KLIT AFDALING IN KLOOF GILBERT CESBRON ZONDAGSBLAD In de r Vijf toneeluitgaven van de Bezige Bij ZATERDAG 4 MAART 1961 Is de sociale functie van het concert veranderd C yOOR ONS liggen vyf boeken, in dikte variërend. Ze handelen alle over muziek, maar behalve dit punt hebben ze nog iets gemeen, n.l. dat ze aan de leek uitleg willen geven over inhoud en betekenis hetzij van de mu ziek in het algemeen, hetzij van bepaalde composities. Zij populariseren de beroepswetenschap en zij zijn ook met deze opzet een paedagogische opzet dus geschreven. En het is over deze opzet, dat wij zijn gaan nadenken. VAN POPULARISERING TOT KIESKEURIGHEID V- Wij leven, dunkt ons, in een tijd, waarin de sociale functie van het concert is veranderd. Het maatschappelijke leven on dergaat de invloed van de so cialisatie en van de massifica tie en ook in de sector van de muziekbeoefening valt deze he in vloeding te constateren. Hoe is n.l. de ontwikkeling ver lopen? In de Renaissance en de Barok leefde de kunstmuziek aan het hof. in vorstelijke en adellijke kringen. De componist, de musi cus (speelman) stond in dienst van zijn heer, die hem beval te schrijven en te spelen wat hem lustte. Men moet evenwel beden ken. dat deze patroon meestal uitstekend op de hoogte van de muziek was en heus wel goed van slecht werk wist te onderscheiden. Een vermaard componist in dienst te krijgen, of te houden, werd een zaak van grote impor tantie geacht! De" muziekuitvoe ringen hadden dus plaats voor een werkelijk deskundig en select publiek, dat voor het overgrote deel zelf de muziek kon beoefe nen en schrijven. De dilettant en de beroepsmusicus stonden in mu- ziekbekwaamheid en -scholing yaak niet ver van elkaar af. „Nieuwe muziek" werd daarom graag ontvangen en werd onder werp van uitgebreide discussie. Kreeg Haydn niet van zijn mees ter, Graaf Esterhazy, de opdracht op de „nieuwe wijze" te compo neren? Groter publiek Met het opkomen van de gegoe de burgerij begint zich een nieuw publiek te vormen, een groter pu bliek dan de adellijke kringen. Daarmee gaan samen nieuwe vor men van muziekbeoefening, van compositie. Vertegenwoordigt de Suite de hofmuziek, de Symfonie vertegenwoordigt de burgerlijke muziek. Dit proces begint in de tweede helft van de 18e eeuw zich duidelijk af te tekenen: de concertzaal, waarin een orkest symfonieën en concerten uitvoert, komt in zwang, de reizende vir tuoos treedt op, en in het eigen milieu gaat de piano de oudere instrumenten, als clavecimbel en luit, vervangen en verdringt de piano tenslotte ook de andere in strumenten bijna geheel en al. Maar deze burgerij had intense belangstelling voor de muziek, ook voor de nieuwe composities. Want deze burgerij musiceerde ook zélf, was ook „Kenner und Liebhaber", vormde ook een se lect auditorium. Het is de tijd van de zangverenigingen, de Lieder tafel". de tijd van het kwartet spel in eigen kring, men gunde zich de tijd de „geheimen van de muziek" te leren kennen. Maar er komt wel langzamerhand een scheiding tussen „huismuziek", die gemakkelijker speelbaar is, en de „concertmuziek", bestemd voor de beroepsmusicus, die een frotere virtuositeit bezit. En de or- estmuziek neemt een enorme vlucht, veroorzaakt door de tech nische verbeteringen van de in strumenten. Zo groeit het concert leven, zoals de twintigste eeuw dit heeft overgenomen. Herinnert men zich nog de vooroorlogse „Mengel berg-concerten", waarop men in avondtoilet moést verschijnen? Men werd anders niet toegelaten! Veranderd Maar de belangrijke sociale verschuivingen, die zich vooral na de oorlog voordoen, hebben ook de sociale functie van het concert veranderd. Er is in de steeds groter wor dende concertzaal een nieuw, tal rijker publiek gekomen, dat voor het overgrote deel geen of wat elementaire muziekkennis en een vage muzikaliteit bezit. Dit pu bliek beluistert thuis via de me chanische weergave van radio en grammofoon de grote meester werken, soms zelfs als een soort „achtergrondsmuziek". Maar het wil langzamerhand graag weten, wat ze te betekenen hebben. Het gaat, in een „gewoon pakje", naar de concertzaal, luistert naar de standaardwerken, die het nog niét kent, en