DE KERKDIENST: EEN FEEST? De forumleden zijn: Hef aandeel van de kerkganger VRAGEN AAN FORUM actiever in de dienst te betrekken Dominee fmoet het ménen' Niet ongeloviger en tóch.... IN navolging van de Hervormde organisatie In Dienst der Kerk, die onlangs een dag besteedde om zich te bezinnen op: „Hoe wordt de kerkdienst een feestelijk gebeuren?" een vraag die tevens de diagnose stelt hebben we dit forum het motto „De kerkdienst, een feest?" gegeven. Theologen gaven hun visie op de bezinningsdag; kerkgangers doen het in dit forum. Om er niet „uit" te komen Maar had u anders verwacht? Anderzijds: wie de kerkdienst primair als een dienst van God aan óns ziet, behoeft, geloven wij, niet zo pessimistisch te zijn: hij/zij begint namelijk bij zichzelfl Als IEDEREEN met deze vraag ernst maakte, dan kwimen we er en kon het vraagteken achter „De kerkdienst, een feest" meteen vervallen Mevrouw L. A. Lever-Brouwer, te Amersjoort De heer Gerard H. Hoek, te Hilversum MEVROUW L. A. LEVER-BROUWER, te Amersfoort, was voor rij huwde onder wijzeres en legde zich na haar huwelijk onder meer loc op de verzorging van een wekelijkse rubriek voor vrouwen: eerst in het Frieach Dagblad, later in De Standaard en ten slotte in Trouw. In de Nederlandse. Christenvrouwenbond (N.C.V.B.) be kleedde zij diverse funrties, onder nicer vice-presidente van het hoofdbestuur en redactiesecretaresse van De Christenvrouw. Laatstgenoemde functie oefent zij nog uit. GERARD H. HOEK, te Hilversum, begon 11a zijn middelbare opleiding z*n loop baan in de. journalistiek te Leiden en beoefende dit vak vervolgens te Dordrecht en te Rotterdam. In 1938 werd hij radioreporter bij de N.C.R.V.; gedurende de bezet tingsjaren was hij chef exploitatie bij een uitgeversmaatschappij te Wageningen 0111 na de oorlog weer bij de omroep terug te keren, waar hij in 1947 tot programma leider werd benoemd, een functie die hij thans nog bekleedt. MEVROUW DRA. E. J. DIPPEL-SCHREIBER, te Eindhoven, studeerde aan do rijksuniversiteit te Groningen Germaanse taal en letterkunde en was daarna enkele jaren lerares Duits in Zutphen. Na haar huwelijk met dr. C. J. Dippel, die naast zijn dagelijkse werkzaamheden bij Philips redacteur is van Wending, maandblad voor Evangelie en Cultuur, werkte zij op verschillende gebieden mee in kerkelijk en maatschappelijk werk. AART ROMIJN, te Amsterdam, bezocht de II.B.S. en de Kweekschool om ver volgens het onderwijs te gaan dienen. Sinds 1943 is hij leraar Nederlands, thans aan het Christelijk Lyceum Buitenveldert te Amsterdam. Hij geniet bekendheid als auteur en schreef een aantal boor- en televisiespelen. Hij geeft leiding aan het Open Dcurwerk, zoals dat plaatsvindt in Victoria-Theater te Amsterdam. J. D. TROOSTHEIDE, voorzitter van de Prot. Chr. Journalisten Kring, wal voor zitter van dit forum. Mevrouw E. J. DippelSclireiber, te Eindhov VOORZITTER: We zijn ons bewust dat we met dit forum onderwerp: „De kerkdienst, een feest?" een zaak aan snijden waarover we dagen zouden kunnen pratenom er nog niet uit te komen. Toch blijft bezinning hierop nodig, omdat het met de kerkdienst niet in orde is, waarbij ik alleen maar hoef te wijzen op het statistisch aan getoonde verminderende kerkbezoek. Om het gesprek enigszins te centre ren, willen we het trachten te belich ten vanuit twee elementen: de kerk ganger en de predikant. Waarbij de eerste vraag dan is: „Wat mag in de kerkdienst van de kerkganger worden verwacht? Misschien wil mevrouw Lever beginnen daarover iets te zeg gen? LEVER: Ik zou het graag heel ouderwets maar toch zo raak willen formuleren: Van een kerkgan ger mogen we verwachten dat hij met een „heilbegerig" hart in de dienst komt. DIPPEL: Gelooft u. mevrouw Le ver, dat de doorsnee-kerkganger dat hééft? Ik niet. LEVER: Hier wordt gevraagd: Wat mag van de kerkganger worden ver wacht. DIPPEL: Goed, maar anderzijds gaat het moet het m.i. ook gaan over de vraag: Hoe is de situatie in werkelijkheid? Dus: ideaal en prak tijk. Vraagt u naar het eerste, dan zeg ik: Inderdaad, dat „heilbegerig" hart moet er zijn en ook moet de kerkgan ger zich voorbereiden op de dienst, onder meer door gebed; verder mag van hem worden verwacht, dat hü iets verwacht! Om nu bij dat laatste te blijven (hier komt de praktijk): ik ben bang dat hij vaak niet zo heel erg véél verwacht. Dat kan dan on der meer samenhangen met het feit, dat hij geregeld ter kerke gaat, waar door de verwachting, zo die er eventu eel zou zijn, wel zéér bepaald wordt. ROMIJN: Ik blijf even bij de prak tijk en ga het eens een beetje over dreven zeggen omdat het dan wat dui delijker kan worden. In feite wordt cr van de kerkganger-in-de-dienst niets verwacht, alleen maar dat hij er zit. Wèt nog van hem verwacht wordt is dat hij een statische vorm van ere dienst accepteert, die zijn verwachtin gen misschien wel de bodem inslaat lof al lang hééft ingeslagen), maar waaraan hij zich dan maar moet trachten aan te passen. HOEK: Moeten wij nu niet begin nen het begrip kerkganger te om schrijven? Dan vraag ik eerst: Wat is de kerk? Antwoord: De vergadering der gelovigen. Iemand die daar heen gaat zegt daar dus op zichzelf al iets mee! Zo'n kerkganger moet naar de kerk. niet uit plichtsbesef, maar uit innerlijke drang. Dat laatste mogen we gelukkig nog wel constateren, ook al zit er een zekere gewenning in. En vaarom is er die vergadering der ge lovigen? Om God tc ontmoeten. Dit moet toch wel ons uitgangsnunt zjjn! Of wij ook nog als kerk de plicht lebben om mensen te trachten tot ge loof te brengen, is volgens mij een andere zaak. LEVER: Er mag daarom van de cerkganger ook een zekere kennis van Gods woord worden verwacht. DIPPEL: Daar hebt u nu een nunt, waar ik graag dieper op in wil gaan. ik wil het niet zo zien, dat de kerk uitsluitend de vergadering der gelovi gen is; de kerk is cr voor de wereld en moet daaraan het getuigenis bren gen. De kerk moet altijd openstaan voor het volk: ook voor de mens die er niet regelmatig komt en die mens moet er evengoed vinden wat hij no dig heeft. Ik neem aan als ik naar de kerk ga. dat er een aantal ongelovi gen kunnen zitten. Die mogen niet hautain genegeerd worden HOEK: Als de kerk kerk wil blijven, dan moet men er, daar ben ik vast van overtuigd, van uit gaan dat daar de vergadering der gelovigen bijeen is om God te dienen en door Hem toe gesproken te worden. Dat zal op de rechtstreeks buitenkerkelijken die de dienst zouden bezoeken méér indruk maken, dan wanneer men allerlei din gen in de dienst zou gaan doen die speciaal op de buitenkerkelijken ge richt zijn. Natuurlijk, in een evange lisatiebijeenkomst kan dat wél. maar dat is dan ook geen kerkdienst. Bij de kerkdienst moet de kern zijn: de ontmoeting van God in Christus met Zijn gemeente. En wat mag men dan van dc kerkganger verwachten? Dat hij als deel van het lichaam van Christus daar aanwezig is, inderdaad, meneer Romijn. Dat hij dus in die gemeente komt om toegesproken en aangesproken te worden, om uit het Evangelie gevoed te worden: het is een maaltijd. LEVER: En van een kerkganger mag dus verwacht worden dat hij honger heeft. DIPPEL: Maar is die honger er dan in de praktijk? LEVER: Als die honger er niet was kan ik me niet voorstellen, dat elke zondag in ons land nog duizenden mensen in de kerk zitten. Natuurlijk: daar is veel gewoonte bij, maar ge woonte hoeft geen sleur te zijn en sluit honger naar het Evangelie niet uit. Als al die kerkmensen alleen maar voor de vorm paar de kerk gingen, zou er al lang geen kerk meer zijn. DIPPEL: Als de gemeente dus bij eenkomt om God te ontmoeten èn God daar inderdaad ook ontmoet waarom zie je de mensen dan even onaandoenlijk uit de kerk komen als ze er in gegaan zijn? Ik let daar vaak op, maar dat moet ik helaas bij na altijd constateren. Het naai; de kerk gaan is in deze tijd zo'n vorm geworden. En het eigenaardige is, dat men dat zo weinig wil bekennen. Weet u. ik vind de gemeente altijd zo vad sig, ik kan het niet anders zien. Mijn man en ik zeggen wel eens tegen el kaar: Hoe komt het toch dat we met zo'n geweldig, zo'n prachtig