KLIT
AFDALING IN KLOOF
GILBERT CESBRON
ZONDAGSBLAD
In de
r
Vijf toneeluitgaven van de Bezige Bij
ZATERDAG 4 MAART 1961
Is de sociale functie van
het concert veranderd
C
yOOR ONS liggen vyf boeken, in dikte variërend. Ze
handelen alle over muziek, maar behalve dit punt
hebben ze nog iets gemeen, n.l. dat ze aan de leek uitleg
willen geven over inhoud en betekenis hetzij van de mu
ziek in het algemeen, hetzij van bepaalde composities. Zij
populariseren de beroepswetenschap en zij zijn ook met
deze opzet een paedagogische opzet dus geschreven.
En het is over deze opzet, dat wij zijn gaan nadenken.
VAN POPULARISERING
TOT KIESKEURIGHEID
V-
Wij leven, dunkt ons, in een
tijd, waarin de sociale functie
van het concert is veranderd.
Het maatschappelijke leven on
dergaat de invloed van de so
cialisatie en van de massifica
tie en ook in de sector van de
muziekbeoefening valt deze he
in vloeding te constateren.
Hoe is n.l. de ontwikkeling ver
lopen? In de Renaissance en de
Barok leefde de kunstmuziek aan
het hof. in vorstelijke en adellijke
kringen. De componist, de musi
cus (speelman) stond in dienst
van zijn heer, die hem beval te
schrijven en te spelen wat hem
lustte. Men moet evenwel beden
ken. dat deze patroon meestal
uitstekend op de hoogte van de
muziek was en heus wel goed van
slecht werk wist te onderscheiden.
Een vermaard componist in
dienst te krijgen, of te houden,
werd een zaak van grote impor
tantie geacht! De" muziekuitvoe
ringen hadden dus plaats voor
een werkelijk deskundig en select
publiek, dat voor het overgrote
deel zelf de muziek kon beoefe
nen en schrijven. De dilettant en
de beroepsmusicus stonden in mu-
ziekbekwaamheid en -scholing
yaak niet ver van elkaar af.
„Nieuwe muziek" werd daarom
graag ontvangen en werd onder
werp van uitgebreide discussie.
Kreeg Haydn niet van zijn mees
ter, Graaf Esterhazy, de opdracht
op de „nieuwe wijze" te compo
neren?
Groter publiek
Met het opkomen van de gegoe
de burgerij begint zich een nieuw
publiek te vormen, een groter pu
bliek dan de adellijke kringen.
Daarmee gaan samen nieuwe vor
men van muziekbeoefening, van
compositie. Vertegenwoordigt de
Suite de hofmuziek, de Symfonie
vertegenwoordigt de burgerlijke
muziek. Dit proces begint in de
tweede helft van de 18e eeuw
zich duidelijk af te tekenen: de
concertzaal, waarin een orkest
symfonieën en concerten uitvoert,
komt in zwang, de reizende vir
tuoos treedt op, en in het eigen
milieu gaat de piano de oudere
instrumenten, als clavecimbel en
luit, vervangen en verdringt de
piano tenslotte ook de andere in
strumenten bijna geheel en al.
Maar deze burgerij had intense
belangstelling voor de muziek,
ook voor de nieuwe composities.
Want deze burgerij musiceerde
ook zélf, was ook „Kenner und
Liebhaber", vormde ook een se
lect auditorium. Het is de tijd van
de zangverenigingen, de Lieder
tafel". de tijd van het kwartet
spel in eigen kring, men gunde
zich de tijd de „geheimen van de
muziek" te leren kennen. Maar er
komt wel langzamerhand een
scheiding tussen „huismuziek",
die gemakkelijker speelbaar is,
en de „concertmuziek", bestemd
voor de beroepsmusicus, die een
frotere virtuositeit bezit. En de or-
estmuziek neemt een enorme
vlucht, veroorzaakt door de tech
nische verbeteringen van de in
strumenten. Zo groeit het concert
leven, zoals de twintigste eeuw dit
heeft overgenomen. Herinnert men
zich nog de vooroorlogse „Mengel
berg-concerten", waarop men in
avondtoilet moést verschijnen?
Men werd anders niet toegelaten!
Veranderd
Maar de belangrijke sociale
verschuivingen, die zich vooral
na de oorlog voordoen, hebben
ook de sociale functie van het
concert veranderd.
Er is in de steeds groter wor
dende concertzaal een nieuw, tal
rijker publiek gekomen, dat voor
het overgrote deel geen of wat
elementaire muziekkennis en een
vage muzikaliteit bezit. Dit pu
bliek beluistert thuis via de me
chanische weergave van radio en
grammofoon de grote meester
werken, soms zelfs als een soort
„achtergrondsmuziek". Maar het
wil langzamerhand graag weten,
wat ze te betekenen hebben. Het
gaat, in een „gewoon pakje", naar
de concertzaal, luistert naar de
standaardwerken, die het nog
niét kent, en het zoekt literatuur
in eenvoudige taal over de pri
maire muziekkennis. En dat dit
publiek enorm weetgierig is. be
wijst de stroom van dit soort mu
ziekboeken.
