VENETIE
<3^Cerót\eedt
JUKE-BOX VAN SERIEUZE
MUZIEK
Het u/onder van
REQUIEM VAN FAURÉ
ZONDAGSBLAD
Omtrent de
grens
Voor en na de exploóie
Nieuwe Phoenix-pockets
ZATERDAG 17 DECEMBER 1960
IN VIJF DEELTJES
Een nieuwe Schiller-uitgave
Is vrucht van het
jubilèumjaar is
)g een keurig ver-
irgde Schiller-uitga-
j verschenen onder
st wakend oog van
rof. Benno von Wiese uit Bonn, die we herinneren slechts
in zijn uitgebreide Schillerbiografie voor die taak in
k opzicht berekend is. We zyn dus zeker van een be-
ouwbare tekst, terwyl de aantekeningen, achter in elk
»el verenigd, de niet-deskundige lezer enigszins verder
slpen.
lor wie deze uitgave bestemd
tor wetenschappelijke studie is
i onvoldoende, omdat het kriti-
he apparaat ontbreekt (van een
Idicht als bijv. „Die Göttcr Grle-
lenlands" zijn tot recht begrip
side versies onmisbaar), voor de
(twikkelde leek zijn de aanteke-
ngen bij een filosofisch gedicht
j „Die Künstler" niet voldoen-
Ook de literatuuropgave ont-
üekt.
Wat de keuze aangaat: zelfs
i vakman leest niet meer al de
storische geschriften van Schil-
en nauwelijks zijn akademi-
1e Antrittsrede: „Was helsst
1 zu welchcm Ende studlert
an Universalgeschichte?"
Zodat het mij voorkomt, dat de-
„Auswahl" aan de ene kant te
iel, aan de andere kant te wei-
geeft. Novellen als „Der Ver-
echer aus verlorner Ehre" en
)er Gelsterseher" zijn uitslui-
nd voor de „Schillerforscher"
in belang; als ze van een ande
auteur afkomstig waren, zou-
ïi ze al lang in een welverdien-
vergetelheid zijn weggezonken.
\an de andere kant mis ik bij-
agen, die voor de karakteris-
k van Schiller van essentieel
lang zijn, bijv. de recensie van
jgers gedichten. En het zal
ch niet de bedoeling zijn, deze
boie bandjes als „bewijs" van
ïturele belangstelling als sier-
jikje in een boekenkast te zet-
deologische vervalsing
iE uitvoerige inleiding (80 blz.)
'van Prof. von Wiese is ultne-
end. Terecht accentueert hij,
it Schiller nog steeds een der
eest omstreden gestalten van de
iitse klassieke literatuur is en
t zij mij geoorloofd, deze door
m geponeerde stelling wat na-
r uit te werken.
Sommigen hebben hem hemel-
og verheven, anderen (bijv. Ot-
Ludwig) volkomen afgewezen,
irstgenoemden hebben de groot-
6 misdaad jegens hem gedaan:
5 werd tot verdediger van de
lionaïe gedachte geprocla-
>erd, zodat twintig jaar geleden
i zekere Hans Fabricius zelfs
euvele moed had, een schrijf-
te publiceren met de titel:
chiller als Kampfgcnosse Hit
s''; zijn werken werden mis-
aikt. om daaruit wapenen voor
t nationaal-socialisme te sme-
n, natuurlijk met bewust elimi-
ren van alle tegengestelde uitin-
n. Ook het tegendeel geschied-
in 1943 hebben de Geschwis-
Scholl de studie „Die Gesetz-
bung des Lykurgus und Solon"
1790 als vlugschrift tegen het
izidom verbreid: wat ze met
n leven hebben betaald. In
Ist-Duitsland wordt tegenwoor-
tin 't bijzonder de jeugdige
iller geëerd.
Burger derer, welche kommen
toerden",
dan is de van overheidswege voor
geschreven uitleg van deze re
gels, dat in een communistische
maatschappij dit geseculariseerde
eschatologische paradijs werke
lijkheid is geworden.
En in het Westen? Zal daar
met polemische bedoeling het
woord van Demetrius worden ge
citeerd.
„Zch will nicht herrschen üher
Sklavenseelen"?
Schiller tot kampioen van de
mocratisch parlementarisme te
proclameren zal echter moeilijk
gaan, als men tenminste aan zijn
woorden denkt:
„Was ist die Mehrheit? Méhr-
heit ist der Unsinn, Verstand
ist stets bei wen'gen nur gewe-
sen. Man soil die Stimmen wa
gen und nicht zahlen".
