Menselijk (alen in het verkeer De forumleden zijn: VRAGEN AAN FORUM Wegenbouw en bebakening juist? Scherper én opvoedend optreden Realisme een middel? Exameneisen zwaarder? Naar een veiliger verkeer. Het is beslist niet de eerste maal dat we dit onderwerp aan de orde stellen en het zal zeker ook niet de laatste maal zijn. Het toe nemende aantal verkeersongelukken dat niet in verhou ding staat tot de toenemende verkeersdichtheid noopt telkens naar de pen te grijpen. Ditmaal stellen we één overigens zeer essentieel facet van deze omvangrijke materie aan de orde: het menselijk falen. In de eerste plaats omdat het hele onderwerp te uitgebreid is voor één forum en in de tweede plaats omdat die menselijke factor iets is waarop naar onze mening wel eens het accent mag vallen, daar de neiging bestaat er te weinig rekening mee te houden. Vijf verkeersdeskundigen hebben samen een naar onze mening interessante en leerrijke discussie opge bouwd. Als deze mag bijdragen tot een helderder begrip; nog liever: tot een beter handelen, dan is aan ons doel beantwoord. Dm. G. J. Avelingh te Zeist VOORZITTER: Eén facet uit het uitgebreide onderwerp, dat Veilig Ver- keer heet. zouden we in dit forum graag in het bijzonder willen bezien: 2 de menselijke factor in dat verkeer. In een vraag gegoten wordt dat: op •welke wijze zou met de menselijke te kortkomingen meer rekening kunnen wora'en gehouden? En dan als eerste iunt hierbij: hoe dit zo goed mogelijk e verwezenlijken bij de wegenaanleg en het aanbrengen van verkeersaan- duldingen? Wie van u wil hier het eerst h t woord over? MEEDER: Hier komende was ik blij 6 weer eens in mijn vaderstad Rotter dam te zijn, maar wat ik miste, ter- wijl ik over de Coolsingel liep. was i\j ;en apart weggedeelte voor wielrij ders, terwijl daar toch plaats genoeg Jyoor is. In Utrecht, waar ik werk, streeft len er (terecht) naar de wielrijder s het maar even kan, zijn eigen strook te geven. In het algemeen iker geldt dat voor de bebouwde ben ik sterk geporteerd voor gedachte: geef iedere categorie eigen weggedeelte! Op die manier ;omt men tegemoet aan de .pnenselij- ;e tekortkomingen in het verkeer, want men maakt het de weggebrui kers zo gemakkelijk mogelijk. Hier aan wordt naar mijn mening veel te weinig aandacht besteed. I VAN DER DOES: U bedoelt dus rij wielpaden tussen trottoir en rijweg? bat zou ook allemaal mooi zijn, als ue menselijke factor er niet was. Want een voetganger die van het trot- oir naar de rijbaan moet, denkt er raak niet aan, dat hij op een rijwiel- ad komt met alle mogelijke ongeluk- en van dien! Als men zoiets doet, laat men dan EWIJKENDE KLEUREN aanbrengen, casu: rode tegels voor de fietspa- D. MEEDER: Dat is wel degelijk mo elij k. AVELINGH: We raken hier een loeilijk punt, namelijk de voetganger, ie er een improvisatiestijl op nahoudt. )p het trottoir gelden weinig regels: men i er met zijn aandacht bij allerlei din- en zoals winkeletalages. Moet de voet- anger naar de rijweg toe. dan ont laat een bewustzijnsomschakeling; als et goed is: ,,Nu uitkijken'' en dat eldt in het genoemde geval ook bij at rijwielpad. Maar is dat wanneer »en er tenminste aan gewend is an- ers dan wanneer men een gewone rukke straat moet oversteken? MEEDER: Als het onderscheid tus- voet- en rijwielpad goed is ge- larkeerd dan... VAN DER DOES:...zal het beter gaan j, maar dan moet de voetganger er an gewend zijn, zegt de heer Ave- ngh. Maar dat is nu juist weer die lenselijke factor- men went er zo I loeilijk aan AVELINGH: Mag ik- een voorbeeld even? In Utrecht tot voor kort ten- inste vertoonde de voetganger eelal weinig bewustzijn bij het over- eken: hij bleef heel erg in zijn im- rovisatie steken. In de grote steden, msterdam, Rotterdam en Den Haag je dat die bewustzijnsomschake- ng veel gemakkelijker verloopt. VAN DER DOES: Optimistisch hoor. AVELINGH: Op dit punt ben ik het, derdaad. Ik geloof dat dit een kwes- e