Slikken we tevéél geneesmiddelen? De forumleden zijn: VRAGEN AAN FORUM Zijn er onschuldige medicamenten? Zijn maatregelen dringend nodig Is groot deel overbodig? Onafhankelijke voorlichting MAART 1961 HET aantal geneesmiddelen is de laatste jaren onrust barend gestegen en ook het gebruik. Het genees middel is tot de dagelijkse consumptie gaan behoren. Rust en slaap zijn blijkbaar voor velen niet meer een natuurlijke zaak". Ziehier ernstige waarschuwende woorden in dit geval van prof. dr. C. G. van Arkel, hoogleraar in de farmacie aan de gemeentelijke univer- siteit te Amsterdam, in haar diesrede uitgesproken die men regelmatig kan beluisteren. Is dat nu allemaal wel zo? Wie er het ware van wil weten leze dit forumgesprek, waarin een hoogleraar, een arts, een vertegenwoordiger van de farmaceutische in dustrie en een inspecteur van de volksgezondheid het hunne er van zeggen. Voor u gaat lezen een kleine toelichting. Er Is al een basiswet (van 1958): de wet op de geneesmiddelen voorziening, die de mogelijkheid biedt bij Koninklijk Besluit de nodige maatregelen, met name op het gebied van de verpakte geneesmiddelen, die vrij verkrijgbaar zijn, te nemen. Maartot nu toe is er nog geen enkele maatregel genomen, zodat we in feite nog onder de Geneesmiddelenwet van 1865 leven. Gehoopt mag worden dat deze gestagneerde zaak binnen afzienbare tijd zal worden afgedaan. Hoopvol is in ieder geval dat dezer dagen de z.g. Geneesmiddelen commissie is benoemd, welke de regering moet adviseren over da te nemen maatregelen. Zo te zien dus nóg een kwestie van vrij lange duur. Maar goed: als men nu verder maar spoed betracht! Want die is wèl nodig. Ir. K. SCHEURKOGEL (1911) te Delft behaalde in 1934 het diploma voor acheikun- dig ingenieur aan de T. H. Na korte tijd in het kader van een fellowship te hebben gewerkt voor de Ned. Gist- en Spiritusfabriek te Delft, trad hij in 1935 in dienst van de N-V. Vereenigde Industrieën te Rotterdam, waar h(j later tot technisch-odjunet-diree- teur werd benoemd. Kort na de oorlog keerde hij terug naar Delft waar hij thans bjj de inmiddels „Koninklijk" geworden Ned. Gist- en Spiritusfabriek de functie bekleedt van hoofd commerciële afdeling Antibiotica (Afdeling Myeofarm). PROF. DR P. SORGDRAGER (1906) te Utrecht behaalde in 1929 aan de rijksunW versiteit te Leiden het apotbekersdiploma en was vervolgens lange tijd werkzaam in het toenmalige Ned.-Indië: tot 1934 militair apotheker in Padang; daarna K.P.M.- hospitaal Batavia met een leetoraat aan de Geneeskundige Hogeschool aldaar. Hjj ver richtte een uitgebreid onderzoek naar Indische geneeskruiden, een onderwerp waarop hij ook promoveerde. Hjj repatrieerde in 1946. In dat jaar werd hjj benoemd tot apothe ker van het Academisch Ziekenhuis te Utrecht; daarnaast had hij enkele onderwijsop drachten aan de rijksuniversiteit aldaar. Sinds 1958 is lijj buitengewoon hoogleraar in de praktische farmacie. DR. D. L. KEDDE (1910) te Leiden, die in Utrecht farmacie studeerde en ook in dit vak promoveerde, was jarenlang werkzaam bij het rijksinstituut voor farmaco-thera- peutisch onderzoek (Ripto) te Leiden en werd vervolgens inspecteur an algemene dienat bij de farmaceutische hoofdinspectie. In 1948 werd hij regionaal farmaceutisch inspec teur van de volksgezondheid, sinds 1955 voor de provincie Noord-Holland. Dr. Kedde is docent aan de rijksuniversiteit te Leiden in de levensmiddclen-cheniie. C. J. LEENE (1912) te Den Haag, studeerde na zijn middelbare opleiding aan de rijksuniversiteit te Leiden af als arts. Vervolgens was hij jarenlang huisarts te Voorburg. Sedert enige tijd is hij werkzaam bij de Sociale Verzekeringsbank. Naast