Evange lie zo'n vervelend soort mensen kwe ken? Hebt u nu biivoorbeeld het gevoel dat er in de kerk echte ge meenschap is HOEK: Dat is een van de zwakke punten in de kerk, inderdaad. DIPPEL: Dat merk je toch iede-e v/eek? Ik r.eem nu maar dit. Er wordt zo wel eens gezegd: Je moet je huur lieden goedendag knikken in de kerk. Dat probuer ik nu al tijcen, maar de reactie is in 99 van de 100 gevallen dat de toe 'pknikte iét toe/aK'g het hoo'd emi-«.aitJe kunt praktisch geen contacten maken! LEVER: Dat hindert mij ook a'tijd cn Ik geloof, dat hierin dc kerkmen sen zich grondig moeten herzien. DIPPEL: Als je vreemd in een stad komt moet de kerk toch da contact mogelijkheid zijn? Maar er is gener lei gemeenschap. Mijn ervaring is dat „geheide christenen" het ook hele maal niet zo nodig vinden: het wordt in ieder geval niet gevoeld als een schandaal. LEVER: Daar probeert de kerk dus Iets aan te doen door het houden van wijkvergaderingen, blokvergaderingen, straatvergaderingen of hoe ze maar he ten mogen. Deze en nog andere mo gelijkheden zijn In ieder geval pogin gen om het anders te krijgen. ROMIJN: Er helpt maar een ding: samen de gemeenschap van Jezus Christus beleven; dan krijg je het be langrijke dat je als kerkmensen nu eens niet alleen de successen van el kaar zal weten, maar ook de nederla gen. DIPPEL: Dat ben ik helemaal met u eens. We hebben in Eindhoven een huiskring gehad met mensen uit de straat: eerst kerkgangers, later kerk gangers en buitenkerkelijken. Altijd bijzonder aardige avonden. Maar wat zag je? In het gesprek deden de ker kdijken veelal hun mond niet open, terwijl de buitenkerkelijken zeiden wat hun voor de mond kwam. Zij kwamen met goede vragen, maar de kerkgan gers niet. Is dat ook niet een bewijs dat de kerkgangers niet durven laten zien hoe arm en ellendig ze vaak zijn, ook in hun geloof en geloofsleven? ROMIJN: Hangt dat niet samen met het „altijd in het gareel meegelopen te hebben"? Ik bedoel: hoe is de De heer Aart Romijn, te Amsterdam praktijk vaak bij het belijdenis doen? DIPPEL: Daar denk ik ook wel eens aan. De mensen doen vaax be lijdenis waarmee ik niet wil zeg gen dat er niet zijn die het van harte doen omdat ze nu eenmaal aan het eind van de catechisatie zijn. Daar willen ze óók wel eens af en dan wor den ze lid van de kerk, „want ze zijn er niet tegen". U zult zeggen wat ben je persoonlijk, maar echt, daar tob ik mee. VOORZITTER: Voegt u daarbij de weinige geestdrift die er bij velen be staat ten aanzien van de kerkdienst - het is triest maar waar dan zit ten wc middenin wat wel „de ver schraling van ons geestelijk leven" wordt genoemd. En dan is het met die „heilbegeerte" toch zo, dat we ons als christenen allemaal moeten afvra gen: „Héb ik die wel?" LEVER: Daar zijn we weer, waar we begonnen. Die „heilbegeerte", daar komt het op aan. Waar die ontbreekt kan immers van een goede kerkgang geen sprake zijn? HOEK: Ik dacht dat de .Jiellbe- geerte" vaak meer bij de jeugd dan bij de ouderen aanwezig is. Op die tendens stoot ik telkens. ROMIJN: Die opmerking is mij uit het hart gegrepen LEVER: Dat is voor de kerk in de toekomst dan zeer moedgevend. Motto: De kerkdienst: een feest 1. DE KERKGANGER a. Wat mag van de kerkganger worden verwacht b. Moet de kerkganger meer actief in de dienst betrokken worden c. Zo ja, hoe zou dat kunnen gebeuren 2. DE PREDIKANT a. Wat is het doel van de prediking b. Wordt aan dit doel beantwoord c. Moet en kan het anders VOORZITTER: De hierop volgende twee vragen 1 b. en c. zou ik tege lijk aan de orde willen stellen, name lijk: „Moet de kerkganger meer ac tief in de dienst worden betrokken en zo ja, hoe?" HOEK: Daar zeg ik ja op. Om te beginnen zal er veel meer dan to: nu toe gezongen moeten worden. Hst is jammer dat van de 150 psalmen er eigenlijk maar hoeveel zouden het cr zijn? ik dacht zo'n 35 tot 40 re gelmatig worden gezongen. Dat kun nen er veel meer worden. En dan de gezangen, daar mogen er wat mij be treft in onze kerk nog veel me ar van komen. Het samenzangelement kan een