De13 dagen van deSanta Maria in er dronken t^and van iSaeltinc/e^, ZONDAGS- BLAD 3lir tuur Ccifisrljc tfoiiront Drieduizend ha. goede landbouwgrond ligt weerloos en renteloos O VRIJ SPEL VOOR OPKOMEND WATER VAN DE WESTERSCHELDE Japanse kunstgreep ZATERDAG 25 MAART 1961 31|lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll>[!: PRGENS OP DE grauwe schorren van het Verdronken Land van Saeftinge hebben we de man ontmoet, die tientallen jaren lang wellicht de eenzaamste sterveling in heel Zeeland is geweest. Dat is Omèr van Stevendael, een tanige gebruinde zestiger, die nu al bijna veertig jaar honder den en honderden schapen hoedt op de moerassige schorren langs de oostelijkstej punt van Zeeuws-Vlaanderen. Hij is de enige man, die in deze eeuw een vaste woonplaats had in de onafzienbare, boomloze, verlaten landen van Saeftinge, waar iedere dag weer het opkomende water van de Westerschelde vrij spel heeft. m. PNIEUW IS HET LAND VAN SAEFTINGE In het nieuws gekomen. Met klem hebben leden van de Eerste en Tweede Kamer er bij de minister van verkeer en water- staat op aangedrongen dit reusachtige schorrengebied, dat aangevlijd ligt tegen oostelijk Zeeuws-Vlaanderen, in te polderen. Zo hebben Eerste-Kamerleden er in het voorlo- pig verslag op de begroting van verkeer en waterstaat op E gewezen, dat het niet in de eerste plaats gaat om een verkorting van de zeewering, maar om het verkrijgen van 3000 ha landbouwgrond. Deze senatoren beschouwden de in- poldering als urgent. Inderdaad gaat het hier om een gebied, dat agrarisch E zeer belangrijk kan worden: er is ruimte voor zestig boe- |j renbedrijven, 3000 mensen zouden er een bestaan kunnen E vinden en op de superieure landbouwgronden zouden rijke oogsten gewonnen kunnen worden. Waarom dan geen in- poldering? Het is het Scheldetraktaat, dat deze enorme landaanwinst in de weg staat. Dit traktaat waakt namelijk E over de veiligheid van het gehele Westerschelde-gebied en E over de veiligheid van de doorvaart naar Antwerpen. In- poldering betekent: een belangrijke waterboezem aan de E Westerschelde onttrekken, waardoor bij kritieke waterstan- den het gevaar groter wordt. Hoe eenzaam en verlaten de Verdronken Landen van Saeftinge nu nog zijn en hoe rijk en bevolkt, deze landen E zouden kunnen worden, is beschreven in dit artikel. siiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiittjiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii® Dit is één der eenzamen van hel V er dronken Land van Saeftinge: een schaapherderdie achter zijn parasol geen bescherming zoekt tegen de zon, maar tegen de snijdende wind. Van 's ochtends tot 's avonds zijn schapen en honden zijn enige metgezellen. Niet minder dan 22 jaar lang woonde hij in een klein kamer tje van hout opgetrokken en aan geleund tegen een schaapskooi. Het is gebeurd, dat hij soms drie, vier maanden lqng de Verdron ken Landen niet verliet. Dan was hij alleen met zijn schapen, hon den en katten; de enige mens op de grauw-grijze schorren van Saeftinge, ook in de donkere nachten, als het opkomende wa ter zelfs de wat hoger gelegen schaapskooi bereikte en soms on der zijn bed klotste.... Ruim tien jaar geleden is hij getrouwd en nu rijdt hij iedere avond naar huis in het dorpje Terhole. Maar de lange dagen op de schorren zijn voor hem nog altijd eenzaam. ,,Ge went daaraan", zegt hij nuchter. Nauwelijks geheimen De „Verzopen Landen van Saeftinge", zoals de Belgen het noemen, hebben daarom nauwe lijks nog geheimen voor Omèr. Maar er zijn er meer, die dit weidse gebied met zijn kronkelen de zandplaten als een scherp ge tekende kaart in het geheugen gegrift hebben. Het zijn er niet veel, maar de 66-jarige F. van der Zande, oud-adjudant van de rijks politie, is er één van. Vijfentwin tig jaar lang heeft hij het Ver dronken Land van