vele sociale problemen is het vooral de eerste hulp bij ongevallen, die zijn volle aandacht heeft Hij is medewerker aan verschillende cursussen in Oranje Kruisverband (kader, E.II.B.O. en E.H.I.O.) en bekleedt ook diverse functies in de Kon. Ned. Vereniging E.H.B.O. J. D. TROOSTHEIDE, voorzitter Prot. Chr. Journalisten Kring, was voorzitter van dit forum. Zr. K. Scheurkogel, te Delft Prof. dr. P. Sorgdrager, te Utrecht C. J. Leene, arts, te Den Haag VOORZITTER: Ter introductie van dit gesprek een korte vraag: Zijn er onschuldige geneesmiddelen? SORGDRAGER: Primair zou ik daar neen op willen antwoorden. Scherp gesteld zie ik het zo: Zou er een categorie werkelijk onschuldig zijn. dan zijn het in feite geen genees middelen. Heb ik wèl een echt genees middel. dan past daar het bijvoeglijk naamwoord „onschuldig" niet bij, want .onschuldig" en „geneesmiddel" ho ren niet bij elkaar. LEENE: Denk aan aspirine, onschul dig, nietwaar? Maar bij overmatig ge bruik kan er wel degelijk een maag bloeding uit voortkomen. SCHEURKOGEL: Maar dat is een Uitzondering. We weten allemaal dat er talloze geneesmiddelen zijn, die ge durende zeer lange tijd door de arts kunnen worden voorgeschreven zonder dat de patiënt er één enkel nadeel van ondervindt. Mits goed gedoseerd zou u deze toch wel als onschuldig kunnen beschouwen? SORGDRAGER: Akkoord, maar in dit verband noemt ir. Scheurkogel dus de artsen al. Daar hèbt u het krite- rium: geneesmiddelen veronderstellen de zieke mens èn de medicus. Hier moeten we van uitgaan. KEDDE: Theoretisch moogt u gelijk hebben, de praktijk is, dat we over de gehele wereld de figuur hebben dat een bepaalde collectie geneesmiddelen vrij verkocht mag worden. Men noemt die collectie onschuldig; ten onrechte volgens mij. 'k Begrijp wel waarom: bij vrije geneesmiddelen, mits in ge ringe hoeveelheden gebruikt, is de kans op aanwijsbare schade inderdaad zó klein dat men ze in het spraak gebruik wel als onschuldig liever: in zekere zin onschadelijk kan be stempelen. Maar nogmaals: mét de restrictie van gering gebruik! Natuur lijk hééft het bepaalde risico's, maar die zijn er in het hele leven. Gebruikt iemand ze overmatig dan zijn even tuele gevolgen zijn eigen schuld, maar datzelfde kun je ook van overmatig eten en roken zeggen. Bekijkt u het vanuit de praktijk dan vind ik het te academisch, om, zoals prof. Sorgdrager, te zeggen: ieder ge bruik van ieder geneesmiddel buiten de arts om is principieel onjuist. We kunnen beter van de feitelijke toe stand uitgaan omdat we dan vrucht baarder kunnen praten ook in de rich ting van het staatstoezicht zoals we dat graag zouden willen regelen. SCHEURKOGEL: De huidige situa tie is dan dat er in de geneesmidde len een gradatie is ontstaan: van zeer gevaarlijke (ik noem alleen maar het woord Opiumwet) via spécialité's al leen op recept, via spécialité's alleen bij de apotheek, naar de drogist en misschien straks wel de kruidenier... Het particuliere initiatief heeft daar voor allerlei „sluizen" ontwikkeld, zo dat bepaald kan worden in welke klas se alles thuis hoort. VOORZITTER: Bestaan er op dit punt dan geer. wettelijke voorschrif ten? KEDDE: Helaas nog steeds niet, af gezien van de Opiumwet. SCHEURKOGEL: Wèt er aan voor schriften bestaat komt van particulie re zijde. Onze industrieën vinden het alleen maar gewenst als de overheid dit „sluiswerk" overneemt, omdat wij als vrijwilligers nimmer buiten onze organisatie kunnen grijpen. De indus trie ziet met ongeduld het in werking treden van de geneesmiddelenwet te gemoet. Laót men de eisen maar gerust hoog stellen. Nu is het dus zo. dat als een fabri kant een nieuw spécialité