Aan hef begin
Daar zijn ze dan: Han Bos
Muziekwijzer, Leo Rlemens El-
sevlers Operagids, beide geschre
ven voor hen, die pas aan het be
gin van hun muzikale ontdekkings
reis staan. Het derde deeltje van
de Muziekwijzer is pas versche
nen in de Ooievaar-reeks (nr. 120)
bij Bert Bakker, Daamen N.V.,
Den Haag. Het behandelt „de
kleine zaal", d.w.z. muziek voor
de kleine ruimte, pianomuziek,
kamermuziek in allerlei bezettin
gen, liederen, en na een historisch
overzicht en een korte bespreking
van de instrumenten? komen de
componisten in alfabetische volg
orde aan de beurt, van Albeniz
tot en met Hugo Wolf. Alles is
uiterst beknopt geschreven, alles
is zeer vereenvoudigd voorgesteld
in de meest simpele termen. Maar
waarschijnlijk is Han Bos juist
daardoor tot beweringen gekomen
die wat zonderling aandoen, zoals
in zijn bespreking over het Fran
se lied. Leo Riemens is een be
trouwbare gids door zijn geliefd
operaland en dit boekje, uitgege
ven in de serie Elsevier Pocket
Boeken, is een beknopte uitgaaf
van het reeds eerder verschenen
Elseviers Groot Operaboek. Het
omvat de beschrijving van 66 der
bekendste opera's plus een over
zicht van de stemsoorten en een
register van beroemde zangers.
Wie iets weten wil over de tradi
van dit boek ligt juist hierin, dat
hij alle geleerdheid vermijdt en
toch bijzonder kundig weet uit te
leggen. En zijn „opmerkingen ter
zijde" zijn kostelijk! Men moet
maar eens het hoofdstuk over he
dendaagse muziek lezen, waar hij
de luisterluie toehoorder „uit
scheldt". Want juist dit deel van
het publiek en nu komen wij
weer terug op het betoog is
het „oude" publiek, dat de ge
woonte heeft om naar de concert
zaal te gaan en soms zeer veel
muziekkennis bezit. Maar deze
ontwikkelde leek wenst zich in de
concertzaal te ontspannen en zich
niet in te spannen. Het concert is
voor hem geen culturele aangele
genheid meer en dat was het
vroeger wél maar een „diver
tissement" tegen de dagelijkse
vermoeienissen. Bij de overbeken
de klanken is het heerlijk uitrus
ten.
Nieuwe muziek
En de moderne, de nieuwe mu
ziek? De nieuwe muziek blijft
voorbehouden «tan het selecte ge
hoor, de „happy few", zoals het
sinds de hofmuziek al was. Maar
dit selecte gezelschap bepaalt
niet meer de grote algemene lij
nen van de muziekcultuur, zij
zijn van cultuurdragers uitzonde
ringen, voorposten geworden. Zie
daar de reden van de kloof tus
sen de nieuwe muziek, de heden
daagse componist, en het „pu
bliek". De ontwikkeling van de
muziek is voortgegaan, maar de
mensen, die deze nieuwe muziek
p'achten te ontvangen, zijn in so
ciaal opzicht volkomen veran
derd!
Voor deze „happy few" intus
sen zijn de laatste boeken be
stemd, die hier vermeld worden:
een biografie over Bach van
Hans Brandts Buys (uitgegeven
in de muziek-pockets van J. H.
Gottmer te Haarlem) en Simon
Vestdijk's „Muziek in blik" (uitge
geven bij „De Bezige Bij" te Am
sterdam en bij Nijgh en Van Dit-'
mar te Den Haag). Hans Brandt
Buys ent een plezierige vertel
trant op een wetenschappelijke
grond en het resultaat is een uit
nemend boekje, waarin men voor
de grote kennis van de schrijver
diep respect krijgt. Het pocket
boekje is een herdruk van de gro
te uitgave in de Componisten
reeks en met deze goedkope edi
tie is een goede daad verricht. Si
mon Vestdijk heeft onder de titel
„Muziek in blik" zijn muziekbe
schouwingen, die hij in de Groe
ne Amsterdammer van maart
1958 tot oktober 1959 geschreven
heeft, gebundeld. Hij bespreekt er
wat grammofoonplaten in, maar
de titel slaat op een gelijknamig
essay, waarin hij met allerlei
amusant geformuleerde redenen
uiteenzet waarom hij liever thuis
dan in de concertzaal muziek be
luistert. Ligt de diepere oorzaak
niet in de levenshouding van Vest
dijk, die zo graag in de ivoren
toren poseert?
Oude beeld
Zijn opstellen tonen weer zoals
in de vorige boeken het oude
beeld van een enorme encyclope
dische kennis, scherpzinnige ana
lyses en een irriterende betwete
righeid. Maar voor elke muziek
kenner is dit nieuwe muziekboek
van Vestdijk van belang, omdat
Vestdijk zijn lezer dwingt tot na
denken en tot debatteren. Men
moet zijn literatuur er overigens
wel grondig voor kennen!