Saeftinge onder zijn „beheer" gehad: eerst als rijksveldwachter in Clinge en daarna als groepscommandant van Nieuw-Namen, de „laatste S laats" als ge door het prachtige eeuws-Vlaamse land naar het oostelijke puntje trekt. Ruim een jaar is hij nu gepensioneerd, woont weer in Clinge, maar trekt soms nog vier-, vijfmaal per week de „verzopen landen" in. Hij heeft er gejaagd op stro pers, die in de ruitijd tientallen eenden de hals omdraaiden, hij heeft gespeurd naar vermiste, vaak verdronken mensen en hij heeft er in de laatste wereldoor log vele geallieerde vliegers ver borgen. Want hij weet er de veilige punten. En de Duitsers? Die stonden op de zeedijk en tuur den naar eventuele onderduikers, maar zij waagden zich niet op de schorren. Later kreeg ad judant Van der Zande er de hoogste onderscheidingen voor uit vijf landen. Was het daarom een wonder, dat we de grootste moeite gedaan hebben om hem als „schorren- loods" te krijgen voor een tocht door het Verdronken Land van Saeftinge? Want geloof dit wel: als ge u zonder gids in dit 3000 hectare grote gebied waagt, zijt ge weerloos, weerlozer nog dan de nog altijd onbeschermde ver dronken landen. Misschien wel reddeloos, want er zal als het opkomende water, tergend lang zaam, komt toekruipen een moment zijn dat er geen uitweg meer is: kreken overal rondom met verraderlijke moddervlakten, waarin alles wegzinkt en onwrik baar vastzuigt. „Ik heb er heel wat ongelukken meegemaakt zegt onze gids, terwijl we op nau welijks enkele meters van ac Bel gische grens naar het allerooste- lijkste puntje van Zeeuws- Vlaanderen rijden. Luctor et Emergo Op dat moment hadden we de voeten al wat onwennig gestoken in een paar hoge laarzen die loods Van der Zande vriendelijk uitgeleend had. „Welke maat hebt U?", had hij gevraagd. „43? Trek dan deze an, da's 42 Wel na veel wringen en persen hadden we het rubber rond de benen gekregen en later, pas veel later begrepen we, waarom Van der Zande ons de laarzen juist één maatje te klein had aange meten. Dat was toen we met een glimlach-om-niets-te-laten- merken op het gezicht, maar met een kille angst om het hart door de schorren en kreken banjerden. Want toen leerden we de schor ren pas goed kennen. Niets ver moedend volgt ge het spoor van de gids. maar dan plotseling zinkt één gelaarsd been tot aan de knie weg in de blauw-glimmende mod der, soms hoger nog.... Want ver borgen onder een troosteloos grau we vegetatie kronkelen kreekjes. En terwijl ge dan staat te wringen en te trekken om dat been los te rukken, zuigt het slijk met helse furie ook het tweede been de diepte in. Zo brengt ge zeer realistisch de Zeeuwse wapenspreuk in de praktijk! Je worstelt, maar met loods Van der Zande in de buurt ontkom je ook altijd. Maar vraag niet hoe. Want vier. vijf keer gaat het goed, maar er komt ook een moment, dat ge al Luctor-et- Emergo-spelend uw evenwicht verHest. Dan soppen de wanhopig uitgestoken handen diep in de modder weg en op handen en voeten komt ge radeloos uit een kreek op een schor gekropen. En op dat ogenblik weet ge het dan: waren de laarzen niet juist één maatje te klein, dan zou dit wa terdichte schoeisel door het zui gende slijk al lang van uw benen gerukt zijn... Van der Zande heeft zo al eens eerder uitgeleen de laarzen verspeeld. Hij heeft er van geleerd. Twee „gebouwen" Maar het is niet allemaal slijk, modder en drijfzand daar in de Verzopen Landen van Saefiinge. De bezoeker, die op de zeedijk staande, nog aan het Sacftinge- avontuur moet beginnen, ziet een nauwelijks enkele meters brede dam de verdronken landen inlo pen: een weg van aangestampte klei. Slingerend loopt dit enigs zins verharde, maar altijd nog glibberige pad naar de twee eni ge „gebouwen", die er in dit ver loren schorrengebied te vinden zijn: twee schaapskooien. Al in 1938 werd