brengt hij dat aan onze z.g. Handelsconventie meldt, die weer verschillende commissies heeft welke bepalen wat bijv. u.a. (uit sluitend apotheek) en wat vrij is. Is het vrij dan worden weer bijzonder ho ge eisen gesteld aan de verpakking: goede gebruiksaanwijzing, speciale toe voegingen erop, zoals „buiten bereik van kinderen houden" enzovoorts, al les, opdat de kans op ongelukken tot een minimum wordt gereduceerd. VOORZITTER: Acht u de huidige aanwijzingen voldoende? Zojuist is nl. gezegd: de mensen slikken soms teveel en dan 's het hun eigen schuld. Maar gaat dat altijd op? SORGDRAGER: Neen, niet altijd. Mag ik een voorbeeld geven? Er kwam iemand in ons ziekenhuis met een ernstige bloedafwijking. We heb ben hem er weer bovenop geholpen en natuur'ijk de voorgeschiedenis van dat geval nagegaan. Neemt u nooit iets in? Neen, nooit. Helemaal niets? Nou ja, als ik last heb neem ik dat in. Toen zijn we „dat" gaan onder zoeken: inderdaad een vrij geneesmid del, open en bloot in de handel te krij gen. Maar er zèt iets in dat op den duur, dus bij veelvuldig gebruik, aan leiding kan geven tot een bloedafwij king, wat hier dus was gebeurd. SCHEURKOGEL: Maar die geval len behoren toch tot de uitzonderingen? SORGDRAGER: Kan zijn, maar ze zijn bekend. Wat zegt u van een trein bestuurder die jarenlang een bepaald middel tegen astma innam: door het langdurige gebruik verloor hij op een gegeven moment een deel van zijn gezichtsveld en reed door een onveilig signaal... Dat was óók een onschuldig geneesmiddel. Uitzonderingen ja, maar ze komen toch voor. KEDDE: Hier zijn we op het terrein van de opvoeding. Door de arts, door de pers, door een waarschuwing op de verpakking. SORGDRAGER: Ja, maar ik vind toch dat alles teveel achteraf geregeld wordt. Als ik weet dat er een enorme collectie vrije geneesmiddelen aan het publiek wordt aangeboden.... KEDDE: Dat is de huidige toestand, ja. SORGDRAGER: dan zeg ik: la ten we niet achter de feiten aanlopen, maar ze voor zijn! Met andere woor den: laat niet zovéél op de markt ko men, want als we die vrije geneesmid delen nu eens nader bekijken dan heb ben we ten eerste de categorie, die voor de patient waardeloos is: de pil len met tien vitaminen erin bijvoor beeld. Ik kan me voorstellen dat ik in de wintertijd misschien aan één vita mine iets tekort kom (vit. C), maar tien? Ronduit belachelijk. Wat lees ik echter in m'n krant? Een grote adver tentie, v-aarin men zonder meer stelt: „U komt de hele winter door tien vita minen tekort; u moet ze innemen". Dat is eenvoudig nonsens, weggegooid geld. Dan vraag ik: moet het publiek hiertegen niet beschermd worden? Mis leid ze voor mijn part met t.v.-toestel- len, radio's, ijskasten, dat is tenslotte luxe. Maar hier wordt op de gezond heid gespeculeerd! In Amerika gaat men nog wat stapjes verder: adverten ties met een jongetje die op het genees middel afvliegt. Het gaat toch te ver als men in dit verband de zaak aan trekkelijk gaat maken? FORUM De tweede categorie in de vrije sec tor is deze: men koopt een slaapmid del, maar de slapeloosheid is niet be streden, een hoestmiddel en men heeft misschien een beginnende bronchitis. Met andere woorden: de symptomen worden bestreden maar niet de kwaal! Het is ontstellend zoveel als er aan slaapmiddelen wordt geconsumeerd.. LEENE: Luminal dan? Tonnen SORGDRAGER: en vaak komen die dingen nog illegaal op de markt ook. Die grote categorie moet eruit, in ieder geval zeer beperkt worden. Waarom komt dat allemaal op de markt? We hebben in ons land onder de 250 fabrieken en fabriekjes er tientallen, die in garages allerlei ta bletten slaan SCHEURKOGEL: Niet tientallen. De