Christen Gesprek met dominee-dichter DEFIINII Zyd van Leven wat hij c c PASTEL EEN OLIELAMP BOEKEN DAN TA Op zoek naar een Van één tot tien Morgenroze op Fondanta s producT V meisje - man - mes Draai 5x8 en u wordt veilig thuisgebracht ZATERDAG 4 MAART 1961 Ondanks het feit, dat we elke week weer onze pennen leegschrijven om deze pagina te vullen (en zelfs meer dan dat! onze kast is niet voor niets zo vol) zijn wy niét uitgenodigd voor het schrijversbal. En dat is toch wel heel sneu. Want we hadden met name zo graag onze collega-dichters eens een keer van héél dicht bij willen zien. Eén (groot) voordeel heeft deze negatieve reactie ons echter opgeleverd. We zijn nu in staat geweest iets over litteratuur te gaan zeggen, zonder dat we dagen voor het boekenbal 's middags moesten gaan rusten om op die heugelijke avond maar zo pienter mogelijk uit de schrijversoogjes te kijken om van de naweeën van zo'n feest maar niet te spreken Het resultaat zie je op deze pagina en geef het toe: dat is niet mis! We hebben er zogezegd een degelijk werkstuk van ge maakt want niets minder dan de vraag: „bestaat er eigenlijk wel christelijke litte ratuur?" is ons uitgangspunt geweest. Een toch wel pittig onderwerp, dachten we. Cees van Dop heeft lang en diep na gedacht over deze zaak en dit heeft vrucht gedragen in de vorm van een beschouwend stuk. Hij was daarnaast met Leo Faasse en Marianne van Raay op bezoek bij de bekende dichter-dominee (of moeten we dominee-dichter zeggen?) Guillaume van der Graft. Leo heeft dit gesprek samen gevat in een stuk, dat je eveneens op deze pagina tegenkomt. Marianne heeft alleen maar wat rond gekeken, maar al lezend zul je ontdekken, dat ze dit met „schrijvende ogen" heeft gedaan. Op deze manier heb ben wij dus in de boekenweek „er ook iets aan willen doen". Zij het dan zonder 'n in spirerend bal OM tot het begrip Christelijke litteratuur te komen zullen we eerst moeten bepalen wat er met litteratuur be doeld wordt. Dit is bijzonder moeilijk, ja misschien wel onmogelijk. Er is veel geschreven over de grens, die moet liggen tussen litteratuur en niet-litteratuur. Men heeft prachtige definities in elkaar gezet, men heeft bepaalde voorwaarden gesteld enz. Maar alle definities en voorwaar den ten spijt moeten we toch constateren, dat de grens tussen litteratuur en niet-litteratuur een bijzonder poreuze wand blijkt te zijn. Een „wandgrens" die afhankelijk is van de tijd en het land waarin het litteraire of niet-litteraire werk geschreven is. We hebben in do litteratuurge schiedenis voorbeelden te over van schrijvers die door hun tijdgeno ten volkomen onderschat werden, maar die door een herijk, die soms tientallen jaren later plaats vond. bestempeld werden als gro te litteratoren; hun tijd ver voor uit. Het omgekeerde kwam en komt nog vaker voor. We zien dus dat elke generatic zijn eigen tijdgeest heeft en daar door zijn eigen maatstaven aan legt, ten einde de waarde van iets te bepalen. Begrijpelijk is dat de grens tus sen litteratuur en christelijke litte ratuur even moeilijk of nog moei lijker te bepalen is dan de boven genoemde grens tussen woordkunst cn niet-woordkunst. Het is name lijk te simplistisch gezegd wan neer we neerschrijven dat chris telijke litteratuur die schone let teren zija die religieuze motieven behandelen of die ontstaan sijn uit of ten dienste staan van de eredienst. Plaats en tijd Nee, het toetsen van een ge dicht, roman, toneelstuk enz. op christelijke kwaliteiten is even als de waardebepaling van de litteratuur afhankelijk van plaats en tijd, en hierdoor niet te vangen onder een eigentijdse definitie-hoed. Tevens willen we hier nog even aantekenen, dat de christelijke