van tijd is VAN DER DOES: Meneer Müller, ent u ook zo. tevreden over uw voet- angers? MÜLLER: Tevreden is zo'n groot oord. Toch is er inderdaad groot ver- ïhil in mentaliteit tussen de stedeling de plattelander. Van laatstgenoem- ;n constateer je vaak het ontbreken an vcrkcersgevoel als ze in de stad jn. Het is bijvoorbeeld wel gebeurd 11 it veemarktgangers schuin het Rot- ""damse Hofplein overstaken Zoiets in je je niet voorstellen van een ste- iling- VAN DER DOES: Ik zou nog willen tenderen op de tramheuvels die soms oot gevaar opleveren voor de voet- ingers: de mensen puilen er vaak maf en gaan gewaagde dingen doen s ze de tram van het trottoir af oeilijk kunnen bereiken. MÜLLER: Een vrijliggende tram- lan in het midden van de weg met Orlopende stroken ter weerskanten een goede oplossing; het betekent lorts een hulp voor overstekende letgangers. Maar daar heb je ruimte _y*or nodig, dus het kan niet overal. 7;i PIJL HOGEWEG: Nog liever zou datt mij zijn als men de trambaan ESCHEIDEN van de rijbaan hield. ant tenslotte zijn trams ondingen in Kn*t verkeer. Het allerliefste zou ik ze i n ilemaal opgeruimd zien en vervan- tfcn door trolley-bussen of bussen. MULLER: Maar wat die wegenaan- et g en verkeersaanduidingen betreft, recht is wel gezegd: Je moet wegen luwen voor domme mensen. Want in befct algemeen opereren de mensen vrij Machteloos op straat. Bij wegen- kuleg moet dus alles erg duidelijk en eI rekend zijn; men moet de menselij- i tekortkomingen op die manier aan- ill en. /01 9UL HOGEWEG. Volkomen juist en Ik ben ook niet ontevreden over de wegbebakening. Alleen wordt dat goe de vaak teniet gedaan door een te overdreven gebruik van alle mogelij ke aanduidingen, zodat je soms ogen tekort komt'om te zien wat je nu wel en niet mag. VOORZITTER: Ik Len blij dat u dat zegt. PIJL HOGEWEG: Men kankert wel eens op onze wegen. Ten onrechte: Nederland heeft een der beste wegen netten ter wereld. Alleen: matig die detailleringen in aanduidingen, kijk ook in de bebouwde kom of er geen uit hangborden of misleidende reclames zijn, waardoor men fout kan koijien te zitten en laten we verder niet aan de wegen tornen, want die zijn goed. VAN DER DOES: Vooral bij de ze bra's kan de verlichting nog veel ver beteren. Belangrijk, want de voetgan ger moet ook gezien kunnen worden. Dat hij 's avonds vaak niet gezien wordt beseft hij bovendien onvoldoende. VOORZITTER: Meneer Hogeweg, vindt u in het algemeen de wegbeba kening bij nacht voldoende? PIJL HOGEWEG: Buiten de be bouwde kom -over het algemeen wel. Binnen de bebouwde kom zie ik nog wel eens slecht verlichte verkeersbor den met name in dorpen. Maar over het algemeen geloof ik niet dat er zo veel op aan te merken valt. VOORZITTER: Maar neemt u nu eens de bebakening op rijksweg 13, bij Rijswijk. Mensen die hier voor het eerst komen, geraken in grote moei lijkheden omdat daar de avondbebake- ning uitgesproken slecht is. PIJL HOGEWEG: Ja, maar die be bakening is nog niet gereed, dat komt goed. AVELINGH: Toch zou ik willen op merken, dat men de betekenis van avondbebakening niet moet onderschat ten. Vooral voor ons land niet, om dat de dichtheid van voertuigen per km weg hier bijzonder groot is. Daar om is 100 procent avondbebakening ge biedende eis. Vooral op secundaire en tertiaire wegen zie ik nog leemten. MÜLLER: Dat is juist. Overigens meen ook ik. dat onze buitenwegen goed zijn. Dat komt omdat men in de jaren twintig de noodklok heeft geluid, wat in Den Haag gehoord is. Maar kijken we nu naar de steden, dan wordt het hoog tijd ook daarvoor de noodklok te luiden. Sinds onheuglijke tijden heeft men daar weinig gedaan om tot aanpassing te komen aan het frequente gebruik van moderne vervoermiddelen. Men kan zich hierbij afvragen: hoever moet men gaan? Ik persoonlijk geloof dat zeer ruim rekening moet worden ge houden met het vervoermiddel van de toekomst: de auto. MEEDER: Dat geloof ik nu