werkelijkheid gebiedt te zeggen dat het er slechts enkele zijn. LEENE: Het is overigens wèl duide lijk. KEDDE: Met de strekking van het Dr. D- L. Kedde, te Leiden betoog van prof. Sorgdrager ben ik het wel eens: het publiek bestrijdt de ziekte nooit, alleen de verschijnselen. Om ziekten te bestrijden moet je een deugdelijke diagnose hebben, niet waar? Die kan het publiek niet stel len. Symptomatische bestrijding brengt dan ook risico's met zich. SORGDRAGER: Ja en de adverten ties stimuleren het gebruik. SCHEURKOGEL: Nu geloof ik niet dat het hiermee in ons land zo'n vaart loopt. Tenslotte zijn we niet voor niets nuchtere Hollanders. Bovendien: wat die advertenties betreft, men kan maar niet raak adverteren! Hiervoor hebben we het spijt me dat ik weer met zoiets moet komen aandra gen ook een commissie: de z.g. Keuringsraad Openbare Aanprijzing, waarin alle belanghebbenden zijn ver tegenwoordigd, tot de pers toe. KEDDE: Die voortreffelijk werk doet, ongetwijfeld. 1. Zijn er onschuldige geneesmiddelen 2. a. Is het gebruik van geneesmiddelen welke zon der meer verkrijgbaar zijn - dus niet door een arts behoeven te worden voorgeschreven thans zo onrustbarend gestegen, dat van een gevaar voor de volksgezondheid moet worden gesproken b. Indien deze stijging moet worden geconsta teerd, waaraan is deze dan toe te schrijven 3. Zijn in verband hiermee maatregelen in het be lang van de volksgezondheid nodig 4. Is de huisarts in staat van de telkens weer andere produkten der farmaceutische industrie be hoorlijk kennis te nemen VOORZITTER: We zijn nu wel heel duidelijk bij vraag 2 beland: Is de stijging in het gebruik van die min of meer onschadelijke (vrije) geneesmid delen onrustbarend, ja of neen? Ir. Scheurkogel vindt, geloof ik, dat het nogal meevalt? SCHEURKOGEL: Terecht is gezegd: het publiek behandelt de verschijnse len. Maar men is toch niet zo dom bij aanhoudende klachten door te blij ven lopen? Na twee dagen zitten ze bij u, dokter Leene. LEENE: Ja, ze komen gauw genoeg. Zeker als ze in het ziekenfonds zijn. En dan hebt u meteen nóg een fac tor die het geneesmiddelengëbruik sti muleert: de ziekenfondsen, alles gra tis". SCHEURKOGEL: Die stijging heeft u met uw pen in de hand, dokter. LEENE: Had, hoor, want ik heb nu geen praktijk meer. Dèt er een onrust barende stijging in het gebruik is. ge loof ik zeker. Fas zag ik nog cijfers uit Maastricht: daar is het gebruik van goed: dat waren dus 3 punten die de stijging veroorzaken. Het 4e is de men taliteit van tegenwoordig, dat men minder geneigd is pijn en bezwaren te accepteren. Want, zo redeneert men, er zijn toch middelen tegen? SORGDRAGER: Dat laatste is een zeer principieel punt: de mens wordt zijn ziekte niet meer gegund, terwijl hij er toch recht op heeft. Daar be doel ik dit mee: men coupeert alles en is geneigd te vergeten dat een ziek te ook heilzaam kan zijn. Men wordt toch „beter"? Voorbeeld: in fectieziekte? Couperen! Dat je door de ziekte een immuniteit kunt verkrij gen schijnt vaak niet meer belangrijk te zijn. Weineen: druk die infectie de kop in. Klaar. LEENE: Toch zit er een gevaar in die redenering. SCHEURKOGEL: En of. Doorrede nerend zou je dan iedere ziekte maar moeten laten uitwoekeren, wat be paald aanvechtbaar is. SORGDRAGER: Weet ik ook wel, 1950 tot 1960 met 250 a 300 pet toege- maar met opzet stel ik het scherp. nomen. SCHEURKOGEL: Via de ziekenfond sen dus. KEDDE: In ons land hebben we he laas geen cijfers hierover. In het bui tenland wel en daar is de stijging groot. We kunnen alleen zeggen te vre zen dat het in Nederland dezelfde kant opgaat. VOORZITTER: De Amerikaanse rage van: Je moet dat of dat