het zoekt literatuur in eenvoudige taal over de pri maire muziekkennis. En dat dit publiek enorm weetgierig is. be wijst de stroom van dit soort mu ziekboeken. Aan hef begin Daar zijn ze dan: Han Bos Muziekwijzer, Leo Rlemens El- sevlers Operagids, beide geschre ven voor hen, die pas aan het be gin van hun muzikale ontdekkings reis staan. Het derde deeltje van de Muziekwijzer is pas versche nen in de Ooievaar-reeks (nr. 120) bij Bert Bakker, Daamen N.V., Den Haag. Het behandelt „de kleine zaal", d.w.z. muziek voor de kleine ruimte, pianomuziek, kamermuziek in allerlei bezettin gen, liederen, en na een historisch overzicht en een korte bespreking van de instrumenten? komen de componisten in alfabetische volg orde aan de beurt, van Albeniz tot en met Hugo Wolf. Alles is uiterst beknopt geschreven, alles is zeer vereenvoudigd voorgesteld in de meest simpele termen. Maar waarschijnlijk is Han Bos juist daardoor tot beweringen gekomen die wat zonderling aandoen, zoals in zijn bespreking over het Fran se lied. Leo Riemens is een be trouwbare gids door zijn geliefd operaland en dit boekje, uitgege ven in de serie Elsevier Pocket Boeken, is een beknopte uitgaaf van het reeds eerder verschenen Elseviers Groot Operaboek. Het omvat de beschrijving van 66 der bekendste opera's plus een over zicht van de stemsoorten en een register van beroemde zangers. Wie iets weten wil over de tradi van dit boek ligt juist hierin, dat hij alle geleerdheid vermijdt en toch bijzonder kundig weet uit te leggen. En zijn „opmerkingen ter zijde" zijn kostelijk! Men moet maar eens het hoofdstuk over he dendaagse muziek lezen, waar hij de luisterluie toehoorder „uit scheldt". Want juist dit deel van het publiek en nu komen wij weer terug op het betoog is het „oude" publiek, dat de ge woonte heeft om naar de concert zaal te gaan en soms zeer veel muziekkennis bezit. Maar deze ontwikkelde leek wenst zich in de concertzaal te ontspannen en zich niet in te spannen. Het concert is voor hem geen culturele aangele genheid meer en dat was het vroeger wél maar een „diver tissement" tegen de dagelijkse vermoeienissen. Bij de overbeken de klanken is het heerlijk uitrus ten. Nieuwe muziek En de moderne, de nieuwe mu ziek? De nieuwe muziek blijft voorbehouden «tan het selecte ge hoor, de „happy few", zoals het sinds de hofmuziek al was. Maar dit selecte gezelschap bepaalt niet meer de grote algemene lij nen van de muziekcultuur, zij zijn van cultuurdragers uitzonde ringen, voorposten geworden. Zie daar de reden van de kloof tus sen de nieuwe muziek, de heden daagse componist, en het „pu bliek". De ontwikkeling van de muziek is voortgegaan, maar de mensen, die deze nieuwe muziek p'achten te ontvangen, zijn in so ciaal opzicht volkomen veran derd! Voor deze „happy few" intus sen zijn de laatste boeken be stemd, die hier vermeld worden: een biografie over Bach van Hans Brandts Buys (uitgegeven in de muziek-pockets van J. H. Gottmer te Haarlem) en Simon Vestdijk's „Muziek in blik" (uitge geven bij „De Bezige Bij" te Am sterdam en bij Nijgh en Van Dit-' mar te Den Haag). Hans Brandt Buys ent een plezierige vertel trant op een wetenschappelijke grond en het resultaat is een uit nemend boekje, waarin men voor de grote kennis van de schrijver diep respect krijgt. Het pocket boekje is een herdruk van de gro te uitgave in de Componisten reeks en met deze goedkope edi tie is een goede daad verricht. Si mon Vestdijk heeft onder de titel „Muziek in blik" zijn muziekbe schouwingen, die hij in de Groe ne Amsterdammer van maart 1958 tot oktober 1959 geschreven heeft, gebundeld. Hij bespreekt er wat grammofoonplaten in, maar de titel slaat op een gelijknamig essay, waarin hij met allerlei amusant geformuleerde redenen uiteenzet waarom hij liever thuis dan in de concertzaal muziek be luistert. Ligt de diepere oorzaak niet in de levenshouding van Vest dijk, die zo graag in de ivoren toren poseert? Oude beeld Zijn opstellen tonen weer zoals in de vorige boeken het oude beeld van een enorme encyclope dische kennis, scherpzinnige ana lyses en een irriterende betwete righeid. Maar voor elke muziek kenner is dit nieuwe muziekboek