juist niet. Ik zie de 50.000 Utrechtse school kinderen nog niet met de auto naar school gaan. Onze steden met uit zondering wellicht van Rotterdam kunnen het gemotoriseerd verkeer niet ongelimiteerd opnemen. U zult zeggen: doorbraken projecteren. Die hebben we gemaakt, maar ze zijn alweer te smal. We kunnen daarmee niet doorgaan. Daarom geloof ik ook niet, dat in de stad de auto het vervoermiddel van de toekomst zal zijn. Dan geef ik het openbaar vervoer meer kans. Naast de fiets! Want met dit handige ver voermiddel ben je er vlugger dan met de auto; je hoeft ook niet zo lang naar een parkeerplaats te zoeken. Het ste delijk verkeer is niet gediend met nog meer auto's wel met meer veilig heid. PIJL HOGEWEG: In de grote ste den moeten we te zijner tijd zeker ko men tot een algemeen parkeerverbod voor lang-parkeerders, althans voor een gedeelte van de binnenstad. Daar door krijgen we ook niet meer die spitsuur-chaos. Wanneer men dus al leen kortparkeerders (via parkeerme- ter of nog liever: parkeerschijf) toe laat en de rest buiten het stadscen trum of zelfs aan de rand van de stad met pendeldiensten (metro, bussen, trams» naar de city, dan geloof ik dat die auto zich zal handhaven. MEEDER: Waar laat u al die wa gens? PIJL HOGEWEG: Voor Den Haag is er gelegenheid bij het Haagse bos, op het Malieveld voor mijn part. Van daar ben je zo via de Leidse Straat weg de stad uit. Parijs heeft ook een gedeelte van de binnenstad, de z.g. zo ne bleu, afgesloten voor lang-parkeer- ders en dit schijnt in de praktijk goed te voldoen. VAN DER DOES: Het Malieveld hoort aan de Staat. Aan deze sugges tie heeft men niets. MÜLLER: Door de heer Meeder is ge zegd dat er geen parkeermogelijkheden te scheppen zijn in de steden. Dat geldt voor oude cities waar zaken en winkel buurten zijn. Vergeet echter niet, dat in oude steden ook veel zeer oude (soms krot)woningen zijn, die men nu nog niet wil afbreken in verband met de woningnood, maar die over enkele decennia wel kunnen plaatsmaken voor parkeerplaatsen en ringwegen. Zelfs voor Rotterdam zullen die buurten op den duur de redding moeten brengen. MEEDER: Ik heb een tijdlang in Noordholland gewerkt. Als ik van Haarlem naar Amsterdam moest en ik dacht mijn auto niet kwijt te kun- nen, dan reed ik -ivsar het station Haarlem en ging verder per trein, zo nodig in Amsterdam per taxi naar het einddoel. Dat moest men meer doen: 't is goedkoper en vlugger. VOORZITTER: U bent er blijkbaar niet schuldig aan, maar één van die menselijke tekortkomingen is nu juist dat men in een auto wil zitten. MÜLLER: Inderdaad: iedereen wil dat, ik zou haast zeggen: enkele bui tenbeentjes daargelaten. Ik geloof dat in ons land de zaak zo staat: men wil een motorisch vervoermiddel: voor de jongelui een scooter, voor de pas ge trouwden nog een scooter, dan op een gegeven moment een klein autootje en men leeft daar eigenlijk zo'n beetje naar toe, waarmee ik niet wil zeggen, dat dit de beste maatschappijvorm is. Laatst hoorde ik het zeer typerend zeggen: de moderne Europeaan wil één vrouw, twee kinderen, drie kamers en vier wielen.... Dit is iets waar men meer rekening mee moet houden. Er zijn al heil wat mensen die verband leggen tussen de grootte van een ge zin en het bezit van een auto. Hierin schuilt toch wel een groot gevaar voor onze samenleving. AVELINGH: En als iedereen een auto gaat krijgen, dan kan men ook niet meer zonder, want dan wordt het hele leven er op alle manleren op in gesteld. MEEDER: totdat de mensen gaan rekenen. Ik ken iemand die al leen een auto voor zaterdagsmiddags en zondags had. Toen hij eens ging rekenen, verkocht hij zijn wagen meteen. Voor het geld, dat een privé- auto per jaar kost, kan men vele ma len een auto huren of een taxi nemen. MÜLLER: Maar het eigenaardige is dat men het toch niet doet. Men wil leven met een auto. Dat de mensen gaan rekenen? Ik geloof het niet. Of toch wel: maar dan naar