Christen
Gesprek met dominee-dichter
DEFIINII
Zyd
van
Leven
wat hij
c
c
PASTEL
EEN OLIELAMP
BOEKEN
DAN TA
Op zoek naar een
Van één tot tien
Morgenroze
op Fondanta
s producT
V
meisje - man - mes
Draai 5x8 en u wordt
veilig thuisgebracht
ZATERDAG 4 MAART 1961
Ondanks het feit, dat we elke week
weer onze pennen leegschrijven om deze
pagina te vullen (en zelfs meer dan dat!
onze kast is niet voor niets zo vol) zijn wy
niét uitgenodigd voor het schrijversbal. En
dat is toch wel heel sneu. Want we hadden
met name zo graag onze collega-dichters
eens een keer van héél dicht bij willen zien.
Eén (groot) voordeel heeft deze negatieve
reactie ons echter opgeleverd. We zijn nu
in staat geweest iets over litteratuur te
gaan zeggen, zonder dat we dagen voor het
boekenbal 's middags moesten gaan rusten
om op die heugelijke avond maar zo pienter
mogelijk uit de schrijversoogjes te kijken
om van de naweeën van zo'n feest maar
niet te spreken
Het resultaat zie je op deze pagina en
geef het toe: dat is niet mis! We hebben er
zogezegd een degelijk werkstuk van ge
maakt want niets minder dan de vraag:
„bestaat er eigenlijk wel christelijke litte
ratuur?" is ons uitgangspunt geweest. Een
toch wel pittig onderwerp, dachten we.
Cees van Dop heeft lang en diep na
gedacht over deze zaak en dit heeft vrucht
gedragen in de vorm van een beschouwend
stuk. Hij was daarnaast met Leo Faasse
en Marianne van Raay op bezoek bij de
bekende dichter-dominee (of moeten we
dominee-dichter zeggen?) Guillaume van
der Graft. Leo heeft dit gesprek samen
gevat in een stuk, dat je eveneens op deze
pagina tegenkomt. Marianne heeft alleen
maar wat rond gekeken, maar al lezend zul
je ontdekken, dat ze dit met „schrijvende
ogen" heeft gedaan. Op deze manier heb
ben wij dus in de boekenweek „er ook iets
aan willen doen". Zij het dan zonder 'n in
spirerend bal
OM tot het begrip Christelijke litteratuur te komen zullen
we eerst moeten bepalen wat er met litteratuur be
doeld wordt. Dit is bijzonder moeilijk, ja misschien
wel onmogelijk. Er is veel geschreven over de grens,
die moet liggen tussen litteratuur en niet-litteratuur. Men
heeft prachtige definities in elkaar gezet, men heeft bepaalde
voorwaarden gesteld enz. Maar alle definities en voorwaar
den ten spijt moeten we toch constateren, dat de grens
tussen litteratuur en niet-litteratuur een bijzonder poreuze
wand blijkt te zijn. Een „wandgrens" die afhankelijk is van
de tijd en het land waarin het litteraire of niet-litteraire
werk geschreven is.
We hebben in do litteratuurge
schiedenis voorbeelden te over van
schrijvers die door hun tijdgeno
ten volkomen onderschat werden,
maar die door een herijk, die
soms tientallen jaren later plaats
vond. bestempeld werden als gro
te litteratoren; hun tijd ver voor
uit. Het omgekeerde kwam en
komt nog vaker voor.
We zien dus dat elke generatic
zijn eigen tijdgeest heeft en daar
door zijn eigen maatstaven aan
legt, ten einde de waarde van iets
te bepalen.
Begrijpelijk is dat de grens tus
sen litteratuur en christelijke litte
ratuur even moeilijk of nog moei
lijker te bepalen is dan de boven
genoemde grens tussen woordkunst
cn niet-woordkunst. Het is name
lijk te simplistisch gezegd wan
neer we neerschrijven dat chris
telijke litteratuur die schone let
teren zija die religieuze motieven
behandelen of die ontstaan sijn
uit of ten dienste staan van de
eredienst.
Plaats en tijd
Nee, het toetsen van een ge
dicht, roman, toneelstuk enz. op
christelijke kwaliteiten is even
als de waardebepaling van de
litteratuur afhankelijk van
plaats en tijd, en hierdoor niet
te vangen onder een eigentijdse
definitie-hoed.