van Vestdijk van belang, omdat Vestdijk zijn lezer dwingt tot na denken en tot debatteren. Men moet zijn literatuur er overigens wel grondig voor kennen! DRA. H. E. KOHEE-VAN DEN BERGE Kunst van heden en Horatius tussen Appel en Van Gogh RUSSEN Karei Appel en Vincent van Gogh gaapt in het toch al zo zwaar geac- cidenteerde terrein van de kunstgeschiedenis een diepe kloof. Wie er in wil afdalen, zal „achterstevoren" moeten gaan. Deze methode is eveneens gevolgd door de samenstellers van het kapitale boek „Kunst van heden in het Stedelijk", een zeer lijvige gids die bij J. M. Meulenhoff is verschenen ter ere van het 65-jarlg bestaan van het Stedelijk Museum te Amsterdam. De „afdaling" geschiedt in vier etappes die verband houden met het wereldgebeuren, namelijk de na-oorlogse periode: 19601945, de tijd tussen twee wereldoorlogen: 19401918, vervolgens 19171907, het keerpunt genoemd, en ten slotte: 19071870, waarmede wij dan genaderd zijn bij Vincent van Gogh. En bij de grote figuren rondom hem. Expositie en boek bij jubileum van het „Stedelijk" Appel eet appel. ük wil geen kind per luclitpoót Ik wil geen kind per lucht post, door M. van Nuis-Zuidema. Uitgave La Rlvlère en Voorhoe ve, Zwolle. Emi, de jonge weduwe, heeft het moeilijk. In de familie is een drang tot emigreren en zij is heel bang, dat ook haar kinderen haar zullen verlaten, zodat ze alleen zou blijven. Onhebbelijk valt ze daarom soms tegen haar dochter uit, als ze denkt, dat deze ook emigratieplannen heeft. Zij wil niet, dat ze alleen contact met haar kinderen heeft per brief: zij wil geen „kind per luchtpost". Wanneer zij echter liefde opvat voor de broer van haar overleden man, die uit Canada overkwam, moet zij een nieuwe strijd strij den, want nu blijkt, dat haar doch ter alleen z81 achterblijven. De roman „Ik wil geen kind per luchtpost", die op goede wijze een probleem van deze tijd be handelt, is van de schrijfster, die met „De stenen bruid" heeft be wezen goede Christelijke lectuur te kunnen bieden. Vaders van de renaissance der twintigste eeuw noemt museumdi recteur jhr. W. J. H. B. Sandberg in zijn ten geleide Cézanne, Mo net. Gauguin, Vincent van Gogh. En hij karakteriseert verder: „Vincent, de nederigste, mense lijkste van deze vier, geeft zich rekenschap van de nieuwe ver houding tussen mens en mens die bezig is te groeien". Sandberg is een even fel om streden verschijning als de heden daagse beeldende kunst, waarme de hij telkens weer het publiek in aanraking brengt. Zijn mu- i.eum trekt jaarlijks meer dan 250 000 bezoekers. Met „bruisen de vitaliteit" lanceert hij per jaar circa vijftig tentoonstellingen in het Stedelijk en nog eens vijftig daarbuiten begeleid door ten minste twintig catalogi. In dat museum gebeurt nog veel meer, want Sandberg ziet zijn Stedelijk als „gebruiksvoorwerp". Om te schokken Terdege beseffend dat menige hedendaagse kunstuiting de be zoeker zal schokken, zegt jhr. Sandberg: „Het Stedelijk gaat zonder omzien voort op die weg; het tracht al datgene te tonen wat een bijdrage kan leveren tot de vormgeving van deze tijd". Hij vraagt niet of wij het altijd met zijn keus eens zijn. We zouden er in onderdelen zelfs tegen kunnen strijder voor een christendom van de daad Na zijn roman Vous verrez Ie ciel ouvert (1956), in deze ko lommen besproken (12 januari 1957), heeft Cesbron zijn pen niet laten rusten. Hij heeft sindsdien een bundel verhalen, een bun del opstellen en aforismen en nog twee romans gepubliceerd. De tweede bundel, getiteld Libérez Barabbas (Uitg. Laffont). leert ons de man nog beter kennen dan zijn romans. Niet an ders. Hij is de warme mensenvriend, strijder tegen maatschap- tioneel ingewikkelde handeling pelijk onrecht en tegen de dodende heerschappij van de tech- van Verd:-opera's, kan hier recht en ook over de algemene karakteristieke eigenschappen van de muziek van de operacom ponist staat er het een en ander uiteraard zéér summier in. niek, en dat alles vanuit het Evangelie. Gevorderden Voor wie wat verder gevorderd is en reeds enige elementaire ken nis bezit, bewijst Aaron Cop land's „Luister zo naar muziek" (uitgegeven bij de N.V. Gebr. Zo mer en