Homo ludens
TVTEEN, Schiller is te groot, dan
dat we hem tot spreekbuis
van eigen ideeën zouden kunnen
misbruiken, wanneer we tenmin
ste hem niet bewusjt willen ver
valsen. Zeker niet op politiek ge
bied. Zijn ideaal is niet de dyna
mische staat, waar de brute
kracht heerst,zelfs niet de ethi
sche staat, waar de zedewet de
mens leidt, maar de esthetische
staat grondwet van dit rijk is:
vrijheid te geven door vrijheid.
Het leven van deze mensen is
rR zijn weinig
steden in Eu
ropa die zo tot
Relaas over een
tië; een stad die lil
aan de ene kant fascinerende stad
echt Italiaans is,
aan de andere
kant helemaal
niet: de wonder
schone St. Marco-
kerk die eigenlijk in Byzantium
thuis hoort, talrijke paleizen die
Moors-Saraceense reminiscen
ties wekken langs „Hollandse"
kanalen, op haast verlaten
eilandjes kerken die zusters zijn
van oudchristelijke bouwwerken
in Griekenland en Kleinazië, een
schilderkunst die op haar hoog
tepunt met haar domineren
de kleur- en lichteffecten zeker
niet typisch Italiaans aandoet
dit alles is verbijsterend en
werpt reeksen van vragen op.
Het is dus prettig thans over een
boek te beschikken dat op een
onderhoudende en tevens we
tenschappelijk verantwoorde
wijze onze voorlichter kan zijn
in deze fascinerende stad.
een spel, als symbool van de
hoogste vrijheid en de grootste
gebondenheid. ..Want, om het ein-
„Die Rauber" is hij „de
lijder tegen een wormstekig
rstelijk gezag en tegen de bur-
ylijke maatschappij met haar
pitalistische ontmenselijking"
ibusch), in Kabale und Liebe
Strijdt hij de onvrijheid in de
ïgerstand, onvrijheid zowel door
n almachtige vorsten- en adels-
iek als door een religieus be-
alde beperktheid van eigen ho-
son. Wanneer in Don Carlos de
ïrquis Posa uitroept:
„Das Jahrhundert ist meinem
eal nicht reif. Ich lebe, Ein
Een prachtige tekening die Wil
li Schrofer maakte van A. Ro-
td Holst siert de eerste pagina
ïi een boek, dat Bert Bakker-
lamen te Den Haag uitgaf met
rzen van A. Roland Holst onder
j titel „Omtrent de grens". Het
li gedichten die geschreven
ïrden in de jaren 19581960, in
!aal 42 stuks. Het zijn verzen
t de herfst van een leven, ver-
Id van een stille (of soms toch
standige?) resignatie. Een en-
1 werk toont weer de lichte ero-
ik, die aan meerdere werken
n Roland Holst eigen is. Bijzon-
r mooi zijn de korte regels die
dichter wijdde aan Annie Salo-
(ins en aan Werumeus Buning.
!t vers voor Annie Salomons
ukken we hier af als een voor-
delijk eens geheel te zeggen, de
mens speelt alleen, waar hij in de
volle betekenis van het woord
mens is, en hij is slechts daar
geheel mens, waar hij speelt".
Dan zijn geest en materie in vol
komen evenwicht.
Met inspanning van alle geeste
lijke en lichamelijke kracht heeft
Schiller deze loutering van zich
zelf volbracht, maar één ding
heeft hij met ingezien, de tragi
sche erkenning, die Goethe op
het eind van zijn leven aldus for
muleerde:
„Die Muse kann wohl beglei-
ten, aber nicht leiten".
Als wij in existentiële nood ko
men, anders gezegd, als het lij
den doordringt tot in het klokhuis
van onze ziel. kan de schoonheid
ons niet helpen. Tot de nage-
Op de klank der tamboerij
nen, door Langstone Hughes.
Uitgave F. G. Kroonder, Bus-
Laura woont met haar vrien
din Essie in grote armoede in
New Yorks negerwijk Harlem.
Op een dag krijgt ze een lumi
neus idee: ze stelt Essie voor,
om samen met haar een nieuwe
religieuze gemeenschap te stich
ten. in hun wijk, met het doel
hiervan de financiële vruchten te
plukken. De opzet gelukt: hun
tamboerijnen, zang en preken
brengen hen tot rijkdom en wel
stand. Laura gaat hieraan echter
te gronde. Ze is een geraffineer
de afperster geworden en schaft
zich een geldverslindende min
naar aan. Wanneer blijkt dat hij
haar bedriegt, vermoordt ze hem.
Na haar arrestatie stelt Essie, de
diep religieuze vrouw, zich in
dienst van de bekommerde mens.