Tevens willen we hier nog even
aantekenen, dat de christelijke lit
teratuur in het bijzonder en de
christelijke kunst in het algemeen
niet losgedacht kunnen worden van
de Litteratuur en de Kunst (In
Ruimte 26 november '60 schrijft C.
W. van Oosten: en nlet-chnstclijke
litteratuur is baarlijke onzin!!).
De christelijke kunst heeft zeer
duidelijke voedingswortels m de
traditie der antieken en is met de
..wereldse" kunst mee geëvolu
eerd. Om deze reden behoort chr.
kunst tot Kunst. Omgekeerd kan
dus nooit gezegd worden dat niet
chr. litteratuur geen litteratuur is!!
In het begin van dit artikel heb
ben we de opmerking gebezigd, dat
litteratuurbepaling afhankelijk is
van tijd en plaats. Chr. litteratuur
dus ook. hetgeen we hierboven
reeds mededeelden. Toch zijn er
bepaalde tijdloze moeilijkheden,
die critici de eeuwen door bezig
hebben gehouden.
Eén van deze moeilijkheden is
b.v. dc vraag of de Eros-gedach-
te van Plato iDe god Eros brengt
de mensenziel tot de goden t niet
de plaats van Christus heeft in
genomen in een bepaald ge
dicht. De oud-christelijke schil
derkunst b.v. toont ons reeds zin
nebeeldige ..voorstellingen" van
de Christelijke Geest die ons her
inneren aan de platonische Eros.
de middelaar tussen goden en
mensen. Eveneens merken we de
ze Eros-gedachte op in de z.g.n.
apocriefe boeken, die echter snel
uit de christelijke kerk geweerd
werden. Toch zien we door de
eeuwen heen dat de Eros-gedach-
te van Plato door de kunst op
haar wijze nader werd 'Uitge
werkt.
Samensmelten
Schleiermacher b.v. trachtte
tot een vereenzelviging van reli
gie en kunst te komen. Een sa
mensmelten dus van godsdienst
en esthetiek. Van Christus en
Eros. Een identieke gedachten-
gang heeft de dichter-theoloog
Van der Bergh van Eysinga. Hij
zegt als hij in één van zijn ge
dichten spreekt over de Eros „Uw
gelaat is het gelaat van Chris
tus". In dit verband zouden we
kunnen spreken over de dichter
J. Perk die in Mathilde, de Eros
een macht laat zijn die de ziel
optrekt naar het goddelijke; Eros
is de kracht van verlangen, die
gericht is op het waarlijke Scho
ne. Daarom kon Perk het volgen
de dichten;
Schoonheid, o. Gij, wier
naam geheiligd zij, Uw wil ge
schiede; kome Uw heerschappij.
Naast U aanbidde de aard geen
andren god!
Verwarring
We zien dus dat gedichten, die
bij het eerste lezen een -eligieu-
ze strekking schijnen te hebben,
bij nader inzien of bij kennis van
de dichterlijke beweegredenen,
eén geheel andere gedachtengang
blijken weer te geven.
De Duitse dichter Novalis is een
geliefd voorbeeld voor de hierbo
ven genoemde, mogelijke vcr-
•warring. De gestorven geliefde
van Novalis wordt hemelse draag
ster van de schoonheid. Later
wordt ze identiek met Maria, de
roomse middelares. Deze liefde
wordt dus Religie. Kunnen deze
gedichten, ontstaan uit deze puur
heidense gedachtengang. gere
kend worden tot de Christelijke
litteratuur? We zien ons dus weer
geplaatst voor de vraag waar
ligt de grens tussen litteratuur en
chr. litteratuur?
De Eros-gedachte als zijnde
een chr. gedachte moeten we ver
werpen omdat de Eros als doel
wordt gezien. (Dante, Keats, Shel
ly. Perk enz.)
De Liefde bij de God-mensre
latie is het middel om God en
mensen bij elkaar te brengen,
terwijl er een gradueel verschil
bestaat tussen liefde en de Liefde.
We zijn in dit artikel op één
probleem wat dieper ingegaan en
zijn niet toegekomen tot beschou
wing b.v. van de middeleeuwse
Mystiek of van de Godsdienstige
verzen der dominee-dichters uit
de 19e eeuw. Om enige proble
men te noemen. We willen graag
t.z.t. hier iets over schrijven.
Onze mening over kunst is
dat zij zich richt tot het esthe
tische gevoel in ons en daar
door een bepaalde ontroering
teweeg brengt. Christelijke
kunst wendt zich tot het religi
euze gevoel en is daardoor be
grepen op het Heilige.