die dam voor de schaapherders en hun kudden aangelegd, maar nu is het niet meer dan een pad, dat nauwe lijks boven de slikken uitsteekt. Duizenden trippelende sehapepo- tcn deden in de loop der jaren de dam langzaam weer verzinken. Maar gids Van der Zande blijft niet lang op het droge Even gaal hij aan bij een herder, die in de alles overheersende eenzaamheid geleerd heeft van zijn dieren te houden: honderden schapen en twee hondjes die de schaapjes op het droge houden. En voor zulke hondjes is er werk genoeg: op de drooggevallen, toch nog drassige schorren van het Land van Saef tinge speuren om en nabij 2500 schapen naar voedsel. Al spoedig verlaat Van der Zande de droog gevallen schorren en hij loodst de bezoeker de moerassen in. Dan pas begint het Luctor et Emergo- avontuur En rond de wandelaars, zo ver het oog reikt: schorren, kreken, wuivend riet, uit de krachten ge groeid lamsoor en, overal domine rend, het spartinagras. Hardnek kig spartin3gras, want het blijft stijfkoppig groeien op gronden, die steeds maar weer overspoeld worden met zout of brak water. Circa 25 jaar geleden zette men er duizenden bosjes neer om het aanslibben te bevorderen, nu ligt het als een dikke vacht over heel dit schorrengebied. En het heeft geholpen: kreken, die je vroeger gemakkelijk kon passeren, zijn nu onbegaanbaar door een dikke laag slib. Verdwenen dorpen Maar er is meer waaraan die sterk toenemende aanslibbing te merken is. Voor de oorlog vond politieman Van der Zande nog wel eens iets. dat herinnerde aan de weggevaagde dorpen, die in het Land van Saeftinge hebben gelegen. Saeftinge, Casule, Na men en Sint Laureins waren vier van die dorpjes, die in de twee de helft van de zestiende eeuw door het water verzwolgen wer den. En men neemt aan, dat de GERH. H. F. VELDKAMP HET LEEK allemaal zo veelbelovend. De tipgeef- ster had enthousiast verteld: „Als je belangstelling hebt voor een bijzondere verzame ling, moet je op bezoek gaan bij Gerh. H. P. Veldkamp, in Den Haag, want hij heeft een waardevolle collectie gedenkboeken". Maar het antwoord van de heer Veldkamp op het ver zoek die collectie te mogen komen bekijken, werkte ont nuchterend. Hij schreef zo ongeveer: „Als u inderdaad denkt, dat het interessant isben gaarne bereid u te ontvangen.... misschien niet belangrijk genoeg.... vraag me af ofzie maar wat u doet. „Als u inderdaad denkt". „Misschien niet belangrijk ge noeg". Het was dus een gok. En de gok kon verkeerd zijn. Maar hij was raak. De tipgeefster had gelijk. De verzameling gedenkboeken van de heer Veldkamp behoort tot de mooiste, die bij particulie ren is ondergebracht. ;/Zijn" boeken Gerhard H, P. Veldkamp fors gebouwd, wilskrachtige kin, bewegelijk, vriendelijk en onver moeibaar in het vertellen over „zijn" boeken is algemeen se cretaris bij het Nederlands Insti tuut voor Efficiency, dat kantoor noudt op dc Laan van Meerder- voort in Den Haag. En dat is dan de vraag die rijst: „Hoe past deze man, die toch in zijn liefde voor het boek een enigszins romantische inslag moet bezitten, in een zo strakke, onromantische organisatie als het Nivé nu eenmaal moet zijn" (Overigens met onze weigemeen te excuses aan het Nivé). De vraag kan ook anders wor den gesteld. „Waarom is Gerh. H. P. Veld kamp geen boekverkoper gewor den of leider van een antiquari aat?" Voor beide functies heeft hij aanleg, en hij zou ze ook beide met élan kunnen vervullen. Als men een kwartier met hem heeft gesproken kan men zich Verzamelaar van gedenkboeken voorstellen, dat zijn handen een kostbaar boek strelen en dat hij het met zoveel warmte en verve aanprijst, dat de koper bereid is er elk gevraagd bedrag voor te betalen. Wisselwerking En toch is er een wisselwer king tussen zijn functie bij het Nivé en zijn hobby. Hij vertelde: „Van huis uit ben ik systematisch. Ik