Een zeer aparte roman van
een der belangrijkste neger
auteurs van Amerika, waarin
streefde serene rust is Schiller
nooit gekomen ze is niet van
deze aarde. Toen hij gestorven
was. vond Wilhelm von Hum
boldt op zijn schrijftafel de mo
noloog van Marfa in de tweede
akte van Demetrius, en deze
woorden zijn kenmerkend voor de
tot het etherische gelouterde Schil
ler:
„O warum bin ich hier geengt,
gebunden,
Beschrankt mit dem unendli-
chen Gefa.hU
Ich habe nichts als mein Gebet
und Flehn,
Das. s.chqpf' ich flamjnend aus
der tiefsten Seele,
Beflügelt send' iths in des Him-
mels Höhn,
Wie eine Heerschar send' ich
dirs entgegen!"
J. H. SCHOUTEN
De grote Schiller-buste van de
beeldhouwer Johann Heinrich
Dannecker uit de Staatsgalerie
te Stuttgart.
Het begin van haar geschiede
nis is reeds gelijk een wonder:
In de zesde eeuw wordt Italië,
dat toen Byzantijns gebied was,
overspoeld en bezet door de voor
de Avaren vluchtende Longobar-
den. Hun komst betekent plunde
ring, vernieling en volstrekte te
rugval tot het duisterste barba
rendom. De kustbewoners aan de
Adriatische zee vluchten naar het
moerassen- en eilandengebied
waar het tegenwoordige Venetië
ligt en leven daar verder veilig
in een „splendid isolation" van
net vaste land, aangezien de Lon-
gobarden over geen vloot beschik
ken, terwijl de nieuwe eilanden-
bewoners door de Byzantijnse ma
rine worden beschermd. Dit i-
landengebied wordt een soort re
servaat waar men ongehinderd
een door Romeinse beginselen ge
dicteerde levenswijze kan volgen.
Men moet zich voorstellen welk
een tegenstelling Venetië vormde
tot het overige Europa: hier Ro
meins recht en Romeinse recht
spraak, een vastomlijnd staatsbe
grip, een democratische republiek
daar het Germaanse vuist
recht, heerschappij van de mach
tigste die haar apotheose vindt m
het rampzalige leenstelsel.
Magistraal beeld
DE schrijver René Guerdan
ontwerpt een waarlijk ma
gistraal beeld van deze ontwik
keling. We zien hoe de eilanden-
bewoners op de barre grond eeu
stad gaan bouwen. Al spoedig
blijkt dat haar enige levensmo
gelijkheid de handel is. Er wordt
dus een handelsvloot gebouwd,
men vaart naar het Oosten om
de zo'zeer begeerde Oosterse han-
delsprodukten (voornamelijk spe
cerijen) naar Europa te brengen.
Nieuwe handelsroutes worden ont
sloten öp zee en op het vaste
land.- Als het moet, worden de
handelsroutes met gewapend ge
weld beschermd en concurrenten
geweerd. Gevolg: de z.g. spece-
rijenoorlogen die gedurende de
Middeleeuwen telkens de kop op
steken. Eerst is de jonge Repu
bliek nog onder Byzantijnse voog
dij, maar zoetjes aan voltrekt
zich een complete ontvoogding en
wordt Venetië zelfs een geduchte
tegenstander en concurrent van
Byzantium.
De kwetsbare, slechts op scheep
vaart en handel gebaseerde eco
nomie is de grootste zorg van de
staat. Hij neemt ten slotte de lei
ding van de staatshuishouding tot
in de kleinste details (sluiten der
contracten, bepaling der handels
routes, vaststellen van keuze en
hoeveelheid der handelswaren,
vaststellen van prijzen en tarie
ven enz.) in handen. We beleven
dus het schouwspel van een „ge
leide economie" vele eeuwen voor
dat de economen van Westeuro
pa deze ontdekt en ingevoerd
hebben.
Net als de economie, moeten de
democratische instellingen die
in het overige Europa pas vanaf
de tijd der Franse revolutie in
gang vinden beschermd wor
den. Aan dit doel beantwoorden
verschillende instellingen: in ho
ge staatsambten wordt door een
ingenieuze combinatie van ge
heime verkiezing en loten voor
zien, waardoor dus eventuele fou
ten in de verkiezing door het toe
val nog goedgemaakt kunnen wor
den; deze hoge ambten bekleedt
men slechts korte tijd: hoogstens
drie jaren, niet zelden maar één
jaar; elke beslissing in de staat
moet een zeef van elkaar contro
lerende en aanvullende instanties
passeren voordat ze rechtsgeldig
heid krijgt; de financiële politiek
begunstigt het gewone volk en
drukt het zwaarst op de rijken
en machtigen. Het geheel heeft
een sterk patriarchaal karakter,
Vadertje Staat zorgt voor alles en
vooral voor zijn zwakste kinde
ren.