veel grotere plaats krijgen dan nu het geval is. LEVER: De tendens is er in begin sel al, nietwaar? Er wordt in de kerk veel meer gezongen dan een 30 jaar geleden. HOEK: Inderdaad. ROMIJN: Maar gelooft u dat een uitbreiding van de liturgie waar door dus inderdaad de kerkgangers meer actief in de dienst betrokken worden zoals deze wordt voorge staan bij de z.g. Liturgische Bewe ging, een wezenlijke winst zal zijn voor de kerk? HOEK: De preek moet altijd de hoofdzaak blijven, de zang daarop aansluiten. Als de liturgie een vorm wordt is het mis. Ik voel er dan iets in. waardoor men op den duur van het essentiële kan worden afgeleid. ROMIJN: Ik geloof ook, dat het in die uiterlijke vormen niet zit. Maar mijn voornaamste bezwaar ertegen is toch wel dat dit strak omlijnde en voorgeschreveiie zo weinig ruimte Iaat voor do persoonlijke beleving. Het is allemaal zo star, zo weinig dyna misch. HOEK: Van de liturgie behoeft het in ieder geval helemaal niet af te hangen. Dat heb ik zelf heel sterk on dervonden. Ik maakte in New York eens een dienst mee in de Riverside Church: een prachtig koor in „litur gische" gewaden (per uitvoering kost te dat, naar mij verteld werd, een paar duizend dollar, maar goed het was ook in de „miljonairskerk") dat inderdaad indrukwekkend zong. De preek was ver beneden de maat en zo ergens dan heb ik toen begrepen dat ook de mooiste aankleding een kerkdienst niet kan redden als de preek niet goed ls! Anderzijds maak te ik een dienst mee op Sint Maarten tijdens het Koninklijk bezoek aan de Antillen: een kerk die van armoede bijna omviel, banken te vies om aan te pakken, maar een preek van de ne gerpredikant zó dynamisch en een zin gen van de eenvoudige gemeente zó vol overgave, dat het je tot in de ziel aangreep. Iedereen, ook prin ses Beatrix, was er diep van onder de indruk. ROMIJN: Ik ben van mening, dat de kerkganger als vanzelf meer actief in de dienst zou worden betrokken In dien daar meer ruimte was voor de persoonlijke beleving. Daar is een ont zaglijke grote behoefte aan. Dat kan door de preek (maar dat komt straks), maar ook in het gebed, in de schuld belijdenis. Dat mystieke, ik zou haast zeggen: die emotionaliteit wordt in on ze kerken teveel verdonkeremaand. Er wordt zo weinig het leven-uit-het-ver- langen geaccentueerd: de wederkomst des Heren, waarnaar we reikhalzend moeten uitzien. Dat element wordt verwaarloosd. LEVER: Maar wat u nu noemt dat zijn ook de klachten van de kerk, die synodes herhaaldelijk uitspreken. ROMIJN: Ondanks die uitspraken heb ik toch het gevoel dat de kerk het in feite niet snapt. DIPPEL: Ik vraag me ook af of de kanselmonoloog nu zo langzamerhand niet aan zijn eind is. Ik bedoel dat al leen de dominee maar praten kan en niemand wat terug kan zeggen; dat er geen kans is dat er een gesprek uit ontstaat. Dat vind ik uit de tijd. Ik ben ook erg voor zingen, maar niet zo dat de dienst er langer door moet duren. Misschien vindt u het kinder achtig en zegt u: Je moet de kerk liefhebben en er ook anderhalf uur of langer in willen zitten. Maar in de ze tijd is de zondag zo'n kostbaar be zit voor een modern mens. Als ]e man en je kinderen thuis zijn dan is iedere minuut kostbaar en dan vind ik uitzonderingen daargelaten een uur ruim genoeg voor een kerk dienst. Dan is het ook compact en kan de aandacht gespannen blijven. Dat past nu eenmaal in deze tijd. HOEK: Ik ben het niet met me vrouw Dippel eens. Ik heb bij dr. K. Schilder wel negen kwartier in de kerk gezeten, terwijl de tijd omvloog. Er zit iets krampachtigs in precies met de klok van 11 klaar te willen zijn. LEVER: De kerkdiensten duren over het algemeen niet veel langer dan een uur. We beschouwen dat uur voor het gezin toch niet „als ver loren tijd"? In dat uur kan God ons zóveel geven, dat we met een blij hart naar huis gaan en met man en kinderen zó genoten hebben, dat het onze hele zondag tot een feestdag maakt. Ik weet wel: het ligt ei- aan of de preek ons aanspreekt, of ons hart ervoor open staat en voor al: of de Heilige Geest