Guyla Derkovits
TOON HERMANS MET
NIEUWE KOERS
IN DEENSE MEUBELEN
LIEDEREN, CANTATE, OPERA
EN KAMERMUZIEK
-ÉÊÊ
Kathleen
Ferrier
ZONDAGSBLAD
in boeken herdacht
„0ne man
W
w
Musica-
kalender
Stilte voor
het hart
2XTËRDAG 10 DECEMBER 1960
Guslav Hallier
rv Honderd jaar
7 geleden werd
hij geboren
(Van onze kunstredacteur)
LFET was dit jaar 100 jaar
geleden dat Gustav
Hahler werd geboren. Op 7
uli 1860 aanschouwde hy
iet levenslicht in het dorpje
Kalischt in Bohemen-Mora-
vië, toen nog een deel van
Je Oostenrijks-Hongaarse
dubbelmonarchie, nu beho
rend tot Tsjechoslowakye.
Zyn Joodsè vader Bernhard
Mahler was eigenaar van
een kleine spiritusbrander^,
een bedrijfje dat niet al te
best liep. Bernhard Mahler
ivas een tamelijk eerzuch
tige figuur, een heersers-
type, niet al te soepel voor
rijn kreupele vrouw, een
heel tere en dromerige fi
guur, die haar leven lang
aart een hartkwaal leed. De
lichamelijke zwakte van zijn
vrouw heeft Bernhard Mah
ler nimmer ontzien.
De Joodse afkomst van Mahler
heeft aan {te ene zijde hem tot
zeer grote artistieke prestaties
gebracht, maar heeft hem ook
vaak dwars gezeten. Hij zelf zei
eens: ,,Ik ben drievoudig vreem
deling onder de mensen: als
Tsjech onder de Oostenrijkers,
als Oostenrijker onder de Duit-
isers en als Jood in de gehele we-
ireld". In zijn in 1939 verschenen
boek ..Mendelssohn, Meyerbeer,
Mahler, drei Kapitel Judentum in
der Musik" sdhreef de nationaal-
socialist Karl Blessinger, dat
Mahler het „fanatieke type van
de oost-Joodse rabbijn was", in
hviens werken de „geestelijke
verscheurdheid van het Joden-
idom wordt getoond".
Ook dr. Herbert Gerigk, die
thans weer officieel als muziek
criticus in het Rheinland op
treedt. had in zijn in 1943 ver
schenen „Lexikon der Juden in
der Musik" niet veel goede woor
den over voor Mahler. En zo is
Mahler eigenlijk geruime tijd
miskend, juist- in een tijd die zo
geëigend was voor zijn kunst.
In ons land was het Willem
Mengelberg, die zich als Mahler-
propagandist volledig inzette voor
het werk van deze componist, tot
dat natuurlijk ook hier de waan
beelden van het nationaal-socia-
lisme een einde aan deze propa-
ganda .maakten. .En.-vandaag de
dag zijn er heel wat musici, cri
tici, muziekhistorici en essayis.
te maken met het vertellen., dat
Mahler „uit de tijd" is. Kortzich
tig natuurlijk, want Mahler's
kunst is netzomin als Rem
brandt's kunst aan een tijd ge
bonden.
Men kan dan stellen dat Mah
ler's dromen groter, waren dan
hij kon verwerkelijken, dat zijn
eerzucht hem wel eens naar het
al te gigantische dreef, maar
men zal nimmer kunnen ontken
nen dat Mahler, om met de woor
den van Alphöns Diepenbrock te
spreken, „niet enkel een groot
kunstenaar was in de zin van
een voortreffelijk techriikeri maar
een dichter in de ruimste en edel
ste 'betekenis, 'de moedigste,
waarachtigste mens, rhèt dé ziel
Guslav Mahler, over wie drie boe'
allés-omvattende liefde":
Drie boeken
TER gelegenheid van dit eeuw
feest zijner geboorte, zijn drie
boeken over Mahler verschenen,
als posthume huldeblijken voor
een der grootste figuren uit de
dichtbije muziekhistorie. Hans
Christoph Worbs liet bij Max
Hesses Verlag te Berlin-Halensee
een klein boekje verschijnen on
der de titel „Gustav 1 Mahler"
(10? blz.). In dit kofté bestek-
heeft Wor-bs kans gezien niet al
leen Mahler's levensloop te schet
sen. maar ook zijn werk te be
spreken. Het boekje is dus meer
dan een biografie alleen, het is
bok een beschouwing over de
kunst van Mahler. Het doet de
ze kunst recht wedervaren en be
vrijdt Mahler's muziek van veel
onwaardige kritiek. Ondanks de
beperking is het een richtingge
vend boekje geworden in de dool
hof van Mahler's muziek.