1 Wooden Hearts Elvis
Presley
2 Corina, Corina Ray
Peterson
3 Sucu sucu Ping Ping
4 Non, je ne regrette Hen
Edith Piaff
5 I love you Cliff Richard
6 Safe the last dance
The Drifters
7 Kiliwatch The Cousins
8 Walk right back The
Everly Brothers
9 My girl Josephine
Fats Domino
10 F.B.I. The Shadows
In het «sndsteengebergte van Mo-
hattam (Kairo) zal een kop van
president Naaaer worden uitgehou
wen. Waarom die Egyptenaren wel
en wij niet? Het ia de hoogate t\jd
Lun» in awerfkeien te vereeuwigen
of Drees in rode bakstenen af te
beelden. Er zijn misschien ook
nog wel een pasr beroemde Neder
landers. die we in drijfzand zouden
kunnen conterfeiten
Nu we torh Luns even noemen: hebt
u gehoord, dat hij met stemverhef
fing heeft uitgeroepen „Nieuw
Guinea geen bloedig strijd
toneel!"? En waarom niet? Omdat
Engeland ons gaat helpen als het
wél een bloedbad wordt. Het feit,
dat Engeland zo bereidwillig is
dool on« deugd. Engeland is ons
van oudsher bekend als een land
vol experts wat betreft hulp in
koloniale aangelegenheden. De da
tum van overdracht is echter offi
cieel nog niet hekend
Na dc onverkwikkelijke affaire, die
zich enige tijd geleden rond het
gemeentebestuur van Goe» heeft
afgespeeld, lazen we dezer dagen
het volgende: bij een ernstig auto-
ongeluk wilde de gemeentepolitie
van Goes geen ambulanre sturen.
Als reden deelde de politie mee,
dat Goes slechts één goede ambu
lancewagen bezit, terwijl een
tweede ambulancewagen defect is
en nodig gerepareerd moet worden
Onze mening is, dat die avond van
het ongeluk naar alle waarschijn
lijkheid een raadsvergadering werd
gehouden en dat de politie orders
had gekregen een ambulance ge
reed te houden om hg handgemeen
der gemeenteraadsleden direkl
voor geneeskundige doeleinden te
kunnen' uitrukken!
Christelijke litteratuurtwee woorden, maar wat daar al
niet over gezegd en geschreven is! Nu wij als „ruimte-mensen"
hier op deze pagina er eens wat over wilden praten, hadden wij
het genoegen (om niet te zeggen de eer!) aan te bellen bij een
huis aan de hoofdstedelijke Amsteldijk waar de secretaris woont
van de Prof. G. van der Leeuwstichting. Dit zal misschien bij
verschillende mensen niet zo direct aanslaan, maar als we
zeggen dat deze secretaris in het dagelijks leven ds. W. Barnard
heet én vooral in onze kringen bekend is als Guillaume van
der Graft, kun je je misschien voorstellen, dat een gesprek met
hem over dit onderwerp zeker interessant is.
Hoe het er vierhoog bij hem uit
ziet, dat vertelt je Marianne; hoe
hij denkt over litteratuur en voor
al over christelijke litteratuur ho
pen wij je in de volgende regels
een beetje te kunnen vertellen.
We zaten er al direct in toen we
met ds. Barnard eerst wat praat
ten over de vraag hoe onze hou
ding tegenover de niet christelij
ke kunst moet zijn. 't Is vaak een
probleem, zo zei onze gastheer,
dat het voor menig christen wat
moeilijk is zich te verplaatsen in
de denkwijze van de „ongelovi
ge" schrijver. De tradities en cul
tuur die achter de christen staan
hebben hem gevormd en hij weet
zich aan normen gebonden of lie
ver; het leven van een christen
heeft door zijn ervaringen of aan
vaarding van bepaalde richt
lijnen een andere afmeting gekre
gen, een andere dimensie, of noem
het diepgang, lengte, breedte en
ruimte.
Maar die andere dimensie be
hoeft toch niet in te houden dat
hij zich al bij voorbaat distan
tieert van wat zich niet nadruk
kelijk als christelijke litteratuur
manifesteert? Dat zou immers ge
tuigen van een zekere bekrompen
heid. Als christen sta je toch
sterk genoeg om kennis te nemen
van alles wat zich als litteratuur
aandient, zonder daarbij onmid
dellijk door de knieën te gaan. Om
te zeggen Vestdijk* moet je niet
lezen, om nu een voorbeeld te ge
ven. lijkt ds. Barnard niet juist.