contact maakt tussen God en ons. Dit kan behalve onder de preek ook onder het zingen en onder de zegen, om de sacramen ten niet te vergeten. Een kerk dienst moet nooit „gerekt" worden door herhalingen, onnodig voorlezen van overbekende psalmen enzovoort. Hij moet van ogenblik tot ogenblik „geladen" zijn en zeker niet te lang duren. ROMIJN: De duur is voor mij niet eens zo belangrijk. Als we maar aan gesproken worden. Neem nu de iedere week terugkerende schuldbelijdenis HOEK: als deze staande wordt aangehoord en zingend wordt beant woord na de genadeverkondiging, dan is er inderdaad sprake van een ac tiever betrekken van de kerkganger bij de dienst. Een winstpunt. ROMIJN: Ja, maar door cie tati- sche vorm glijdt het de mensen zo ge makkelijk voorbij, terwijl het anders kan. Ik denk aan een dienst die ik nimmer vergeet, omdat de predikant niet de „vaste" schuldbelijdenis voor las, maar het zo deed: „Here God, nu moeten we één ding zeggen: de vorige week hebben we hier schuldbe lijdenis gedaan en nu komen we te rug. Het enige wat we U eigenlijk kunnen zeggen is: We hebben er wéér niets van terecht gebracht; we hebben het zelfs niet eens helemaal geméénd. Want op maandag zijn we doorgegaan met roddelen, op dinsdag hebben we gelogen, op woensdag heb ben we onze naaste do kroon van het hoofd gestotenEn nu kunnen we alleen maar zeggen: Wilt u ons noch tans om Christus' wil vergeven?" Dit dééd me wat Het lag ook in het persoonlijk aangesproken worden. HOEK: Dat kan een dominee één keer doen, maar óók niet elke week. LEVER: En al is het dan met steeds dezelfde woorden: Zo wordt het toch iedere week gezégd? ROMIJN: Het kan anders, het moet telkens anders. Want. mevrouw Lever, ik ben zo bang ik weet het: ik behoef niet bang te zijn, want Christus is gelukkig veel sterker dan mijn angst maar toch: menselij kerwijze gesproken vind ik dat men zich achter die steeds weerkerende terminologie zo gemakkelijk kan ver schuilen, in slaap laten wiegen. De kerkdienst is over het algemeen zo ste riel. het is vaak net of en mis schien is dat wel de satan men daar het laatste sprankje persoonlijk bele ven eruit willen halen. DIPPEL: Met datzelfde zit ik ook. Men weet bij de schuldvergeving, dat dit de volgende week wéér gezegd wordt: Waarom zou men zich dan in de week zo druk maken? Dat gaat zo door, iets afschuwelijks. Soms denk ik wel eens dat het misschien beter zou zijn eens per jaar de schuldvergeving: op een grote verzoendag. En in die tussentijd proberen we maar eens ern stig te luisteren naar en te doen wat God van ons wil. LEVER: In feite gaat het bij de kerkganger om zijn geloofsinstelling: Staat hij open voor de Heilige Geest? Het ls de vonk die overspringen moet. Zo kan het gebeuren, dat het zingen, de schuldbelijdenis, het gebed, de breek en noemt u maar op de één iets zegt en de ander niets doet. Ik wil geenszins zeggen dat, waar nodig, niet het een cn ander veranderd en verbe terd zou moeten worden in de kerk dienst. Ongetwijfeld. Maar het gaat tenslotte om de innerlijke instelling van de kerkganger, het onderwerp, waarover we het nog altijd hebben. Is het daarmee in orde, dan kan zelfs een ..slechte" kerkdienst ten goede ge bruikt worden. HOEK: Ik geloof toch ook, dat te veel vergeten wordt dat dc predikant in de allereerste plaats herder en le raar is. Dat herderschap ontaardt in een reeks verplichtingen die de arme dominee de hele week het ene uur na het andere dóórjaagt: waardoor hij het contact met de gemeente kwijt raakt! Omdat hij niet meer „in de ge meente komt", zoals dat vroeger het geval was bij het huisbezoek, krijgt hij ook zo moeilijk als van nature de stof voor zijn preek in handen. LEVÉR: Dan komen we dus terecht bij het bekende vraagstuk van de gro te gemeenten, dat men tracht op te lossen door het creëren van overzich telijker wijkgemeenten. HOEK: Precies. Als er één ding in ROMIJN: Een situatie die we in Amsterdam al ten dele hebben. Maar wat zie je heel duidelijk? Men sluit een „kathedraal" in de binnenstad en opent kleine kerkjes in