DRA. H. E. KOHEE-VAN
DEN BERGE
Kunst van heden en Horatius
tussen Appel en Van Gogh
RUSSEN Karei Appel en Vincent van Gogh gaapt in het toch al zo zwaar geac-
cidenteerde terrein van de kunstgeschiedenis een diepe kloof. Wie er in wil
afdalen, zal „achterstevoren" moeten gaan. Deze methode is eveneens gevolgd door
de samenstellers van het kapitale boek „Kunst van heden in het Stedelijk", een zeer
lijvige gids die bij J. M. Meulenhoff is verschenen ter ere van het 65-jarlg bestaan
van het Stedelijk Museum te Amsterdam. De „afdaling" geschiedt in vier etappes
die verband houden met het wereldgebeuren, namelijk de na-oorlogse periode:
19601945, de tijd tussen twee wereldoorlogen: 19401918, vervolgens 19171907,
het keerpunt genoemd, en ten slotte: 19071870, waarmede wij dan genaderd zijn
bij Vincent van Gogh. En bij de grote figuren rondom hem.
Expositie en boek bij jubileum van het „Stedelijk"
Appel eet appel.
ük wil geen kind
per luclitpoót
Ik wil geen kind per lucht
post, door M. van Nuis-Zuidema.
Uitgave La Rlvlère en Voorhoe
ve, Zwolle.
Emi, de jonge weduwe, heeft het
moeilijk. In de familie is een
drang tot emigreren en zij is heel
bang, dat ook haar kinderen haar
zullen verlaten, zodat ze alleen
zou blijven. Onhebbelijk valt ze
daarom soms tegen haar dochter
uit, als ze denkt, dat deze ook
emigratieplannen heeft. Zij wil
niet, dat ze alleen contact met
haar kinderen heeft per brief: zij
wil geen „kind per luchtpost".
Wanneer zij echter liefde opvat
voor de broer van haar overleden
man, die uit Canada overkwam,
moet zij een nieuwe strijd strij
den, want nu blijkt, dat haar doch
ter alleen z81 achterblijven. De
roman „Ik wil geen kind per
luchtpost", die op goede wijze
een probleem van deze tijd be
handelt, is van de schrijfster, die
met „De stenen bruid" heeft be
wezen goede Christelijke lectuur
te kunnen bieden.
Vaders van de renaissance der
twintigste eeuw noemt museumdi
recteur jhr. W. J. H. B. Sandberg
in zijn ten geleide Cézanne, Mo
net. Gauguin, Vincent van Gogh.
En hij karakteriseert verder:
„Vincent, de nederigste, mense
lijkste van deze vier, geeft zich
rekenschap van de nieuwe ver
houding tussen mens en mens die
bezig is te groeien".
Sandberg is een even fel om
streden verschijning als de heden
daagse beeldende kunst, waarme
de hij telkens weer het publiek
in aanraking brengt. Zijn mu-
i.eum trekt jaarlijks meer dan
250 000 bezoekers. Met „bruisen
de vitaliteit" lanceert hij per jaar
circa vijftig tentoonstellingen in
het Stedelijk en nog eens vijftig
daarbuiten begeleid door ten
minste twintig catalogi. In dat
museum gebeurt nog veel meer,
want Sandberg ziet zijn Stedelijk
als „gebruiksvoorwerp".
Om te schokken
Terdege beseffend dat menige
hedendaagse kunstuiting de be
zoeker zal schokken, zegt jhr.
Sandberg: „Het Stedelijk gaat
zonder omzien voort op die weg;
het tracht al datgene te tonen
wat een bijdrage kan leveren tot
de vormgeving van deze tijd". Hij
vraagt niet of wij het altijd met
zijn keus eens zijn. We zouden er
in onderdelen zelfs tegen kunnen
strijder voor een christendom van de daad
Na zijn roman Vous verrez Ie ciel ouvert (1956), in deze ko
lommen besproken (12 januari 1957), heeft Cesbron zijn pen niet
laten rusten. Hij heeft sindsdien een bundel verhalen, een bun
del opstellen en aforismen en nog twee romans gepubliceerd.
De tweede bundel, getiteld Libérez Barabbas (Uitg. Laffont).
leert ons de man nog beter kennen dan zijn romans. Niet an
ders. Hij is de warme mensenvriend, strijder tegen maatschap-
tioneel ingewikkelde handeling pelijk onrecht en tegen de dodende heerschappij van de tech-
van Verd:-opera's, kan hier
recht en ook over de algemene
karakteristieke eigenschappen
van de muziek van de operacom
ponist staat er het een en ander
uiteraard zéér summier in.
niek, en dat alles vanuit het Evangelie.