lit teratuur in het bijzonder en de christelijke kunst in het algemeen niet losgedacht kunnen worden van de Litteratuur en de Kunst (In Ruimte 26 november '60 schrijft C. W. van Oosten: en nlet-chnstclijke litteratuur is baarlijke onzin!!). De christelijke kunst heeft zeer duidelijke voedingswortels m de traditie der antieken en is met de ..wereldse" kunst mee geëvolu eerd. Om deze reden behoort chr. kunst tot Kunst. Omgekeerd kan dus nooit gezegd worden dat niet chr. litteratuur geen litteratuur is!! In het begin van dit artikel heb ben we de opmerking gebezigd, dat litteratuurbepaling afhankelijk is van tijd en plaats. Chr. litteratuur dus ook. hetgeen we hierboven reeds mededeelden. Toch zijn er bepaalde tijdloze moeilijkheden, die critici de eeuwen door bezig hebben gehouden. Eén van deze moeilijkheden is b.v. dc vraag of de Eros-gedach- te van Plato iDe god Eros brengt de mensenziel tot de goden t niet de plaats van Christus heeft in genomen in een bepaald ge dicht. De oud-christelijke schil derkunst b.v. toont ons reeds zin nebeeldige ..voorstellingen" van de Christelijke Geest die ons her inneren aan de platonische Eros. de middelaar tussen goden en mensen. Eveneens merken we de ze Eros-gedachte op in de z.g.n. apocriefe boeken, die echter snel uit de christelijke kerk geweerd werden. Toch zien we door de eeuwen heen dat de Eros-gedach- te van Plato door de kunst op haar wijze nader werd 'Uitge werkt. Samensmelten Schleiermacher b.v. trachtte tot een vereenzelviging van reli gie en kunst te komen. Een sa mensmelten dus van godsdienst en esthetiek. Van Christus en Eros. Een identieke gedachten- gang heeft de dichter-theoloog Van der Bergh van Eysinga. Hij zegt als hij in één van zijn ge dichten spreekt over de Eros „Uw gelaat is het gelaat van Chris tus". In dit verband zouden we kunnen spreken over de dichter J. Perk die in Mathilde, de Eros een macht laat zijn die de ziel optrekt naar het goddelijke; Eros is de kracht van verlangen, die gericht is op het waarlijke Scho ne. Daarom kon Perk het volgen de dichten; Schoonheid, o. Gij, wier naam geheiligd zij, Uw wil ge schiede; kome Uw heerschappij. Naast U aanbidde de aard geen andren god! Verwarring We zien dus dat gedichten, die bij het eerste lezen een -eligieu- ze strekking schijnen te hebben, bij nader inzien of bij kennis van de dichterlijke beweegredenen, eén geheel andere gedachtengang blijken weer te geven. De Duitse dichter Novalis is een geliefd voorbeeld voor de hierbo ven genoemde, mogelijke vcr- •warring. De gestorven geliefde van Novalis wordt hemelse draag ster van de schoonheid. Later wordt ze identiek met Maria, de roomse middelares. Deze liefde wordt dus Religie. Kunnen deze gedichten, ontstaan uit deze puur heidense gedachtengang. gere kend worden tot de Christelijke litteratuur? We zien ons dus weer geplaatst voor de vraag waar ligt de grens tussen litteratuur en chr. litteratuur? De Eros-gedachte als zijnde een chr. gedachte moeten we ver werpen omdat de Eros als doel wordt gezien. (Dante, Keats, Shel ly. Perk enz.) De Liefde bij de God-mensre latie is het middel om God en mensen bij elkaar te brengen, terwijl er een gradueel verschil bestaat tussen liefde en de Liefde. We zijn in dit artikel op één probleem wat dieper ingegaan en zijn niet toegekomen tot beschou wing b.v. van de middeleeuwse Mystiek of van de Godsdienstige verzen der dominee-dichters uit de 19e eeuw. Om enige proble men te noemen. We willen graag t.z.t. hier iets over schrijven. Onze mening over kunst is dat zij zich richt tot het esthe tische gevoel in ons en daar door een bepaalde ontroering teweeg brengt. Christelijke kunst wendt zich tot het religi euze gevoel en is daardoor be grepen op het Heilige. 