Keunings Uitgeversmij. te Wageningen) goede diensten. Cop land, een van de beroemdste Amerikaanse componisten, hield een serie van 15 lezingen aan de New School for Social Research in New York speciaal voor leken, niet voor beroepsmusici. Deze le zingen heeft hij dan later gebun deld. Hij behandelt bijzonder hel der de vier elementen van de muziek, ritme, melodie, harmonie en klankkleur, legt de fundamen tele vormen van de compositie uit. praat dus niet over de mu ziek, maar zet de lezer midden in de muziek. En zo opent hij vele wegen. Het aantrekkelijke De profeet uit de bergen SPcL VAN NORMAN NICHOLSON D1 ,E ENGELSE TOONDICHTER zijn religieus spel „The old man of the mountains" het wonder in het dagelijks leven aan de orde gesteld. In dit geval de wonderen, die de profeet Elia verrichtte. Hij verplaatst daartoe het ver haal uit 1 Koningen 17 naar de tegenwoordige tijd en de beek Krith alsmede het dorp Zarfath naar een dal in Cumberland ,.a northwest corner of a northwest island". Achab is een grootgrond bezitter, die zweert bij de mo dernste landbouwmethoden, Elia is een kleine boer. die nog oog en oor heeft voor de natuur en leeft ^Daarom <^ïtlarieke ~c:17larylze Daarom! Marieke - Ma rijke door M. A. M. Renes- Boldingh. Uitgave La Rlvière en Voorhoeve, Zwolle. „Geluk, dat is, langs rijpe ko renlanden naar huis te gaan, waar stille lichten branden". Dit zinnetje typeert al meteen de sfeer van het boek: namelijk die van een huiselijke, gezellige. De families op „Kasteel de Weeresteyn" en op de hoeve de „Schoudermantel" zien alle vrienden en familieleden weer te rugkomen naar de oude, ver trouwde plaats. Schilder Van Rozenburg en zijn vrouw tante Clair, jonker Leonard en Paula. Marieke en Ben en ook oom Bert en tante Rikkie komen in dit boek „thuis". Ongetwijfeld zullen alle leze resjes van de boeken „Marieke - Marijke". „Wat nu, Marieke - Marijke?" en „Adieu, Marieke - Marijke!" graag dit vierde deel uit hef vertrouwen op Gods ze gen. Achabs moderne methoden falen bij een hevige droogte; ja, de intensieve bebouwing en ont bossing maken de gevolgen slechts erger. Elia predikt het geloof in Gods zorgende genade. De regen zal komen. Als het wonder geko men is, is men wel even onder de indruk, maar spoedig gaat men weer over tot de orde van de dag. Achab stelt alles in het werk om een stuwmeer aan te leggen, opdat zoiets in de toe- Komst zich niet herhalen zal. En Elia wil Achab daar graag bij helpen, want naast het bidden is de mens ook het werken geboden en naast het gelopf ook de daad. Bij lezing van dit spel kon ik niet bepaald onder de indruk ko men van de godsdienstige diep gang. Ook het stuk als zodanig is n.et sterk. Met name de drama tische gedeelten in proza zijn zwak en doen dikwijls denken aan kindertoneel: houterig en on beholpen De poëtische gedeelten, in het bijzonder, die welke door De Raaf (als bode Gods) en De Beek (de stem van de gemaltrai teerde aarde) gesproken worden, zijn van een buitengewone puur heid. Hier nadert de dichter de mooiste stukken poëzie van Sha kespeare Ted Logeman heeft „The old man of the mountains" in het Nederlands vertaald onder de ti tel „De profeet uit de bergen". Merkwaardigerwijs heeft hij de proza-gedeelten even onhandig laten staan, als zij ongetwijfeld in het oorspronkelijk voorkomen, met een voor het toneel onmoge lijke stadhuistaal. Maar de poë zie daarentegen heeft hij formi dabel zuiver vertaald. Om deze gedeelten kan men dit spel een ereplaats geven in de Wending-to neelbibliotheek. waarin het als deeltje 14 het licht zag. Men weet, dat de Wending-toneelbibliotheek wordt uitgegeven door Het Boe kencentrum te 's-Gravenhage en nu reeds vier series van vier nummers telt. E.v.G. GILBERT CESBRON De verkeerde keus De titel zegt het al. De mens heeft de neiging de haat te stel len boven de liefde en het Kwaad te kiezen met verwerping van het Goede, van de Goede, al was het maar uit lafheid en zucht tot zelfbehoud. Vooral het laatste es say uit de bundel, één lange, be wogen aanspraak tot de christen burger, wiens egoïsme een goed kope liefdadigheid verwart met ferechtigheid, is lezing en over- enking meer dan waard. Het