de wijken. Maar ook die komen niet meer vol: lioe langer hoe meer mensen voelen zich niet meer thuis in de kerk! Ik weet wel. Amsterdam is de meest on kerkelijke stad van het hele land, maar dat feit is er. En dit, terwijl ik er pertinent van overtuigd ben dat de mensen niet ongeloviger zijn geworden dan vroeger! Het botte atheïsme kom je haast niet méér tegen, want de mens ls te genwoordig veel te onzeker om het nog zonder geloof te kunnen. Dat moet u van mij aannemen uit mijn ervaringen in het evangelisatiewerk. HOEK: De oorzaak hiervan vindt u onder meer in het feit dat de aan dacht van de mens voortdurend van de elementaire dingen van het leven wordt weggezogen. Denk eens aan een halve eeuw geleden: geen auto's, nauwelijks fietsen, geen bioscoop, geen radio, geen t.v. zelfs vaak geen dag blad. want dat was alleen voor de in tellectuelen. In die tijd was de kerk dienst een gebeurtenis, die ook het saaiheidspatroon doorbrak VOORZITTER: We komen nu aan het „hoofdstuk" de predikant. Ter o- riëntatie als eerste vraag: Wat is het doel van de prediking? LEVER: Ik zeg het wéér ouderwets: opening van Gods Woord en dan zo, dat het de mens aanspreekt. HOEK: Nader toegespitst: het ver kondigen van het heil in Christus. ROMIJN: Voedsel voor een week. HOEK: Dat kan niet. Wie het alleen van de kerkdienst moet hebben haalt het met tot de volgende week. Is het niet hierom dat men in de kerk de aansluiting mist: omdat men de dage lijkse cn regelmatige bijbellezing thuis, het persoonlijke gebed vaak ook, kwjjt raakt? Dan komen name lijk do lacunes. DIPPEL: Natuurlijk, meneer Hoek, dat alles is voorwaarde, we hebben het al eerder gezegd. Maar nu het speci aal over de predikant gaat zeg ik in antwoord op de vraag: Wat is het doel van de prediking?: dat we van de kan sel een getuigenis horen, dat echt ls en waar, van deze tijd, steekhoudend en ook zó nuchter, dat de dominee in bepaalde gevallen durft te zeggen: Ik weet het óók niet mensen, daar ko men we riet uit. ROMIJN: De gemeente moet door de prediking God als het ware proe ven. Ze moet bijgeladen worden, als een accu. De nood van de kerk is. lat de mens, met name ook door de oreek het algemeen wel toegespro ken maar niet aangesproken wordt. HOEK: En daar de preek centraal ls in de kerkdienst moet dit verschijn sel zeer ernstig worden geacht. Waar zijn de predikanten vandaag-de-dag die - erkelijk nog iets te zéggen hebben? ROMIJN: Ik wil het sterker zeg- gen: Waar blijft vaak het „heilige vuur" op de kansel? LEVER: Ik zou menen dat elke do minee wat te zeggen heeft als hij het Woord van God maar laat spreken. De gemeente moet voelen dat hij door dat Woord gegrepen is en dat hij niet anders kan en wil dan dat Woord brengen. Hoe meer dc dominee zelf op de achtergrond komt en hoe meer hij Christus gestalte geeft, hoe fees telijker de dienst zal zijn. De dominee moet de gemeente met sterke drang tot Christus leiden. En dan: er moet niet alleen „heilig vuur" op de kansel zijn, maar ook bij de gemeente ook bij ons! VOORZITTER: We zijn dus inmid dels aan punt b. toegekomen: Wordt aan het doel, dat men aan de predi king moet stellen, beantwoord? Waar aan ik meteen de laatste vraag zou willen vastknopen: Moet en kan het dan anders? DIPPEL: Ik heb u al gezegd het ergste te vinden dat het kerkpubliek zo onaandoenlijk blijft. Dat moet vol gens mij toch ook ergens samenhan gen met de preek. Ik weet wel: van een dominee wordt ook wat preken be treft ontzaglijk veel geëist, maar als hij aan die eisen niet voldoet, dan moet hij geen dominee worden. Het Evangelie is niet gemakkelijk, het stelt hoge eisen, maar het is beslist niet tam. LEVER: Natuurlijk beantwoorden alle dominees en allo preken stuk voor stuk niet aan het gestelde doel. We kunnen een massa kritiek hebben op dominees en preken gerechtvaar digde kritiek. Maar bedenken we wel altijd, dat het Gód is die ons aan spreekt, ook ondanks het gebrekkige In die prediking? We kunnen niet zeggen dat onze dqminees het Evangelie niet brengen cn dat zij niet staan achter