slikken, is die er bij ons ook? LEENE: Zover is het bij ons (nog) niet, geloof ik. De vitaminetablet-aan bidders bijv. vormen nog maar een kleine categorie. SORGDRAGER: Maar we zien die rage aankomen! Moeten we die dan maar werkeloos afwachten? De tranquillizers (verzamelwoord voor middelen, die in het algemeen een psyehisch-kalmerende werking uitoe fenen-Red.) bijvoorbeeld, daar zitten we nu vlak aan toe. VOORZITTER: We mogen dus zeg gen dat de tendens van een grote stij ging van het gebruik hoogstwaar schijnlijk aanwezig is. Wat zijn daar nu de oorzaken van? KEDDE: Punt 1. de reclame, punt 2 het in Nederland praktisch volkomen vrij zijn van het verpakte geneesmid del LEENE: Punt 3 de toenemende in nerlijke onrust KEDDE: Volkomen juist. LEENE: ..waardoor men allerlei klachten krijgt. Zo iemand komt op je spreekuur en je schrijft een slaapta bletje voor: soneryl, die mooie rose dingetjes, die tegenwoordig praktisch vrij zijn (soms moet je er in de apo theek een handtekening voor zetten». Maar als je patiënt één keer zo'n buisje heeft gehad kan het gebruik verslaving worden. Dan zie je zo ie mand niet meer naar de arts, ma ir direct naar de apotheker gaan en dan krijg je die onrustbarende stij ging, die er heus wel is. SCHEURKOGEL: Daar kan de apo theker neen tegen zeggen. KUDDE: Onjuist: dit moet wettelijk geregeld worden. De apotheker kan alleen neen zeggen op basis van de wet. Anders houd je een categorie apothekers die toch ja zegt. Maar Het uitgangspunt moet scherp zijn als je in het midden gaat staan heb je geen keus meer. Natuurlijk mogen we. ja moeten we helpen. Ik wil slechts waarschuwen tegen het gevaar van „het overal raad op weten": te gen een bepaalde ziekte, veroorzaakt door een bepaalde verwekker, hebben we een bepaald geneesmiddel. Deze tendens zit er wel erg in, tegenwoor dig. KEDDE: Het uitgangspunt van prof. Sorgdrager begrijp ik heel goed. De risico's, zowel van het natuurlijke ge nezingsproces als van de beïnvloeding door een geneesmiddel moet de medi cus dan ook scherp in zijn therapie verdisconteren. - Maar goed, dit was maar even een uitstapje. We hebben het ten slotte over de vrije geneesmid delen, zonder tussenkomst van de arts. SORGDRAGER: .die dus in veel te grote hoeveelheden op de markt wor den gebracht. Hier moet beperkt wor den, want zoals ik al zei: ze zijn voor een groot deel of totaal overbodig, of misplaatst. Er is geen behoefte aan, in feite. SCHEURKOGEL: En waarom koopt men ze dan? LEENE: Via de reclame wordt de behoefte gesuggereerd. SCHEURKOGEL: Kom, kom: je kunt iemand toch geen hoofdpijn „aan-adverteren"? Niemand zal toch bijv. pijnstillers slikken als hij geen hoofdpijn hééft? Hij heeft het - mis schien van de onrust - en daar wil hij wat aan doen. SORGDRAGER: Goed: u zegt dat de mens bijv. veel onrustiger is en daar zoekt hij dan afweer voor. Maar moet het dan op deze manier: naar de drogist voor een pijnstiller? SCHEURKOGEL: Natuurlijk niet, maar zo lang de mens die andere weg niet vindt wil hij toch wel even gehol pen worden? Hij wil van die hoofd pijn af. SORGDRAGER: Neem nu die vita minetabletten: in Amerika slikt men voor 350 miljoen dollar per jaar! Als men voor dat geld sinaasappels kocht kwam men toch veel verder? Werke lijk, we moeten paal en perk stellen aan de fabriekjes die vandaag nog bestaan. SCHEURKOGEL: Ik geloof dat u zulke fabriekjes hun natuurlijke dood moet laten sterven. Nogmaals: ik ben zeer enthousiast voor een nieuwe, goede geneesmiddelenwet, die zeer ho ge eisen aan de industrie stelt. Maar laat het risico van het al of niet uit brengen van een nieuw geneesmiddel maar bij de ondernemer. Hij is dood voorzichtig