de auto toe En wat denkt u van straks met de vijfdaagse werkweek? VOORZITTER- Ons wegenverkeers reglement is behoorlijk scherp: er mag heel veel niet. Pas nog sprak ii: iemand die in Brussel woont waar veel meer getolereerd wordt, bijvoorbeeld links en rechts inhalen al naar het uitkomt. In Parijs heb je dat ook. Wat ver dient nu de voorkeur: een beknopt of een uitgebreid wegenverkeersregle ment. Houden wij met onze wetge ving wellicht teveel rekening met de menselijke tekortkomingen? MÜLLER: De experts hebben hier verschillende meningen over. Men wijst ook vaak op Engeland, waar eveneens veel aan het fatsoen en het improvisatievermogen van de wegge bruiker wordt overgelaten. Weet u: elk volk heeft de wetgeving die het ver dient. De onze is inderdaad vrij om vangrijk en er is een neiging om verder te gaan detailleren. U hebt ge lijk: we moeten niet te ver gaan. Maar de oorzaak moet u niet alleen bij de weggebruiker zoeken, maar ook bij de politie en de rechterlijke macht. De rechtspraak beïnvloedt vaak de wetgeving. We zullen er voorlopig wel niet aan ontkomen. We zijn nog niet rijp voor een eenvoudiger wetgeving. VOORZITTER: Ik meen te weten dat verscheidene verkeersexperts nog al afgeven op onze rechterlijke macht. Zij zijn van oordeel dat vooral de kantonrechter wiens zaken voor onge veer 80 a 90 procent uit verkeersover tredingen bestaan, vaak veel te veel „vanuit de groene tafel" redeneert, in plaats van dat hij vanuit de verkeers- praktijk weet te spreken. Een eenvou dig voorbeeld hiervan is dit: een kan tonrechter die niet zonder meer kon aannemen, dat iemand bij vooruit par keren méér ruimte nodig heeft, dan wanneer hij het achteruit doet. In dit geval moest er notabene een verkeers- technicus bij komen om dat ,,waar te maken" PIJL HOGEWEG: Ik geloof dat het nuttig is te pleiten voor gespecia liseerde strafkamers, zoals in Rotter dam de Verkeerskainer, welke uitste kend werkt. Op die manier wordt de rechtszekerheid verhoogd, wordt het rechtsbesef meer bevredigd en kan men inderdaad gemotiveerd strengere straffen opleggen. VOORZITTER: Hoe denkt u. mijn heer Avelingh, over het gedrag van de mensen als je ze meer of minder vrij heid geeft? AVELINGH: Men kan twee wegen gaan. De eerste is die van straffen, waarmee, zolang er tenminste toezicht is, een zekere gedweeheid kan worden gekweekt. Voor de tweede weg, die van opvoeden, voel ik meer, omdat daarbij in de praktijk veel minder weerstanden worden opgeroepen. MÜLLER: Waarom zouden straffen minder goed werken dan opvoeding? Ik zie ook de straf als een soort op voeding. Indien men het in zijn porte- monnaie voelt, zal men wel degelijk meer gaan opletten. We zijn veel te zacht en dat is juist fataal. AVELINGH: Straf werkt eigenlijk alleen opvoedend als je je fout inziet. En als je als straf een betaling oplegt, dan wordt dat een soort afkoop en een afkoopsom ligt niet in het wezen van de straf. Denk niet, dat ik straffen veroor deel, maar het gaat erom hoe men daar bij te werk gaat. Er moet opvoedend gestraft worden. Een bekend Duits kinderrechter heeft wel een bijzondere vruchtbare vorm van straf gevonden door heel sterk op de situatie van de delinquent in tc gaan. Hij geeft namelijk straffen, die direct verband houden met de overtreding. Voorbeeld: Een jongen, die bijzonder ruw heeft gereden wat een man het leven kostte, wordt ver oordeeld om enige tijd te gaan werken in de chirurgische afdeling van een kliniek. Die jongen is tussen haakjes verpleger gebleven. Zo zijn er meer voorbeelden te noemen. Als men met straffen eens meer in deze richting zou kunnen werken, dan werkt men ef fectiever, dus nuttiger. MÜLLER: Natuurlijk weet ik, dat er verscheidene vormen van straf zijn. Ik wilde vooral zeggen, dat wij veel te zoetsappig optreden in het verkeer; we moeten minder mild zijn. MEEDER: Als men weet dat onze bevolking jaarlijks toeneemt met 1.3 procent en het aantal ongevallen