Gevorderden
Voor wie wat verder gevorderd
is en reeds enige elementaire ken
nis bezit, bewijst Aaron Cop
land's „Luister zo naar muziek"
(uitgegeven bij de N.V. Gebr. Zo
mer en Keunings Uitgeversmij. te
Wageningen) goede diensten. Cop
land, een van de beroemdste
Amerikaanse componisten, hield
een serie van 15 lezingen aan de
New School for Social Research
in New York speciaal voor leken,
niet voor beroepsmusici. Deze le
zingen heeft hij dan later gebun
deld. Hij behandelt bijzonder hel
der de vier elementen van de
muziek, ritme, melodie, harmonie
en klankkleur, legt de fundamen
tele vormen van de compositie
uit. praat dus niet over de mu
ziek, maar zet de lezer midden in
de muziek. En zo opent hij vele
wegen. Het aantrekkelijke
De profeet uit de bergen
SPcL VAN NORMAN NICHOLSON
D1
,E ENGELSE TOONDICHTER
zijn religieus spel „The old man
of the mountains" het wonder in
het dagelijks leven aan de orde
gesteld. In dit geval de wonderen,
die de profeet Elia verrichtte.
Hij verplaatst daartoe het ver
haal uit 1 Koningen 17 naar de
tegenwoordige tijd en de beek
Krith alsmede het dorp Zarfath
naar een dal in Cumberland ,.a
northwest corner of a northwest
island". Achab is een grootgrond
bezitter, die zweert bij de mo
dernste landbouwmethoden, Elia
is een kleine boer. die nog oog en
oor heeft voor de natuur en leeft
^Daarom
<^ïtlarieke ~c:17larylze
Daarom! Marieke - Ma
rijke door M. A. M. Renes-
Boldingh. Uitgave La Rlvière
en Voorhoeve, Zwolle.
„Geluk, dat is, langs rijpe ko
renlanden naar huis te gaan,
waar stille lichten branden".
Dit zinnetje typeert al meteen
de sfeer van het boek: namelijk
die van een huiselijke, gezellige.
De families op „Kasteel de
Weeresteyn" en op de hoeve de
„Schoudermantel" zien alle
vrienden en familieleden weer te
rugkomen naar de oude, ver
trouwde plaats.
Schilder Van Rozenburg en zijn
vrouw tante Clair, jonker Leonard
en Paula. Marieke en Ben en ook
oom Bert en tante Rikkie komen
in dit boek „thuis".
Ongetwijfeld zullen alle leze
resjes van de boeken „Marieke -
Marijke". „Wat nu, Marieke -
Marijke?" en „Adieu, Marieke -
Marijke!" graag dit vierde deel
uit hef vertrouwen op Gods ze
gen. Achabs moderne methoden
falen bij een hevige droogte; ja,
de intensieve bebouwing en ont
bossing maken de gevolgen slechts
erger. Elia predikt het geloof in
Gods zorgende genade. De regen
zal komen. Als het wonder geko
men is, is men wel even onder
de indruk, maar spoedig gaat
men weer over tot de orde van
de dag. Achab stelt alles in het
werk om een stuwmeer aan te
leggen, opdat zoiets in de toe-
Komst zich niet herhalen zal. En
Elia wil Achab daar graag bij
helpen, want naast het bidden is
de mens ook het werken geboden
en naast het gelopf ook de daad.
Bij lezing van dit spel kon ik
niet bepaald onder de indruk ko
men van de godsdienstige diep
gang. Ook het stuk als zodanig is
n.et sterk. Met name de drama
tische gedeelten in proza zijn
zwak en doen dikwijls denken
aan kindertoneel: houterig en on
beholpen De poëtische gedeelten,
in het bijzonder, die welke door
De Raaf (als bode Gods) en De
Beek (de stem van de gemaltrai
teerde aarde) gesproken worden,
zijn van een buitengewone puur
heid. Hier nadert de dichter de
mooiste stukken poëzie van Sha
kespeare
Ted Logeman heeft „The old
man of the mountains" in het
Nederlands vertaald onder de ti
tel „De profeet uit de bergen".
Merkwaardigerwijs heeft hij de
proza-gedeelten even onhandig
laten staan, als zij ongetwijfeld
in het oorspronkelijk voorkomen,
met een voor het toneel onmoge
lijke stadhuistaal. Maar de poë
zie daarentegen heeft hij formi
dabel zuiver vertaald. Om deze
gedeelten kan men dit spel een
ereplaats geven in de Wending-to
neelbibliotheek. waarin het als
deeltje 14 het licht zag. Men weet,
dat de Wending-toneelbibliotheek
wordt uitgegeven door Het Boe
kencentrum te 's-Gravenhage en
nu reeds vier series van vier
nummers telt.
E.v.G.