heb n.l. wat overdreven gezegd, geen geheu gen, ik kan niets onthouden. En ais je dan toch rustig wil leven moet je alles gaan opschrijven en goed opbergen, zo goed na tuurlijk, dat je het als je het nodig hebt, altijd kunt terugvin den. Het gevolg van dat alles is geweest, dat ik systematisch ben gaan denken en dat ik „de or ganisatie" als vak heb gekozen". En over zijn boeken: „Ik heb altijd een voorliefde voor boeken gehad. Op het laatst had ik er zo veel, dat ik ze thuis bijna niet meer kon bergen. En toen. op een keer. zei mij vrouw: Nou doe jij de boeken weg of ik doe het. Goed, ik deed het. Maar nauwe lijks had ik er een groot aantal verkocht of ik kreeg een groter huis. en toen daoht ik: ik had ze net zo goed kunnen houden". Groeperen Hij zei: „Als je wilt gaan orga niseren. dan moet je beginnen mei groeperen Gerh. H. P Veldkamp, die dus de organisatie als beroep koos, ging zich inte resseren uiteraard voor het wel en wee van allerlei bedrij ven. „Het is zei hij belangwek kend te weten.waarom men een bedrijf is begonnen en hoe het is gegroeid. En als je nu de geschie denis van zo'n bedrijf leest, dan blijkt het bijna altijd, dat het juist de kleine dingen, die op het mo ment onbetekenend schenen, zijn geweest, die een bedrijf groot nebben gemaakt". Uit zijn kast haalde hij een ge denkboek van een lettergieterij en terwijl hij het voorzichtig doorbla derde („wat een prachtige druk, hè?"), zei hij: „Er zijn in de loop der jaren tal van lettergieterijen geweest. Maar waarom is nu juist dit bedrijf ver bo ven de andere uit gegroeid? Dat wil ik weten, dat fasci neert me, en daar om verzamel en lees ik gedenkboeken. 182 Stuks Grote en kleine. Dikke en dunne. Prachtig uitge voerde en eenvou dig verzorgde boe ken. Boeken gebonden in linnen en boeken, zo maar ingenaaid. Boeken met teke ningen, foto's, kleu renplaten en boe ken zonder illustra ties. Typografisch goedverzorgde boe ken en boeken waar meer aandacht is besteed aan de inhoud dan aan de verzorging. En met elkaar geven ze de ge schiedenis van het wel en wee van een groot gedeelte van werkend Ne derland. Zij spreken van strjd en van inspanning, van tegenslagen en teleurstellingen, maar ook van glorie. En ze vertellen de organisator waar is gefaald en waar een juis te beslissing is genomen. Jong Het gedenkboek is betrekkelijk jong. „Honderd jaar geleden ver telde de heer Veldkamp dacht .men er nog niet aan de geschie denis van een bedrijf vast te leg gen. Die gedachte is pas later ontstaan". Het oudste gedenkboek, dat we in zijn verzameling hebben kun nen ontdekken is dat van Suiker fabriekWittouck (Breda), dat in 1912 verscheen ter gelegenheid van het veertigjarig bestaan van het bedrijf. Dit boek omspant maar een kleine periode. Er staan er in zijn kast. die een paar eeuwen omvatten. Het gedenkboek van de N.V. Papierfabriek „De Hoop" om een voorbeeld te noemen beschrijft de periode tussen 1657 en 1957. In de boekerij van de heer Veldkamp krijgt men wel een in drukwekkend overzicht van het geen de Nederlandse nijverheid in de loop der eeuwen tot stand heeft weten te brengen Hij had geschreven: „Misschien is net niet belangrijk genoeg". Het was een schot midden in de roos. s Worstelen en ontkomen funderingen van de hulzen, de kerken en de kloosters nu zeven a acht meter weggezonken liggen onder de schorren. Sommige stukken staken hoger, zoals een kloostermuur daar aan het eind van de zes kilometer lange dam, niet ver van de twee de schaapskooi. Voor de oorlog heeft men die kloostermuur ont dekt en op zijn zwerftochten vond Van der Zande er in 1937 nog een loden doodkist. Maar die muur is nu ook verdwenen onder het slib, dat vastgehouden wordt door het spartinagras. Het spartinagras. dat er voor gezorgd heeft, dat uit dit 3000 hectare grote ge bied tenminste 2500 