i n i HETVRIJE DIACONAAT Jonge mensen geven het brood uit de mond I S2RIEGNJSN I GEESTELIJK LEVEN heeft nog altijd een toekomst Lezenswaard in deze tijd van welvaart „Keur uit de kerkelijke pers,1960" Geschroeide hersenen 1 ZONDAGSFM AD 1 ZATERDAG 25 MAART 1961 Centrale bond voor inwendige zending en christelijk maatschappelijk werk bestaat 60 jaar F Palm De zondag voor pasen is de dag van de palmen, de zondag van pasen de dag van de psalmen. Wat ge ven wij Christus? Hij werd met gejubel ingehaald, maar wat kostte deze jubel de mensen? Ze rukten de palmbladeren van de bomen om er de stoffige weg mee te plaveien. Het was een gave die hun geen cent kostte. Daarom waren de hosanna's van palm pasen ook alleen maar ijdele kreten, geroep zonder echo een jubel die vervaagde in de geweldige ruimte van het eigen lege hart. En toen de echo van palmpasen eindelijk op ..goede" vrijdag weerklonk, waren de klanken vervormd tot: „Kruist Hem!" De mensen riepen ..hosanna", maar het hosanna klonk meer voor de eigen toekomst, dan voor de Heer. Zij zagen zich verlost van de Romei nen. zij zagen een nieuwe toekomst in hun Jeruza lem, zij zagen een nieuwe eer in de wereld, in plaats van een nieuwe Heer over de wereld. Het rijk van David zou worden hersteld. Het ging niet zozeer om de Heer als wel om dat rijk, om de glorie van weleer. Zij zochten een herstel van de gouden eeuw van Sa lomo. Kijken ook wij niet vaak terug? Verlangen we niet vaak naar een herstel van het verleden? We verge ten dan dat het verleden ons niet kan helpen, want uit het verleden is het heden gegroeid. Gods gouden eeuw ligt niet achter, maar voor ons. Pasen Hoe anders is de sfeer van paasmorgen. Ook dan is er een intocht, niet in Jeruzalem, maar uit de dood in het leven. Christus werd niet opnieuw levend. Dat lezen we nergens in de bijbel. Lazarus werd opnieuw levend en het dochtertje van Jaïrus en de jongeling van Nain. Zij keerden terug in het leven. Christus niet. Hij staat op uit de dood. Niemand mag Hem nadien aanraken, want „Hij is nog niet opgevaren naar de hemel". Hij komt niet terug, Hij ontvangt het nieuwe leven, het hemelse leven. Op paasmorgen klinken geen luide kreten: op paas morgen staat geen mensenmenigte te jubelen voor het geopende graf. Op paasmorgen klinken zelfs geen hosanna's. Voor de psalmen gaan klinken is er eerst alleen maar verbazing, angst, zelfs ontzetting. Pas als de opgestane Heiland is gezien, gaat het hart zingen. Maar dan brengt de mens ook geen palmen meer voor het pad van de Heiland, want wij besef fen dat wij Zijn pad niet kunnen plaveien, omdat wij Zijn pad niet kunnen gaan. Niet wij gaan voorop om de weg te bereiden, maar Christus gaat voorop om ons de weg te bereiden. Dan mogen we Hem volgen door de dood heen naar het leven. Dat is het verschil tussen palmpasen en pasen. In palmpasen ligt nog te veel van ons "PkE „Centraal bond voor inwendige zending en christelijk maatschap- peljjk werk" bestaat de volgende maand zestig jaar. In die naam zit het verleden en het heden in die twee uitdrukkingen „inwendige zending" en „maatschappelijk werk". De twee uitdrukkingen hebben geen betrekking op twee verschillende taken, maar benaderen een en dezelfde opdracht van twee verschillende kanten. En er is niemand die een betere omschrijving heeft gegeven. De directeur van de Centraal Bond, de heer A. Otter, spreekt graag van het „vrije diaconaat," omdat in al de werkzaamheden die deze bond wil verrichten een stuk dienstbetoon van de kerk wordt gerealiseerd en omdat het werk van deze Centraal Bond niet ambtelijk, maar inter kerkelijk, of zo men liever wil interconfessioneel, is. I yELEN in onze tijd menen dat maatschapplijk werk iets nieuws is, dat I voor 1952 eigenlijk onbekend was. Dat dit niet waar is, blijkt