richt felle pijlen op een christen dom, dat vegeteert in verstarde vormen en nooit vraagt: „Wat zou Hij doen in mijn omstandig heden?" Wij vinden hier terug de schrijver van Les Saints vont en enfer (1953), dat de zaak der priester-arbeiders aan de orde stelde, en van Chiens perdus sans collier (1954), dat gaat over ver waarloosde jeugd, maar hier komt hij regelrecht op ons, zijn lezers, af en stelt ons zijn diep- snijdende vragen, soms in ironise rende vorm, evenwel altijd zó, dat de liefde tot Christus en de even naaste er uit spreekt. De aforismen bestrijken uiteen lopende terreinen. Vele zetten tot denken. Enkelen verdienen door gegeven te worden. „De les, door Christus gegeven, heeft ef fect gehad; men ziet er tegenop de eerste steen te werpen. Maar voor de volgende geneert men zich niet meer." „De Christus is de enige, naar wie men zonder ophouden kan zien zonder de an deren de rug toe te keren." „De romanschrijver onthult een we reld, de dichter schept er een." Euthanasie In de roman II est plus tard que tu ne penses (1958) (uitg. id) heeft Cesbron zich gewaagd aan het moeilijk probleem van de euthanasie, de versnelling van het stervensproces door een me dische ingreep, wanneer genezing uitgesloten en het lijden van de patiënt ondraaglijk is. Wat is er al veel over deze zaak gespro ken en geschreven! Reeds Hippo crates, de grondlegger der ge neeskunde, verbood deze ingreep; Thomas Morus in zijn Utopia daarentegen achtte haar toelaat- In enkele landen wordt ze der reserve verboden. Voor de christelijke zedeleer is ze zonde tegen het zesde gebód. Hier betreft het een man, die de onttakeling van zijn vrouw niet langer kan verduren en haar, door liefde gedreven, een dodelijke injectie geeft. Hij meent haar goedkeurend ja te horen en in haar ogen te lezen, alvorens hij handelt. Verzwarend is hier de omstandigheid, dat een leek aan het werk gaat en even zo, dat een duidelijke bede om in te grijpen ontbreekt. Nog ern stiger is. dat. niettegenstaande hun liefde in tien huwelijksjaren onverzwakt was gebleven, er toch een wezenlijk element in ontbrak. De vrouw had wel won derdokters bezocht, maar haar man alles verzwegen, en, als hij achter de waarheid komt, zwijgt ook hij. Als de operatie dan ein delijk plaats heeft, brengt ze geen baat. De gifstof is in het lichaam uitgezaaid en scheurt het uiteen. Een verlichtende om- DE BEZIGE BIJ ls bezig met zijn Litteraire Pockets een for midabele toneelbiblioLheek op (e bouwen. Reeds eerder hebben wij op de vele Shakespeare-uitgavcn, die in goede vertalingen van Bert Voeten of mr. Evert Straat in de ze reeks verschenen, gewezen en nu mogen wij voor vijf nieuwe uit gaven, die de laatste maanden het licht zagen, even de aandacht vragen. Allereerst: Eugène Ionesco: „De Rinoceros" in een onderhou dende vertaling van Remco Cam- pert. Aan de opvoering door de Ned. Comedie van dit merkwaar dige toneelstuk bewaren we de beste herinneringen, vooral aan de interpretatie van De Rinoceros zelf door Paul l^Ieijer. Het is uiter mate interessant van deze saty- rieke persiflage op moderne maat schappijtoestanden door deze ver taling kennis te nemen. lones- co's Rinoceros kan men een mo dern broertje noemen van onze eigen Middeleeuwse „Vos Rei- naerde". Hugo Claus: „Een bruid in de morgen" is thans ook in deze reeks verschenen. Het is ongetwij feld het beste werk van deze Vla- ming. Tot op heden heeft hij nog geen beter toneel geschreven, dan dit stuk over de puberale moei lijkheden in een kunstenaarsge zin. Het is kennelijk een jeugd- stuk met te heftig aangezette ac centen, maar sindsdien heeft Claus er nog niet veel bijgeleerd. Erwin Sylvanus: „Korczak en de kinderen". H. Roduin en E. van Paridon vertaalden dit aangrij pend stuk over Joodse weeskinde ren, die naar de gaskamer van een Pools concentratiekamp wer den gevoerd. Indertijd heeft To neelgroep Puck het opgevoerd. Men moet het grootste respect hebben voor het werk van de Duitser Erwin Sylvanus, die met zijn stuk een triest voorbeeld van Duitse schuld zo open en eerlijk aan de orde heeft gesteld. Het verhaal herinnert aan een soortge lijk verhaal uit Schwartz-Barths aangrijpende