1 Wooden Hearts Elvis Presley 2 Corina, Corina Ray Peterson 3 Sucu sucu Ping Ping 4 Non, je ne regrette Hen Edith Piaff 5 I love you Cliff Richard 6 Safe the last dance The Drifters 7 Kiliwatch The Cousins 8 Walk right back The Everly Brothers 9 My girl Josephine Fats Domino 10 F.B.I. The Shadows In het «sndsteengebergte van Mo- hattam (Kairo) zal een kop van president Naaaer worden uitgehou wen. Waarom die Egyptenaren wel en wij niet? Het ia de hoogate t\jd Lun» in awerfkeien te vereeuwigen of Drees in rode bakstenen af te beelden. Er zijn misschien ook nog wel een pasr beroemde Neder landers. die we in drijfzand zouden kunnen conterfeiten Nu we torh Luns even noemen: hebt u gehoord, dat hij met stemverhef fing heeft uitgeroepen „Nieuw Guinea geen bloedig strijd toneel!"? En waarom niet? Omdat Engeland ons gaat helpen als het wél een bloedbad wordt. Het feit, dat Engeland zo bereidwillig is dool on« deugd. Engeland is ons van oudsher bekend als een land vol experts wat betreft hulp in koloniale aangelegenheden. De da tum van overdracht is echter offi cieel nog niet hekend Na dc onverkwikkelijke affaire, die zich enige tijd geleden rond het gemeentebestuur van Goe» heeft afgespeeld, lazen we dezer dagen het volgende: bij een ernstig auto- ongeluk wilde de gemeentepolitie van Goes geen ambulanre sturen. Als reden deelde de politie mee, dat Goes slechts één goede ambu lancewagen bezit, terwijl een tweede ambulancewagen defect is en nodig gerepareerd moet worden Onze mening is, dat die avond van het ongeluk naar alle waarschijn lijkheid een raadsvergadering werd gehouden en dat de politie orders had gekregen een ambulance ge reed te houden om hg handgemeen der gemeenteraadsleden direkl voor geneeskundige doeleinden te kunnen' uitrukken! Christelijke litteratuurtwee woorden, maar wat daar al niet over gezegd en geschreven is! Nu wij als „ruimte-mensen" hier op deze pagina er eens wat over wilden praten, hadden wij het genoegen (om niet te zeggen de eer!) aan te bellen bij een huis aan de hoofdstedelijke Amsteldijk waar de secretaris woont van de Prof. G. van der Leeuwstichting. Dit zal misschien bij verschillende mensen niet zo direct aanslaan, maar als we zeggen dat deze secretaris in het dagelijks leven ds. W. Barnard heet én vooral in onze kringen bekend is als Guillaume van der Graft, kun je je misschien voorstellen, dat een gesprek met hem over dit onderwerp zeker interessant is. Hoe het er vierhoog bij hem uit ziet, dat vertelt je Marianne; hoe hij denkt over litteratuur en voor al over christelijke litteratuur ho pen wij je in de volgende regels een beetje te kunnen vertellen. We zaten er al direct in toen we met ds. Barnard eerst wat praat ten over de vraag hoe onze hou ding tegenover de niet christelij ke kunst moet zijn. 't Is vaak een probleem, zo zei onze gastheer, dat het voor menig christen wat moeilijk is zich te verplaatsen in de denkwijze van de „ongelovi ge" schrijver. De tradities en cul tuur die achter de christen staan hebben hem gevormd en hij weet zich aan normen gebonden of lie ver; het leven van een christen heeft door zijn ervaringen of aan vaarding van bepaalde richt lijnen een andere afmeting gekre gen, een andere dimensie, of noem het diepgang, lengte, breedte en ruimte. Maar die andere dimensie be hoeft toch niet in te houden dat hij zich al bij voorbaat distan tieert van wat zich niet nadruk kelijk als christelijke litteratuur manifesteert? Dat zou immers ge tuigen van een zekere bekrompen heid. Als christen sta je toch sterk genoeg om kennis te nemen van alles wat zich als litteratuur aandient, zonder daarbij