GILBERT CESBRON
De verkeerde keus
De titel zegt het al. De mens
heeft de neiging de haat te stel
len boven de liefde en het Kwaad
te kiezen met verwerping van
het Goede, van de Goede, al was
het maar uit lafheid en zucht tot
zelfbehoud. Vooral het laatste es
say uit de bundel, één lange, be
wogen aanspraak tot de christen
burger, wiens egoïsme een goed
kope liefdadigheid verwart met
ferechtigheid, is lezing en over-
enking meer dan waard. Het
richt felle pijlen op een christen
dom, dat vegeteert in verstarde
vormen en nooit vraagt: „Wat
zou Hij doen in mijn omstandig
heden?" Wij vinden hier terug de
schrijver van Les Saints vont en
enfer (1953), dat de zaak der
priester-arbeiders aan de orde
stelde, en van Chiens perdus sans
collier (1954), dat gaat over ver
waarloosde jeugd, maar hier
komt hij regelrecht op ons, zijn
lezers, af en stelt ons zijn diep-
snijdende vragen, soms in ironise
rende vorm, evenwel altijd zó, dat
de liefde tot Christus en de even
naaste er uit spreekt.
De aforismen bestrijken uiteen
lopende terreinen. Vele zetten tot
denken. Enkelen verdienen door
gegeven te worden. „De les,
door Christus gegeven, heeft ef
fect gehad; men ziet er tegenop
de eerste steen te werpen. Maar
voor de volgende geneert men
zich niet meer." „De Christus is
de enige, naar wie men zonder
ophouden kan zien zonder de an
deren de rug toe te keren." „De
romanschrijver onthult een we
reld, de dichter schept er een."
Euthanasie
In de roman II est plus tard
que tu ne penses (1958) (uitg. id)
heeft Cesbron zich gewaagd aan
het moeilijk probleem van de
euthanasie, de versnelling van
het stervensproces door een me
dische ingreep, wanneer genezing
uitgesloten en het lijden van de
patiënt ondraaglijk is. Wat is er
al veel over deze zaak gespro
ken en geschreven! Reeds Hippo
crates, de grondlegger der ge
neeskunde, verbood deze ingreep;
Thomas Morus in zijn Utopia
daarentegen achtte haar toelaat-
In enkele landen wordt ze
der reserve verboden. Voor de
christelijke zedeleer is ze zonde
tegen het zesde gebód.
Hier betreft het een man, die
de onttakeling van zijn vrouw
niet langer kan verduren en
haar, door liefde gedreven, een
dodelijke injectie geeft. Hij
meent haar goedkeurend ja te
horen en in haar ogen te lezen,
alvorens hij handelt. Verzwarend
is hier de omstandigheid, dat een
leek aan het werk gaat en even
zo, dat een duidelijke bede om
in te grijpen ontbreekt. Nog ern
stiger is. dat. niettegenstaande
hun liefde in tien huwelijksjaren
onverzwakt was gebleven, er
toch een wezenlijk element in
ontbrak. De vrouw had wel won
derdokters bezocht, maar haar
man alles verzwegen, en, als hij
achter de waarheid komt, zwijgt
ook hij. Als de operatie dan ein
delijk plaats heeft, brengt ze
geen baat. De gifstof is in het
lichaam uitgezaaid en scheurt
het uiteen. Een verlichtende om-
DE BEZIGE BIJ ls bezig met
zijn Litteraire Pockets een for
midabele toneelbiblioLheek op (e
bouwen. Reeds eerder hebben wij
op de vele Shakespeare-uitgavcn,
die in goede vertalingen van Bert
Voeten of mr. Evert Straat in de
ze reeks verschenen, gewezen en
nu mogen wij voor vijf nieuwe uit
gaven, die de laatste maanden het
licht zagen, even de aandacht
vragen.
Allereerst: Eugène Ionesco:
„De Rinoceros" in een onderhou
dende vertaling van Remco Cam-
pert. Aan de opvoering door de
Ned. Comedie van dit merkwaar
dige toneelstuk bewaren we de
beste herinneringen, vooral aan
de interpretatie van De Rinoceros
zelf door Paul l^Ieijer. Het is uiter
mate interessant van deze saty-
rieke persiflage op moderne maat
schappijtoestanden door deze ver
taling kennis te nemen. lones-
co's Rinoceros kan men een mo
dern broertje noemen van onze
eigen Middeleeuwse „Vos Rei-
naerde".
Hugo Claus: „Een bruid in de
morgen" is thans ook in deze
reeks verschenen. Het is ongetwij
feld het beste werk van deze Vla-
ming. Tot op heden heeft hij nog
geen beter toneel geschreven, dan
dit stuk over de puberale moei
lijkheden in een kunstenaarsge
zin. Het is kennelijk een jeugd-
stuk met te heftig aangezette ac
centen, maar sindsdien heeft
Claus er nog niet veel bijgeleerd.
Erwin Sylvanus: „Korczak en
de kinderen". H. Roduin en E. van
Paridon vertaalden dit aangrij
pend stuk over Joodse weeskinde
ren, die naar de gaskamer van
een Pools concentratiekamp wer
den gevoerd. Indertijd heeft To
neelgroep Puck het opgevoerd.