met 10 tot 15 procent dan zou ik het, behal ve in opvoeding ook in verzwaring van de straf willen zoeken, alsmede in een scherpere wetgeving. In Canada wordt degene die iemand overrijdt geacht schuldig te zijn tenzij hij het tegen deel kan bewijzen. Vooral als slacht offers (onmondige) kinderen zijn is zoiets goed. Hoe vaak lees je niet: de bestuurder treft geen schuld? Ik zeg: dat hangt er maar vanaf in hoeverre je zijn verantwoordelijkheid stelt. Hoe rijdt men maar al te veel? Gas geven, al aie je bet stoplicht op rood staan en dan abrupt remmen: gaspedaal, rempedaal.... Moderne rij-stijl! AVELINGH: Door alleen maar streng te straffen, wat in ons land veel gepropageerd wordt, komen we er met. Op die manier kweek je zelfs er gernis. MÜLLER: Ik bedoel niet zozeer strengere straffen, maar een frequen ter optreden van de politie. Er wordt nog veel te veel door de vingers ge zien. AVELINGH: Aha, we staan dan dichter bij elkaar. Daarmee ben ik het volkomen eens. PIJL HOGEWEG: Door die mild heid waarover commissaris Müller spreekt, gaat de weggebruiker gokken. Branden m'n lampen niet? Tachtig procent kans dat ik er „doorheen" kom, dus rijden maar.... Bij frequen ter optreden doet men dat niet meer. Zou het geen aanbeveling verdienen een centraal zondaren-registér aan te leggen, zodat de overtreder-bij-herha ling vastgelegd wordt? Desnoods zou men zo iemand een aantekening kun nen geven op zijn rijbewijs. Zo'n straf als de heer Avelingh noemde is vooral goed voor de overtreders-uit-mentali- tcit, plus dan zo'n aantekening; met an dere woorden: straf èn maatregel. VAN DER DOES: Ook voor de voet ganger zou ik veel minder mild wil len zijn. Waarom? Omdat hij meestal het zwaarst gedupeerd wordt bij on veilig weggedrag. Men acht het veel al impopulair om voetgangers een proces-verbaal aan te doen, maar daardoor komen naar mijn vaste over tuiging juist veel meer ongelukken niet voetgangers voor! Wees gerust streng. Ik ben niet zo bang voor dat ergernis opwekken bij degenen die aan gepakt worden. Mits men de voetgan gers goede voorlichting niet onthoudt, waaróm strenge handhaving van de verkeersregels ook voor de voetganger de beste bescherming is. MULLER: Die registratie waar de heer Pijl Hogeweg over sprak is er al in beginsel en wel voor degenen die straffen kregen boven 40.De rech ter kan dus nagaan of hij met een recidivist te maken heeft. VOORZITTER: En wordt daar veel gebruik van gemaakt? MÜLLER: Inderdaad; de straf kan in zo'n geval door de rechter ver zwaard worden. PIJL HOGEWEG: Maar meneer De heer K. J. Müller, commissaris van politic te Rotterdam, is chef van do crkcerspolitie in de Maasstad. Hij kwam in 1933 bij het Rotterdamse korps en is daar reeds twintig jaar werkzaam als vcrkcersspccialist. Commissaris Müller is lid van diverse vcrkccrscommissies van rijk, provincie en gemeente. Hij publiceerde tal van artikelen over verkeer en verkeersproblemen. Mr. C. Pijl Hogeweg uit Den Ilaug is hoofd juridische afdeling, tevens hoofd binnendienst van de Stichting centraal bureau voor de afgifte van rijvaardigheids bewijzen. Hij studeerde in Amsterdam (V.U.) rechten. Uit hoofde van zijn functie heeft hij veel bemoeiingen met overheids- en andere instanties op het gebied van verkeer; ook schreef hij diverse artikelen over dit onderwerp. In verkeersrechtszaken treedt hij vaak op als getuige-deskundige en Ir. Chr. G. Meeder uit Utrecht bezocht i II.B.S. en studeerde vervolgens in Delft voi werkzaam als ingenieur bij de Provinciale Waterstaat in Overijssel en bij het Staats toezicht op de Volkshuisvesting. Sinds 1951 is hij hoofdingenieur bij de dienst Stads ontwikkeling te Utrecht. Mevrouw V. I. van der Does-Enthoven uit Den Haag, echtgenote van de Lands advocaat, jhr. mr. G. W. van der Does, is wnd.