<-v~ OUDEJAARSBIJLAGE 'LETTISCHE KOLONIE pil door Link van Bruggen Hel Nederlands Monument in Oliinstede "1 [NE MEIDOORNHAAG, in deze wintermaand akelig grauw en kaal, snijdt het vluchtelingen- kamp van Ohmstede nog altijd van de buitenwereld af. Er zijn nog barakken, nog kolengruispaden; er is nog een „Lagerverwaltung", die met onpersoonlijke nummers, waanzinnige afkortingen en koude statistieken werkt. Langs de gebladderd-groene wanden met hun verveloze sponningen en vochtig besla gen ruiten, hinkt de éénbenige oorlogsinvalide nog op z'n krukken rond; door het onverzorgde berkenlaantje loopt een man, die misschien net niet zenuwziek genoeg is om in een inrichting geplaatst te worden, hardop pratend en tegen zichzelf gebarend. Het bord is er nog, waarop de isolerende woorden: ,,Lettische Kolonie" staan; er zijn nog groepstoiletten, die ons met walging vervullen ent de naam sanitair nauwelijks verdienen. alleen, omdat al ,.zijn" mensen straks in gloednieuwe huizen zullen wonen, of omdat hij, vooral uit Nederland, zoveel andere bewijzen van medeleven ont vangt. Zijn levensfilosofie, zijn toe komstverwachting, zo men wil, be weegt zich. hoe vreemd dit op zichzelf misschien klinkt, tussen de extremitei ten van de stinkende groepstoiletten eh de van vreugde vervulde kindercrèche. schrift, dat de ex-staatssecretaris al in de dertiger jaren publiceerde over de sovjetisering van de Letse literatuur. Achter de ramen, in een druilerige re gen, de nog overgebleven barakken, met ernaast verschillende woonblokken in aanbouw. Naast elkaar Het beeld ..Het beeld van ons kamp", zegt hij, ..begint bij het eerste en eindigt bij het laatste. Men moet beide bedrijven heb ben aanschouwd om inzicht in het ver leden en in de toekomst te kunnen krijgen". Het is niet moeilijk voor een buiten lander één van die reeds betrokken, nieuwe woningen binnep te komen. Aan de delir wordt men hartelijk verwel-j komd. Men krijgt een stoel en een kop- koffie aangeboden. De bewoners heb ben van welluidende klankborden nooit! genoeg. Dat het pas herwonnen stukjé levensgeluk nog een verre wensdroonj zou zijn, als het vaderland van hun gast niet mede was bijgesprongen, ontr gaat de meesten. In de keufige, op een Uyeede ver dieping gelegen flat van Herr Unams voelt men :i zich al gauw op z'n ge mak Aan de muur Letse wanddoeken en Lets houtsnijwerk. In de boeken kast op een ereplaatsje het ge- ,,Het is oud en nieuw vlak naast el kaar", zegt Herr Unams. „precies zoals het in het leven is. Het oude zal weldra helemaal door het nieuwe zijn opgeslorpt. We gaan inte greren met de omgeving. Belangrijk? Ja, natuurlijk! Het zichtbare isolement van ons, vluchtelingen, zal er straks niet meer zijn. De kolengruispaden hebben hun langste tijd gehad. Onze onmiddellijke buren zullen Duitsers worden. Alleen de straatnamen zyllen later nog aan het feit herinneren, dat hier eens een „Letten- lager" stond. Gisteren heeft de stad Oldenburg besloten twee wegen langs het kamp respectievelijk naar Riga en naar Kurland te ver noemen." De ex-staatssecretaris keu velt maar aan. Hij praat snel, hy praat veel, en geeft zyn gast nauweiyks ge- tegenheid vragen te stellen. Twintig jaar van ontheem ding hebben hem totaal in z'n eigen problemen ver strikt doen raken. Kan hij eigenlijk nog wel uit dat zo persooniyke vicieuze cirkel tje breken? •jpOCH is er, in de materiële beteke nis van het woord, een ghetto aan het verdwijnen. In het Oldenburgse Ohmstede, dat nog geen vierhonderd kilometer van Den Haag en Rotter dam afligt, is men doende een rest- bevolking te integreren, die vóór het Wereldvluchtelingenjaar geen hoop, geen toekomst meer had. Dank zij de gezamenlijke krachtsin spanning van vele