wel uit het feit dat volgende maand de „Centraal bond voor inwendige zending en christelijk maatschappelijk werk" zestig jaar bestaat. Het nieuwe jubileumboek dat uitgegeven wordt gaat duidelijk maken dat er altijd christenen zijn geweest die begaan waren met de nood van de mensen. Het boek zet de gehele veelkleurige en veelvor mige arbeid in verschillende hoofd stukken uiteen. Uitgebreid wordt aandacht besteed aan de voorzorg, de zorg en de nazorg die nodig ts. Tijdens de jubileumvergadering op 28 april in de Westerkerk zal 't boek officieel worden aangeboden. Dan zal tevens een jubileumcomité het bestuur een geschenk aanbie den dat een bijdrage wil leveren, opdat de bond zijn werkzaamheden zal kunnen intensiveren en uitbrei den. In het bijzonder wordt gedacht aan een fonds waaruit de dringend noodzakelijke vernieuwing van het meubilair in de vergaderzaal be kostigd kan worden en om de bi bliotheek in staat te stellen een aantal belangrijke maar kostbare werken aan te schaffen. M!S EEN MAALTIJD, ACTIE VAN J. EN E. „In ons zeilkamp hebben we een blikje melk verloot voor M-E-M, hier is veertig gulden." „Wij zouden met elkaar een dag •litgaan. maar we geven het opgespaarde geld toch maar aan M-E-M. hier is negentig gulden." „Wij hebben voor M-E-M onze zangbundel bij opbod verkocht, hier is 255 gulden"zo komt het geld voor M-E-M binnen. Maar niet alleen op deze manier, het meeste wordt op onopval lende wijze, iedere maand weer, met grote regelmaat gegeven. Het is het geld van het pakje sigaretten dat niet werd gekocht, van het ijsje dat niet werd gegeten, van het biosje dat niet werd gepikt. Zo offeren jonge mensen iets van hun luxe voor mensen die geen luxe kennen; zo laten zij een taartje staan, om daarmee een ander brood te geven. M-E-M is de actie „Mis een Maaltijd", die wordt gevoerd door Jeugd en Evangelie. Het idee voor deze actie is afkomstig van Leen van Ginkel, een der oudere kern figuren uit J. en E. Toen hij een jaar of vier geleden iets hoorde over de Duitse actie „Einmal kein Mahl", zei hij: „Wij moeten ook eens wat gaan doen voor mensen die hulp nodig hebben en dan zo. dat we de resultaten kun nen zien, het moeten blijvende re sultaten zijn." Hij dacht er over en daarna schreef hij er over. een stukje in het blad van J. en E. „Als we nu als J en E-ers", zo schreef hij. „allemaal samen gaan werken aan iets buiten de grenzen en dan daarvoor niet eens een keertje iets geven, zodat er steeds gebedeld moet worden, maar er voortdurend een offer voor brengen. Wanneer we voort aan nu allemaal één keer per week een maaltijd overslaan en dat bedrag opsturen voor M-E-M". Dit idee van Leen kwam in we zen neer op een versoberingsac tie. De reactie op zijn artikel was zeer eenvoudig. Er werd niet over gepraat, het werd gedaan. Het geld begon binnen te komen, en nu vier jaar later komt het nog binnen met de regelmaat van een klok. De Interkerkelijke hulp aan kerken en vluchtelingen stelde voor M-E-M haar gironummer beschikbaar: 5261 in Rotterdam. Het doel van M-E-M werd Rayal Seema. een plaats in India, te hel pen. De mensen van dit dorp trachtten te leven van de visse rij. Deze bracht echter zo weinig op. dat er in Rayal Seema con stant honger werd geleden. De vraag was nu: hoe worden deze mensen werkelijk afdoende gehol pen? M-E-M nam contact op met de centrale raad voor het kerke lijk gebied van Rayal Seema. Na langdurig overleg werd besloten in Rayal Seema een leerlooierij te bouwen, om de mensen die al len wel enig verstand van leer- bewerking hadden, de gelegen heid te geven zo hun brood te verdienen. De leerlooierij is er gekomen en het geld dat er voor nodig was. 4500 gulden, kwam er ook. in één jaar. Ongeveer een Jaar na het be gin van de actie heeft mej. J. Querldo, de M-E-M-touwtjes