roman „Le dernier des Justes". Of er van overname sprake is, kan men niet beoorde len. Ach. er zijn in de oorlog zo veel Joodse weeskinderen naar de gaskamer gevoerd, dat beide schrijvers terug kunnen gaan op verschillende voorvallen, die niet temin een bedrieglijk eender the ma hebben, het thema van de on- schuldigen, die een waanzinnige dood worden ingedreven. Harry Mullsch: „De Knop". Als ik indertijd niet met eigen ogen gezien had, hoe Kees van Iersel met zijn experimentele to neelgroep „Test" van deze speel se eenakter van Mulisch een voortreffelijk stukje toneel heeft weten te brengen, ik zou niet ge loofd hebben, dat achter deze brabbelwoorden achter elkaar zo'n knap stukje werk schuil ging. Indertijd zijn de Belgen in Brus sel afschuwelijk tegen het stuk tekeer gegaan (en inderdaad be vat het vele onsmakelijke elemen ten). maar Mulisch heeft deze Belgische reacties op een heerlijk gevatte manier in deze uitgave weten op te vangen, zodat men niet alleen het stuk. maar ook de allerkoddigste reacties daarop voorgeschoteld krijgt. Men kan van Mulisch veel zeggen, maar nooit dat hij geen geestige jongen ls. In bijv. zijn neus alleen al zit meer spitsigheid dan vele van zijn kritikasters bij elkaar weten te brengen. William Shakespeare: „Coriola- nus". Bert Voeten vertaalde dit merkwaardige stuk van Shake speare, dat het in de schouwburg niet bijzonder deed. Dit laat zich wel begrijpen, maar ook direct verklaren: het is echt een stuk om eens aandachtig te lezen; we tenschappelijk te lezen met alle historische, politieke en culturele achtergronden. Dan is het zelts zeer boeiend. Jullen Green: „Het Zuiden". Het is een voortreffelijk werk, dat Max Nord met deze vertaling heeft verricht. Ook dit is een werk, dat men veel beter kan le zen, dan gespeeld zien worden. Dramatisch vond ik de opvoering van Theater niet sterk. Dat lag niet aan Theater, want er werden kundige acteer- en regiepresta ties vertoond, maar het ligt aan Green. Hij is nu eenmaal een schrijver pur sang, een uitbeelder in woorden. Van al de hier aange stipte stukken steekt Greens werk huizenhoog boven de andere uit. Deze man heeft werkelijk iets tc zeggen, maar hij moet het doen met de pen. In zo'n geval houdt de qualificatie „leesdrama" discriminatie in. Het is verblijdend, dat het Ne derlandse publiek, blijkens deze uitgaven, hoe langer hoe meer toneel gaat lezen. Dit houdt be loften in voor de toekomst, want wat zwart op wit staat, blijft be waard, ook als bepaalde toneelop voeringen al lang vergeten zijn. Bovendien leert men van aan dachtig en kritisch toneel-lezen (een heel moeilijk werk) oneindig veel meer, dan als men op de planken zich zo'n stuk laat voor zetten. Wat moeilijk is. geeft uit eindelijk meer voldoening, da.i wat men zich gemakkelijk laat toeschuiven. EV. GROLLE geen fulmineren Maar erkent dient te worden dat hij durft kiezen. Sandberg heeft er in zijn 65 jaar oude museum kans toe gezien, de kunst van heden, onze tijd, te laten „leven". Zijn museum is sen confrontatie met de geesten van deze tijd. Geesten overigens die zelden objectief zijn. Een hedendaags museum, zegt onderdirecteur dr. H. L. C. Jaf- fé in het jubileumboek, „stelt de tijdgenoot voor de feiten van het neden en voor hun stamboom, gezien met de ogen van de tijd genoot. Zo kan het bijdragen tot bewustwording van eigen tijd, tot het besef dat de heden- standigheid is, dat Bernard, vriend van Jean en groot apostel der euthanasie, door zijn sugges ties hem de weg van eigenmach tig handelen instuwt. Geen verdenking valt op Jean. Trouwens, wie kan de grens trek ken, die de pijnstillende injectie niet mag overschrijden zonder de laatste levensvlam te blus sen? Twijfel De droefheid van de echtge noot is oprecht, zijn liefde zuiver. Wat hij deed in het laatste uur, was immers naar haar wens. Had ze niet zelf voor dien al een poging tot zelfmoord gedaan? Maar dan komt na enige tijd de twijfel zijn geweten aanvallen. Is hij een moordenaar of een weldoener? Om van een onpartij dige instantie de waarheid te ver nemen meldt hij zich aan bij de justitie. Het gerechtelijk appa raat komt in werking; requisitoir en pleidooi worden