onmid dellijk door de knieën te gaan. Om te zeggen Vestdijk* moet je niet lezen, om nu een voorbeeld te ge ven. lijkt ds. Barnard niet juist. Hooguit kunnen we zeggen; zij, de niet-Christenen hebben geen gelijk, maar om hen te veroorde len, nee Kunst- Pratend over kunst en christe lijke kunst, kunnen we wel zeg gen, dat het laatste een gebied is dat niet scherp af te bakenen valt. En al evenmin kunnen we spre ken over christelijke kunst als zijnde de enige kunst Net zo goed als je nuchter-historisch gezien kunt zeggen, dat er een boeddhis tische of een mohammedaanse kunst, en zelfs op een bepaald moment een communistische kunst is, kunnen we dit zeggen van christelijke kunst. Maar al deze vormen van kunst behoeven in hun bestaan niet nauw verweven te zijn met het principe, de geloofs overtuiging van de kunstenaar. Een schilder, die een madonna uitbeeldt, kan de mystiek laten varen en zijn vrouw schilderen, haar alleen maar zien, aan haar denken. Toch zegt men dan: dit is religieuze kunst; deze kunste naar heeft Maria geschilderd. Dit kan elke schilder als er sprake is van een zekere inspiratie hij behoeft geen christen te zijn om dit te realiseren. Als we de ze lijn doortrekken kunnen we dus ook zeggen dat het onjuist moet worden geacht alleen een christen literatuur toe te schrijven. Soms kan een dichter, gedreven door zijn inspiratie, een prachtig ge dicht op papier zetten, over bij voorbeeld de rassendiscriminatie, en dan mogen we toch wel zeg gen. dat hier de Heilige Geest de grote inspirator was. De Heilige Geest stoort zich niet aan mense lijke maatstaven en beweegt zich misschien meer buiten dan bin nen de kerk. Zo'n gedicht is chris telijk door zijn inhoud, de gedach ten die er achter staat; niet het dogmatische alleen is bepalend. Litteratuur Wat is nu eigenlijk christelijke litteratuur? Voor velen ligt het antwoord waarschijnlijk voor de hand. We behoeven slechts naar bepaalde series en reeksen te kij ken om hier ogenschijnlijk een antwoord op te krijgen. Wat echter in onze kringen voor christelijke litteratuur doorgaat, verdient vaak deze naam niet. Be ter is het om te spreken over lec tuur voor de christelijke lezers kring. Een voorbeeld is het proza van Aart Romijn. Zeker, hij geeft zijn lezers een bredere kijk op het leven, maar toch verdwaalt hij vaak in milieu-beschrijvingen van een groep christelijke men sen. Boeiend weliswaar, maar het is de vraag of we hier van litte raire waarden mogen spreken. En dat is toch ontzettend jammer. Want juist déze schrijver kan Vincent van Gogh Op deze wat kunstzinnig ge tinte pagina een gedicht over Vin cent van Gogh, geschreven door Cees van Dop. Vormen gefiltreerd uit de impressie van een ademloze film gezien in regenlicht of gezien in zonnelicht instinctief uitgepakt en gesorteerd op kleur en feitelijkheid zonder ezelsbruggen te hebben gebouwd zonder concessies te hebben gedaan aanmen Deze wat woordkunstige kop(J krijgt In een paar regels van Ma rianne van Raay nog wat reliëf als se schrijft: Woorden als vissen letters in netten boetserende dichters dat weet je toch wolken van regels golven van komma's een droom spat uiteen op een punt dat weet iedereen JJIJ LEUNT achterover, de stoel (een constructie van bruin hout, veren, wiel tjes en vernuft, die ons de hele avond boeit) schreeuwt even. Verder is het heel stil onder dit lichtblauwe pla fond, vier hoog, bijna een ivoren toren, hoog boven 't weinige verkeer van de Am steldijk, hoog boven 't brede water, waar hij even naar gebaart als we het hebben over mensen, die alleen Christelijke kunst kunst noe men: „Het is geen water, want het stroomt niet voorbij mijn huis. Maar je kunt er wel degelijk in