Keerzijde
"T\IT ideale staatsbeleid heeft
natuurlijk ook zijn keerzijde
die zich in de loop der tijden
steeds scherper gaat aftekenen.
Men geniet van „vrijheid, gelijk
heid, broederschap", maar be
taalt er voor met verlies van
medezeggenschap. medeverant
woordelijkheid in het openbare
leven en dankzij de uitmun
tende sociale voorzieningen met
verregaande onzelfstandigheid in
het particuliere leven. In de ze
ventiende en achttiende eeuw
neemt dit euvel zeer ernstige vor
men aan. Het volk verveelt zich.
weet met zijn secuur leventje
niets te beginnen, verliest zijn
tijd in beuzelarijen. Uiterlijk ver
toon enerzijds, opgaan in de mas
sa en verlies van individualiteit
anderzijds dit zijn de tekenen
des tijds. Voor ons, twintigste
eeuwers is het bijzonder leerrijk
om te ervaren dat onze brandend-
ste sociale problemen in Venetië
toen al volop bestonden.
Guerdan is vooral meester in
het beschrijven van kleurrijke de
tails: het organiseren der grote
Eïlgrimstochten naar het Heilige
and door Venetië (dat overigens
een bijzonder fraai staaltje van
sociaal tourisme is); de stroom
van vreemdelingen die jaarlijks
de stad bezoeken voor haar ech
te en namaak-relieken, voor haar
Oosterse handelswaren, voor haar
grote openbare feestelijkheden;
de dj-ukte in en om het beroem-
paleis; Carnaval en
MUZIEK VOOR HET
fJET zou onjuist zijn te menen,
dat bij het Kerstfeest alleen
Kerstliederen gezongen moeten
worden. Grammofoonplaten be
zitters zullen zeker wel Kerst
platen hebben, maar het lijkt
me wat vermoeiend in de Kerst
tijd alleen naar die liederen te
luisteren. Men moet oppassen
van het goede niet te veel te
krijgen. Wie voor die tijd wat
Schiller. Werke in 5 Banden.
Prijs geb. DM 49,80.
Uitgave Kiepenheuer und
Witsch, Köln-Marienburg.
het goed en het kwaad wel erg
scherp tegenover elkaar worden
geplaatst. Het is een eenvoudig
geschreven en gemakkelijk te le
zen boek. De vertaling is van M.
Gerritsen.
T EZERS vroegen me naar het
-Lj Requiem van Fauré, niet al
leen wat de grammofoon-opna
me betreft, maar ook ten aan
zien van de waarde van het
werk. De Franse componist Ga
briel Fauré (1845-1924), eens di
recteur van het Conservatoire
de Paris en van 1896-1905 orga
nist van de Madeleine-kerk te
Parijs, schreef zijn Requiem in
1886. ^auré was toen al kapel
meester aan de Madeleine
en zijn Requiem is voor een
uitvoering in deze kerk geschre
ven. De première was in 1890.
Merkwaardig is eigenlijk dat
Fauré als organist niet één or
gelwerk heeft geschreven. Wel
koorwerken met orgelbegelei
ding.
Zijn Requiem mist elke monu
mentaliteit, zoals we die b.v. vin
den bij dergelijke werken van Ber
lioz en Verdi. Het orkest is tot
kleine proporties teruggebracht,
waarin violoncelli en alten een in
strumentaal koor vormein. Deze
milde gesluierde klank heeft een
heel apart effect en van de ver
schrikkingen van de dooa' (Dies
Irae) is in het werk van Fauré
geen sprake. Het is een smeekbe
de aan God om Diens hulp -en
mededogen. Prachtige fragmenten
er uit zijn b.v. het „Pie Jesu"
voor sopraansolo, het „Libera Me,
een responsoriaal gezang tussen
bariton en koor, het'.Offertorium
waarin alten en tenorèh elkaar op
de tekst „Domine Jesu Christi"
camonisch achtervolgen, het Sanc-
tus, waarin harpen en altviolen de
zang begeleiden en het „In Para-
disum" voor koorsopranen, waar
bij het gehele koor zich slechts
laat horen in de woorden „Jeru
salem" en „Requiem". Fauré, die
zelf niet rooms-katholiek was, heeft
in een verstilde lyriek deze doden-
zang geschreven, als een stille be
rusting na het overlijden van zijn
moeder. In dit Requiem krijgt
men geen dramatische schokken,
doch wordt men van begin tot
eind meegenomen in een zuiver
heid en hoogheid van geest, die
kenmerkend is voor al het werk
van Fauré. Wat de grammofoon-
opname betreft: DECCA heeft het
werk opgenomen In een uitvoe
ring door „L'Union Chorale de la
Tour de Peilz," het Orchestre de
la Suisse Romande, de sopraan
Suzanne Danco en de bariton Gé-
rard Souzay, het geheel o.l.v. Er-
nest Ansermet (stereo-opname
SXL 2211; er is ook een mono-op
name Die uitvoering is bijzon
der goed. Ansermet heeft nergens
naar een opgelegd effect gezocht.