-voorzitter van het hoofdbestuur der Nederlandse vereniging bescherming voetgangers en presidente van de Haagse afdeling. Zij vertegenwoordigt de vereniging in de commissie Veiligheid Wegverkeer, is advi seuse van de Stichting psychologisch instituut voor de verkeersveiligheid tc Rotterdam en lid van de Verbondsraad voor Veilig Verkeer te Utrecht. Drs. G. J. Avelingh uit Zeist studeerde sociale pedagogie te Amsterdam (G.U.) en is verbonden aan het Nederlands pcdugogisch instituut voor het bedrijfsleven te Zeist dat het Verbond voor Veilig Verkeer in uitgebreide zin adviseert op sociaal- pedagogisch gebied. De heer Avelingh heeft daar de supervisie over. Hij schreef onlangs in opdracht van het verbond de brochure „Het verkeer, een vak", dat als een grondstudic beschouwd kan worden, die mede bepalend is voor de werkwijze van het verbond. J. D. Troostheide, voorzitter van de Prot. Chr. Journalisten Kring, was voorzitter van dit forum. i ook wel als verdediger. i zijn geboorteplaats Rotterdam de chr. iviel-ingenieur. Hij i onder meer VOORZITTER: Ons laatste punt is: Opvoeding door publiciteit, waarbij hier als mogelijkheid gruwelpropagan da wordt genoemd, dus bijvoorbeeld realistische foto's van ongelukken. MEEDER: Daar ben ik voor. Des noods construeer je die foto's. On langs zag ik nog zo'n foto in een pe riodiek: een jongetje liggend op straat en even verder een auto. Zoiets doet je wat. PIJL HOGEWEG: Als je een onge luk passeert is steevast de reactie: je neemt bij het vervolgen van je weg gas terug. Die invloed kan gruwelpu- bliciteit ook hebben. Overigens zou het ook goed zijn als in krantenberichten meer werd geattendeerd op onver wachte situaties in het verkeer, waar door zoveel ongelukken ontstaan: windvlagen, die je auto wegduwen, te genliggers die bij gescheiden rijbanen door de heg kunnen schieten, enzo voorts. AVELINGH: Goed, u neemt uw gas in, na een ongeluksplaats gepasseerd te zijn. De eerste 20 km wel te ver staan. Maar dan blijft u altijd 50 tot 60 km rijden? Neen, dus realisti sche propaganda heeft ook geen blij vend effect. Het eigenaardige is dat el ke veiligheidsmaatregel slechts tijdelijk positief werkt. U brengt dus met die gruwelpublici- teit spanning teweeg. Daarmee trekt u de aandacht: heilzaam, akkoord. Maar laat dit volgen door concrete informatie: zó moest het. Je stelt dan een stuk oordeelsvorming tegenover die ellendige gevoelsindrukken. Zo kan men die spanning weer kwijtraken: „Nu gaan we het anders doen". VAN DER DOES: Enkele jaren ge leden gebeurde een 2eer ernstig onge luk op de weg tussen Utrecht en De Bilt. In de kranten kwamen foto's, waarop de slachtoffers te zien waren. Nog 'altijd als ik daar langs kom, moet ik er weer aan denken. Daarbij heb ik helemaal geen last van span ning of frustratie; ik vond die foto's een voortreffelijk stuk veiligheidspro- paganda. We moeten niet bang zijn voor de afstomping van de mensen. Laten we die realistische publiciteit maar verwezenlijken en voor wat de voetgangers betreft niet altijd het niets zeggend zinnetje vermelden „Hij stak onvoorzichtig over", maar bijvoor beeld „De voetganger meende dat de auto onmiddellijk stil zou staan als de bestuurder op het rempedaal druk te Zo werkt men opvoedend. MULLER: Toen In Amerika Marga ret Mitchell door een beschonken auto bestuurder op straat werd doodgere den heeft men dit geval aangegrepen om de mensen op het onveilige ver keer te attenderen, omdat het slacht offer een alom bemind persoon was. In zekere zin zou je dat misbruik van iemands dood kunnen noemen, maar het is bekend gebleven als een goed voorbeeld van veilig verkeerswerk. AVELINGH: Ging men uitgebreid op de oorzaken van dat ongeluk in? MÜLLER: Inderdaad en als gevolg daarvan heeft dit ongeval geleid tot verscherping van maatregelen in de staat Georgia. Op welke wijze zou bij het streven naar een veiliger verkeer meer rekening kunnen worden gehouden met de menselijke tekortkomingen, aangezien het merendeel der ongelukken hieraan is te wijten Hoe is dit te verwezenlijken: a. bij