Hooguit kunnen we zeggen; zij,
de niet-Christenen hebben geen
gelijk, maar om hen te veroorde
len, nee
Kunst-
Pratend over kunst en christe
lijke kunst, kunnen we wel zeg
gen, dat het laatste een gebied is
dat niet scherp af te bakenen valt.
En al evenmin kunnen we spre
ken over christelijke kunst als
zijnde de enige kunst Net zo goed
als je nuchter-historisch gezien
kunt zeggen, dat er een boeddhis
tische of een mohammedaanse
kunst, en zelfs op een bepaald
moment een communistische kunst
is, kunnen we dit zeggen van
christelijke kunst. Maar al deze
vormen van kunst behoeven in hun
bestaan niet nauw verweven te
zijn met het principe, de geloofs
overtuiging van de kunstenaar.
Een schilder, die een madonna
uitbeeldt, kan de mystiek laten
varen en zijn vrouw schilderen,
haar alleen maar zien, aan haar
denken. Toch zegt men dan: dit
is religieuze kunst; deze kunste
naar heeft Maria geschilderd. Dit
kan elke schilder als er sprake
is van een zekere inspiratie
hij behoeft geen christen te zijn
om dit te realiseren. Als we de
ze lijn doortrekken kunnen we dus
ook zeggen dat het onjuist moet
worden geacht alleen een christen
literatuur toe te schrijven. Soms
kan een dichter, gedreven door
zijn inspiratie, een prachtig ge
dicht op papier zetten, over bij
voorbeeld de rassendiscriminatie,
en dan mogen we toch wel zeg
gen. dat hier de Heilige Geest de
grote inspirator was. De Heilige
Geest stoort zich niet aan mense
lijke maatstaven en beweegt zich
misschien meer buiten dan bin
nen de kerk. Zo'n gedicht is chris
telijk door zijn inhoud, de gedach
ten die er achter staat; niet het
dogmatische alleen is bepalend.
Litteratuur
Wat is nu eigenlijk christelijke
litteratuur? Voor velen ligt het
antwoord waarschijnlijk voor de
hand. We behoeven slechts naar
bepaalde series en reeksen te kij
ken om hier ogenschijnlijk een
antwoord op te krijgen.
Wat echter in onze kringen voor
christelijke litteratuur doorgaat,
verdient vaak deze naam niet. Be
ter is het om te spreken over lec
tuur voor de christelijke lezers
kring. Een voorbeeld is het proza
van Aart Romijn. Zeker, hij geeft
zijn lezers een bredere kijk op
het leven, maar toch verdwaalt
hij vaak in milieu-beschrijvingen
van een groep christelijke men
sen. Boeiend weliswaar, maar het
is de vraag of we hier van litte
raire waarden mogen spreken. En
dat is toch ontzettend jammer.
Want juist déze schrijver kan
Vincent van Gogh
Op deze wat kunstzinnig ge
tinte pagina een gedicht over Vin
cent van Gogh, geschreven door
Cees van Dop.
Vormen
gefiltreerd
uit de impressie
van een ademloze film
gezien in regenlicht
of gezien in zonnelicht
instinctief uitgepakt
en
gesorteerd
op kleur en feitelijkheid
zonder ezelsbruggen
te hebben gebouwd
zonder concessies
te hebben gedaan
aanmen
Deze wat woordkunstige kop(J
krijgt In een paar regels van Ma
rianne van Raay nog wat reliëf
als se schrijft:
Woorden als vissen
letters in netten
boetserende dichters
dat weet je toch
wolken van regels
golven van komma's
een droom spat uiteen
op een punt
dat weet iedereen
JJIJ LEUNT achterover, de
stoel (een constructie
van bruin hout, veren, wiel
tjes en vernuft, die ons de
hele avond boeit) schreeuwt
even. Verder is het heel stil
onder dit lichtblauwe pla
fond, vier hoog, bijna een
ivoren toren, hoog boven 't
weinige verkeer van de Am
steldijk, hoog boven 't brede
water, waar hij even naar
gebaart als we het hebben
over mensen, die alleen
Christelijke kunst kunst noe
men: „Het is geen water,
want het stroomt niet voorbij
mijn huis. Maar je kunt er
wel degelijk in verdrinken."