ln handen genomen. Juffrouw Querl do, voor J. en E-ers „Job", Is een der eerste leden van Jeugd en Evangelie. ZIJ ls de enige vrouw van de vijf vaste redac tieleden van het blad J. en E. Zoals al deze Jonge mensen, doet ze het werk voor J. en E. ln haar vrije tijd en het is een raad sel hoe ze dat klaarspeelt bij haar drukke beroep en haar stu die. Er Is veel werk te doen voor M-E-M. Er moet Iedere maand een artikel over worden geschre ven In J. en E.; er moeten tal loze brieven worden beantwoord en ongeveer vier maal per Jaar wordt er een contactbrlef gezon den aan alle M-E-M-gevers wier adres vla het girostrookje te ach terhalen ls. Maar „Job" doet het allemaal even opgewekt, ze praat er eenvoudig niet over. Net zoals van alle M-E-M-ers Is haar de vies: Niet er over praten, maar het gewoon doen. hielden zich bezig met jacht en visserij, maar ze verdienden er zo weinig mee. dat zij zelfs het allernoodzakelijkste niet konden kopen. De vrouwen in Sialkot de den niets, zij leefden slechts in volkomen afzondering, geheel en al geïsoleerd, zoals dat in die streek de gewoonte is. Om aan deze toestand een eind te maken heeft ..Inter Church Aid", hier brei- en borduurgroepen opge richt. Men stichtte een instruc tiecentrum in Lahore waar iede re drie weken een groep vrouwen leren handwerken. Wanneer de tijd voorbij is. gaan de vrouwen terug naar hun dorpen en onder wijzen daar op hun beurt hun dorpsgenoten. Het is niet gemakkelijk om vrouwen die niet tot tien kunnen tellen handwerken te leren. Maar het is gelukt en de vrouwen in Sialkot bleken zo vingervaardig te zijn, dat zij nu de prachtigste handwerken maken, die in specia le winkels duur verkocht worden aan buitenlanders. Er is in Sial kot nu geen honger meer en de vrouwen zijn uit hun isolement gehaald. Er werkte In Lahore ook een Nederlandse handwerkjuffrouw, Aaltje Sybranda. Zij schreef: „Wat zou het leuk zijn als Ne derlanders ook een brelgroep voor hun rekening namen." Dat vond J. en E. ook; M-E-M adopteer de een brelgroep onder het mot to: „Laat een pakkle staan voor Pakistan." De hulp aan Sialkot kostte 5000 gulden. Dit geld kwam er ln een half jaar. cloon van twee en een half jaar geleden dakloos zijn geworden en in groten getale naar de steden zijn getrokken, waar ze nu stelen en moorden en zich met andere duistere praktijken bezig houden. Door het oprichten van een land bouwschool wil men hen aan het werk zetten en tevens het verarm de land productief maken. Na hun opleiding zullen deze jonge men sen op hun beurt weer anderen kunnen leren werken. Deze school zal 80.000 gulden kosten, waarvan M-E-M er 10.000 zal geven. De laatste actie die Jeugd en Evangelie heeft gevoerd was de versoberingsweek van de afgelo pen week. De opbrengst was. dat spreekt vanzelf, voor M-E-M. J. en E. ls van mening dat er van protestantse zijde te zeer met de versoberingsgedachte in de lljdens- tljd ls gebroken Zij willen weer opnieuw beginnen om zich ln deze tijd alle luxe te ontzeggen om daamee het lijden van Christus te gedenken. Men zal er verder wel niet zo veel meer over horen, maar het geld komt wel binnen. De leden van M-E-M handelen volgens het motto „Niet praten, maar doen!" Ze honden nog niet tot tien tellenmaar borduren nu prachtige talellaltenë. Dezer dagen was de bond weer eens in het nieuws. In de Eerste Kamer sprak een van de leden zijn voldoening er over uit dat eindelijk vorig jaar deze bond ook is geplaatst op de lijst van landelijke organen van samen werking op levensbeschouwelijke grondslag. Dat wil zeggen dat hij in aanmerking komt voor subsi die van het departement van maatschappelijk werk. Wat is deze bond eigenlijk, die al heel wat ouder is dan het de partement van maatschappelijk werk en tot nu toe toch niet op de lijst van het