De vertolking is geheel in de sfeer
van het werk gehouden. CORN. B.
„Gesprek In de Kersinachi'
„Gesprek ln de kerstnacht",
door Thijs Booy. Uitgave Ten
Have, Amsterdam.
Thijs Booy geeft in twintig klei
ne pagina's van deze brochure in
vele korte, felle zinnen een kerst
boodschap waarbij het kruis van
Christus centraal in de kerststal
staat. Christenen die in de laat
ste week voor het kerstfeest nog
een kerstgroet willen verzenden
die evangelische waarde heeft
kunnen dit boekje in een langge
rekte enveloppe versturen.
VIA NAAiO
EN HAAT
beeld van Roland Hoist's beelden
de poëzie:
„Mild bleef de stem, die beeld
na beeld opriep
van menig vriend die jaren
her ontsliep;
de milde stem van wie, nog
bij haar leven,
de haven van de stilte bin
nenliep."
Simon Vestdijk heeft weer een
euw boek uitgegeven, getiteld
foor en na de explosie". Heie
aal nieuw is de inhoud echter
et, want het boek bevat voor
it merendeel poëziekronieken
t De Gids over de jaren 1956-
69. De titel heeft Vestdijk ont-
end aan een artikel van Leo
roman, waarin het optreden
Ir experimentele dichters een
iplosief karakter wordt toege-
ind.
i.Na de explosie" zou dan be-
ékking hebben op het werk der
(perimentelen, „voor de explo-
op de rest. Dit is volgens Vest-
ik te beperkt gezien. Buiten alle
jronologie om blijkt het explosie-
I aan iedere poëzie eigen te zijn,
0 door vitaliteit, nonconformis-
fantast: ek, taalvernieuwing.
onretorische inslag, de trekken
aanneemt van het revolutionaire.
Vestdijk geeft in dit boek een aan
tal zeer indringende opstellen
over poëzie en schrijft over
Roland Holst, Bloem, Greshoff,
Schmidt-Degener, Hendrik de
Vries, Herm. v.o'. Bergh, Ka-
rel JonckSieere, Ida Gerhardt,
M. Mok, Han G. Hoekstra, Pierre
Kemp, Gerrit Achterberg, Leo
Vroman, Chr. J. v. Geel, Guillau-
me v.d. Graft, Paul Rodenko,
Hans Andreus, Paul Snoek en Wil-
frea' Smit, alsmede over non-signi-
ficatieve poëzie. Het heeft wei
nig zin hier op elke beschouwing
in te gaan.
Daarvoor openen ze na de publi
catie in De Gids geen nieuwe ge
zichtspunten. Men kan het eens
zijn of niet met Vestdijk, een
feit Is d--t hij met een grote over
tuiging weet te schrijven en eigen
visie sterk weet over te dragen.
(Uitg. Bert Bakker-Daamen, Den
Haag).
F)E EUROPE-
U SE FONO-
CLUB te Amster
dam (Singel 262)
is weer met enke
le uitstekende nieuwe platen
uitgekomen voor haar leden en
belangstellenden. De technische
opnamen van deze platen is
voortreffelijk en ook artistiek
voldoen ze aan hoge eisen. Men
heeft kunstenaars van klasse
aangetrokken, alsook koren en
orkesten die zich op internatio
naal niveau bewegen.
Om maar direct een voorbeeld
te noemen: de jonge Duitse tenor
Fritz Wunderlich, die op twee
platen de gehele liederencyclus
„Die schone Müllerin" van Schu
bert uitvoert met uitstekende pia
nobegeleiding van Kurt Heinz Stol-
ze (2 platen van 25 cm Opcra-
3171 en 3J72). Deze cyclus schreef
Schubert op verzen van Wilhelm
Müller in 1823 en omvat 20 lie
deren. Bij zijn vriend Randhartin-
Ser had Schubert een bundel ge-
ichten van Müller gevonden. Li
terair waren ze niet zo geweldig,
maar ze waren muzikaal. Müller
zelf zei eens; „Als ik dicht dan
speel en zing ik, alhoewel ik niet
spelen en zingen kan". Als motief
had Müller het verhaal van de
ontrouwe molenaarsvrouw geno
men, vermoedelijk omdat een ope
ra van Paisiello over dat onder
werp juist in Berlijn was opge
voerd en nogal opgang maakte.