landen, dank zij de offervaardigheid van talloze volkeren, zullen nu ook de laatste, Westeuropese vluchtelingenkampen worden opge ruimd. Afschuwelijke stigma's van een verschrikkelijke oorlog zijn het ge weest. En wat deze littekens nóg af schuwelijker heeft gemaakt, is het ge sjacher, dat om de ontheemden zelf is ontstaan, in die onmenselijke politiek van menselijke berekening. Steeds meer huizen voor vluch telingen. Geschenk van Nederland aan de restbevolking van het Letlenlagerte Ohmstede. zienlijk beter betaalde plaats zou kun nen krijgen. Maar de predikant uit Letland is niet voor deze verleidingen gezwicht. Hij heeft vrienden en kennissen weg zien trekken, waarschijnlijk voor het leven. Temidden van de kneusjes, daar alleen achtte hij zich op zijn plaats! Met de bejaarden en de zieken voelde hij zich verbonden, met de lichamelijk of gees telijk gehandicapten, met de minder validen. Niet alleen Restantjes We weten het immers misschien onvolledig, misschien onbewust ,,Die aus dem Lager", zoals men in verschillende Duitse steden nog wel eens denigrerend hoort, zijn de restan tjes, de kneusjes van een in en na de oorlog ontstaan miljoenen-vluchtelingen- leger. Als ze nu, vijftien jaar na 1945, nog in weinig levensvreugde scheppende barakken leven, dan zijn ze in andere landen ongewenst. Dan zijn ze te oud, of niet meer in staat hun beste kracht te geven; dan zijn ze invalide, of mis schien tuberculeus. En als er anno 1961 nog kampbe woners zijn, die jong en kerngezond in het leven staan, welnu, neem dan uw hoed maar eens diep voor deze men sen af. De welvaart in de Verenigde Staten. Canada of Australië heeft bij hen minder zwaar gewogen dan de ban den met een oude vader, een fragiele, bevende moeder, een vrouw misschien, of een kind. Ze zijn gebleven. Ze heb ben bewust voor de zelfkant van de maatschappij gekozen, omdat ze men selijker dachten dan de mensen, die alleen in hun produktie- en consumptie kracht waren geïnteresseerd. Uitzondering De geestelijke leider van het „Lettcn- lager" van Ohmstede. Pastor Paulis Urdze, is zo'n uitzonderingsfiguur. Hij is pas negenendertig jaar. maar hij ziet er uil, of hij vijftig is. Het haar is al bijna helemaal grijs. Hij loopt wat gebogen. De zorgen staan diep op het voorhoofd gegrift. Hij heeft, wat men zou kunnen noemen, een visionaire blik. die geduld en wijsheid uitstraalt, en dairom vertrouwen inboezemt. Dominee Urdze, die sinds een jaar aan een hartziekte lijdt, heeft zowel naar de Verenigde Staten als naar an dere immigratielanden kunnen gaan. Landgenoten, die toestemming kregen te emigreren, hebben getracht hem over te halen ook de koffers te pakken. De Evangelisch Lutherse kerk. die hij dient, heeft meer dan eens laten blij ken, dat hij in een andere gemeente een heel wat gemakkelijker en aan- Daarom is Pastor Urdze niet alleen herder en leraar gebleven. Hij is te vens sociaal werker geworden, organi sator van huisvlijt, schepper van werkgelegenheid. Hij steunt en bemoe digt. hij troost en beurt op. In een werkplaats in het kamp vinden thans zo'n dertig Letten hun brood. Orders voor de, zich immer uitbreidende. Duit se industrie worden er uitgevoerd: Lichtsegmenten vandaag, eenvoudig ge- rcedschapswerk morgen. Met naaldwerk, knipwerk, plakwerk of eenvoudig timmerwerk kan er thuis nog wat worden bijverdiend. En de mensen, die te oud of te zwaar gehan dicapt zijn om hun handen uit de mouw te steken, genieten ondersteuning, wel ke hen voor materiële kommer, i.e. verpaupering, behoedt. Na al die moeilijke jaren, en ondanks de wrijvingen en spanningen, welke on derling zijn ontstaan, kan dominee Urdze nog blijmoedig zijn. En heus niet Pastor Puulis Urdze. De liefde en het offer zijn