verdrinken." Onwillekeurig kijken we naar z'n handen, betrekke lijk klein, blank. Zijn han den, zijn gebaren, passen precies bij z'n woordkeus en z'n stem, een beetje hees, bijna Haags zou je zeggen; hij gebruikt af en toe een bijbelse vergelijking, maar dat dringt pas later tot je door, haalt even „My fair lady" aan en praat over Tan- chelijn, Sartre's „Le diable et le bon Dieu" even gemakke lijk als over Greshoff en De Merode. Zijn rechterhand komt alleen van de stoelleu ning los als het belangrijk wordt, dan gaat hij ook recht op zitten en de stoel kreunt weer, een geluid waaraan je moet wennen, maar dat na tuurlijk heel bekend is onder de olielamp, tussen de roze muren. Zijn bureau moet overdag wel alle licht vangen, dat door het dakraam naar bin nen valt; er zit een heel handig onderblad aan, dat hij met een beweging van zijn voet naar ons toedraait; hij zelf rookt niet. Wel drinkt hij zwarte kof fie en draait bij die gelegen heid de schemerlamp wat, een moderne, die bij onze grijze butterfly-stoel past, en helemaal niet bij de rood- houten gothische bidstoel, die andere stoel met de grappige krulleuningen, die ook veel ouder is. Er is ook nog een grijsgeverfde stoel met een kussentje en dan natuurlijk zijn stoel, die protesteert als Hy zijn benen verzet. Hij geeft uitvoerig ant woord op onze vragen, weet ondanks alle bijzinnen en bij stellingen altijd de draad van zijn zin weer te vinden. (In een stilte tjoeketjoekt be neden een bootje voorbij en klinkt even hard een radio stem door; we zijn in Am sterdam). Het raam beslaat lang zaam. Dit zou bijna een meisjeskamer kunnen zijn (roze, blauw, tuit) als er niet zoveel boeken stonden, in de nissen, tegen de schuine wand, by het blinkende kraantje. „Die mensen heb ben een andere denkdamp- kring dan wij", zegt hij, dat slaat op Claus en Mulisch, we zijn er even niet by geweest met onze gedachten. Als alle vragen gesteld zy'n, nemen we afscheid van het vragende jongenskopje op de schrijftafel, dat ons de hele avond heeft aangekeken. Hij blaast de olielamp uit. Als je staat kun je hier de lichten in het water zien spiegelen, heel lange lam pions. Op de trap neuriet hij: could have danced all night". Want zo is hij, de heer W. Barnard. Geen vaak belache lijk gemaakt midden-in-het- leven-dominee-type, maar evenmin de bewoner van een ivoren toren. Op straat vin den we de juiste woorden. Hij is een kruising tussen dominee Barnard en dichter Van der Graft. Op veler verzoek hier het Arbeiders Klein Vrouwen koor „Morgenroze", welk charmant gezelschap vorige keer met De Topper „Op maagden trekt de messen" glorieus nummer Een werd op onze wekelijkse Hit-Pa rade. Naar wij uit betrouwba re grammofoonplaten-kringen vernemen is inmiddels de N.V. „Fondanta" er in geslaagd dit koor op een EP-tje vast te leggen. Binnenkort in de bona-fide handel verkrijg baar. meer, dat is duidelijk in zijn werk te ontdekken. Als hij zijn lezend publiek maar eens wilde vergeten en meer voortdreef op zijn inspiratie. Als dit niet gebeurt en je deze en soortgelijke boeken leest, be treur je het vaak dat hier me nigmaal meer sprake is van wat we een streekroman kunnen noe men, dan van proza met echt-lit- teraire waarde. Het typische is nu dat wat we misschien wel christelijke literatuur zouden kun nen noemen, waarbij we schrij vers als Hein de Bruin en Wil lem de Merode naar voren kun nen halen, vaak door de chris telijke lezers niet worden gewaar deerd. En waarom niet? Doodeen voudig omdat deze litteratuur niet past in het kader van wat we zo éven met „normen" hebben aan geduid. Ten slotte mogen we wel stellen dat de christelijke lezers kring ook nogal afwijzend staat te genover de