wegenaanleg en het aanbrengen van verkeers aanduidingen b. in de wetgeving (straffen) c. bij het opstellen van exameneisen voor het rij vaardigheidsbewijs d. bij de opvoeding via publiciteit (Is realistische publiciteit (gruwelpropaganda) een middel?) VOORZITTER: Zouden de examen eisen voor het rijbewijs gewijzigd moe ten worden in verband met de mense lijke tekortkomingen? PIJL HOGEWEG: Die eisen zijn wettelijk vastgelegd in het Wegenver- lingen daarmee overvloedig confron teren. PIJL HOGEWEG: Daar hebt u ge lijk in. De praktijk bij veel rijscholen is helaas: Hier is het theorieboekje, leg dat maar onder je kussen; dat is keersreglement en omvatten zeker wel het gaspedaal, dat het rempedaal, rij- datgene, wat men redelijkerwijze mag vragen. Vergeet echter niet dat een rijexamen een momentopname is, een afsluiting. De opvoeding, die overigens al bij de wieg moet beginnen, is de taak van de rijscholen, waarvan, zo als u weet, het peil wordt opgevoerd. (VAMOR). MÜLLER: Inderdaad. Die opleiding vormt het belangrijke (knel) punt; ruim 50 pet. van de kandidaten zakt voor de eerste maal! PIJL HOGEWEG: Niet alleen de rij opleiding is veelal nog onvoldoende; de meeste mensen worden al ver knoeid als ze fietsen leren. Mijn doch tertje: „Als je de hoek om moet met de fiets moet je je hand uitsteken". Dat Ieren ze op school van een ondes kundige, die zijn pupillen opkweekt tot fietsers, die zonder om te kijken rich ting aangeven en dan hun gang gaan, terwijl het verkeer erachter het ver der zelf maar uit moet zoeken.... Do latere pijltjesridders! Werkelijk, op de lagere scholen moet verkeersles een leervak worden, gegeven door deskundigen. Waarom geen vakonderwijzers in het verkeers recht? Dezelfde leemten zie je aan de middelbare scholen en universiteiten. In beginsel is bijna iedere Nederlan der al verknoeid. Terecht is gezegd: Nederland rijdt auto als fietser: kruip door, sluip door. En de rijscholen kun nen er ook niet alles meer aan doen, laat staan, dat ze er wat aan doen. MEEDER: Daarom geloof ik ook dat de instelling van een examinandus zo nodig onderzocht moet worden. Mr. P. s'Jacob heeft dit ook bepleit in een artikel in het Ned. Juristenblad. AVELINGH: Dat is onmogelijk: een examinandus is tijdens een exa men te zeer ingesteld op wat hij doen en laten moet ten aanzien van de ver keersregels en bovendien is de bedie ning van de auto nog betrekkelijk nieuw voor hem. Zou hij ook op in stelling worden getest (zeer tijdrovend) dan kunt u ervan op aan dat hij bijzonder netjes zal zijn Iets an ders is dat de opleiding in dit opzicht veel kan doen. Instructeurs zijn in het algemeen naar mijn gevoel niet zo bij zonder thuis in de pedagogische en di dactische mogelijkheden die hier lig gen. Vormingscursussen voor instruc teurs zijn daarom zeer wenselijk. PIJL HOGEWEG: Een rijschoolwet. VAN DER DOES: Die instelling heeft toch ook te maken met het be kende „rekening houden met de be langen van de weggebruikers", kort weg: het heer in het verkeer zijn? Ik geloof niet, dat instructeurs hun leer- Eeenals Parijs pas zijn Zone Bleu heeft, kent Londen sinds kort de Pink Zone, een grote purkeerplaals voor lang-parkeerders, die niet meer irt de binnenstad worden toegelaten. Müller, juist die zaken van 15. 20.30.de zogenaamde kleine overtredingen zijn vaak te wijten aan een belabberde mentaliteit en die blij ven dus ongrijpbaar. Dat is de moei lijkheid juist. MÜLLER: Volkomen met u eens. Maar dat wordt een enorme registra tie, dat voelt u wel. In Amerika ver werken ze dat elektronisch, maar dat systeem kennen wij (nog) niet. VOORZITTER: Een merkwaardig voorbeeld van slechte mentaliteit zie je in Den Haag, op het Buitenhof waar aan de kanten niet geparkeerd mag worden. Vele zakenlieden die gaan lunchen met hun relaties, zetten hun wagen er toch neer en hebben er eventueel wel ƒ7.50 voor over.... PIJL HOGEWEG: Volkomen juist: kwestie van bedrijfsonkosten, redene