hectare supe rieure landbouwgrond gewonnen kan worden. Het is een gebied waar zestig boeren een florissant bestaan kunnen hebben, waar 3000 mensen zouden kunnen le ven. waar de beste landbouwpro- dukten gekweekt kunnen worden, als.... Ja als er niet het befaamde en beruchte Scheldetraktaat was, In feite is dit Scheldetraktaat er om het gehele Westerschelde- gebied te beschermen, want als er een enorm stuk „land" als de Verdronken Landen van Saeftin ge ingepolderd zou worden, valt er een boezem weg, dan ook kan de waterstand op kritieke mo menten juist iets te hoog worden. Bovendien kan dan de voor Bel gië zo belangrijke doorvaart naar Antwerpen in gevaar komen. Daarom praat en praat men er over, maar de Nederlanders en de Belgen hebben de oplossing nog niet gevonden. En dus blijft dit gebied met een laag klei, die gemiddeld 75 cm. dik is en op sommige plaatsen zelfs 120 cm. nog renteloos liggen. De kleilaag wordt dikker en dik ker, de laatste jaren bijna, te dik en overrijp.... Bovendien dringt langzamerhand de tijd: als het gebied niet ingepolderd wordt, komt er het gevaar van verzan ding, want steeds meer vruchtba re klei verdwijnt onder het voort- kruipende zand. Voorlopig echter blijft het voor mensen als Van der Zande en schaapherders een dorado, want zij minnen de een zaamheid.... TWEE MAANDEN NA GALVAO'S OVERVAL VERSCHEEN IJ-JENRIQUE Carlos Malta Galvao. Het is een naam uit het verleden, want hoe I lang is het al weer niet I geleden dat die Portugese I rebel zich meester maakte van het passagiersschip Santa Maria? Dat hij zich Ieen vaste plaats op de front pagina's van de wereldpers veroverde? ITwee maanden! Niet meer dan zestig dagen geleden toonde Galvao, de vertegenwoordiger Ivan de Portugese „president in ballingschap" Delgado, dat ook in deze tijd een schip een ge makkelijke prooi kan zijn. Stelt Iu zich voor: in dit ons zoveelste- ruimtevaartjaar werd een schip met alles er op en er aan ge stolen, ontvreemd, veroverd zo u dat wenst. En u stelde het zich I voor: iedere dag was het wach- I ten op de nieuwsberichten en iedere dag was er een tikkeltje Imeer bewondering: Hij heeft het schip nog! Hij was de held van de dag, bijna twee weken lang. Hij ver- Ioorzaakte een hoop ongemak ken, goed, maar bovenal was hij de vertegenwoordiger van de avonturier, van de uic-de-band- springer die in elk mens leeft. I Hij liet zien dat ook nu nog het I een en ander mogelijk was. Hij inspireerde tot goede en minder I goede ondernémingen. Minder geslaagde: enkele m'is- lukte pogingen tot „luchtroof". Eén van de geslaagde: Drie I journalisten van onze bladen stelden met Galvaotische voort varendheid „De dertien dagen Ivan de Santa Maria" op schrift. Veertien dagen nadat Galvao in Recife zijn „stukje bevrijd Por tugees grondgebied" aan de Bra ziliaanse autoriteiten had overge- I dragen, meldden kranten en ra dio de wereldprimeur van de drie journalisten, die zich ge- I drieën onder de noemer Link van Hofwijk lieten brengen. Zes we ken later, deze week dus. kwa men de eerste exemplaren van Ide dubbele pocket van de per sen: 334 pagina's, de fotopagi na's van lotograaf-parachutist IGil Delamare buiten beschou wing gelaten. Het is reeds gezegd: het boek behoort tot de geslaagde gevol- Igen van Galvao's zeeroof. Tallo ze gegevens werden in de juiste volgorde gezet, tot de juiste pro- I porties teruggebracht en .n een leesbare vorm gegoten. Enkele doublures kunnen bij een volgen de druk mogelijk hersteld wor- Iden: dat Galvao toneelstukken schreef wisten oplettende lezers reeds na de eerste, hoofdstukken. Een schoonheidsfoutje, meer Iniet! Nog zo'n rimpeltje: aanvanke lijk is in Link van Hofwijk de I journalist de gezaghebbende man. na enkele hoofdstukken verovert de romancier in hem de Ihem toekomende plaats, maar in de laatste hoofdstukken