VENETIE <3^Cerót\eedt JUKE-BOX VAN SERIEUZE MUZIEK Het u/onder van REQUIEM VAN FAURÉ ZONDAGSBLAD Omtrent de grens Voor en na de exploóie Nieuwe Phoenix-pockets ZATERDAG 17 DECEMBER 1960 IN VIJF DEELTJES Een nieuwe Schiller-uitgave Is vrucht van het jubilèumjaar is )g een keurig ver- irgde Schiller-uitga- j verschenen onder st wakend oog van rof. Benno von Wiese uit Bonn, die we herinneren slechts in zijn uitgebreide Schillerbiografie voor die taak in k opzicht berekend is. We zyn dus zeker van een be- ouwbare tekst, terwyl de aantekeningen, achter in elk »el verenigd, de niet-deskundige lezer enigszins verder slpen. lor wie deze uitgave bestemd tor wetenschappelijke studie is i onvoldoende, omdat het kriti- he apparaat ontbreekt (van een Idicht als bijv. „Die Göttcr Grle- lenlands" zijn tot recht begrip side versies onmisbaar), voor de (twikkelde leek zijn de aanteke- ngen bij een filosofisch gedicht j „Die Künstler" niet voldoen- Ook de literatuuropgave ont- üekt. Wat de keuze aangaat: zelfs i vakman leest niet meer al de storische geschriften van Schil- en nauwelijks zijn akademi- 1e Antrittsrede: „Was helsst 1 zu welchcm Ende studlert an Universalgeschichte?" Zodat het mij voorkomt, dat de- „Auswahl" aan de ene kant te iel, aan de andere kant te wei- geeft. Novellen als „Der Ver- echer aus verlorner Ehre" en )er Gelsterseher" zijn uitslui- nd voor de „Schillerforscher" in belang; als ze van een ande auteur afkomstig waren, zou- ïi ze al lang in een welverdien- vergetelheid zijn weggezonken. \an de andere kant mis ik bij- agen, die voor de karakteris- k van Schiller van essentieel lang zijn, bijv. de recensie van jgers gedichten. En het zal ch niet de bedoeling zijn, deze boie bandjes als „bewijs" van ïturele belangstelling als sier- jikje in een boekenkast te zet- deologische vervalsing iE uitvoerige inleiding (80 blz.) 'van Prof. von Wiese is ultne- end. Terecht accentueert hij, it Schiller nog steeds een der eest omstreden gestalten van de iitse klassieke literatuur is en t zij mij geoorloofd, deze door m geponeerde stelling wat na- r uit te werken. Sommigen hebben hem hemel- og verheven, anderen (bijv. Ot- Ludwig) volkomen afgewezen, irstgenoemden hebben de groot- 6 misdaad jegens hem gedaan: 5 werd tot verdediger van de lionaïe gedachte geprocla- >erd, zodat twintig jaar geleden i zekere Hans Fabricius zelfs euvele moed had, een schrijf- te publiceren met de titel: chiller als Kampfgcnosse Hit s''; zijn werken werden mis- aikt. om daaruit wapenen voor t nationaal-socialisme te sme- n, natuurlijk met bewust elimi- ren van alle tegengestelde uitin- n. Ook het tegendeel geschied- in 1943 hebben de Geschwis- Scholl de studie „Die Gesetz- bung des Lykurgus und Solon" 1790 als vlugschrift tegen het izidom verbreid: wat ze met n leven hebben betaald. In Ist-Duitsland wordt tegenwoor- tin 't bijzonder de jeugdige iller geëerd. Burger derer, welche kommen toerden", dan is de van overheidswege voor geschreven uitleg van deze re gels, dat in een communistische maatschappij dit geseculariseerde eschatologische paradijs werke lijkheid is geworden. En in het Westen? Zal daar met polemische bedoeling het woord van Demetrius worden ge citeerd. „Zch will nicht herrschen üher Sklavenseelen"? Schiller tot kampioen van de mocratisch parlementarisme te proclameren zal echter moeilijk gaan, als men tenminste aan zijn woorden denkt: „Was ist die Mehrheit? Méhr- heit ist der Unsinn, Verstand ist stets bei wen'gen nur gewe- sen. Man soil die Stimmen wa gen und nicht zahlen". Homo ludens TVTEEN, Schiller is te groot, dan dat we hem tot spreekbuis van eigen ideeën zouden kunnen misbruiken, wanneer we tenmin ste hem niet bewusjt willen ver valsen. Zeker niet op politiek ge bied. Zijn ideaal is