in z'n devies geschreven. Oud en nieuw in een reeds vijf tien jaar bestaand ghetto. De ba rak zal weldra verdwenen zijn, maar de nazorg voor deze ont wortelde invalide zal nog lange tijd een realiteit blijve We begrijpen daarom, dat hij geen woord van dank baarheid uit voor de prach tige flat. die hij en zijn vrouw hebben betrokken. We verstaan, dat hij niet anders dan over nieuwe problemen kan spreken. De vluchteling, de ellendige, de uitlandige,-die zo dient bij het verleden leeft en bij al die trieste momenten uit zijn bestaan, voelt zich immers altijd het'kind van de reke ning? „Kijk", wijst hij, „doeken in de vensterbanken. In het barakkenkamp, hebben we dat nooit hoeven te doen. Het regent in, het lekt, het water staat in de kelder. Slechte huizen verschrik kelijk sleohte huizen! Waar om ook niet? Wij zijn het immers maar!" We gaan naar de vliering van het trappenhuis en zien onder de dakbinjen een kommetje staan, leeg weliswaar, maar toch bestemd om regendruppels op te vangen. We dalen af naar de kel der. die vochtplekken op de muren toont, maar waarvan de voegen al dichtgesmeerd zijn met cement. Dank zij de zeer hulpvaardige Herr Unams worden we ook nog in de gelegenheid gesteld een paar wazige vlekjes op het plafond van de badkamer te be kijken. Ook daar heeft het kennelijk gelekt. „Het is duidelijk", maclilneert de ex- staatssecretaris. „De bouwer heeft te veel aan de vluchtelingen willen ver dienen. Ik ben blij, dat er eindelijk eens een journalist komt kijken. Het is vreselijk, al dat water!" Fouten We weten het: Mankementen als deze zijn bij nieuwbouw niet gebruike lijk. Er zijn fouten gemaakt, die voor komen hadden kunnen worden. Maar is het werkelijk zó vreselijk, als Herr Unams tracht voor te stellen? Geen huis deugt er vólgens hem. Opnieuw zouden de ontheemden het slachtoffer zijn van de hen zo vijandig gezinde maatschappij. De ex-staatssecretaris snijdt nog een ander probleem aan. We hebben er al van gehoord. De vluchtelingen zouden huren moeten opbrengen, die ver bo ven hun karige budget uitgaan. „Vijf tot zeven keer zoveel als in de Met Oud en Nieuw: 120 vluchtelingen en gezinnen onder dak j^EDERLAND, dat in het „Wereldvluchtelingenjaar 1959-'60" ruim acht mil joen gulden voor de ontheemden opbracht, heeft in het vlakke, mistroostige en ook „vergeten" Noordwest-Duitsland twee kampen geadopteerd. Het eerste, een Lets kamp met bijna vierhonderd bewoners, ligt even buiten Oldenburg in het dorp Ohmstede, langs de smalle, kronkelige weg naar Wilhelmshafen. Het tweede, een Pools kamp met ruim vijfhonderd bewoners, heet Friedrichs- feld, en bevindt zich in de buurt van Varel. De adoptie, die onder auspiciën van de Hoge Commissaris voor Vluchtelingen plaats vond, hield in, dat het Nederlandse Comité Vluchtelingenjaar bij zou dragen in de bouwkosten van huizen, die de kale en tochtige barakken zouden moeten vervangen. Het leeuwendeel der benodigde gelden zou door de „Landes- regierung" van Neder-Saksen op tafel worden gelegd, op welks grondgebied beide kampen staan. JN nauw overleg met het Hoge Commissariaat zonderde Nederland zevenhon derdduizend gulden voor Ohmstede af, en een ongeveer gelijk bedrag.voor Friedrichsfeld. Dc grote rest van de kapitale som werd ter beschikking van de Wereldvluchtelingenorganisatie gesteld, ter leniging van nood elders. Is de huizenbouw voor het kamp Friedrichsfeld, nog maar nauwelijks op gang gekomen, die voor het kamp Ohmstede draait op volle toeren. Veertien van de tweeënvijftig barakken zijn reeds neergehaald, terwijl in dc afgelopen drie maanden zesendertig nieuwe woningen werden betrokken. ^LS het wéér Oud en Nieuw is, hoopt men een honderdtwintig Letse vluchte lingengezinnen