".
Mag ik zo'n volgens mij goed geko
zen voorbeeld eens even uitwerken? Op
mijn reis door Amerika hoorde ik in
Toston een dominee eens verklaren
het begrip kostbaar (het ging name
lijk over het kostbaar bloed van Chris
tus). Hij zei: „U denkt bij kostba.:r
natuurlijk aan geld, want bij ons in
Amerika draait alles om de heilige
Dollar. Maar geld is niet kostbaar.
Weet u wat kostbaar is? Mijn varier,
die zich heel grote offers heeft moe
ten getroosten om mij te kunnen la
ten studeren gaf mij, toen ik student
werd, een ouae knol van een horloge
mee, een ding van een paar dollar.
Ik heb er altijd gebruik van gemaakt
in die tijd cn ik heb het nu nog: het
is kostbaar voor mij, omdat dit oude
horloge altijd het symbool blijft voor
al datgene wat mijn ouders zich voor
mij hebben ontzegd en van de offer:-,
di? zij hebben gebracht. Dat is het be
grip kostbaar waaraan u moet den
ken als over het kostbaar bloed van
ROMIJN: Ik denk ook wel eens:
laten de dominees voor ze in hun ge
meenten komen maar eens een poosje
in de maatschappij duiken om te zien
wat daar te koop is. Zoals die 32 pries
ters die als arbeider bij Werkspoor
gingen werken zonder dat hun collega-
arbeiders van hun „herkomst" wis
ten. Want het akelige ls en blijft
dat geldt voor ons allemaal dat wc
dc fakkel hebben door tc geven cn....
straks hebben we geen vuur meer! Er
is misschien een revival nodig of wat
dan ook. ik weet het niet Maar als we
niet blijven vechten om onze kerk
dienst levend to krijgen, als we cr
niet hardnekkig om blijven bidden
dan gaat het verkeerd! Want werke
lijk, het gaat mij niet eens om de he
mel, het gaat om de toekomstverwach
ting van dc Heer.