niet de dyna mische staat, waar de brute kracht heerst,zelfs niet de ethi sche staat, waar de zedewet de mens leidt, maar de esthetische staat grondwet van dit rijk is: vrijheid te geven door vrijheid. Het leven van deze mensen is rR zijn weinig steden in Eu ropa die zo tot Relaas over een tië; een stad die lil aan de ene kant fascinerende stad echt Italiaans is, aan de andere kant helemaal niet: de wonder schone St. Marco- kerk die eigenlijk in Byzantium thuis hoort, talrijke paleizen die Moors-Saraceense reminiscen ties wekken langs „Hollandse" kanalen, op haast verlaten eilandjes kerken die zusters zijn van oudchristelijke bouwwerken in Griekenland en Kleinazië, een schilderkunst die op haar hoog tepunt met haar domineren de kleur- en lichteffecten zeker niet typisch Italiaans aandoet dit alles is verbijsterend en werpt reeksen van vragen op. Het is dus prettig thans over een boek te beschikken dat op een onderhoudende en tevens we tenschappelijk verantwoorde wijze onze voorlichter kan zijn in deze fascinerende stad. een spel, als symbool van de hoogste vrijheid en de grootste gebondenheid. ..Want, om het ein- „Die Rauber" is hij „de lijder tegen een wormstekig rstelijk gezag en tegen de bur- ylijke maatschappij met haar pitalistische ontmenselijking" ibusch), in Kabale und Liebe Strijdt hij de onvrijheid in de ïgerstand, onvrijheid zowel door n almachtige vorsten- en adels- iek als door een religieus be- alde beperktheid van eigen ho- son. Wanneer in Don Carlos de ïrquis Posa uitroept: „Das Jahrhundert ist meinem eal nicht reif. Ich lebe, Ein Een prachtige tekening die Wil li Schrofer maakte van A. Ro- td Holst siert de eerste pagina ïi een boek, dat Bert Bakker- lamen te Den Haag uitgaf met rzen van A. Roland Holst onder j titel „Omtrent de grens". Het li gedichten die geschreven ïrden in de jaren 19581960, in !aal 42 stuks. Het zijn verzen t de herfst van een leven, ver- Id van een stille (of soms toch standige?) resignatie. Een en- 1 werk toont weer de lichte ero- ik, die aan meerdere werken n Roland Holst eigen is. Bijzon- r mooi zijn de korte regels die dichter wijdde aan Annie Salo- (ins en aan Werumeus Buning. !t vers voor Annie Salomons ukken we hier af als een voor- delijk eens geheel te zeggen, de mens speelt alleen, waar hij in de volle betekenis van het woord mens is, en hij is slechts daar geheel mens, waar hij speelt". Dan zijn geest en materie in vol komen evenwicht. Met inspanning van alle geeste lijke en lichamelijke kracht heeft Schiller deze loutering van zich zelf volbracht, maar één ding heeft hij met ingezien, de tragi sche erkenning, die Goethe op het eind van zijn leven aldus for muleerde: „Die Muse kann wohl beglei- ten, aber nicht leiten". Als wij in existentiële nood ko men, anders gezegd, als het lij den doordringt tot in het klokhuis van onze ziel. kan de schoonheid ons niet helpen. Tot de nage- Op de klank der tamboerij nen, door Langstone Hughes. Uitgave F. G. Kroonder, Bus- Laura woont met haar vrien din Essie in grote armoede in New Yorks negerwijk Harlem. Op een dag krijgt ze een lumi neus idee: ze stelt Essie voor, om samen met haar een nieuwe religieuze gemeenschap te stich ten. in hun wijk, met het doel hiervan de financiële vruchten te plukken. De opzet gelukt: hun tamboerijnen, zang en preken brengen hen tot rijkdom en wel stand. Laura gaat hieraan echter te gronde. Ze is een geraffineer de afperster geworden en schaft zich een geldverslindende min naar aan. Wanneer blijkt dat hij haar bedriegt, vermoordt ze hem. Na haar arrestatie stelt Essie, de diep religieuze vrouw, zich in dienst van de bekommerde mens. Een zeer aparte roman van een der belangrijkste neger auteurs van Amerika, waarin streefde serene rust is Schiller nooit