De grote literator Simon Vest
dijk liet bij Bert BakkerDaa-
men te Den Haag een groter
boekwerk verschijnen onder de
titel „Gustav Mahler, over de
structuur van zijn symfonisch
oeuvre" (160 blz.Er is al veel
over de muzikale beschouwingen
van Vestdijk geschreven. Hij is,
soms terecht soms ten onrechte,
aangevallen. Men heeft hem di
lettantisme verweten. Maar men
vergat wel eens één ding, nl. dat
Vestdijk's intellect heel wat ver
der gaat dan dat van vele zgn.
musicologen of muziekcritici. En
dat intellect heeft hem, althans
in dit Mahlerboek, weerhouden
van volkomen onjuiste voorstel
lingen. Vestdijk weet echt wel
iets van muziek af, is zelf ook
een voortreffelijk pianist. In dit
boek heeft hij de 9 symfonieën
van Mahler onder de loupe geno
men en men'kan natuurlijk ver
wachten, dat het bijzonder sterke
literaire beschouwingen zijn ge
worden., soms zo breedsprakig
als Mahler's muziek zelf. Niet al
tijd zijn we het helemaal eens
met de uitlegkunde (of misschien
wel inlegkunde) van Vestdijk,
maar toch willen we toegeven,
dat Vestdijk een zeer groot in
zicht heeft in deze muziek. Overi
gens zijn de beschouwingen niet
zo eenvoudig te lezen, men moet
er echt de tijd voor nemen.
boek onder de titel .Mahler,
le Démoniaque" van Jean Mat
ter in een uitgave van Editions
Foma te Lausanne (217 blz.i. Vrij
vertaald zouden we de titel kun
nen noemen Mahler, de beze
tene". Onjuist is die titel niet.
En weer citeren we Alphons Die
penbrock ,met de woorden: ,,Het
was niét te vermoeden in een tijd
die van niets anders „droomt"
dan van hygiëne, sport en orga
nisatie, dat er een man als Mah
ler bestaan kon, een dusdanig
„daemonische" mens, een mens
dermate beheerst door wat de ou
de Grieken de daimoon noemden:
de goddelijke kracht in zijn bin
nenste. het gestadig brandende
vuur der allerfelste geestdrift,
ener gloeiende, ja fanatische „Be-
geisterung", die al zijn handelin
gen en uitingen karakteriseerde,
een man bezield met een psychi
sche energie van ongelooflijke
spankracht, gepaard aan de
waakzaamheid van het scherp
ste en koelste intellect". Men
ontkomt niet aan de indruk dat
Matter dit „demonische" wat te
veel op de voorgrond heeft ge
steld. Maar toch heeft deze zeer
indringende beschouwing van
Matter een grote waarde, daar
ze geboren is uit het verlangen
tot de diepste kern van Mahler's
uitspraak: „Het belangrijkste is
wat achter de noten staat" door
te dringen.