Men moet het grootste respect
hebben voor het werk van de
Duitser Erwin Sylvanus, die met
zijn stuk een triest voorbeeld van
Duitse schuld zo open en eerlijk
aan de orde heeft gesteld. Het
verhaal herinnert aan een soortge
lijk verhaal uit Schwartz-Barths
aangrijpende roman „Le dernier
des Justes". Of er van overname
sprake is, kan men niet beoorde
len. Ach. er zijn in de oorlog zo
veel Joodse weeskinderen naar de
gaskamer gevoerd, dat beide
schrijvers terug kunnen gaan op
verschillende voorvallen, die niet
temin een bedrieglijk eender the
ma hebben, het thema van de on-
schuldigen, die een waanzinnige
dood worden ingedreven.
Harry Mullsch: „De Knop".
Als ik indertijd niet met eigen
ogen gezien had, hoe Kees van
Iersel met zijn experimentele to
neelgroep „Test" van deze speel
se eenakter van Mulisch een
voortreffelijk stukje toneel heeft
weten te brengen, ik zou niet ge
loofd hebben, dat achter deze
brabbelwoorden achter elkaar zo'n
knap stukje werk schuil ging.
Indertijd zijn de Belgen in Brus
sel afschuwelijk tegen het stuk
tekeer gegaan (en inderdaad be
vat het vele onsmakelijke elemen
ten). maar Mulisch heeft deze
Belgische reacties op een heerlijk
gevatte manier in deze uitgave
weten op te vangen, zodat men
niet alleen het stuk. maar ook de
allerkoddigste reacties daarop
voorgeschoteld krijgt. Men kan
van Mulisch veel zeggen, maar
nooit dat hij geen geestige jongen
ls. In bijv. zijn neus alleen al zit
meer spitsigheid dan vele van
zijn kritikasters bij elkaar weten
te brengen.
William Shakespeare: „Coriola-
nus". Bert Voeten vertaalde dit
merkwaardige stuk van Shake
speare, dat het in de schouwburg
niet bijzonder deed. Dit laat zich
wel begrijpen, maar ook direct
verklaren: het is echt een stuk
om eens aandachtig te lezen; we
tenschappelijk te lezen met alle
historische, politieke en culturele
achtergronden. Dan is het zelts
zeer boeiend.
Jullen Green: „Het Zuiden".
Het is een voortreffelijk werk, dat
Max Nord met deze vertaling
heeft verricht. Ook dit is een
werk, dat men veel beter kan le
zen, dan gespeeld zien worden.
Dramatisch vond ik de opvoering
van Theater niet sterk. Dat lag
niet aan Theater, want er werden
kundige acteer- en regiepresta
ties vertoond, maar het ligt aan
Green. Hij is nu eenmaal een
schrijver pur sang, een uitbeelder
in woorden. Van al de hier aange
stipte stukken steekt Greens werk
huizenhoog boven de andere uit.
Deze man heeft werkelijk iets tc
zeggen, maar hij moet het doen
met de pen. In zo'n geval houdt
de qualificatie „leesdrama"
discriminatie in.
Het is verblijdend, dat het Ne
derlandse publiek, blijkens deze
uitgaven, hoe langer hoe meer
toneel gaat lezen. Dit houdt be
loften in voor de toekomst, want
wat zwart op wit staat, blijft be
waard, ook als bepaalde toneelop
voeringen al lang vergeten zijn.
Bovendien leert men van aan
dachtig en kritisch toneel-lezen
(een heel moeilijk werk) oneindig
veel meer, dan als men op de
planken zich zo'n stuk laat voor
zetten. Wat moeilijk is. geeft uit
eindelijk meer voldoening, da.i
wat men zich gemakkelijk laat
toeschuiven.
EV. GROLLE
geen
fulmineren Maar erkent dient te
worden dat hij durft kiezen.
Sandberg heeft er in zijn 65 jaar
oude museum kans toe gezien,
de kunst van heden, onze tijd, te
laten „leven". Zijn museum is
sen confrontatie met de geesten
van deze tijd. Geesten overigens
die zelden objectief zijn.
Een hedendaags museum, zegt
onderdirecteur dr. H. L. C. Jaf-
fé in het jubileumboek, „stelt de
tijdgenoot voor de feiten van het
neden en voor hun stamboom,
gezien met de ogen van de tijd
genoot. Zo kan het bijdragen tot
bewustwording van eigen tijd,
tot het besef dat de heden-
standigheid is, dat Bernard,
vriend van Jean en groot apostel
der euthanasie, door zijn sugges
ties hem de weg van eigenmach
tig handelen instuwt.
Geen verdenking valt op Jean.
Trouwens, wie kan de grens trek
ken, die de pijnstillende injectie
niet mag overschrijden zonder
de laatste levensvlam te blus
sen?
Twijfel
De droefheid van de echtge
noot is oprecht, zijn liefde zuiver.
Wat hij deed in het laatste uur,
was immers naar haar wens.
Had ze niet zelf voor dien al een
poging tot zelfmoord gedaan?
Maar dan komt na enige tijd de
twijfel zijn geweten aanvallen.