gekomen ze is niet van deze aarde. Toen hij gestorven was. vond Wilhelm von Hum boldt op zijn schrijftafel de mo noloog van Marfa in de tweede akte van Demetrius, en deze woorden zijn kenmerkend voor de tot het etherische gelouterde Schil ler: „O warum bin ich hier geengt, gebunden, Beschrankt mit dem unendli- chen Gefa.hU Ich habe nichts als mein Gebet und Flehn, Das. s.chqpf' ich flamjnend aus der tiefsten Seele, Beflügelt send' iths in des Him- mels Höhn, Wie eine Heerschar send' ich dirs entgegen!" J. H. SCHOUTEN De grote Schiller-buste van de beeldhouwer Johann Heinrich Dannecker uit de Staatsgalerie te Stuttgart. Het begin van haar geschiede nis is reeds gelijk een wonder: In de zesde eeuw wordt Italië, dat toen Byzantijns gebied was, overspoeld en bezet door de voor de Avaren vluchtende Longobar- den. Hun komst betekent plunde ring, vernieling en volstrekte te rugval tot het duisterste barba rendom. De kustbewoners aan de Adriatische zee vluchten naar het moerassen- en eilandengebied waar het tegenwoordige Venetië ligt en leven daar verder veilig in een „splendid isolation" van net vaste land, aangezien de Lon- gobarden over geen vloot beschik ken, terwijl de nieuwe eilanden- bewoners door de Byzantijnse ma rine worden beschermd. Dit i- landengebied wordt een soort re servaat waar men ongehinderd een door Romeinse beginselen ge dicteerde levenswijze kan volgen. Men moet zich voorstellen welk een tegenstelling Venetië vormde tot het overige Europa: hier Ro meins recht en Romeinse recht spraak, een vastomlijnd staatsbe grip, een democratische republiek daar het Germaanse vuist recht, heerschappij van de mach tigste die haar apotheose vindt m het rampzalige leenstelsel. Magistraal beeld DE schrijver René Guerdan ontwerpt een waarlijk ma gistraal beeld van deze ontwik keling. We zien hoe de eilanden- bewoners op de barre grond eeu stad gaan bouwen. Al spoedig blijkt dat haar enige levensmo gelijkheid de handel is. Er wordt dus een handelsvloot gebouwd, men vaart naar het Oosten om de zo'zeer begeerde Oosterse han- delsprodukten (voornamelijk spe cerijen) naar Europa te brengen. Nieuwe handelsroutes worden ont sloten öp zee en op het vaste land.- Als het moet, worden de handelsroutes met gewapend ge weld beschermd en concurrenten geweerd. Gevolg: de z.g. spece- rijenoorlogen die gedurende de Middeleeuwen telkens de kop op steken. Eerst is de jonge Repu bliek nog onder Byzantijnse voog dij, maar zoetjes aan voltrekt zich een complete ontvoogding en wordt Venetië zelfs een geduchte tegenstander en concurrent van Byzantium. De kwetsbare, slechts op scheep vaart en handel gebaseerde eco nomie is de grootste zorg van de staat. Hij neemt ten slotte de lei ding van de staatshuishouding tot in de kleinste details (sluiten der contracten, bepaling der handels routes, vaststellen van keuze en hoeveelheid der handelswaren, vaststellen van prijzen en tarie ven enz.) in handen. We beleven dus het schouwspel van een „ge leide economie" vele eeuwen voor dat de economen van Westeuro pa deze ontdekt en ingevoerd hebben. Net als de economie, moeten de democratische instellingen die in het overige Europa pas vanaf de tijd der Franse revolutie in gang vinden beschermd wor den. Aan dit doel beantwoorden verschillende instellingen: in ho ge staatsambten wordt door een ingenieuze combinatie van ge heime verkiezing en loten voor zien, waardoor dus eventuele fou ten in de verkiezing door het toe val nog goedgemaakt kunnen wor den; deze hoge ambten bekleedt men slechts korte tijd: hoogstens drie jaren, niet zelden maar één jaar; elke beslissing in de staat moet een zeef van elkaar contro lerende en aanvullende instanties passeren voordat ze rechtsgeldig heid krijgt; de financiële politiek begunstigt