departement stond, maar wel het woord „maatschappelijk werk" al sinds 1948 in zijn naam draagt? Zowel de uitdrukking „inwendige zen ding" als „maatschappelijk werk" kunnen ons op een dwaalspoor brengen. Achtergrond Voor de meeste mensen is „in wendige zending" een Nederland se tegenhanger van de zending on der de heidenvolken, dus dé pre diking van het evangelie door woord en daad. Bij zending den ken we aan bekering. Maar in een dissertatie schreef dr. L. Hel dring reeds in 1877: „Zeer dik wijls treedt het werk der inwen dige zending als een werk der liefde op en niet ter bekering van de zondaar. Zij helpt de kranke, evenals de barmhartige Samari taan, allereerst met materiële hulp en wijst alleen dan, wan neer daaraan behoefte bestaat de lijder op de enige troost in het geestelijke." Maar ook „maatschappelijk werk" ls geen erg duidelijke uitdrukking. Het is een bijna na oorlogs woord. Als we het gebrui ken denken velen misschien aan een gezinsverzorgster die komt helpen ais moeder ziek is, toch is dat maar een enkel facet van het veelzijdige maatschappelijk werk, dat intussen al weer ver deeld is ln „algemeen" en „bij zonder" maatschappelijk werk zonder dat het altijd precies dui delijk Is welk soort werk onder welke benaming moet vallen. Geschiedenis Hoe moeilijk echter dit typi sche werk op het gebied van dienstbetoon te definiëren is, nie mand kan ontkennen dat het er is. De geschiedenis van deze Cen traal Bond laat duidelijk zien wat inwendige zending en maatschap pelijk werk is. De lange naam bestaat uit drie delen, die ieder éen bepaalde periode uit de ge schiedenis van dit werk belich ten. Deze Centraal Bond is geen or ganisatie van mensen uit alle mo gelijke verschillende kerken, maar van instellingen. Het begin was erg schuchter. Toen in 1901 de kinderwetten werden aangeno men kwamen vier opvoedings- en verplegingsinrichtingen in de kosterij' van de Nieuwe Kerk te Amsterdam bijeen om te bespre ken wat zij moesten doen. Tot nu toe hadden deze instellingen een eigen taak gezien en vervuld, maar het was duidelijk dat ook de staat haar verantwoordelijk heid was gaan inzien. Er leefden bepaalde wensen. Zo werd in het bijzonder de behoefte gevoeld aan beter opgeleid perso neel. Er moesten „dames en he ren" komen, in plaats van de „werkmeiden en knechten" die toen op de verwaarloosde jeugd werden losgelaten. Maar er leefde ook een zekere angst. De nieuwe wetten hielden financiële steun in voor de instel lingen. Maar deze leiders begre pen wel dat steun ook toezicht zou betekenen, en daar waren ze eigenlijk een beetje bang voor. De staat kon wel van alles wil len. Het was ds. H. Pierson, direc teur van de Heldring-gestichten, die vroeg of het niet mogelijk was om een overkoepelend or- f;aan te stichten met de moge- ijkheid van een eigen onderlinge inspectie om zo te voorkomen dat de staatsinspectie zich zou gaan bemoeien met de inrich tingen. Natuurlijk is het rijkstoe- zicht er toch gekomen, maar de verhoudingen van de eigen in spectie met de rijksinspectie zijn altijd bijzonder goed geweest. Zo begon de Centraal Bond als een overkoepelend orgaan van voorlo pig vier instellingen. Enkele jaren later waren het er al 50. Inwendige zending De tweede periode begint rond de jaren twintig. In 1915 bleek dat het nodig was om niet alleen aandacht te schenken aan de jongeren in de inrichtingen, maar dat de Bond ook naar buiten moest treden. Er werd een co mité opgericht dat de kennis op het terrein van woord- en daad zending moest verbreiden. Tien jaar later bleek dat het niet mo gelijk was het werk van de Cen traal Bond en dit nieuwe comité strikt te scheiden en gingen bei de een fusie aan. Vanaf dat mo ment kreeg de bond naast een overkoepelende ook een voorlich tende taak. Zo kwam de Bond