Is hij een moordenaar of een
weldoener? Om van een onpartij
dige instantie de waarheid te ver
nemen meldt hij zich aan bij de
justitie. Het gerechtelijk appa
raat komt in werking; requisitoir
en pleidooi worden beide door
Cesbron gegeven. De jury be
sluit met meerderheid van stem
men tot Jeans onschuld. Wat de
aardse rechtspraak betreft, mag
hij dus gerust zijn, maar zijn ge
weten blijft hem voortjagen, tot
hij bij Jeanne's broer, Bruno, de
priester, de pendant van Ber
nard, tot zelfonderzoek in de
diepte komt en in zijn handel
wijze het egoïsme ontdekt, dat
ontluistering van zijn liefde en
de vergrauwing van zoveel scho
ne herinneringen niet kon aan
vaarden. Dit onderhoud is be
slissend in het boek.
Boete
Na de confessie volgt de abso
lutie, maar ook de penitentie,
die beslag zal leggen op zijn ge
hele volgende leven. Hij zal an-
derer lijden helpen dragen, óók
in de totale afbraak, óók als de
normale reactie zou zijn weg te
vluchten. En zo wordt Jean in
zijn vrije uren en in vele nach
ten vrijwillig helper in een in
richting voor ongeneeslijke kan
kerpatiënten en vindt hij de zin
van het lijden naar het diepzin
nige woord van Pascal: „Le
Christ est en agonie jusqu'a la
fin du monde." De bedoeling
van Cesbron is wel duidelijk.
Zonder woorden keurt hij de
eigenmachtige daad van Jean af,
maar laat ook gevoelen in welke
tragiek ze wortelt. Geen mens
heeft het recht te veroordelen.
Bij God vindt hij vergeving,
maar ook, in de weg van gebed
en dienst aan de medemens, de
mogelijkheid van verbreding en
verdieping van zijn eerst ego
centrische liefde.
Ouderdomspsychologie
De roman, in 1960 verschenen
onder de onfraaie titel Avoir été
(uitg. id) zou men kunnen ken
schetsen als een stuk praktische
psychologie, deels van een zwer
vende jongen, maar hoöfdzake-
lijk van een man op jaren, ge-
pensionneerd spoorwegman en
vrijgezel, die de knaap tot zich
neemt en als vader voor hem
zorgt. Het onvermijdelijke ge
beurt: de genegenheid tussen bei
den blijft, maar geestelijk ver
vreemden ze van elkander. De
oude man ziet achterwaarts; de
jongen, groter geworden, wordt
opgeslorpt door de moderne tijd.
Er zijn in het boek aardige de
tails en gevoelige bladzijden,
maar als geheel is het te leeg
en dist Cesbron te veel onwaar
schijnlijkheden op om onze aan
dacht vast te houden. Hier was
stof voor een nouvelle, niet voor
een roman.
DR. M. C. d. PANNE
daagse kunst hem toeroept: tua
res agitur".
De vertaling van deze oproep
aie hij er niet bij geeft
zou aldus kunnen luiden: „Uw
belang staat op het spel". Dat
kan een opwekking betekenen
om zich ter wille van het eigen
belang zonder reserve over te ge
ven aan de hedendaagse kunst.
Maar Horatius, de grote Romein
se dichter van wie dit gevleugeld
woord afkomstig is, heeft ook eens
geschreven: „Het tijdsverloop
brengt alles tot verval. Der vaad-
ren eeuw, slechter dan 't voorge
slacht. heeft ons al minder deu
gend voortgebracht. Dra daalt ons
kroost nog dieper ten verderve".
Mag dit ook een beetje op al
thans een deel van eigentijdse
kunstuitingen slaan?
Wat is opreclit
Hier raken wij het kernpro
bleem van alle eeuwen, van on
ze tijd en ook van de moderne
kunst: Wat is oprecht en waar
schuilt de onwaarachtigheid, het
bedrog, de doelbewuste poging
tot ontworteling van geestelijke
en zedelijke waarden? Het is bij
na griezelig, de beslissing daar
omtrent over te laten aan enige
museumdirecteuren en aan de
Vincent zoals hij zichzelf zag.
joodse cultuur
en historie in
Zwolle te zien
Onder de titel Joodse Cultuur
cn Historie wordt tot en met 19
maart in het Hopmanshuis te
Zwolle een tentoonstelling gehou
den die een beeld geeft van de
continuiteit van het Joodse cultu
rele en religieuze leven. Zij om
vat een unieke collectie zilveren
kunstvoorwerpen, schilderijen, et
sen, enz., afkomstig uit het bezit
van kunstverzamelaars.
Prinses Wilhelmina heeft voor
de tentoonstelling bijzondere voor
werpen ter beschikking gesteld en
er zijn o.a. inzendingen van ver
scheidene Nederlandse musea,
van rijks- en gemeentearchieven,
van het rijksbureau voor oorlogs
documentatie en oude folianten
van een universiteitsbibliotheek.
Geëxposeerd worden onder
meer gedekte tafels zoals zij in
het Joodse gezin op hoogtijdagen
worden gebruikt, en vele voor
werpen die betrekking hebben op
het Joodse huiselijke, kerkelijke
en religieuze leven.