het gewone volk en drukt het zwaarst op de rijken en machtigen. Het geheel heeft een sterk patriarchaal karakter, Vadertje Staat zorgt voor alles en vooral voor zijn zwakste kinde ren. Keerzijde "T\IT ideale staatsbeleid heeft natuurlijk ook zijn keerzijde die zich in de loop der tijden steeds scherper gaat aftekenen. Men geniet van „vrijheid, gelijk heid, broederschap", maar be taalt er voor met verlies van medezeggenschap. medeverant woordelijkheid in het openbare leven en dankzij de uitmun tende sociale voorzieningen met verregaande onzelfstandigheid in het particuliere leven. In de ze ventiende en achttiende eeuw neemt dit euvel zeer ernstige vor men aan. Het volk verveelt zich. weet met zijn secuur leventje niets te beginnen, verliest zijn tijd in beuzelarijen. Uiterlijk ver toon enerzijds, opgaan in de mas sa en verlies van individualiteit anderzijds dit zijn de tekenen des tijds. Voor ons, twintigste eeuwers is het bijzonder leerrijk om te ervaren dat onze brandend- ste sociale problemen in Venetië toen al volop bestonden. Guerdan is vooral meester in het beschrijven van kleurrijke de tails: het organiseren der grote Eïlgrimstochten naar het Heilige and door Venetië (dat overigens een bijzonder fraai staaltje van sociaal tourisme is); de stroom van vreemdelingen die jaarlijks de stad bezoeken voor haar ech te en namaak-relieken, voor haar Oosterse handelswaren, voor haar grote openbare feestelijkheden; de dj-ukte in en om het beroem- paleis; Carnaval en MUZIEK VOOR HET fJET zou onjuist zijn te menen, dat bij het Kerstfeest alleen Kerstliederen gezongen moeten worden. Grammofoonplaten be zitters zullen zeker wel Kerst platen hebben, maar het lijkt me wat vermoeiend in de Kerst tijd alleen naar die liederen te luisteren. Men moet oppassen van het goede niet te veel te krijgen. Wie voor die tijd wat Schiller. Werke in 5 Banden. Prijs geb. DM 49,80. Uitgave Kiepenheuer und Witsch, Köln-Marienburg. het goed en het kwaad wel erg scherp tegenover elkaar worden geplaatst. Het is een eenvoudig geschreven en gemakkelijk te le zen boek. De vertaling is van M. Gerritsen. T EZERS vroegen me naar het -Lj Requiem van Fauré, niet al leen wat de grammofoon-opna me betreft, maar ook ten aan zien van de waarde van het werk. De Franse componist Ga briel Fauré (1845-1924), eens di recteur van het Conservatoire de Paris en van 1896-1905 orga nist van de Madeleine-kerk te Parijs, schreef zijn Requiem in 1886. ^auré was toen al kapel meester aan de Madeleine en zijn Requiem is voor een uitvoering in deze kerk geschre ven. De première was in 1890. Merkwaardig is eigenlijk dat Fauré als organist niet één or gelwerk heeft geschreven. Wel koorwerken met orgelbegelei ding. Zijn Requiem mist elke monu mentaliteit, zoals we die b.v. vin den bij dergelijke werken van Ber lioz en Verdi. Het orkest is tot kleine proporties teruggebracht, waarin violoncelli en alten een in strumentaal koor vormein. Deze milde gesluierde klank heeft een heel apart effect en van de ver schrikkingen van de dooa' (Dies Irae) is in het werk van Fauré geen sprake. Het is een smeekbe de aan God om Diens hulp -en mededogen. Prachtige fragmenten er uit zijn b.v. het „Pie Jesu" voor sopraansolo, het „Libera Me, een responsoriaal gezang tussen bariton en koor, het'.Offertorium waarin alten en tenorèh elkaar op de tekst „Domine Jesu Christi" camonisch achtervolgen, het Sanc- tus, waarin harpen en altviolen de zang begeleiden en het „In Para- disum" voor koorsopranen, waar bij het gehele koor zich slechts laat horen in de woorden „Jeru salem" en „Requiem". Fauré, die zelf niet rooms-katholiek was, heeft in een verstilde lyriek deze doden- zang geschreven, als een stille be rusting na het overlijden van zijn moeder. In dit Requiem