ren ze. den maar.... Dat zal nu misschien be ter worden. MEEDER: Een bekend voorbeeld van wat mevrouw Van der Does zei is dat de instructeurs hun leerlingen vaak zo uiterst rechts laten houden, dat het gewoon levensgevaarlijk voor de fiet sers wordt. VAN DER DOES: Typerend vind ik wat ik onlangs meemaakte. Dertig me ter van een zebra met knipperbollcn stak een heer over, notabene nog schuin ook in plaats van haaks. Bijna op het trottoir gekomen.... stapte hij op zijn auto toe. Toen die man in zijn wagen stapte dacht ik: de eerste de beste voetganger die zich straks zo ge draagt zal deze man in zijn auto luid keels uitfoeteren.... MÜLLER: Zo is het ook als een automobilist uit zijn wagen stapt; hij is vaak een slechte voetganger. Maar mag ik nog even terugkomen op de opleiding? Het is nu zo, dat het rij-examen het compromis is van het bereikbare. Maar voor de toekomst zou ik een lans willen breken voor een rijopleiding op hoger plan. Want er zijn goede rijders, maar ook prutsers, die weliswaar hun rijbewijs hebben, maar wier peil van rijden steeds in de kleuterschoolsfeer zal blijven. U kent ze wel: de lui die niet kunnen keren en die een blokje omtoeren om dat ze wel willen maar niet achteruit kunnen rijden.... VOORZITTER: Maar komen die prutsers wel ooit verder? AVELINGH: Als je hun belangstel ling weet te wekken zeer zeker wel. Want de meesten van deze categorie hebben geen wezenlijke belangstelling voor het verkeer. Is er interesse, dan staat men ook open voor inzicht. VOORZITTER: Stel dat een automo bilist iemand doodrijdt. En hij kon het niet helpen. Maar er zijn ook auto mobilisten die dit in precies dezelfde situatie niet zou overkomen. Inzicht is geloof ik niet te leren. AVELINGH: Het bewijs kan ik niet leveren, maar ik spreek uit ervaring. Zulke mensen moet men waarnemings oefeningen laten doen en die vervol gens in groepsverband laten bespre ken. Onze ervaring is dat daardoor vele mensen lichtjes opgaan en dat ze zelfs zeggen: We staan anders in het verkeer sinds we deze wijze van waar nemen hebben geleerd. VAN DER DOES: Ik geloof dat het zo is: veel mensen is het verkeersge- voel aangeboren; anderen kan het tot op zekere hocgte worden geleerd. PIJL HOGEWEG: Zo'n middelbare school voor het autorijden lijkt mij moeilijk te verwezenlijken, want ze eist toch minstens „lager onderwijs", terwijl de door ons bedoelde catego rie op „kleuterschool"-niveau staat. Waar ik vooralsnog meer in zie is onder andere het meer benutten van de wettelijke mogelijkheid een bestuur der op vermoeden van onbekwaam heid te vorderen opnieuw een rijproef af te leggen Is die proef onvoldoen de. dan is het rijbewijs ongeldig. MÜLLER: Die „middelbare" school is ook nog maar een wensdroom. MEEDER: Bij mij blijft verkeers- zondaar no. 1 de automobilist. Op grond van onze wetgeving wordt hem een meerderwaardigheidscomplex op gedrongen. Zelfs bescheiden figuren worden Führers als ze achter het stuur zitten. Op welke manier kan me niet schelen, maar de automobilisten MOET meer verantwoordelijkheidsge voel en ridderlijkheid worden bijge bracht. Bromfietsers en fietsers zijn ook niet brandschoon, maar die moe ten zich wel een beetje inhouden, om dat ze anders onder een auto ko men PIJL HOGEWEG: Ik vind u vooral ten aanzien van de bromfietsers be paald optimistisch. AVELINGH: Misschien mag ik ten slotte nog mededelen dat bij het Ver bond voor Veilig Verkeer sterk de ge dachte leeft te komen tot een samenhan gend opvoedingssysteem „van de wieg tot het graf". Beginnend met de kleu terleeftijd, voortgezet op de lagere ■chool (deskundiger dan thans) ver volgd bij bet voortgezet onderwijs (daar wordt nu al hard aan ge werkt) en gecontinueerd in de wereld van volwassenen met zeer gevari eerde middelen. Men is van mening, dat dit systeem geleidelijk zal m««- ten worden Ingevoerd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1960 | | pagina 11