IN STEDELIJK MUSEUM AMSTERDAM
de strijdbare schilder uit Hongarije
TS HET kunstwerk niet altijd zelfportret? Deze vraag wordt
A gesteld in de inleiding van de catalogus voor de tentoon
stelling van werken van de Hongaarse schilder Guyla Derko
vits in het Sted. Museum te Amsterdam. Is het kunstwerk niet
altijd zelfportret? Ik zou hier, ten aanzien van de werkelijk
grote schilders, met een hartgrondig ,,ja" op willen antwoor
den. Het kunstwerk is altijd zelfportret. Oscar Wilde heeft dat
al eens gezegd in deze woorden: „Ieder portret dat met ge
voel geschilderd wordt Is een portret van de schilder, niet
van degene die geposeerd heeft".
vonnis een
schilderijer
Guyla Derkovits.
In het echte schilderij geeft
de schilder zichzelf, zijn eigen
visie, zijn eigen instelling, zijn
eigen gevoel. Hij schept im
mers zelf, hij kopiëert niet.
Een landschapschilder mag
dan de sfeer van het land
schap weergéven, een bloe
menschilder de geheel eigen
schoonheid van de bloem en
een portrettist de gelijkenis
van zijn model, in wezen ligt
er altijd de eigen scheppings
potentie van de kunstenaar
achter.
IE het werk ziet van Guyla
Derkovits. de in 1934 op
40-jarige leeftijd te Boedapest
overleden schilder, zal in ieder
in iedere tekening
gouache de schilder
ierij.
i elk
In
een Haagse
Toonzaal
TIE Deense meubelontwerpers
-L' gaan een nieuwe koers va
ren. Er zijn in de loop van de
laatste jaren al heel wat expe
rimenten op meubelgebied ge
weekt. Men heeft het gezocht
In extreme modellen met aller
hande bekledingen, die al of
de tussenweg gevonden en zul
len begin volgend jaar hun nieu
we meubelen op de markt bren
gen. In de Kunstzaal Papestraat
10 te Den Haag hebben we de mo
dellen gezien en geconstateerd,
dat deze Denen werkelijk een mo-
niet practisch zijn. Men zocht dern stijlmeubel gaan uitbrengen.
het in staal en riet. Men tracht
te iets van de nuchtere zake
lijkheid van onze tijd in het
meubel te realiseren. Bovenal
was er een streven naar het
Ondanks de vrij behoorlijke af
metingen is het meubel niet
.zwaar" van aanzien. De vorm
geving is strak maar niet koud of
gewild experimenteel. Gestreefd
is naar een grote practische bruik-
Een lichaam van
aarde en licht
.De predestaptse .dichter J. W.
S'chulte Nofdholt, bij onze lezers
bekend als de dichter van de ver
zen bij de tekeningen naar Open
baringen van Ria Exel, wekelijks
in ons Zondagsblad, heeft een
aantal gedichten gebundeld onder
bovenstaande titel (uitg. Bert
Bakker-Daamen, Den Haag, 67
blz.). De gepubliceerde verzen
werden geschreven in de jaren
1954-1960. Zeven gedichten ver
schenen al eerder in de bundel
,Het landvolk" en het gedicht
,.4 Mei" werd overgenomen uit
de bundel „Het eenvoudig ge
zaaide". De serie gedichten „Na
15 jaar I-VII" verscheen in het
herdenkingsnummer van Maat
staf (April 1960). Op de waarde
van deze poëzie behoeven we dus
niet meer terug te komen. Schul-
te Nordholt weet zijn gedachten
op een zuiver poëtische wijze
weer te geven.
lichfe, doorzichtige meubel, dat baarheid, waarbij de stofbekle-
de kleine kamers van onze ding weer overheersend is. Dus
nieuwbouw toch; de idee van
ruimte liet houden.
Voor de meesten waren die
meubelen toch niet zo acceptabel.
De zakelijkheid van onze maat
schappij wilde men. toch eigenlijk
niet-in het woonhuis zien, de plaats
waar men juist naar toe vlucht
om even uit die zakelijke en nuch
tere wereld te ontsnappen. Het
stalen meubel gaat langzamerhand
aan interesse verliezen en blijft
steeds meer beperkt tot kantoren
en wachtkamers.