krijgt men geen dramatische schokken, doch wordt men van begin tot eind meegenomen in een zuiver heid en hoogheid van geest, die kenmerkend is voor al het werk van Fauré. Wat de grammofoon- opname betreft: DECCA heeft het werk opgenomen In een uitvoe ring door „L'Union Chorale de la Tour de Peilz," het Orchestre de la Suisse Romande, de sopraan Suzanne Danco en de bariton Gé- rard Souzay, het geheel o.l.v. Er- nest Ansermet (stereo-opname SXL 2211; er is ook een mono-op name Die uitvoering is bijzon der goed. Ansermet heeft nergens naar een opgelegd effect gezocht. De vertolking is geheel in de sfeer van het werk gehouden. CORN. B. „Gesprek In de Kersinachi' „Gesprek ln de kerstnacht", door Thijs Booy. Uitgave Ten Have, Amsterdam. Thijs Booy geeft in twintig klei ne pagina's van deze brochure in vele korte, felle zinnen een kerst boodschap waarbij het kruis van Christus centraal in de kerststal staat. Christenen die in de laat ste week voor het kerstfeest nog een kerstgroet willen verzenden die evangelische waarde heeft kunnen dit boekje in een langge rekte enveloppe versturen. VIA NAAiO EN HAAT beeld van Roland Hoist's beelden de poëzie: „Mild bleef de stem, die beeld na beeld opriep van menig vriend die jaren her ontsliep; de milde stem van wie, nog bij haar leven, de haven van de stilte bin nenliep." Simon Vestdijk heeft weer een euw boek uitgegeven, getiteld foor en na de explosie". Heie aal nieuw is de inhoud echter et, want het boek bevat voor it merendeel poëziekronieken t De Gids over de jaren 1956- 69. De titel heeft Vestdijk ont- end aan een artikel van Leo roman, waarin het optreden Ir experimentele dichters een iplosief karakter wordt toege- ind. i.Na de explosie" zou dan be- ékking hebben op het werk der (perimentelen, „voor de explo- op de rest. Dit is volgens Vest- ik te beperkt gezien. Buiten alle jronologie om blijkt het explosie- I aan iedere poëzie eigen te zijn, 0 door vitaliteit, nonconformis- fantast: ek, taalvernieuwing. onretorische inslag, de trekken aanneemt van het revolutionaire. Vestdijk geeft in dit boek een aan tal zeer indringende opstellen over poëzie en schrijft over Roland Holst, Bloem, Greshoff, Schmidt-Degener, Hendrik de Vries, Herm. v.o'. Bergh, Ka- rel JonckSieere, Ida Gerhardt, M. Mok, Han G. Hoekstra, Pierre Kemp, Gerrit Achterberg, Leo Vroman, Chr. J. v. Geel, Guillau- me v.d. Graft, Paul Rodenko, Hans Andreus, Paul Snoek en Wil- frea' Smit, alsmede over non-signi- ficatieve poëzie. Het heeft wei nig zin hier op elke beschouwing in te gaan. Daarvoor openen ze na de publi catie in De Gids geen nieuwe ge zichtspunten. Men kan het eens zijn of niet met Vestdijk, een feit Is d--t hij met een grote over tuiging weet te schrijven en eigen visie sterk weet over te dragen. (Uitg. Bert Bakker-Daamen, Den Haag). F)E EUROPE- U SE FONO- CLUB te Amster dam (Singel 262) is weer met enke le uitstekende nieuwe platen uitgekomen voor haar leden en belangstellenden. De technische opnamen van deze platen is voortreffelijk en ook artistiek voldoen ze aan hoge eisen. Men heeft kunstenaars van klasse aangetrokken, alsook koren en orkesten die zich op internatio naal niveau bewegen. Om maar direct een voorbeeld te noemen: de jonge Duitse tenor Fritz Wunderlich, die op twee platen de gehele liederencyclus „Die schone Müllerin" van Schu bert uitvoert met uitstekende pia nobegeleiding van Kurt Heinz Stol- ze (2 platen van 25 cm Opcra- 3171 en 3J72). Deze cyclus schreef Schubert op verzen van Wilhelm Müller in 1823 en omvat 20 lie deren. Bij zijn vriend Randhartin- Ser had Schubert een bundel ge- ichten van Müller gevonden. Li terair waren ze niet zo geweldig, maar ze waren muzikaal. Müller zelf zei eens; „Als ik dicht dan speel en zing ik, alhoewel ik niet