aan een fraai huis te hebben geholpen. Voor elke woning zal Nederland dan een subsidie van zo'n zesduizend gulden hebben verstrekt het derde deel van de totale bouwkosten. Bij al die huizenblokken zal bovendien nog een cultureel centrum verrijzen. De gelden hiervoor zijn door de Nederlandse Jeugd Gemeenschap bijeenge bracht, tijdens de zgn. Doe-Open-Aktie, die ruim zeshonderdduizend gulden besomde. Huizen, een kerk, een kantine, vergaderzalen, alles zal er straks zijn om enkele honderden ontheemden te helpen leed, verdriet en ontberingen te doen vergeten. salaris bieden. Toch komen ze, om ze menen Ohmstede iets te bieden Goed gezien Deze jonge mensen hebben het go gezien. Met huizen alleen is men in het „Lettenlager" van Oldenbi niet, hoe zeer de bouw ervan ook d de leiding op prijs wordt gesteld, problemen gaan dieper. De onthe< de is als een ontwortelde boom, elders moet leren gedijen. Zéker ontheemde uit een gesovjetiseerd niatuurstaatje als Letland, want weg terug lijkt te zijn afgesneden. „We hebben hier verschillende gr pen mensen, welke elk voor zich i aparte aanpak behoeven", zegt Pas Urdze. „Daar zijn de bejaarden, mensen, die dof van geest in hun zijn gaan berusten. Ze spreken l nauwelijks Duits, omdat ze weigei uit het verleden weg te breken, praten over hun vaderland en hun milieleden daar, en zij zijn ba de realiteit onder ogen te zien. hoop op terugkeer, op weerzien, een bevend kaarsvlammetje gewordi Hun zenuwen zijn gesloopt; hun inni lijk leven is vaak verward." „Daar zijn de invaliden, voor 't rendeel oorlogsinvaliden. Ze kozen zijde van Duitsland, omdat de R' al in 1940 hun land binnenvielen, de tragische loop der geschiedei dreigen ze tussen het schip en de te worden vermorzeld. Velen onder leven nog in de schijnwereld van heldendom. Maar hoe jong waren niet, toen ze schieten leerden? De 1 is dikwijls hun enige troost gewordt De buitenwereld ook trouwens r groot deel van hun kampgenoten oordeelt hard over ben Over hl Warum". het „WARUM, wordt woonlijk niet gesproken". „Onze kinderen barakken", stipuleert Herr Unams. „Is het niet belachelijk? Niemand kan dat opbrengen." Wat hij echter verzuimt te zeggen, is, dat er voor minder draagkrachtigen een ondersteuningsregeling getroffen, is, en dat ontheemden, die van de ar menzorg leveii, zelfs helemaal niets be hoeven te betalen. Bedenkelijk voor de ruimte van zijn denken is ook. dat hij tezelfdertijd niet naar voren brengt, dat de huren van gelijksoortige Duit se huizen dertig tot veertig procent ho ger liggen. In een comfortabele barak bij de in gang van het Lettenkamp „berat sich" Herr Rickers. Hij is de „Lagerverwal- ter" en niet de „Lagerführer". zoals hij ons verbetert. „Sprakeloos" ..We waren „sprachlos und erstaunt", vertelt hij, „toen we van die fouten hoorden. Het is geep reklame voor ons, zeker niet in Nederland, maar over drijf de zaak niet. Het gaat slechts om enkele van de zesendertig reeds be trokken woningen, waarbij nog komt, dat we een periode van ongekende re genval hebben gehad. De bouwer, die in Oldenburg woont, en bij ons thans niets meer onder handen heeft, staat bekend als een ..erstklassiger Fach- mann". Hij is, zeker wat de kelders betreft, het slachtoffer geworden van de droge zomer van 1959, die zijn cement hier en daar deed verkorrelen. Het te kort aan bouwvakarbeiders zal er ook wel niet vreemd aan zijn geweest. Maar de pijn zal gauw verholpen zijn. Op kosten van de verantwoordelijke firma zal begin januari met de reparatie van de lekkages worden begonnen. Aan de in aanbouw zijnde huizen mankeert niets." We gaan nog even bij Herr Unams aan. „Goed nieuws", berichten we hem. „Over een paar weken zijn uw pro blemen opgelost." Met een smalend