Van de 25 verzen van Müller
zette Schubert er 20 op muziek, zo
een muzikale roman in liederen
makend. Het is juist deze cyclus
als geheel uit te voeren, daar de
liederen een onderlinge samen
hang hebben. De grondgedachte
van de cyclus is het „Wandern",
het dwalen, zonder een vast doel,
gedreven door een geheimzinnige
drang naar geluk en liefde. Het
Wandermotief komt in vele liede
ren van Schubert voor. In al die
Wander-muzieken van Schubert
heerst een sfeer van melancholie,
die terecht doet vermoeden dat
Schubert zich een zwerver op
aarde voelde.
Fritz Wunderlich voelt de sfeer
van deze cyclus prachtig aan. Hij
weet de nuances heel fijnzinnig-
muzikaal aan te brengen, zonder
i
1
Hans Stadlmair maakte voor de
Europese Fonoclub opnamen t an
vier Concerli Grossi van Handel.
de melodische loop te storen. Hij
voelt daarbij heel duidelijk de be
tekenis van het woord, maar
dwingt de muziek niet in een
woordaccent. De fraaie soepele
stem klinkt uitzonderlijk mooi en
elk lied doet hij werkelijk leven.
Deze vertolking kan ik ten sterk
ste aanbevelen.
EEN ANDERE grote figuur van
de Europese Fonoclub is de
Vlaamse organist Flor Peeters,
thans directeur van het Kon.
Vlaams Conservatorium te Ant
werpen. Hij speelde op één plaat
vijf orgelwerken van Buxtehude,
nl. Passacaglia d-moll. Toccata
f-dur. Preludium en Fuga fis-moll.
koraalvoorspel „In dulci jubilo"
en koraalvoorspel ..Nun komm.
der Heiden Heiland" (25 cm plaat
Opera 3142). Flor Peeters speelt
hier op het in 1956 door de Bon
ner orgelmaker Klaia gebouwde
orgel in het St, Camillus-instituut
te Antwerpen, een behoorlijk in
strument, dat deze muziek zeker
recht doet wedervaren, ook al
zou ik wel eens een meer preg
nante stem hebben gewenst. De
vertolkingen door Flor Peeters
zijn niet alleen technisch, maar
ook muzikaal van de hoogste orde.
TTET BEFAAMDE Gewandhaus-
■n Quartett uit Leipzig speelde
voor de Europese Fonoclub het
Strijkkwartet in G-dur KV 387
van Mozart (25 cm plaat Opera
3174). Dat is het eerste van de
zgn. Haydn-Kwartetten, waarbij
Mozart muzikaal aan Haydn dacht
en ze ook aan zijn grote vriend
opdroeg. Dat eerste Kwartet in
G-dur toont al direct de invloed
van Haydn aan, ook al heeft Mo
zart het speelse van Haydn tot
een grotere diepte gebracht.
Het Is niet eenvoudig dit werk
in klank te realiseren. Men is zo
gauw geneigd tot een oppervlak
kig spel. Het Gewandhaus Kwartet
heeft er echter een zeer gespan
nen en toch levendige vertolking
van gegeven, zuiver en homogeen,
volkomen in de Mozart-stijl. Dit
prachtige werk van Mozart moet
men echt zo horen spelen.
ALS ORKEST noem ik het Mün-
chcner Kammerorchcster
o.l.v. Hans Stadlmair, dat regel
matig voor de Europese Fonoclub
optreedt. Thans zijn er weer vier
Concerti Grossi van Handel ver
schenen. nl. Op. 6 no's 1, 4, 6 en
12 (30 cm plaat Opera 1136). In
een Concerto Grosso treedt altijd
een concertino op, een groep van
solo-instrumenten, die een edele
wedijver met het orkest aangaat.
Handel schreef vele Concerti Gros
si en hierin komt altijd het con
certerende (wedijverende) ele
ment naar voren. Hij was al 55
jaar toen hij zijn 12 Concert!
Grossi Op. 6 schreef, maar de mu
ziek is van een jeugdige blijheid,
dat men aan die leeftijd niet denkt.