spelen en zingen kan". Als motief had Müller het verhaal van de ontrouwe molenaarsvrouw geno men, vermoedelijk omdat een ope ra van Paisiello over dat onder werp juist in Berlijn was opge voerd en nogal opgang maakte. Van de 25 verzen van Müller zette Schubert er 20 op muziek, zo een muzikale roman in liederen makend. Het is juist deze cyclus als geheel uit te voeren, daar de liederen een onderlinge samen hang hebben. De grondgedachte van de cyclus is het „Wandern", het dwalen, zonder een vast doel, gedreven door een geheimzinnige drang naar geluk en liefde. Het Wandermotief komt in vele liede ren van Schubert voor. In al die Wander-muzieken van Schubert heerst een sfeer van melancholie, die terecht doet vermoeden dat Schubert zich een zwerver op aarde voelde. Fritz Wunderlich voelt de sfeer van deze cyclus prachtig aan. Hij weet de nuances heel fijnzinnig- muzikaal aan te brengen, zonder i 1 Hans Stadlmair maakte voor de Europese Fonoclub opnamen t an vier Concerli Grossi van Handel. de melodische loop te storen. Hij voelt daarbij heel duidelijk de be tekenis van het woord, maar dwingt de muziek niet in een woordaccent. De fraaie soepele stem klinkt uitzonderlijk mooi en elk lied doet hij werkelijk leven. Deze vertolking kan ik ten sterk ste aanbevelen. EEN ANDERE grote figuur van de Europese Fonoclub is de Vlaamse organist Flor Peeters, thans directeur van het Kon. Vlaams Conservatorium te Ant werpen. Hij speelde op één plaat vijf orgelwerken van Buxtehude, nl. Passacaglia d-moll. Toccata f-dur. Preludium en Fuga fis-moll. koraalvoorspel „In dulci jubilo" en koraalvoorspel ..Nun komm. der Heiden Heiland" (25 cm plaat Opera 3142). Flor Peeters speelt hier op het in 1956 door de Bon ner orgelmaker Klaia gebouwde orgel in het St, Camillus-instituut te Antwerpen, een behoorlijk in strument, dat deze muziek zeker recht doet wedervaren, ook al zou ik wel eens een meer preg nante stem hebben gewenst. De vertolkingen door Flor Peeters zijn niet alleen technisch, maar ook muzikaal van de hoogste orde. TTET BEFAAMDE Gewandhaus- ■n Quartett uit Leipzig speelde voor de Europese Fonoclub het Strijkkwartet in G-dur KV 387 van Mozart (25 cm plaat Opera 3174). Dat is het eerste van de zgn. Haydn-Kwartetten, waarbij Mozart muzikaal aan Haydn dacht en ze ook aan zijn grote vriend opdroeg. Dat eerste Kwartet in G-dur toont al direct de invloed van Haydn aan, ook al heeft Mo zart het speelse van Haydn tot een grotere diepte gebracht. Het Is niet eenvoudig dit werk in klank te realiseren. Men is zo gauw geneigd tot een oppervlak kig spel. Het Gewandhaus Kwartet heeft er echter een zeer gespan nen en toch levendige vertolking van gegeven, zuiver en homogeen, volkomen in de Mozart-stijl. Dit prachtige werk van Mozart moet men echt zo horen spelen. ALS ORKEST noem ik het Mün- chcner Kammerorchcster o.l.v. Hans Stadlmair, dat regel matig voor de Europese Fonoclub optreedt. Thans zijn er weer vier Concerti Grossi van Handel ver schenen. nl. Op. 6 no's 1, 4, 6 en 12 (30 cm plaat Opera 1136). In een Concerto Grosso treedt altijd een concertino op, een groep van solo-instrumenten, die een edele wedijver met het orkest aangaat. Handel schreef vele Concerti Gros si en hierin komt altijd het con certerende (wedijverende) ele ment naar voren. Hij was al 55 jaar toen hij zijn 12 Concert! Grossi Op. 6 schreef, maar de mu ziek is van een jeugdige blijheid, dat men aan die leeftijd niet denkt. In die blijde sfeer worden de werken ook gespeeld dóór het Ka merorkest uit Münohen, met me mand minder dan Li Stadelman aan het clavecymbel. Het is ech te lichte barokmuziek, ook in de vertolking op deze plaat. De viool- soli worden door Werner Keltsch en Werner Hafele gaaf gespeeld, evenals de cellopartij door Em