tussen de gemeente en de inrich tingen in te staan. Er werd in die jaren een eigen bibliotheek ingericht, er werden boekjes uitgegeven in de bekende serie „Lichtstralen op de wereld akker" en een eigen maandblad uitgegeven. Maatschappelijk werk Na de oorlog kwam het woord „maatschappelijk werk" in de mode. De kerken gingen beseffen dat ook zij een taak hadden; dat diaconaat meer is dan alleen het verstrekken van gelden en kleren aan arme leden. Naast het werk in de inrichtingen kwam het meer preventieve werk in de gezinnen, en de nazorg voor de jonge men sen die de maatschappij weer in gaan. Naast de zorg kreeg ook de voorzorg en de nazorg meer aan dacht. De geschiedenis heeft ge leerd dat deze drie dingen niet van elkaar te scheiden zijn. even min als het fundament en het dak te scheiden is van een gebouw. Het gevolg is dus dat de taak van de Centraal Bond steeds ver der werd uitgebreid en nu het coördineren van allerlei activi teiten omvat, het stimuleren van nieuwe noodzakelijke activiteiten, het controleren van de werk zaamheden bij de aangesloten verenigingen en stichtingen, het representeren van de aangesloten organisaties ten opzichte van het rijk en zo nu en dan al is dit gelukkig maar weinig voorgeko- Caritas in modern perspectief, door Charles Glelen C.M. Uitgave Foreholte, Voorhout. Oublaisse Pakistan Het volgende project van M-E-M was Sialkot. in West-Pa kistan. waar ook honger werd ge laden. De mannen in dit dorp Hierop volgde het kerstfeest voor Oublaisse. Oublaisse is het vervallen Loire-kasteeltje, waar de Christelijke Vredesbeweging sinds 1954 haar werkkampen houdt. Dit kasteeltje is gekocht door Perret. een Franse oud-offi cier. Hij heeft het opengesteld voor het uitschot van de Franse maatschappij: dronkaards, psy chopaten. proslitués en moorde naars. Perret probeert hen een thuis te geven en werk te ver schaffen in zijn houtwarenfa- briekje. Het fabriekje brengt ech ter zo weinig op, dat Perret zelf even arm en uitzichtloos is gewor den als zijn beschermelingen. Toen de mensen van het werkkamp ver leden iaar vertrokken, hebben ze beloofd dat ze terug zouden ko men om samen met de bewoners van Oublaisse het kerstfeest te vieren._ Aldert Schipper, een redactielid van J. en E. was ook bij het werkkamp en zo kwam deze be lofte M-E-M ter ore. Op 23 decem ber verscheen er een oproep in het blad van J. en E.: „Sta een vette kerstmaaltijd af voor het kerstfeest in Oublaisse, we heb ben 500 gulden nodig". Twee we ken later was er 1000 gulden. Honderdvijftig mensen vierden in Oublaisse kerstfeest met een kerstboom en kaarsen. Ze hebben erwtensoep gegeten en cadeautjes gekregen, kleren en bijbeltjes; ze zijn blij geweest ornaat ze niet vergeten waren. Op het ogenblik ls M-E-M sa men met de Oecumenische Jeugd raad bezig voor Madagaskar. Men wil hier een landbouwschool stich ten om de jonge mensen op Juist ln deze tijd van wat men welvaart noemt, is het goed zich te zetten tot nadenken over de christelijke liefdadigheid, de charltas, „een goddelijke op dracht. een wezenlijk religieuze taak".' „Wanneer wij het mens dom ontleden, lijkt het op een oceaan van ellende; het lijdt on der een tekort aan de meest noodzakelijke behoeften". Twee derde van de wereldbevolking be schikt over slechts 15 pet. van de wereldproductie. Terecht regt het bovenvermelde boek verder: De traditionele wer ken van naastenliefde kunnen problemen van zulk een omvang niet degelijk oplossen, De stoffe lijke hulp, welke zij zullen kun nen verlenen is ogenschijnlijk slechts een belachelijke verzach ting van de onuitputtelijke ellen de. Maar wellicht kunnen zij er toe bijdragen om in de bevoor rechte landen een bezorgdheid voor de arme landen te kweken, misschien kunnen zij onder de jongeren enkele roepingen doen