glimlachje en een medelijdende blik in de ogen kijkt de ze ons aan. „Ik kan wel zien. dat u geen vluchte ling bent", luidt zijn commentaar. ,.Be- 'oven. beloven ze doen het al twin tig jaar. Nee. meneer, eerst zien. Pas dan ben ik bereid er rekening mee te houden." Dagen tellen Pastor Urdze woont met z'n jonge vrouw en elf maanden oud zoontje nog altijd in een barak. Hij behoort tot de laatsten, die een woning zullen krij gen, die voor 't eerst na zoveel jaar weer de beslotenheid van het eigen huis zullen kennen. Hij verheugt zich erop. Hij telt de dagen, die hem nog van z'n nieuwe bestemming scheiden. Het is goed met deze predikant te praten. Ofschoon zwaar beproefd, heeft de kampkolder hem op geen enkele wij ze te pakken. Hij kan nog redelijk denken, hij kan de toekomst nog zien. Hij kan nog dankbaar zijn. „W*t men In Ne» *1 mor m ons doet", verklaart hij, „is hartver warmend. Men leeft daar met ons mee. Men stuurt geschenken. Men zorgt voor verrassingen, die een mens heel klein kunnen maken." Op het eenvoudige bureau van do minee Urdze staat een nóg eenvoudi ger, houten bakje, waarin zich een dik ke stapel Nederlandse correspondentie bevindt. Het zijn brieven van kinderen, van grijsaards, van firma's, van ker kelijke en maatschappelijke instellin gen. Tientallen in het goede vaderland hebben ook na het voorbijtrekken der collectanten Ohmstede nog gezien! Kleine greep Een kleine, maar representatieve greep: Studiebeurzen uit de provincie Gro ningen voor behoeftige vluchtelingen. iPyama's en sjaals uit de provincie Drente voor hoogbejaarden. Kolen uit Apeldoorn voor Letten, die het financieel moeilijk hebben. Een grafsteen, bekostigd door drie Enschedese jongens, ter nagedachtenis van een overleden, invalide man. wiens vrouw zich zorgen maakte over de schuld, die ze voor dit laatste gedenk teken had moeten maken. Een pop van een meisje uit Meppel, dat Annie heet, voor een naamgenootje in het kamp. Tien gulden van een jonge vrouw uit Zwolle „om een ziek kind enige vreug de te bereiden". Aanbiedingen uit het hele land om jeugdigen zowel als volwassenen een paar gezellige vakantieweken te be zorgen. En dan komen er de volgende week ook nog een pas afgestudeerde vicaris en een beginnende maatschappelijke werkster uit Nederland aan, die. onaf hankelijk van elkaar, hebben besloten de helpende hand te gaan bieden. Ze weten het: Ohmstede kan hun geen Voor 't eerst een huisnummer betekent voor 't eerst de postbo de langs de deur. zien, voor wie het verleden nooit we' kelijkheid is geweest. Aan dc ene kat is dat gelukkig. Onze jongens en met jes vormen de enige toekomst van d rampzalige groepje ontheemden hle Terwijl het voor ons zo langzamerhan avond geworden is, moet voor hen i morgen nog bijna beginnen. Daarom I het goed, dat dit kamp over een jai afgebroken zal zijn. Bij onze jeuf mag zich geen minderwaardigheid) complex ontwikkelen, omdat ze I' „Die aus dem Lager" behoort. 1) scheidingslijnen dienen weg te vallei Onze kinderen moeten, zonder tot vei loochening van hun vaderland over t gaan, integreren." Straks zullen er geen barakke: meer in Ohmstede zijn. Straks zs de meidoornhaag en het bord me de woorden: „Lettische Kolonie'] worden omgekapt. Straks zal niemand, die dit Olden! burgse dorp bezoekt, nog kunnei zeggen: ,,Hé, hier moeten wel vlucbj telingen wonen". Een ghetto, een beschamend erf stuk uit een oorlog, waarin miljoe nen mensen gedwongen werden ver plaatst, gaat verdwijnen. Onzichtbaar voor de ogen zal eer ander ghetto voorlopig nog blijven Het is het ghetto van ontheemden verdriet, waaruit ontelbare vluchte lingen zo moeilijk te verlossen zijn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1960 | | pagina 16