Onwillekeurig kijken we
naar z'n handen, betrekke
lijk klein, blank. Zijn han
den, zijn gebaren, passen
precies bij z'n woordkeus en
z'n stem, een beetje hees,
bijna Haags zou je zeggen;
hij gebruikt af en toe een
bijbelse vergelijking, maar
dat dringt pas later tot je
door, haalt even „My fair
lady" aan en praat over Tan-
chelijn, Sartre's „Le diable et
le bon Dieu" even gemakke
lijk als over Greshoff en De
Merode. Zijn rechterhand
komt alleen van de stoelleu
ning los als het belangrijk
wordt, dan gaat hij ook recht
op zitten en de stoel kreunt
weer, een geluid waaraan je
moet wennen, maar dat na
tuurlijk heel bekend is onder
de olielamp, tussen de roze
muren.
Zijn bureau moet overdag
wel alle licht vangen, dat
door het dakraam naar bin
nen valt; er zit een heel
handig onderblad aan, dat hij
met een beweging van zijn
voet naar ons toedraait; hij
zelf rookt niet.
Wel drinkt hij zwarte kof
fie en draait bij die gelegen
heid de schemerlamp wat,
een moderne, die bij onze
grijze butterfly-stoel past, en
helemaal niet bij de rood-
houten gothische bidstoel, die
andere stoel met de grappige
krulleuningen, die ook veel
ouder is. Er is ook nog een
grijsgeverfde stoel met een
kussentje en dan natuurlijk
zijn stoel, die protesteert als
Hy zijn benen verzet.
Hij geeft uitvoerig ant
woord op onze vragen, weet
ondanks alle bijzinnen en bij
stellingen altijd de draad van
zijn zin weer te vinden. (In
een stilte tjoeketjoekt be
neden een bootje voorbij en
klinkt even hard een radio
stem door; we zijn in Am
sterdam).
Het raam beslaat lang
zaam. Dit zou bijna een
meisjeskamer kunnen zijn
(roze, blauw, tuit) als er niet
zoveel boeken stonden, in de
nissen, tegen de schuine
wand, by het blinkende
kraantje. „Die mensen heb
ben een andere denkdamp-
kring dan wij", zegt hij, dat
slaat op Claus en Mulisch, we
zijn er even niet by geweest
met onze gedachten.
Als alle vragen gesteld
zy'n, nemen we afscheid van
het vragende jongenskopje
op de schrijftafel, dat ons de
hele avond heeft aangekeken.
Hij blaast de olielamp uit.
Als je staat kun je hier de
lichten in het water zien
spiegelen, heel lange lam
pions.
Op de trap neuriet hij:
could have danced all night".
Want zo is hij, de heer W.
Barnard. Geen vaak belache
lijk gemaakt midden-in-het-
leven-dominee-type, maar
evenmin de bewoner van een
ivoren toren. Op straat vin
den we de juiste woorden.
Hij is een kruising tussen
dominee Barnard en dichter
Van der Graft.
Op veler verzoek hier het
Arbeiders Klein Vrouwen
koor „Morgenroze", welk
charmant gezelschap vorige
keer met De Topper „Op
maagden trekt de messen"
glorieus nummer Een werd
op onze wekelijkse Hit-Pa
rade.
Naar wij uit betrouwba
re grammofoonplaten-kringen
vernemen is inmiddels de
N.V. „Fondanta" er in geslaagd
dit koor op een EP-tje vast
te leggen. Binnenkort in de
bona-fide handel verkrijg
baar.
meer, dat is duidelijk in zijn
werk te ontdekken. Als hij zijn
lezend publiek maar eens wilde
vergeten en meer voortdreef op
zijn inspiratie.
Als dit niet gebeurt en je deze
en soortgelijke boeken leest, be
treur je het vaak dat hier me
nigmaal meer sprake is van wat
we een streekroman kunnen noe
men, dan van proza met echt-lit-
teraire waarde. Het typische is
nu dat wat we misschien wel
christelijke literatuur zouden kun
nen noemen, waarbij we schrij
vers als Hein de Bruin en Wil
lem de Merode naar voren kun
nen halen, vaak door de chris
telijke lezers niet worden gewaar
deerd. En waarom niet? Doodeen
voudig omdat deze litteratuur niet
past in het kader van wat we zo
éven met „normen" hebben aan
geduid. Ten slotte mogen we wel
stellen dat de christelijke lezers
kring ook nogal afwijzend staat te
genover de strijd met God, die
niet-christenen in hun proza tot
uiting brengen. Richten we ten
slotte nog even de blik naar het
buitenland, dan zien we daar wel
christelijke litteratoren zo als
Heinrich Böll, Francois Mauriac
en Elliot
We willen deze korte samen
vatting van een lang en fijn ge
sprek graag besluiten met een
welgemeende opmerking van ds.