In die blijde sfeer worden de
werken ook gespeeld dóór het Ka
merorkest uit Münohen, met me
mand minder dan Li Stadelman
aan het clavecymbel. Het is ech
te lichte barokmuziek, ook in de
vertolking op deze plaat. De viool-
soli worden door Werner Keltsch
en Werner Hafele gaaf gespeeld,
evenals de cellopartij door Em
merich Bönemann. Voor de vele
Handelliefhebbers een aanwinst.
rT SLOT muziek uit de oude
tijd, uit de gotiek en renais
sance. De Palestrina-Kantorei
o.l.v. Hans Stadlmair en „Die
Martinsfinken" uit Kaufbeuren
brengen echte hoofse muziek, als
ook enkele motetten, o.a. van Swee-
linck, Palestrina, di Lasso en Vit-
toria. De vocale solist is de tenor
Friedrich Brükner-Rüggeberg. De
oude minneliederen worden be
geleid door blokfluit, tamboerijn,
vedel, luit, gamba en Landknechts-
trommel. De plaat heet „Musik
der Gotik und Renaissance" (25
cm plaat Opera 3191).
Wie iets van die oude tijden wil
terugbeleven, wie even de verruk
kelijke klanken en die geheel ei
gen sfeer wil ondergaan, zal deze
plaat moeten aanschaffen. Welk
een charme straalt er uit die lie
deren van Walther von der Vogel
weide, van Hans Sachs, van Paul
Hofhaimer, van Oswald von Wol-
kenstein, e.a. En hoe zuiver zijn
die oude motetten, vocale juweel
tjes. Natuurlijk staat of valt alles
met de uitvoering. Maar ik kan
U verzekeren dat die uitvoering
U beslist niet zal vervelen. Inte
gendeel, door deze uitvoerenden
wordt men ook geheel opgenomen
in die sfeer. Hier niets van pathe
tiek of valse romantiek, 3lechts
een zuiver aanvoelen van wat de
ze muziek in zich heeft.
ET DEZE JUKE BOX van se
rieuze muziek wil Ik deze ru
briek besluiten, niet alleen voor
dit Jaar, maar ook voor verder
In verband met mijn vertrek naar
Enschede per 1 januari kan Ik de
grammofoonrubriek niet langer
voortzetten. Heel erg dankbaar
ben lk de vele trouwe lezers die
mij steeds enthousiaste reacties
zonden of mij adviezen vroegen
voor hun dlsrotheek. Dat heeft
mij er steeds toe gebracht zo
goed en zo objectief mogelijk voor
te lichten. Natuurlijk hoop Ik dat
er evenveel vcrtro»"—n In mijn
opvolger wordt gesteld.
CORN. BASOSKI.
vuistgevechten op straat; de won
derlijke Instelling van „cicisbeo"
(huisvriend) ln de achttiende
eeuw in haast ieder welgesteld ge
zin en last but not least de ver
rukkelijke schetsen van het Mid
deleeuws stadsbeeld van Venetië.
Vele zeer Illustratieve aanhalin
gen uit eigentijdse reisverslagen
en kronieken geven nog een extra
levendig cachet aan deze be
schrijvingen.
afwisseling wil hebben een
afwisseling die toch de sfeer
niet zal verbreken kan wel
licht eens luisteren naar de Or
gelconcerten van Handel. Deze
Gpraint Jones, de Engelse organist,
bracht Orgelconreten van Handel
op de plaat.
muziek heeft zoveel vreugde in
zich, eerlijke vreugde, dat men
die werken beslist niet mag ver
geten bij de huiselijke Kerstvie
ring.
HIS MASTER'S VOICE is daar
om net op tijd gekomen met de
opname van vier Orgelconcerten
van Handel op twee 25 cm. platen
in een uitvoering door de 43-jari-
ge Engelse organist Geraint Jones
met het Philharmonia-orkest o.l.v.
Wilhelm Schüchter. (HFLP 1003
en 1004). Jones is een van de gro
te Engelse organisten. Hij maak
te vooral tijdens de 2e wereldoor
log veel naam met zijn pauze
concerten in de National Gallery
te Londen (1941—1945). In 1946 be
gon hij met een serie van Bach-
concerten, waarop hij alle orgel
werken van Bach uitvoerde in de
tijd van 16 maanden.
Op deze twee platen, die los
verkrijgbaar zijn, speelt Geraint
Jones Concerto no 8 in A-dur en
Concerto no 16 in d-moll (HFLP
1004) en Concerto no. 2 in Bes-
dur Op. 4 en Concerto no. 4 in F-
dur Op. 4 (HFLP 1003). Het zijn
bijzonder muzikale vertolkingen
geworden, waarbij Jones en
Schüchter niet zochten naar de
klankdavering, maar geheel over
eenkomstig het wezen der werken
alles ln een lichte doorzichtigheid
hielden. Dus geen massaal or
kest en een monsterorgel en ook
geen harmonische overlading.
Hier is de juiste Handelstijl vast
gehouden.