Ruime aandacht wordt ook be
steed aan de staat Israël en aan
moderne Israëlische kunstvoor
werpen.
De tentoonstelling wordt georga
niseerd door de afdeling Zwolle
van de internationale Zionistische
Vrouwenorganisatie ter gelegen
heid van het veertigjarig bestaan
van de Wizo.
De saaier van Vincent van Gogh
kleine schare die zich met kunst
historie en waardebepaling bezig
houden
Het toch al zo „gewichtige"
jubileumboek wordt nu nog
zwaarder op de hand. Immers,
„Kunst van heden in het Stede
lijk" is niet zonder meer een ge-
illustreerde catalogus; tussen de
regels van dr. Jaffé's kunsthisto
rische beschouwing door krijgen
de museumbezittingen (bijna 450
afbeeldingen waarvan honderd in
kleur) een volstrekt persoonlijke
interpretatie mee. Hierop in alle
onderdelen in te gaan, is voor
een dagbladschrijver onmogelijk.
Dit zou het samenstellen van een
tweede boek (maar dan van een
niet eerder vertoonde opzet)
noodzakelijk maken.
Bepalen wij ons voorlopig tot
de hoofdlijnen (zo een boek kan
nog altijd worden geschreven)
dan prijzen we allereerst de ver
schijning van het museumboek.
Want hoe dan ook en al zijn we
net niet in alles met de samen
stellers eens, het is een boek dat
volkomen aansluit bij Sandbergs
bedoelingen: „Met gestrekte voel
horens op de uitkijk staan om als
het ware te proeven wat komen
gaat nog lang voor wij gewone
mensen het hebben ontdekt" en:
„Het Stedelijk heeft het altijd
als zijn plicht gezien, het pu
bliek telkens weer daarmee (met
de ware kunst) in aanraking te
brengen".
„Kunst van heden" ls een
waagstuk, zowel naar opzet als in
prijs (evenzovele guldens als het
museum oud is), maar het is, ge
loven wij, het experiment waard.
Niet eerder werd in het Neder-
'andse taalgebied een zo beeld
rijk overzicht geboden van de
laatste negentig jaren in de ont
wikkelingsgang van de beeldende
kunst.
Techniek en geest
Boek en museum (want de ju
bileumviering gaat gepaard met
een expositie onder het motto
„Pioniers") tonen beelden die
navrant zijn door brute verfop-
Jracht en brutale kleurwerking
zoals bij Karei Appel en
beelden in van Goghs waanzinnig
felle kleuikracht. Maar deze laat
ste beelden ontroeren de toe
schouwer en maken hem stil.
Techniek en geest tegenover el
kaar. En daar tussen ligt een
niet te beschrijven gevarieerd
scala van moderne expressies.
Lang niet altijd ware kunst, al
blijken sommige reproducties le
vendiger van kleur te zijn dan
de oorspronkelijke werken.
Ware kunst en de tijd zal
ons in het gelijk stellen
wordt niet uit techniek geboren.
Maar uit de geest. Wij zijn blij
met boek en tentoonstelling. Laat
u er zich maar door schokken.
Speel niet voor struisvogel. Kijk
uw tijd aan. En zie dan hoe in
fantiele geesten al wat onze tijd
nog aan eigen verworvenheden
kan opbrengen, dreigen te over
vleugelen met een imitatie van de
cultus der primitieven. Ook dit is
een verdienste van Sandberg: hij
verdoezelt niets. Hij toont, zonder
meer.
Uitgepraat
zijn
Het is echter zonder meer een
foutief geschetst tijdbeeld en nu
citeren wij dat alle zekerheden
die voor vroegere generaties een
hechte basis hadden gevormd, il
lusies of schijnzekerheden
gebleken.
Vele kunstenaars weten niet
waar zij zekerheid kunnen vinden.
Oat is hun grote tragedie en die
van onze dagen. Zolang zij eer
lijk zoeken, mogen wij hun kunst
eenter niet ongezien afwijzen.
Kunst van heden kan groot zijn
(in het Stedelijk is het te zien),
maar eens zal de kunstenaar
óver het heden uitgepraat raken.
En als hij niets meer te zeggen
heeft, wordt hij vergeten. Hij
spiegele zich aan de theater
kunst: veel tijdstukken van nau
welijks een halve eeuw geleden
laten de huidige generatie onbe
roerd.
Uit het mede door zijn grillige
typografie (van de heer Sand
berg) ongewone boek en bij de
pi iniers zelf is te constateren dat
tal van thans nog „levende" wer
den weldra aan hun „stervens
uur" toe zijn en dat slechts die
Kunstenaars in hun werk zullen'
blijven voortleven die nieuwe
vormen bedachten voor hetgeen
zij aan oude waarden bezaten of
hervonden hadden. Daarom nog
maals Horatius maar nu anders
bedoeld: „tua res agitur" uw
belang staat op het spel.
TON HYDRA