en zo niet. dan merkt hij het wel aan zijn balanscijfers. SORGDRAGER: Alles goed en wel: maar gaat het slecht dan zal hij ge bruik maken van methoden om zijn geneesmiddel toch nog een ma-kt te geven. SCHEURKOGEL: Als dat zo zou zijn dan kan de Keuringsraad altijd nog scherper toezien op de reclame. VOORZITTER: We hebben al wel gezien dat er maatregelen nodig zijn. Maar welke? Misschien wil de heer Kedde de huidige toestand schetsen en die waar u heen zoudt willen. KEDDE: Om te beginnen ontbrak tot 1958 iedere wettelijke basis om maatregelen te kunnen nemen. Thans is die basis er, maar de maatrege len zijn nog -niet afgekondigd. VOORZITTER: Is'iedereen dan van daag nog vrij om wat hij wil op de farmaceutische markt te brengen? KEDDE: Ja, onder wat voor recla me of wat voor suggesties ook. Dat zal dus hopelijk onder de nieuwe ge neesmiddelenwet afgelopen zijn. Op twee manieren kunnen maatregelen genomen worden. De ene mogelijkheid is dat de regering een „liberale" hou ding aanneemt en zegt: We accepte ren alles, mits het maar volkomen In overeenstemming is met de opgege ven samenstelling. En verder willen we niet gaan. Dat is dus het stand punt van ir. Scheurkogel - het risico is derhalve voor de industrie. De andere mogelijkheid is. dat men nieuwe verpakte geneesmiddelen een voudig gaat weren indien ze er in die samenstelling al zyn, of indien ze therapeutisch niet in een behoefte voorzien. Dat standpunt hebben som mige landen en daar ziet men een bijzonder klein aantal ingeschreven ge neesmiddelen. Hier voelt prof. Sorg drager veel voor en ik persoonlijk zou er mij ook graag bij aansluiten. In het laatste geval gaat het om een bewust beperken van het aantal verpakte ge neesmiddelen. Van ieder nieuw geneesmiddel dat wordt aangeboden zou nagegaan moe ten worden: is het therapeutisch reëel en kunnen we het voldoende veilig op de „markt" toelaten? Maar dit zijn natuurlijk persoonlij ke standpunten. Wat de regering zal gaan doen is nog niet bekend. SCHEURKOGEL: U wilt dus. me neer Kedde. door een bepaalde instan tie laten uitmaken of er behoefte is aan een bepaald geneesmiddel? KEDDE: Vraagt u mij dat persoon lijk, dan zeg ik: Ja. SCHEURKOGEL: Dat is natuur lijk bijzonder gevaarlijk, want dan gaat u een verantwoordelijkheid leg gen bij ambtenaren waar het onher roepelijk op neerkomt die géén ri sico dragen. SORGDRAGER: De heer Kedde zal geen ambtenaren bedoelen. KEDDE: Het is inderdaad een ge- dachtefout te denken dat dit door ambtenaren beoordeeld zou moeten worden. Uiteraard zal er een ambte lijke instantie bij zitten, maar de be oordeling moet geschieden door weten schappelijk gevormde figuren; far- macologen, klinici, medici, gesteund door farmaceuten. Zij moeten de vraag beantwoorden: Is van dit geneesmid del therapeutisch iets te verwachten en is het voldoende veilig? VOORZITTER: U denkt dus aan zo iets als een geneeskundige raad? KEDDE: Dat is de bedoeling, ja. SCHEURKOGEL: Maar wat zo'n raad zou doen, doet de industrie toch ook? Een verstandige industrieel zal pas met iets uitkomen. KEDDE: Vandaar, dat we met die industrieën ook helemaal geen ver schil van mening behoeven te hebben. SCHEURKOGEL: Toch zie ik veel bezwaren bij zo'n raad. Als de leden ervan - wetenschappelijke figuren, ak koord - nog eens moeten gaan uitma ken of het een toelaatbaar geneesmid del is of niet en daarmee dus proef ondervindelijk moeten gaan werken, dan geloof ik dat de zaak ongelooflijk wordt vertraagd. U wilt als het ware de voet op de rem houden. SORGDRAGER: Dat doe ik meest al, als ik een bocht omga. Er is ook maar een kriterium: de tijd. De tijd moet uitwijzen wat iets waard is. Voor mij