Zij die toch nog iets van het
Kerstlied willen, kan ik een klein
45-toerenplaatje aanraden van het
Bielefelder Kinderchor o.l.v. Frie
drich Oberschelp en m.m.v. Ge
rard Bunk (orgel). Het is een
ELECTROLA-plaatje no. 3 41168.
De Kerstliederen „Ihr Kinderlein
kommet", „Alle Jahre widder",
„Kommet ihr Hirtcn", „Vom
Himmel hoch" en ,,0 du fröhliche"
worden uitmuntend gezongen, zon
der valse sentimentaliteit. Ook
kerkklokken komen er nog aan te
Pas. Corn.B.
Te ver
1UATUURLIJK kan men het
met een zeer persoonlijk ge
schreven boek van een auteur die
bepaald verliefd is op zijn onder
werp, niet altijd eens zijn. Zijn
zuiver economische motivering
der grote politiek in het Middel
eeuwse Europa gaat zeker te ver.
Hoewel Venetië in haar glorietijd
heel belangrijk was kan men b.v.
het ontstaan van het Zwitserse
Eedgenootschap of de ontkete
ning der Slclliaanse Vespers on
mogelijk helemaal aan héér ac
tiviteit toeschrijven zoals de
schrijver het doet. Ook Guerdan
ontsnapt niet altijd aan het ge
vaar van aan een bewijsvoering
rrteer luister bij te zetten door
iets te beweren wat op het eer
ste gezicht sluitend lijkt maar
eigenlijk onhoudbaar ls. Zo b.v.
zou het gebrek aan individualiteit
van de Venetiaan zich ook uit
drukken in de grote Venetiaanse
schilderkunst die tracht de mens
in zijn omgeving op te lossen,
„hem zijn persoonlijkheid te ont
nemen". Wie nog afgezien van
Titiaans en Tintorettos psycholo
gische portretten, de onvergetelij
ke persoonlijkheden die de grote
figuurstukken van deze schilders
sieren, kent, zal deze stelling niet
Kunnen aanvaarden.
De uiteindelijke Indruk van dit
boek, waarvan we de talrijke fa
cetten maar zeer terloops konden
belichten, is uitermate gunstig:
in vele opzichten een ideale in
leiding tot het wonder dat Vene
tië is.
S. WEIDINGER
„Vle, grandeurs et misères
de Venlse" van René Guerdan,
Libralrle Pion, Parijs, 1959.
Een Nederlandse uitgave met
fraaie Illustraties Is verschenen
bij W. de Haan N.V. als Phoe
nix Pocket no. 39.
DtlweedewetvanParkinion
De tweede wet van Parkin
son, door C. Northcote Par
kinson. Uitgave Schcltema
Holkema, Amsterdam.
Het succes dat hij heeft ge
had met de formulering van zijn
eerste „wet" is voor Parkinson
wellicht een reden temeer ge
weest, tot publicatie van een
tweede wet over te gaan. Dit
maal is het deze, dat er een
grens is aan het heffen van be
lastingen. Parkinson schrijft
ook over dit gemakkelijk aan
sprekend onderwerp op zijn wat
badinerende manier, geestig,
doch met een ondertoon van
ernst. Toch hebben wij ln dit
tweede deel een en ander ge
mist van het sprankelende en
onverwachte, dat van de eerste
wet zulk een boeiend eleiment
uitmaakte. Het heeft daarom
iets van een anticlimax, al blijft
kennisneming van wat Parkin
son schrijft waardevol en onder
omstandigheden ook nuttig.
De tekeningen van Osbert Lan
caster zijn vaak weer koste
lijk.
De Phoenlxpocketa zijn weer verrijkt met vier nieuwe deeltjes,
waarmee uitgever W. de Haan te Zeist weer een fraaie keuze deed!
Allereerst is er als no. 41 „Levend Afrika", waaraan medewerkten
H. Arends, H. Janse, E. Penkala en H. v. Praag (142 blz.). Het
behandelt de geschiedenis van Afrika, de dieren, de ziekten, de
rijkdommen, de kunst en de muziek. Als no. 42 verscheen „Griekse
mythologie" van prof. dr. Karl Kerényi (vertaling P. J. F. v. Leeu
wen). een boelend relaas van goden en helden. Mr. L. O. Schuman
schreef als no. 43 de cultuurgeschiedenis van de Arabische wereld,
onder de titel „De Arabieren" gecompleteerd met een aanhangsel
over de Arabische taal. Ten slotte behandelt no. 44 „De Franse re
volutie" een boek van prof. A. Goodwin, waarin de beschrijving van
deze revolutie niet is blijven staan bij het noteren van bloeddorstig
heden, maar waarin achtergronden en beweegredenen objectief zijn
beschreven.