beide door Cesbron gegeven. De jury be sluit met meerderheid van stem men tot Jeans onschuld. Wat de aardse rechtspraak betreft, mag hij dus gerust zijn, maar zijn ge weten blijft hem voortjagen, tot hij bij Jeanne's broer, Bruno, de priester, de pendant van Ber nard, tot zelfonderzoek in de diepte komt en in zijn handel wijze het egoïsme ontdekt, dat ontluistering van zijn liefde en de vergrauwing van zoveel scho ne herinneringen niet kon aan vaarden. Dit onderhoud is be slissend in het boek. Boete Na de confessie volgt de abso lutie, maar ook de penitentie, die beslag zal leggen op zijn ge hele volgende leven. Hij zal an- derer lijden helpen dragen, óók in de totale afbraak, óók als de normale reactie zou zijn weg te vluchten. En zo wordt Jean in zijn vrije uren en in vele nach ten vrijwillig helper in een in richting voor ongeneeslijke kan kerpatiënten en vindt hij de zin van het lijden naar het diepzin nige woord van Pascal: „Le Christ est en agonie jusqu'a la fin du monde." De bedoeling van Cesbron is wel duidelijk. Zonder woorden keurt hij de eigenmachtige daad van Jean af, maar laat ook gevoelen in welke tragiek ze wortelt. Geen mens heeft het recht te veroordelen. Bij God vindt hij vergeving, maar ook, in de weg van gebed en dienst aan de medemens, de mogelijkheid van verbreding en verdieping van zijn eerst ego centrische liefde. Ouderdomspsychologie De roman, in 1960 verschenen onder de onfraaie titel Avoir été (uitg. id) zou men kunnen ken schetsen als een stuk praktische psychologie, deels van een zwer vende jongen, maar hoöfdzake- lijk van een man op jaren, ge- pensionneerd spoorwegman en vrijgezel, die de knaap tot zich neemt en als vader voor hem zorgt. Het onvermijdelijke ge beurt: de genegenheid tussen bei den blijft, maar geestelijk ver vreemden ze van elkander. De oude man ziet achterwaarts; de jongen, groter geworden, wordt opgeslorpt door de moderne tijd. Er zijn in het boek aardige de tails en gevoelige bladzijden, maar als geheel is het te leeg en dist Cesbron te veel onwaar schijnlijkheden op om onze aan dacht vast te houden. Hier was stof voor een nouvelle, niet voor een roman. DR. M. C. d. PANNE daagse kunst hem toeroept: tua res agitur". De vertaling van deze oproep aie hij er niet bij geeft zou aldus kunnen luiden: „Uw belang staat op het spel". Dat kan een opwekking betekenen om zich ter wille van het eigen belang zonder reserve over te ge ven aan de hedendaagse kunst. Maar Horatius, de grote Romein se dichter van wie dit gevleugeld woord afkomstig is, heeft ook eens geschreven: „Het tijdsverloop brengt alles tot verval. Der vaad- ren eeuw, slechter dan 't voorge slacht. heeft ons al minder deu gend voortgebracht. Dra daalt ons kroost nog dieper ten verderve". Mag dit ook een beetje op al thans een deel van eigentijdse kunstuitingen slaan? Wat is opreclit Hier raken wij het kernpro bleem van alle eeuwen, van on ze tijd en ook van de moderne kunst: Wat is oprecht en waar schuilt de onwaarachtigheid, het bedrog, de doelbewuste poging tot ontworteling van geestelijke en zedelijke waarden? Het is bij na griezelig, de beslissing daar omtrent over te laten aan enige museumdirecteuren en aan de Vincent zoals hij zichzelf zag. joodse cultuur en historie in Zwolle te zien Onder de titel Joodse Cultuur cn Historie wordt tot en met 19 maart in het Hopmanshuis te Zwolle een tentoonstelling gehou den die een beeld geeft van de continuiteit van het Joodse cultu rele en religieuze leven. Zij om vat een unieke collectie zilveren kunstvoorwerpen, schilderijen, et sen, enz., afkomstig uit het bezit van kunstverzamelaars. Prinses Wilhelmina heeft voor de tentoonstelling bijzondere voor werpen ter beschikking gesteld en er zijn o.a. inzendingen van ver scheidene Nederlandse musea, van rijks- en gemeentearchieven, van het rijksbureau voor oorlogs documentatie en oude folianten van een universiteitsbibliotheek. Geëxposeerd worden onder meer gedekte tafels zoals zij in het Joodse gezin op hoogtijdagen worden gebruikt, en vele voor werpen die betrekking hebben op het Joodse huiselijke, kerkelijke en religieuze leven. Ruime aandacht wordt ook be steed aan de