de Boodschap die zij brengen. De één kan die Boodschap indringender door geven dan de nder, dat is waar. Maar tien kerkgangers zullen dezelfde .preek op tien verschillende manieren horen en beoordelen, dat is óók waar. HOEK: Het kriterium bij de preek ligt volgens mij hierin, dat er een levend getuigenis achter moet zitten. Als het zonder meer dogmatisch keu rig in orde is en er komt een uitste kende verhandeling, waar niemand wat van kan zeggen, dan is dat nog geen goede preek. Als de kerkganger maar bemerkt dat de preek levend is, „dat de dominee het méént", zo als de jeugd pleegt Ie zeggen, dan wordt wel geluisterd! ROMIJN: Dèt is het punt. Een vraag: Hoe komt het, dat met name de jongeren zich zo vaak voelen aan getrokken door die bewegingen, welke het geloof in dc kracht van de Heilige Geest centraal stellen? Waar sprake s van ik kom alweer met dat woord aandragen emotionaliteit? Bij tienduizenden jongeren is dat het geval. LEVER: Als u dat woord emotionali teit noemt, dan ben ik daar toch wel een beetje bang voor: emotionaliteit ls nog niet synoniem met geloofsblijheid. HOEK: Dat begrijp ik volkomen van mevrouw Lever. Bij die bewegin gen. ook al zit er echt geloof achter, is de tendens van overtrokken emotiona liteit. Wanneer men steeds maar op de toppen van de bergen wil lopen, is de kans groot dat men er op een ge geven ogenblik ook &t valt. ROMIJN: Voor alles wat excessief ls ben ik óók bang. Maar met dat al wordt de diagnose toch maar gesteld. Waarom snapt de kerk dat dan niet? DIPPEL: Als je de onbewogen com pacte kluit materie in de kerk ziet zit ten en je komt er dan gedeprimeerd uit, dan is mijn ervaring niet dat dit komt omdat er zo slecht ge preekt is, maar omdat de preek je niets „deed": Er is niet geprikt waar dat had moeten gebeuren. Nemen we nu het oneindige aantal vragen dat on ze tijd stelt: Wieuw-Guinea, het rassen probleem, de bewapening, de atoom bom, de onderontwikkelde gebieden, de ontzettende vereenzaming, die on ze maatschappij in de hand werkt, ik noem nu maar wat. Over die dingen en wat Gods gebod daarin zegt moet veel méér gepreekt worden. En dan: de vinger op de zere plekken leggent gen! ROMIJN: Dat is wat ook mij be nauwt: enerzijds die zelfgenoegzame, onmachtige kerk, die maar voortsuk kelt en anderzijds de enorme pro blematiek in de huidige wereld. Laat de dominee gerust zichzelf zijn: als hij nuchter is dan ook nuchter en is hij een gevoelsmens laat hij daar dan ook als ztdanlg staan. Echt, zoals hij Is Als hij zich maar wil laten lei den door zijn geloof; door de Geest Die in hem kan werken. LEVER: Is het nu wel billijk om te zeggen dat de gemeente maar onbe wogen in de kerk zit. dat Je kerk zelf genoegzaam voortsukkelt en dat de do minees nergens van weten? Wij kun nen toch niet in de harten kijken? Hoe weten wij of het zaad van Gods bood schap niet in verscheidene harten valt en stilaan vruchten draagt voor het da gelijks werk cn in een vergeten huiska mer? Wij zijn niet zo'n luidruchtig volk. Als wij niet veel zeggen behoeft dat nog geen bewijs van onbewogen heid te zijn, al zouden wc wel eens vaker een echt blij „Halleluja" willen horen.... Ik dacht dat wij onze zelf genoegzaamheid we' wat kwijtraakten. Ik lees bijvoorbeeld in het rapport van de Geref. synode over de stand van het geestelijk leven veel schuldbelij- den, maar van zelfgenoegzaamheid vind ik geen spoor. Wie kan zeggen wat een onuitsprekelijk- regen dc kerk-vandaag nog voor duizenden Is? Denken we de kerk maar eens even uit ons volksleven weg, dan voelen we dit wel. En als er dan veel in de kerk ontbreekt moeten wc de schuld dan alleen bij de dominee zoeken? HOEK: Het ls een wisselwerking, natuurlijk. Dat de predikant tekort schiet komt vaak door de gemeente cn dat de gemeente tekort schiet komt weer veelal door dc predikant. ROMIJN: Als al die „afleiding" er is, waarom zijn zoveel mensen dan to taal ongelukkig? Waarom staan dc mensen dan in queue bij de psychia ter? HOEK: Omdat de mensen de essen tie van het leven hebben losgelaten voor