ontluiken tot ingenieur, zieken verpleegster. arts en maatschap pelijk werker, die zich willen wij den aan de lotsverbetering van die onderontwikkelde gebieden Zij zullen een mentale beweging ui de hand kunnen werken, die een weg zal banen voor doeltref fender oplossingen op het niveau van de internationale bijstand. Doch zelfs in de rijke, bevoor rechte landen zijn er nog armen, en niet altijd door de schuld van eigen ondeugd of ingewortelde luiheid. De armoede en de ellen de blijven zich verbergen met de straatjes en de krotten, die zelfs in het centrum van de grote stad vangen, die door de enorme cy- kunnen schuil gaan achter rian te herenhuizen en moderne flats. En dan zijn er mensen die in schier onoplosbare situaties leven: verstandelijk onvermogen, erfe lijke belasting, soms ook luiheid, verspilzucht, slecht gedrag of doodeenvoudig pech. Hoe zal de ontslagen gevangene, die geen werk vindt, kunnen leven, als hij niet geholpen wordt? Wat zal de ongehuwde moeder doen, die geen familie heeft of door haar werd uitgestoten? Waar zal de vluchte ling een toevluchtsoord vinden? Hoe zullen zovele andere ongeluk- kigen uit hun nood verlost wor den? Er zijn vele mensen die geen enkele reserve hebben. Het kleinste „onge lukje". en de misère staat voor de deur. Er zijn mensen die geen eigen tafel, geen eigen bed heb ben; zij wonen ergens op een kamertje. Er zijn zwervers die niet elke dag te eten hebben, en die niet elke dag hun honger kunnen stillen. In feite zijn er lal van vormen van armoede. Er is de stoffelij ke armoede, waaraan men het eerst denkt, omdat zij zeer dik wijls andere vormen van nood met zich brengt; er is het ge- orek aan gezondheid, zo catastro faal voor minder bedeelden en zo deprimerend voor iedereen; er is onwetendheid, het gebrek aan vol doende onderwijs, aan beroeps- of huishoudelijke vorming, waardoor de mensen geketend blijven aan hun toestand van minderontwik- kelden en uitgebuiten; er is het gebrek aan opvoeding, waardoor heel wat kwaliteiten niet tot ont wikkeling kunnen komen en heel wat slechte gewoonten worden aangekweekt; er is het gebrek aan relaties, dat tot isolement leidt en het zelfvertrouwen aan tast; er is tenslotte het gebrek aan godsdienstig besef, bron van onverschilligheid en wanhoop. Deze verschillende soorten van noodlijdenden zijn het. met wie de werken van naastenliefde zich moeten bezig houden. De aalmoes is daarbij eigenlijk slechts een onderdeel van de charitatieve hulpverlening. Want de stoffelij ke nood is niet altijd de meest dringende. Vóór alles brenge men de gave van het hart. Bij alle charitas bedenke men dat „allen behoefte hebben aan genegenheid. bemind willen worden om zich zelf". Dit zij de prikkel tot handelen. Dan komt men „in die staat van naastenliefde waarin men de geest van armoede bezit, dat wil zeg gen dat men zijn vertrouwen stelt in God en niet in het geld, zich gedraagt niet als eigenaar maar als beheerder". „Men kan rijk zijn, en toch de geest van armoede bezitten. Het verschijnsel is echter zeldzaam, in het Evangelie wordt het geld beschreven als de grootste hinder paal voor de vestiging van het Rijk Gods. Christus waarschuwt de Zijnen meer voor de gevaren van de rijkdom dan voor de ge varen van de zinnelijkheid. Voor de rijken kan regelmatig contact met de mens in nood de genade men het interveniëren, waar zich moeilijkheden voordeden. Zo is de Centraal Bond een or ganisatie en beleidscentrum voor ongeveer 180 instellingen gewor den op het gebied van de protes tantse kinderbescherming, de zorg voor bejaarden, de zorg voor li chamelijk en geestelijk gehandi capten, jeugdwerk en dergelijke en daarmee de grootste interker kelijke organisatie van het vrije diaconaat. „Keur uit de kerkelijke pers, 1960", uitgegeven ln de