wordt die romancier te opdringerig en Iweet hij de journalist af en toe het zwijgen op te leggen. Wie er echter aan het woord is, journalist of roman-schrij- Iver, steeds krijgt Galvao de hem toekomende plaats. Galvao is de man waar het om draait, hij is Ide „rode draad" door het ver haal. Citaten mogen dit verdui delijken. I Dit is dc rebel: I -g. Galvao is, terecht of ten onrechte, een verbitterd mens, I Senor McCormick. Ook een te- I leurgesteld mens, en boven dien nog een fanaticus... Gal- Ivao heeft fantasie, Senor. Daar leeft hij in en daar leeft hij voor. Het is een vermetele I fantasie, maar hij ziet de ri sico's niet omdat hij op be paalde punten verblind is. Reis van Portugees schip in pocketboek opnieuw beleefd Dit zegt hij zelf: Begrijp goed. McCormick, ik heb eeuwige trouw aan een ideaal en een opdracht gezworen. De vrijheid die ik najaag, is voor mij een heilige zaak. Ik ben hier om te commanderen op een stukje, reeds bevrijd Portu gees gebied. Dit als hij leert zien: Plotseling vangt zijn blik die van een vrouw. Hij kijkt haar recht in de ogen. Hij leest uit die ogen wat de vrouw denkt. Nee, geen gevoe lens van haat zijn het, die ze weerspiegelen. Het is erger. Hij leesc in die ogen dat ene woord dat weergeeft wat hij beslist niet wil zijn: lafaard. Dit ondergaat hij: Galvao buigt het hoofd. Hij weet, dat het voetstuk, waar op hij staat, wordt afgebroken. Hij zal vallen, en hard. Hij staat alleen. Alle kracht is uit hem weggevloeid. Dit is zijn reactie: Galvao is weer de oude, weet dat hij verliezer wordt, maar hij zal geen slecht ver liezer zijn. Nonchalant leunt hij tegen de deur van de hut, de armen over elkaar, de ogen strak gericht op de man, die hem. politiek gezien, zijn dood komt aanzeggen. Dit schijnt het einde: Henrique Carlos Malta Gal- I vao, gekleed in khak'i-uniform en een zwarte baret op het hoofd, kijkt uit over de haven I van Recife. De trek om de mond is bitier. Onder zijn ogen liggen diepe wallen. Zijn I gezicht is asgrauw. Zijn beide I handen omklemmen kramp- 1 achtig de railing. Zó is de man, die tot erebur- I ger van Recife wordt benoemd, omdat „onze voorouders het ons nooit zouden vergeven als wc I deze dappere man niet zouden belonen". Zó is de hoofdfiguur van „De dertien dagen van de Santa Maria". Zó'n man is een I kennismaking alleszins waard. De dertien dagen van de I Santa Maria, uitgave A. IV. I Brhna en Zoon, Utrecht. Zwarte Beertjes 428/429. Henrique Carlos Malta Galvao: Senor Dertien dagen heer en meester van de Santa Maria. Is ze niet bekoorlijk, dit dan seresje? Ze schijnt te willen zweven. Haar expressieve be wegingen. de lichtvoetigheid, haar gracieuze lichaamsbeheer- sing, het is alles boeiend gevan gen in het materiaal dat de beeldende kunstenaar voorhan den had. Of niet soms? WO willen u 7iiet langer in het ongewisse latendit char mante „beeldhouwwerkje" is ontstaan uit het papieren om hulsel van tien stuks sigaretten. De kunstenaar? Een Japanse koopvaardij-officier die zich achter een Rotterdams pilsje zat te vervelen. Een paar kunstige handgrepen en het danseresje had gestalte gekregen, compleet met wervelend rokje en expres sief gebaar. Zij staat nu. nog geen duim hoog. te pronk in het kleinste glaasje dat de eigenaar van ..De Schouw" aan de V/itte de Withstraat bezit. JScltorrenloorh" Van der Zande uit Clinge, die het schorrenen krekengebied van het Verdronken Land van Saeftinge als weinigen kent, temidden van de uitgestrekt heid. Zover het oog reikt niets dan schorren, kreken, wuivend riet, lamsoor en spartinagras. Op dit ogenblik kan deze onlangs gepensioneerde adjudant van de rijkspolitic er nog rustig staan: het is laag water. En hij kent de weg naar het droge als straks de vloed komt opzetten

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1961 | | pagina 17