dc waan van het ogenblik, de waan van de dag. Lees maar eens het boekje „De grenzen der nieuwsgierig heid" van Hans Jürgen Baden; de mens raast van het ene nieuwtje naar het andere ende essentie mist hij! Daar ontkomen we geen van allen aan. Juist daarom heb ik er 's zater dagsavonds als iedereen achter de kijk kast zit zo'n behoefte aan eens een eind te gaan wandelen, in de stilte, in het park, waar je de vogels hoort, de sterren ziet, kortom: de natuur be leeft, God ontmoet. LEVER: En dan krijg je een goede voorbereiding op de zondag. DIPPEL: Maar het gaat er niet om of u het hebt of ik. Als u het met mij eens bent dat de kerk er voor de wereld is om het getuigenis te brengen, dan moet u niet vergeten dat er zo on eindig veel mensen zeggen: die lui daar zijn hopeloos ouderwets, weinig inspirerend cn: daar gaan wij dus niet meer naar toe... LEVER: Ja, dat kan iedereen zeg gen, die met aversie de kerk en de kerkmensen bekijkt. Die ziet alleen maar verkeerds en niets anders, die wil ook vaak niet anders zien, die wil niet weten van de boodschap die de kerk brengt. Hij zoekt in de kerkmen sen vaak een voorwencjeel om zich van de boodschap af te maken. Dat moet de kerkmensen zwaar wegen, zwaar der dim het zc meestal doet. De kerk brengt de boodschap stuntelig en met duizend gebreken, maar we mogen toch gelukkig zeggen: ze bréngt haar! ROMIJN: Als de gemeente ener zijds en de predikant anderzijds zèll ervaring hebben van Jezus Christus, dan hebben ze iets dóór te geven, dan wordt er wat gedaan in de kerkdienst. Dan wordt er geen zondagschristcn- dom gekweekt. Dan durven wc ook veranderingen aan, radicale desnoods. Mét de kans op fouten, maar liever fouten (die hersteld kunnen worden) dan ons huidige voortsukkelen cn „geen risico lopen". In feite lopen we juist wél veel risico. We hebben het nu speciaal over de dominee: laut hij het volkomen anders zeggen als hij denkt het Evangelie daarmee de mensen nog m> kunnen binden! HOEK: De .wijze waarop" kan zeker veel betekenen. Het is mij in Amerika meer dan eens opgevallen, dat men daar zo „alledaags" soms zelfs geestig, de geestelijke dingen be nadert. Ik bedoel dat het volgende ele ment in de preek moet zijn: het een voudige, goed gekozen voorbeeld en niet de gamaniëreerdheid van „Wat zeg ik het toch weer leuk". Mag ik zo'n volgens mij goed geko zen voorbeeld eens even uitwerken? Op mijn reis door Amerika hoorde ik in Toston een dominee eens verklaren het begrip kostbaar (het ging name lijk over het kostbaar bloed van Chris tus). Hij zei: „U denkt bij kostba.:r natuurlijk aan geld, want bij ons in Amerika draait alles om de heilige Dollar. Maar geld is niet kostbaar. Weet u wat kostbaar is? Mijn varier, die zich heel grote offers heeft moe ten getroosten om mij te kunnen la ten studeren gaf mij, toen ik student werd, een ouae knol van een horloge mee, een ding van een paar dollar. Ik heb er altijd gebruik van gemaakt in die tijd cn ik heb het nu nog: het is kostbaar voor mij, omdat dit oude horloge altijd het symbool blijft voor al datgene wat mijn ouders zich voor mij hebben ontzegd en van de offer:-, di? zij hebben gebracht. Dat is het be grip kostbaar waaraan u moet den ken als over het kostbaar bloed van ROMIJN: Ik denk ook wel eens: laten de dominees voor ze in hun ge meenten komen maar eens een poosje in de maatschappij duiken om te zien wat daar te koop is. Zoals die 32 pries ters die als arbeider bij Werkspoor gingen werken zonder dat hun collega- arbeiders van hun „herkomst" wis ten. Want het akelige ls en blijft dat geldt voor ons allemaal dat wc dc fakkel hebben door tc geven cn.... straks hebben we geen vuur meer! Er is misschien een revival nodig of wat dan ook. ik weet het niet Maar als we niet blijven vechten om onze kerk dienst levend to krijgen, als we cr niet hardnekkig om blijven bidden dan gaat het verkeerd! Want werke lijk, het gaat mij niet eens om de he mel, het gaat om de toekomstverwach ting van dc Heer.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1961 | | pagina 7