In het woonhuis zoekt men
steeds meer naar warmte en ge
zelligheid. De staalconstructies en
de extreme modellen kunnen dat
niet geven. Men kan dan. hoog-
stens preken van een exclusieve
Inrichting. ^Enkele moderne felle
tinten en weinig wandversiering
moeten dan rust suggereren, maar
niet de omraming. De teakhou
ten armleuningen en de eikenhou
ten voetstukken zijn eenvoudig
maar stijlvol en ook de tafel is
met het teakhouten blad in heel
simpele vormen gehouden. Het is
werkelijk een modern meubel,
maar dan in de goede zin van het
woord. Hier vindt men weer iets
terug van de intieme sfeer van
het werkelijke woonhuis. De expo
sitie is aangevuld met bijzonder
fraaie plastieken van Jan van
Leeuwen, plastieken die Jan van
Leeuwen zo vond aan het strand
en ze door een enkele wijziging
tot beelden maakte.
zelf ontmoeten, de man die
zich geheel in het leven van
zijn tijd had ingeleefd, die zich
sociaal een voelde met de mis-
deelden, die eigen ideologie in
al zijn werken predikte. Hij
was een werker onder de wer
kers, een spotter onder de
spotters, een mens onder de
mensen. Wars was hij van de
schilderkunstige pathetiek en
steeds zocht hij naar een
eigen picturale waarde. Uit
zijn werk spreekt een grote
menslievendheid, die er tevens
oorzaak van was dat hij met
de opgeblazenheid van een be
paalde bourgeoisie ondubbel
zinnig kon spotten.
Het algehele beeld van de
ze tentoonstelling is wat
grauw, maar wat kan men
anders verwachten van een
man die juist het onrecht aan
de kaak wilde stellen. On
danks die grauwheid is cr dan
ook een grote menselijke ont
roering in het werk waar te
nemen, alsook een grote schil
derkundige beheersing. Elk
werk heeft een sterke ritmi
sche compositie, waarbij Der
kovits niet zocht naar het ge
makkelijke effect van het ver
tellende plaatje, maar naar
het wezenlijke accent van een
bepaalde verbeelding. Om een
enkel voorbeeld te noemen:
het schilderij „Slapende
vrouw" accentueert juist de
rust van de vrouw door de
grote beweeglijke en ritmische
warreling van de verfstrepen
die de deken, het hoofdhaar
en het kussen weergeven. Een
van de aangrijpende doeken
is „Het vonnis", dat hierbij
wordt afgebeeld. Derkovits
was een groot realist, wiens
kunst een innerlijke bewogen
heid verraadt.
CORN. BASOSKI
de meeste mensen
tooh 'die geheel eigen sfeer, die
een huis moet hebben, - een huis
het drukke beweeg van het dage
lijkse leven.
De Deense meubelontwerpers
Madsen en Schubell hebben ge
zocht naar een oplossing. Men was
er zich van bewust dat het ver
langen naar warmte in de woning
gauw tot een kitsch-product leidt,
als men tenminste dat begrip
„warmte" in de ouderwetse sfeer
interpreteerde. Bovendien mag het
meubel niet meer die overheer
sende plaats in de kamer inne
men. die het bij 'onze grootouders
innam. Er moet ruimte blijven en
het meubel is er Alleen maar om
de mens te dienen, niet als pronk
stuk.
Heeft u dé „One man show" van
Toon Hermans gezien? Dan heeft
u beslist een plezierige avond
gehad. Tóón Hermans is nog
steeds èen onzer topfiguren op
cabaretgebied. Velen zullen die
show'willen vasthouden. Dat is
nu mogelijk- geworden, want
His Master's Voice heeft thans
de 3e plaat uitgebracht, waar
door de gehele show is vastge
legd. Die derde plaat bevat
Walkinin Wien", Boem is
lila", „Soo rooi en daaj", „Notte-
bella margarinétta" en „Oooh,
c'est magnifique merveilleux"
(HDLP 10.15, 25 cm plaat). Alles
natuurlijk aangevuld met de
conferences van Hermans-, o.m.
de monoloog over de stoel. De
liedjes Walkinin Wien", Boem
is lila", Soo rooi en daaj" en
Jfottebella margarinétta" zijn
ook nog op een klein 45-toeren-
plaatje uitgebracht (7 EGH 192).