is een geneesmiddel nl. iets dat lange tijd bestaat en niet iets. dat na enkele jaren weer op de vuilnishoop nadelig van een geneesmiddel in een ander opzicht, dan waarvoor het bedoeld is Red.) onvoldoende kent van nieuwe geneesmiddelen. En voor je iets van de bijwerking zou kunnen ont dekken is zo'n geneesmiddel al weer uit de handel en krijg je het volgende preparaat. Met een andere bijwerking. Enzovoorts, enzovoorts. SCHEURKOGEL: Als u het accent zó wilt leggen brengt u in de geneeskundi ge ontwikkeling een enorme vertragen de factor. SORGDRAGER: Dat kan heel nuttig zijn. De eerste farmaceutische indus trieën brachten aan het begin van de ze eeuw nieuwe geneesmiddelen, maar niet voordat de werking ervan klinisch voldoende vast stond! De tijd dat we nog een farmaceutisch geweten hadden schijnt voorbii te zijn. Er is een be treurenswaardige haast om alles maar zo snel mogelijk op de markt te krij gen. SCHEURKOGEL: De industrie stelt werkelijk zeer hoge eisen: dierproe ven en farmacologische proeven voor af cn dan de klinische proeven. Heus, men gaat bij de bonafide industrie niet over één nacht ijs. SORGDRAGER: U noemt nu proef dieren. Maar vertelt u mij eens de overeenkomst tussen een gezonde rat en een ziek mens? SCHEURKOGEL: Och, professor, u weet toch heel goed hoe dit alles in de praktijk gebeurt? Laat ik nu maar van de antibiotica uitgaan: u begint met bacteriëncultures. gaat daarna over op proefdieren het ligt wetenschappe lijk volkomen vast wélke dieren men daarvoor moet hebben! en zodra je een reeks proefdieren gehad hebt ga je de Kliniek in, waar je onder zeer nauwkeurig en streng toezicht een be hoorlijk aantal gevallen gaat bekijken. Dan pas kun je zeggen: Nu breng ik het vrij uit. LEENE: En dan komen de bijwer kingen nog SCHEURKOGEL: Bijwerkingen die zo weinig voorkomen, dokter Leene. dat de arts het risico niet mag nemen het geneesmiddel aan de patiënt te onthouden. Iedere bonafide farmaceu tische industrie heeft trouwens een Jvvt U*UUIII911W|J wordt gegooid. Tachtig procent van de dusdanig team van farmacologen, che- -- mici tn farmaceuten, dat die indus trie bij eventueel gevaar van bijwer kingen de artsen daar bepaald wel op kan en zal attenderen. LEENE: Behalve dat de genees middelenvoorziening wettelijk geregeld moet worden zie ik ook veel goeds in een nauwere samenwerking tussen de huisarts en de apotheker, die over een veel betere documentatie dan de huisarts beschikt. KEDDE: Nu komen we dus op vraag 4: Kan de dokter voldoende kritisch kennisnemen van de stroom genees middelen? Dat kan hij m.i. inderdaad alleen maar als hij nauw contact met de apotheker heeft. SCHEURKOGEL: De dokter krijgt dus een stroom folders binnen. Vol gens mij moet hij daarbij aldus te werk gaan. Do arts moet tegen zijn assistente zeggen: „U bekijkt elke morgen de toegezonden folders en denk erom van die en die fabriek wil ik ze zelf inzien". Het is dan de eer van de goede fabrieken te zorgen dat ze op dèt lijstje komen. Dat de medicus dus zegt: Hier heb ik goede voorlich ting en geen overbodig lawaai en gooi de rest maar in de prullemand. SORGDRAGER: Pas nog constateer de ik de introductie van een genees middel met een volkomen misleidende propaganda! Kijk, dèt wil ik uitsluiten. LEENE: Vaak kan een huisarts in derdaad zo'n nieuw geneesmiddel niet beoordelen, dat is een bekend feit. KEDDE: Overigens is hier nog meer nodig. De opmerkingen die een arts vanuit zijn praktijk heeft op een be paald verpakt geneesmiddel zou hij aan een te creëren onafhankelijk far- maco-therapeutisch centrum moeten kunnen toesturen. Een centrum, waar iedereen zonder zich te generen zijn opmerkingen kwijt