strijd met God, die niet-christenen in hun proza tot uiting brengen. Richten we ten slotte nog even de blik naar het buitenland, dan zien we daar wel christelijke litteratoren zo als Heinrich Böll, Francois Mauriac en Elliot We willen deze korte samen vatting van een lang en fijn ge sprek graag besluiten met een welgemeende opmerking van ds. Barnard: „Laten we de niet- chrlsteHjke litteratuur niet ver oordelen. Laten we ervoor zor- gén dat er in onze eigen krin gen litteratoren kunnen op staan". Een wens waartegen wij allemaal van harte „ja" kunnen zeggen. TTTYTTYTVTTTVTVVVVWTVW Noral wat brieven gekregen, nadat onze pagina Meisje-Man-Mes was verschenen. Eerst maar even een verwijt, dat tot ons kwam uit Maassluis, waar Jo O. een beetje met lege handen bleef zitten toen hy het allemaal gelezen had. „Geen mesdan maar een klappertjespistool" blijft volgens deze schrijver eert riskante saak. Je kunt volgena hem moeilijk zeggen „Maak je maar niet bang, ga heen en word (naar de gevolgen in te vullen!", zoals hij zegt. Dat er toch wel Iets zal moeten gebeu ren zal iedereen moeten toegeven, want met „wél een mes" of „niet een mes" komen we er niet. Wat Jo dan voor Ideeën aan de hand doet „Wat dacht n van een speciaal telefoonnummer, dat een vrouw of meisje die beslist alleen naar huis moet, kan draaien om zo de juiste begeleider te krijgen? Ongetwijfeld zijn er vertrouwde Jonge lui te vinden, die hier om de zoveel tijd een avond* voor zullen over hebben. We hebben dierenbescherming, bescherming bevolking en ga zo maar door, waarom dan niet deze hoffelijkheid tegen onze dames? (B.v. met de leuze: draai 5x8, veilig thuis gebracht!)" Dit noemt Jo dus een oplossing. Wie weet er meer, vraagt hy? NOG EEN ANDERE REACTIE. En die komt dan uit Den Haag. Gerrie de Vries vindt kort, maar daar om niet minder krachtig: „Al dat geschrijf en gepraat over die aan randers, al of niet met ziekelijke nelgingen, kan voor bepaalde „zwakke broeders", die by het zien van alleen lopend vrouwelUk schoon toch al zwak ln hun schoenen staan, wel eens een stimulans zyn schrijft ze. Haar advies is dan ook: laten we er niet al te veel de aandacht op vestigen en zy, die bang Is op straat, moet zelf maar zien die angst, al dan niet gewapend, te overwinnen. Tot zover deze twee meningen, gekozen nit een aantal brieven, waar mee „Ruimte-redaktts" ward verblijd. Uit de- bundel Mythologisch (1950) van Guillaume van der Graft kozen wij het volgende gedicht: Ik haat mijn tijd om de blikverpakking der sterren, de frigidaire der vrede, de steden als oude gedichten er ligt een randschrift omheen, het bandschrift in vloeiende steen staat vol met verwijzing naar bulten de text, het kleinste sterretje Is nog een fiets er is niets dat wyst op schepping. Want mijn tijd heeft geen eigen gelaat en geen eigen geluld, ilj heeft het oog van een naald (en wie zal er doorgaan het Koninkrijk in?) en het oor hoort niet meer bij haar (zij leende het aan zlchself) en de stem van de waterval, karakter werd cataract. Maar ik haat mijn tijd omdat ik het overzicht mis. Er Is in mij iets van de spijt der engelen voor de staf op het water sloeg: Er zij licht. En misschien zal ik het lichten der zee zien, de druppels van deze tijd als nieuwe sterren gerezen; wellicht zal het wezen alsof ik de tekens kan lezen waarin is vervat: de zee die dc kust overtrad heb Ik hel en verzengend liefgehad als de nlterste mogelijkheid van de tijd. Want ik haat mijn tijd en ik beid mijn haat, maar wie weet slaat het om als een blad aan dc boom van mijn ruggegraat O tijd van myn vlees dat vergaat, de Heer heeft U Ingewijd-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1961 | | pagina 20