Barnard: „Laten we de niet-
chrlsteHjke litteratuur niet ver
oordelen. Laten we ervoor zor-
gén dat er in onze eigen krin
gen litteratoren kunnen op
staan". Een wens waartegen
wij allemaal van harte „ja"
kunnen zeggen.
TTTYTTYTVTTTVTVVVVWTVW
Noral wat brieven gekregen, nadat onze pagina Meisje-Man-Mes was
verschenen. Eerst maar even een verwijt, dat tot ons kwam uit
Maassluis, waar Jo O. een beetje met lege handen bleef zitten
toen hy het allemaal gelezen had.
„Geen mesdan maar een klappertjespistool" blijft volgens deze
schrijver eert riskante saak. Je kunt volgena hem moeilijk zeggen
„Maak je maar niet bang, ga heen en word (naar de gevolgen
in te vullen!", zoals hij zegt. Dat er toch wel Iets zal moeten gebeu
ren zal iedereen moeten toegeven, want met „wél een mes" of „niet
een mes" komen we er niet. Wat Jo dan voor Ideeën aan de hand
doet
„Wat dacht n van een speciaal telefoonnummer, dat een vrouw of
meisje die beslist alleen naar huis moet, kan draaien om zo de
juiste begeleider te krijgen? Ongetwijfeld zijn er vertrouwde Jonge
lui te vinden, die hier om de zoveel tijd een avond* voor zullen over
hebben. We hebben dierenbescherming, bescherming bevolking en ga
zo maar door, waarom dan niet deze hoffelijkheid tegen onze dames?
(B.v. met de leuze: draai 5x8, veilig thuis gebracht!)"
Dit noemt Jo dus een oplossing. Wie weet er meer, vraagt hy?
NOG EEN ANDERE REACTIE.
En die komt dan uit Den Haag. Gerrie de Vries vindt kort, maar daar
om niet minder krachtig: „Al dat geschrijf en gepraat over die aan
randers, al of niet met ziekelijke nelgingen, kan voor bepaalde
„zwakke broeders", die by het zien van alleen lopend vrouwelUk
schoon toch al zwak ln hun schoenen staan, wel eens een stimulans
zyn schrijft ze. Haar advies is dan ook: laten we er niet al te veel
de aandacht op vestigen en zy, die bang Is op straat, moet zelf maar
zien die angst, al dan niet gewapend, te overwinnen.
Tot zover deze twee meningen, gekozen nit een aantal brieven, waar
mee „Ruimte-redaktts" ward verblijd.
Uit de- bundel Mythologisch
(1950) van Guillaume van der
Graft kozen wij het volgende
gedicht:
Ik haat mijn tijd
om de blikverpakking der
sterren,
de frigidaire der vrede,
de steden als oude gedichten
er ligt een randschrift
omheen,
het bandschrift in vloeiende
steen
staat vol met verwijzing naar
bulten de text,
het kleinste sterretje Is nog
een fiets
er is niets dat wyst op
schepping.
Want mijn tijd heeft geen
eigen gelaat
en geen eigen geluld,
ilj heeft het oog van een
naald
(en wie zal er doorgaan het
Koninkrijk in?)
en het oor hoort niet meer
bij haar
(zij leende het aan zlchself)
en de stem van de waterval,
karakter werd cataract.
Maar ik haat mijn tijd
omdat ik het overzicht mis.
Er Is in mij iets van de spijt
der engelen voor de staf
op het water sloeg: Er zij
licht.
En misschien
zal ik het lichten der zee zien,
de druppels van deze tijd
als nieuwe sterren gerezen;
wellicht zal het wezen
alsof ik de tekens kan lezen
waarin is vervat:
de zee die dc kust overtrad
heb Ik hel en verzengend
liefgehad
als de nlterste mogelijkheid
van de tijd.
Want ik haat mijn tijd
en ik beid mijn haat,
maar wie weet slaat het om
als een blad
aan dc boom van mijn
ruggegraat
O tijd van myn vlees dat
vergaat,
de Heer heeft U Ingewijd-