kan en dat omge keerd de arts ook weer onafhankelijke voorlichting zou kunnen geven. Daar zou dan ook de industrie van kunnen profiteren. SORGDRAGER: Daar ls inderdaad behoefte aan. LEENE: Ik voel daar ook veel voor. Dat is dus voorlichting aan de medicus. Maar wat denkt u van een goede voorlichting aan het publick? Daar wordt door sommige artsen wel iets aan gedaan, maar dat zou veel beter kunnen. Ik denk ook aan de dag bladpers. Eén voorbeeld: Als arts schrijf je voor de een of andere scherp omschreven aandoening tabletten voor. Op een gegeven ogenblik blijven er bij zo'n patiënt 30 tabletjes liggen in een doosje. Nu krijgt die patiënt maan den later weer koorts: ..Dokter, ik heb maar vast van die tabletjes genomen, u weet wel. die hebben de vorige keer zo goed geholpen Die gevallen ko men vóór en dat is een potentieel ge vaar! Als dokters en pers nu eens in dit opzicht gingen voorlichten, dan kwamen we veel verder. KEDDE: Volkomen juist. Artikelen dus bijv. in de zin van „Mensen, res tanten van geneesmiddelen moet je als regel weggooien". huidige spécialité's zijn "er toch over vijf jaar immers niet meer? SCHEURKOGEL: Professor, de bes te geneesmiddelen liggen er over vijf jaar uit omdat ze dan al weer verbe terd zijn. SORGDRAGER: Kom, kom, gaat het niet eerder zo: er moet iets nieuws gebracht worden, dus daarom research? Terwijl in feite het omge keerde het geval moest zijn. SCHEURKOGEL: Bent u nu niet op gevaarlijk terrein? Een nieuw genees middel is eenvoudig niet meer denk baar zonder de industrie. SORGDRAGER: Voor mij blijft het grotendeels een kwestie van prestige. Waarom komt men als industrie alle maal met ongeveer hetzelfde genees middel. dat bovendien over een paar jaar toch weer van de markt gehaald wordt? Zo is de praktijk. Ik wil de research niet afsnijden, maar wel de overbodige geneesmiddelen eruit lich ten. LEENE: Inderdaad, er kan heel wat van weg. Maar wat ik een veel groter gevaar vind is, dat men de eventuele bijwerkingen (invloed doorgaans SCHEURKOGEL: Kijk eens: we moeten er ons allemaal zoals we hier om de tafel zitten, de voorzitter, in casu: de pers incluis, van bewust zijn dat we verantwoordelijkheid hebben voor een stuk volksgezondheid. Als we er dat bij alle betrokkenen inhameren en we krijgen ook nog een goede ge neesmiddelenwet, wel. dan komen we een heel eind in de goede richting. KEDDE: Ik moet u zeggen, dat het mij te ver zou gaan te zeggen dat alle geneesmiddelen van de markt moeten verdwijnen omdat ze er te vroeg op gebracht zouden zijn en men nog te weinig wist van eventuele bij werking. Niemand zal het overigens op zijn medische geweten durven ne men ze ondertussen geheel aan de mensen te onthouden. Het merendeel van de geneesmiddelen verdwijnt ech ter niet vanwege de bijwerking, maar omdat ze achterhaald worden door be tere. SORGDRAGER: Laten we maar be ginnen met het grote aantal op te rui men dat voor niet» op de markt is ge komen. Dan zijn we zo al 50 pet. kwijt. KEDDE: Dat ben ik met u eens. SORGDRAGER: En die andere wil ik dan nog wel een kortstondig leven gunnen tot ze door betere vervangen worden. Dat zal dan nóg zo'n 30 pet. omvatten. VOORZITTER: Wat die bijwerkin gen betreft, waar zou u ergens een grens v/illen stellen? SORGDRAGER: Die zal voor elk geneesmiddel weer anders zijn. KEDDE: Begrijpt u goed: het vol maakte geneesmiddel bestaat niet. Maar nu heel concreet: achter de vraag: Maatregelen nodig? kunnen we allen een volmondig ja plaatsen. Er is in ons land een duidelijk aanwijsbaar manco en we hebben met een niet te accepteren wantoestand te maken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1961 | | pagina 11