merich Bönemann. Voor de vele Handelliefhebbers een aanwinst. rT SLOT muziek uit de oude tijd, uit de gotiek en renais sance. De Palestrina-Kantorei o.l.v. Hans Stadlmair en „Die Martinsfinken" uit Kaufbeuren brengen echte hoofse muziek, als ook enkele motetten, o.a. van Swee- linck, Palestrina, di Lasso en Vit- toria. De vocale solist is de tenor Friedrich Brükner-Rüggeberg. De oude minneliederen worden be geleid door blokfluit, tamboerijn, vedel, luit, gamba en Landknechts- trommel. De plaat heet „Musik der Gotik und Renaissance" (25 cm plaat Opera 3191). Wie iets van die oude tijden wil terugbeleven, wie even de verruk kelijke klanken en die geheel ei gen sfeer wil ondergaan, zal deze plaat moeten aanschaffen. Welk een charme straalt er uit die lie deren van Walther von der Vogel weide, van Hans Sachs, van Paul Hofhaimer, van Oswald von Wol- kenstein, e.a. En hoe zuiver zijn die oude motetten, vocale juweel tjes. Natuurlijk staat of valt alles met de uitvoering. Maar ik kan U verzekeren dat die uitvoering U beslist niet zal vervelen. Inte gendeel, door deze uitvoerenden wordt men ook geheel opgenomen in die sfeer. Hier niets van pathe tiek of valse romantiek, 3lechts een zuiver aanvoelen van wat de ze muziek in zich heeft. ET DEZE JUKE BOX van se rieuze muziek wil Ik deze ru briek besluiten, niet alleen voor dit Jaar, maar ook voor verder In verband met mijn vertrek naar Enschede per 1 januari kan Ik de grammofoonrubriek niet langer voortzetten. Heel erg dankbaar ben lk de vele trouwe lezers die mij steeds enthousiaste reacties zonden of mij adviezen vroegen voor hun dlsrotheek. Dat heeft mij er steeds toe gebracht zo goed en zo objectief mogelijk voor te lichten. Natuurlijk hoop Ik dat er evenveel vcrtro»"—n In mijn opvolger wordt gesteld. CORN. BASOSKI. vuistgevechten op straat; de won derlijke Instelling van „cicisbeo" (huisvriend) ln de achttiende eeuw in haast ieder welgesteld ge zin en last but not least de ver rukkelijke schetsen van het Mid deleeuws stadsbeeld van Venetië. Vele zeer Illustratieve aanhalin gen uit eigentijdse reisverslagen en kronieken geven nog een extra levendig cachet aan deze be schrijvingen. afwisseling wil hebben een afwisseling die toch de sfeer niet zal verbreken kan wel licht eens luisteren naar de Or gelconcerten van Handel. Deze Gpraint Jones, de Engelse organist, bracht Orgelconreten van Handel op de plaat. muziek heeft zoveel vreugde in zich, eerlijke vreugde, dat men die werken beslist niet mag ver geten bij de huiselijke Kerstvie ring. HIS MASTER'S VOICE is daar om net op tijd gekomen met de opname van vier Orgelconcerten van Handel op twee 25 cm. platen in een uitvoering door de 43-jari- ge Engelse organist Geraint Jones met het Philharmonia-orkest o.l.v. Wilhelm Schüchter. (HFLP 1003 en 1004). Jones is een van de gro te Engelse organisten. Hij maak te vooral tijdens de 2e wereldoor log veel naam met zijn pauze concerten in de National Gallery te Londen (1941—1945). In 1946 be gon hij met een serie van Bach- concerten, waarop hij alle orgel werken van Bach uitvoerde in de tijd van 16 maanden. Op deze twee platen, die los verkrijgbaar zijn, speelt Geraint Jones Concerto no 8 in A-dur en Concerto no 16 in d-moll (HFLP 1004) en Concerto no. 2 in Bes- dur Op. 4 en Concerto no. 4 in F- dur Op. 4 (HFLP 1003). Het zijn bijzonder muzikale vertolkingen geworden, waarbij Jones en Schüchter niet zochten naar de klankdavering, maar geheel over eenkomstig het wezen der werken alles ln een lichte doorzichtigheid hielden. Dus geen massaal or kest en een monsterorgel en ook geen harmonische overlading. Hier is de juiste Handelstijl vast gehouden. Zij die toch nog iets van het Kerstlied willen, kan ik een klein 45-toerenplaatje aanraden van het