staat Israël en aan moderne Israëlische kunstvoor werpen. De tentoonstelling wordt georga niseerd door de afdeling Zwolle van de internationale Zionistische Vrouwenorganisatie ter gelegen heid van het veertigjarig bestaan van de Wizo. De saaier van Vincent van Gogh kleine schare die zich met kunst historie en waardebepaling bezig houden Het toch al zo „gewichtige" jubileumboek wordt nu nog zwaarder op de hand. Immers, „Kunst van heden in het Stede lijk" is niet zonder meer een ge- illustreerde catalogus; tussen de regels van dr. Jaffé's kunsthisto rische beschouwing door krijgen de museumbezittingen (bijna 450 afbeeldingen waarvan honderd in kleur) een volstrekt persoonlijke interpretatie mee. Hierop in alle onderdelen in te gaan, is voor een dagbladschrijver onmogelijk. Dit zou het samenstellen van een tweede boek (maar dan van een niet eerder vertoonde opzet) noodzakelijk maken. Bepalen wij ons voorlopig tot de hoofdlijnen (zo een boek kan nog altijd worden geschreven) dan prijzen we allereerst de ver schijning van het museumboek. Want hoe dan ook en al zijn we net niet in alles met de samen stellers eens, het is een boek dat volkomen aansluit bij Sandbergs bedoelingen: „Met gestrekte voel horens op de uitkijk staan om als het ware te proeven wat komen gaat nog lang voor wij gewone mensen het hebben ontdekt" en: „Het Stedelijk heeft het altijd als zijn plicht gezien, het pu bliek telkens weer daarmee (met de ware kunst) in aanraking te brengen". „Kunst van heden" ls een waagstuk, zowel naar opzet als in prijs (evenzovele guldens als het museum oud is), maar het is, ge loven wij, het experiment waard. Niet eerder werd in het Neder- 'andse taalgebied een zo beeld rijk overzicht geboden van de laatste negentig jaren in de ont wikkelingsgang van de beeldende kunst. Techniek en geest Boek en museum (want de ju bileumviering gaat gepaard met een expositie onder het motto „Pioniers") tonen beelden die navrant zijn door brute verfop- Jracht en brutale kleurwerking zoals bij Karei Appel en beelden in van Goghs waanzinnig felle kleuikracht. Maar deze laat ste beelden ontroeren de toe schouwer en maken hem stil. Techniek en geest tegenover el kaar. En daar tussen ligt een niet te beschrijven gevarieerd scala van moderne expressies. Lang niet altijd ware kunst, al blijken sommige reproducties le vendiger van kleur te zijn dan de oorspronkelijke werken. Ware kunst en de tijd zal ons in het gelijk stellen wordt niet uit techniek geboren. Maar uit de geest. Wij zijn blij met boek en tentoonstelling. Laat u er zich maar door schokken. Speel niet voor struisvogel. Kijk uw tijd aan. En zie dan hoe in fantiele geesten al wat onze tijd nog aan eigen verworvenheden kan opbrengen, dreigen te over vleugelen met een imitatie van de cultus der primitieven. Ook dit is een verdienste van Sandberg: hij verdoezelt niets. Hij toont, zonder meer. Uitgepraat zijn Het is echter zonder meer een foutief geschetst tijdbeeld en nu citeren wij dat alle zekerheden die voor vroegere generaties een hechte basis hadden gevormd, il lusies of schijnzekerheden gebleken. Vele kunstenaars weten niet waar zij zekerheid kunnen vinden. Oat is hun grote tragedie en die van onze dagen. Zolang zij eer lijk zoeken, mogen wij hun kunst eenter niet ongezien afwijzen. Kunst van heden kan groot zijn (in het Stedelijk is het te zien), maar eens zal de kunstenaar óver het heden uitgepraat raken. En als hij niets meer te zeggen heeft, wordt hij vergeten. Hij spiegele zich aan de theater kunst: veel tijdstukken van nau welijks een halve eeuw geleden laten de huidige generatie onbe roerd. Uit het mede door zijn grillige typografie (van de heer Sand berg) ongewone boek en bij de pi iniers zelf is te constateren dat tal van thans nog „levende" wer den weldra aan hun „stervens uur" toe zijn en dat slechts die Kunstenaars in hun werk zullen' blijven voortleven die nieuwe vormen bedachten voor hetgeen zij aan oude waarden bezaten of hervonden hadden. Daarom nog maals Horatius maar nu anders bedoeld: „tua res agitur" uw belang staat op het spel. TON HYDRA

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1961 | | pagina 19