BBB-se- rie van Bosch en Keuning te Baarn. Voor de eerste maal dit jaar heeft Bosch en Keuning een po ging ondernomen om de beste bij dragen die in het afgelopen jaar in de kerkelijke pers verschenen te bundelen in een pocketboek. Het woord „kerkelijke pers" is niet helemaal goed, maar het zijn wel allemaal kerkelijke afitikelen die zijn opgenomen. De redacteu ren C. Vermeer, Aize de Visser en A. van der Worp geven toe dat van volledigheid geen sprake is, maar wij hebben de indruk dat zeker de meest belangwekkende artikelen zijn overgenomen. in ieder geval de artikelen die be trekking hebben op de onderwer pen die vorig jaar sterk in het nieuws stonden. Er is een van de beste „in memoriams" bij, die we in lang hebben gelezen, na melijk het artikel van dr. Buskes over Vermaat. Het boekje zal ze ker zijn weg vinden en is onge twijfeld ook na 1961 nog van his torisch belang. Of het nu „inwendige zending wordt genoemd, of „christelijk maatschappelijk werk", het gaat om de dienst aan de naaste, die zorg nodig heeft. Die zorg moet al beginnen bij de vergeten kin deren, en moet zich uitstrekken tot de ouden van dagen en tot allen tussen hen in, die vergeten zijn, of hulpbehoevend, die in nood verkeren of die door hun daden zich buiten het leven heb ben geplaatst. Wonder en teken In het verslag van de gehouden gemeente-vergadering van de Ge- re f. kerk van Amerongen, voorko mend in de „Classicale kerkbode van Utrecht" lezen tvij: „Jammer, dat de vergadering abrupt moest eindigen, doordat er wegens kortsluiting, in de zolde ring van onze kerkeraad een be gin van brand ontstond." De prima jeugdleidster zit overigens 'n half uur later tegenover me. „Moet u horen", zegt ze, „Sarie en Jan moeten trouwen, en nou willen ze nog in de kerk trouwen ook. Kan dat allemaal maar zo? En ze zijn beiden nog maar amper zeventien! Die kinderen weten nog geeneens wat er in de wereld te koop is! En ze is nog verrukt erover ook!" Ze )cijkt me lichtelijk ontzet aan, en waarschijnlijk verwacht ze dat ik stijl van schrik achterover zal slaan, of hevige ban vloeken zal uiten over een zo vlotte huwelijksstijl. Uit de praktijk van een MAATSCHAPPELIJK WERKSTER van hun leven betekenen, een ge nade, die hen ongemerkt los maakt van de gehechtheid aan het comfort en de weelde en hen voortdurend terugbrengt tot hun plicht als christenen." Aalmoezen, „ook de meest edel moedige, lopen het gevaar slecht ontvangen te worden, als zij niet samen gaan met een persoonlijke inspanning toe armoede. De Amerikanen waren verwon derd, dat de dollars, waarmee zij sommige landen overstroom den. hun niet de sympathie van d'.e landen brachten. Abbé Pierre zei hun, dat zij, als zij de sym- riathie van de onderontwikkelde anden wilden verwerven, zij min der dollars moesten zenden, maar meer technici, die bereid zijn te leven in het onderontwikkeld mi lieu, zonder het comfort van „the American way of life" ten toon te spreiden. Eenzelfde probleem stelt zich voor degenen, die so ciaal-charitatief werk willen ver richten. Daarom is de geest van armoe de een integrerend deel van de spiritualiteit van het hulpbetoon." We lieten dit mooie boek hier en daar aan het woord. Om aan te tonen dat het waard is gele zen te worden. Weinig boeken be handelen dit onderwerp zo uitslui tend, zo boeiend, diepgaand en duidelijk! Ook de protestant kan er niet anders dan met instem ming en tot verdieping van zijn beleven van het gebod der naas tenliefde, kennis van nemen. Er mee instemmend als de auteur In zijn Inleiding zegt dat onze charitatieve werken aan hun her leving toe zijn, hetzij ln geheel nieuwe vormen, hetzij ln oude, door een vernieuwde geest geïn spireerde vormen. Ja, daar zit die leidster dan: ontsteld, verbouwereerd, op 't verontwaardigde af. En 't valt me