Bielefelder Kinderchor o.l.v. Frie drich Oberschelp en m.m.v. Ge rard Bunk (orgel). Het is een ELECTROLA-plaatje no. 3 41168. De Kerstliederen „Ihr Kinderlein kommet", „Alle Jahre widder", „Kommet ihr Hirtcn", „Vom Himmel hoch" en ,,0 du fröhliche" worden uitmuntend gezongen, zon der valse sentimentaliteit. Ook kerkklokken komen er nog aan te Pas. Corn.B. Te ver 1UATUURLIJK kan men het met een zeer persoonlijk ge schreven boek van een auteur die bepaald verliefd is op zijn onder werp, niet altijd eens zijn. Zijn zuiver economische motivering der grote politiek in het Middel eeuwse Europa gaat zeker te ver. Hoewel Venetië in haar glorietijd heel belangrijk was kan men b.v. het ontstaan van het Zwitserse Eedgenootschap of de ontkete ning der Slclliaanse Vespers on mogelijk helemaal aan héér ac tiviteit toeschrijven zoals de schrijver het doet. Ook Guerdan ontsnapt niet altijd aan het ge vaar van aan een bewijsvoering rrteer luister bij te zetten door iets te beweren wat op het eer ste gezicht sluitend lijkt maar eigenlijk onhoudbaar ls. Zo b.v. zou het gebrek aan individualiteit van de Venetiaan zich ook uit drukken in de grote Venetiaanse schilderkunst die tracht de mens in zijn omgeving op te lossen, „hem zijn persoonlijkheid te ont nemen". Wie nog afgezien van Titiaans en Tintorettos psycholo gische portretten, de onvergetelij ke persoonlijkheden die de grote figuurstukken van deze schilders sieren, kent, zal deze stelling niet Kunnen aanvaarden. De uiteindelijke Indruk van dit boek, waarvan we de talrijke fa cetten maar zeer terloops konden belichten, is uitermate gunstig: in vele opzichten een ideale in leiding tot het wonder dat Vene tië is. S. WEIDINGER „Vle, grandeurs et misères de Venlse" van René Guerdan, Libralrle Pion, Parijs, 1959. Een Nederlandse uitgave met fraaie Illustraties Is verschenen bij W. de Haan N.V. als Phoe nix Pocket no. 39. DtlweedewetvanParkinion De tweede wet van Parkin son, door C. Northcote Par kinson. Uitgave Schcltema Holkema, Amsterdam. Het succes dat hij heeft ge had met de formulering van zijn eerste „wet" is voor Parkinson wellicht een reden temeer ge weest, tot publicatie van een tweede wet over te gaan. Dit maal is het deze, dat er een grens is aan het heffen van be lastingen. Parkinson schrijft ook over dit gemakkelijk aan sprekend onderwerp op zijn wat badinerende manier, geestig, doch met een ondertoon van ernst. Toch hebben wij ln dit tweede deel een en ander ge mist van het sprankelende en onverwachte, dat van de eerste wet zulk een boeiend eleiment uitmaakte. Het heeft daarom iets van een anticlimax, al blijft kennisneming van wat Parkin son schrijft waardevol en onder omstandigheden ook nuttig. De tekeningen van Osbert Lan caster zijn vaak weer koste lijk. De Phoenlxpocketa zijn weer verrijkt met vier nieuwe deeltjes, waarmee uitgever W. de Haan te Zeist weer een fraaie keuze deed! Allereerst is er als no. 41 „Levend Afrika", waaraan medewerkten H. Arends, H. Janse, E. Penkala en H. v. Praag (142 blz.). Het behandelt de geschiedenis van Afrika, de dieren, de ziekten, de rijkdommen, de kunst en de muziek. Als no. 42 verscheen „Griekse mythologie" van prof. dr. Karl Kerényi (vertaling P. J. F. v. Leeu wen). een boelend relaas van goden en helden. Mr. L. O. Schuman schreef als no. 43 de cultuurgeschiedenis van de Arabische wereld, onder de titel „De Arabieren" gecompleteerd met een aanhangsel over de Arabische taal. Ten slotte behandelt no. 44 „De Franse re volutie" een boek van prof. A. Goodwin, waarin de beschrijving van deze revolutie niet is blijven staan bij het noteren van bloeddorstig heden, maar waarin achtergronden en beweegredenen objectief zijn beschreven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1960 | | pagina 21