niet zo heel gemakkelijk haar direct van repliek te die nen. M'n eerste gevoel is wel- iswaar dat ik 't meeste zin heb om 'n gat in 'de lucht te springen, want een Blikstaartje, dat over 'n huwèlijk denkt en dan nog wel 'n huwelijk, dat ook kerkelijk zal worden gesloten het is 'n wonder. Maar tegelijk dringt 't tot me door dat ik 'n vierkante ezel ben geweest, want heb ik me niet eens laten vertellen dat goed, goed, de kleine hummels brandschoon en vrolijk allemaal in de achterkamer bij Jan's vader en Sarie's moeder sliepen, doch dat de rest van de kinderen boven 'n zolderruimte ter beschik- king was gesteld en vraagt zo'n oplosing eigenlijk niet om amoureuze avonturen tussen een niet eens officiële stiefbroer en stiefzus? En m'n derde gevoel is alweer tegelijk nog benauwen- der. want deze jeugdleidster is al 'n stuk ouder dan zeventien, en ze heeft twee mislukte verlovingen achter de rug en ze zou veel liever zelf de bruid zijn en haar gezichtje drukt deze gedachten zéér leesbaar uit „Ik zal je eens wat vertellen", zeg ik dan. „Het is jammer i dat ik 't niet veel eerder gedaan heb. Maar dat Sarie wil gaan trouwen, dat is zoiets verrukkelijks dat ik er bijna niet bij kan. Want haar moeder is nooit getrouwd geweest, en haar grootmoeder niet, en haar overgrootmoeder al evenmin. Van de overige voorouders weet ik 't niet, maar ik vermoed zo dat 't van 't zelfde laken een pak zal zijn. En nu wil Sarie trouwen! Ik kan er niet over uit! Hoe komt ze ertoe?" „Ze had 't over 'n vroeger jeugdleidster, die óók getrouwd was!" zegt het meisje tegenover me. Ze zegt 't wat onzeker en zuinigjes. En dan valt ze uit: „Maar vindt u 't dan geen schandaal; ze zijn toch nog kinderen!!!" „Ik geloof niet zo hard aan dat kinderlijke van deze kin deren", beken ik. „En in elk geval: denk je er wel aan dat Sarie tenminste wéét van wie haar baby is? Weet je: wij vergeten altijd dat ze hier erg jong al volwassen zijn! En wat hebben wij trouwens gedaan om deze gang van zaken te voorkomen? Als ik m'n verstand gebruikt had, had ik haast wel kunnen voorspellen dat 't zo zou lopen. Het is gewoon de kat op 't spek binden, als je begrijpt wat ik bedoel. Daar is 'n jongen, die verdient en 'n meisje, dat gewoon is om met kinderen om te gaan en wat kun je dan anders verwach ten? Trouwenswat verdient die jongen eigenlijk? Ik weet nauwelijks waar hij tegenwoordig uithangt. Daar zullen we ons nu wel in de eerste plaats mee moeten bezig houden, want zo'n jong gezinnetje moet wel wat op dreef geholpen worden. Daar moet onze maatschappelijk werkster maar eens op af. En ze moeten toch ook niet met niks beginnen!" „Maar trouwt u hen dan ook in de kerk?" weerstreeft de ander. Ze komt van 'n hechte dorpsgemeenschap, waar ker kelijke huwelijken zo sporadisch zijn als 't maar kan. Daar moeten ze namelijk óók in de regel trouwen, maar dan be hoor je niet in de kérk. Zoiets geeft geen pas, ook al plegen ze er dan geen openbare schuldbelijdenis aan te vërbinden. „Ik ben al 'n poosje dominee...", beken ik zuchtend. „Het is me de nodige keren overkomen dat de trouwlustigen niets nie mendal opbiechtten en de baby was er desondanks in 'n om mezientje. Dat is één argument. En het andere is dat er hele volksstammen trouwen, die veel te uitgeslapen zijn om babys niet voor de gewenste tijd te laten opdraven. Maar al was dat niet zó: 'n Blikstaartje zal ik altijd met liefde en dankbaar heid trouwen. Want dat is 'n teken dat we niet helemaal in 't wilde weg werken....!" „Nou, móói téken!" zegt de jeugdleidster en ik voel dat ik gewogen en veel te licht bevonden ben. Het baart me geen zorg. Laten ze maar denken wat ze willen, ik ben ziels- tevreden met de kleine tekenen! WIJKPREDIKANT i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1961 | | pagina 18