Het zijn heerlijke ontspannings
platen geworden, bestemd om
elke sombere stemming te ver
drijven. Op de foto zien we Toon
Hermans bezig met de opname
met Govert van Oest aan de
piano. Verder wordt hij bege
leid door Hans van Rossum
(strijkbas)Tony Niisser (drums)
en Robby Pauwels (guitaar).
Barenreiter Verlag te Kassei
heeft weer een Musica-kalender
voor 1961 uitgegeven. Het veertien
daagse kalendarium is voorzien
van prachtige reproducties (ve
le in kleur) op muziekgebied. De
ze kalender is elk jaar weer een
aanwinst voor elke muziekvriend
en ihag in geen muziekkamer ont
breken. Men vindt er nu weer
fraaie reproducties van schilders
als Kirchner (Russisch danspaar),
Nolde (Banjo-speler), Ercole di
Roberti (Drie muzikanten), Ar
nold Schönberg (Zelfportret), Cha
gall (De violist), GÖtz (Musiceren
de groep), Jan Steen (De mu
ziekles), Strozzi tPommer-blazer),
Friedrich (Harpspeler), Da Forli
(Engel roet luit), Boccati (Madon
na met kind en musicerende enge
len), alsmede tekeningen, grafiek,
beeldhouwwerken (o.m. het do-
denmaster van Armin Knab) en
een foto van een der orgelfronten
uit het Benediktijnen-klooster te
Eindsiedeln (Zwitserland).-
70 tegen hét einde van het jaar is het misschien wel goed eens
in deze rubriek een verscheidenheid van platen te noemen, die
stuk voor stuk waardevol zijn. Het is zo de gewoonte geweest in
deze rubriek altijd een bepaald onderwerp „bij de kop" te nemen,
maar gezien het feit dat er deze maand nogal eens geschenken
worden gegeven, wil ik dit keer vijf geheel verschillende opna
men noemen.
En dan begin ik met een op
name van de Nederlandse alt
zangeres Wilhelmine Matthès,
die voor C-N.R. de „Zwei Ge-
sange" Op. 91 van Brahms zingt,
begeleid door Karei Schouten
(altviool) en George van Renes-
se (piano). Het zijn de twee lie
deren „Gestillte Sehnsucht" en
„Geistliches Wiegenlied" (45-toe-
renplaat HV 522). Die twee lie
deren van Brahms zijn niet zo
erg bekend. Muzikaal zijn ze moei
lijk te interpreteren en daarom
worden ze wellicht zo weinig ge
zongen. Brahms schreef die lie
deren kort na zijn eerste ont
moeting met de zangeres Hermi
ne Spiess, die door Brahms
„mein Herminnchen" werd ge
noemd en die in brieven Brahms
aansprak als „Hansi". Brahms
ontmoette haar in 1883 in Wies-
baden. Het zijn uitzonderlijk
mooie liederen, waarvan „Geist
liches Wiegenlied" in de piano
als tegenmelodie heeft het oude
wijsje „Joseph, lieber Joseph
mein". Dat lied was reeds in
1864 geschreven als een felicita
tie voor het echtpaar Joachim
bij de geboorte van de 3e zoon.
die men ter ere van Brahms Jo
hannes noemde.
Wilhelmine Matthès zingt de
liederen voortreffelijk. Dat is ge
heel van binnen-uit vertolkt, pre
cies wetend waar en hoe de nu
ances en de spanningen moeten
worden aangebracht. Ook de be
geleiding is prachtig. Deze plaat
is een aanwinst voor de vele
Brahms-liefhebbers.
OP zanggebied bracht PHILIPS
een heel goede plaat uit
met de hoogtepunten uit de dra
matische cantate „Acis and Ga-
latea" van Handel (Mozart-be-
werking) met als uitvoerenden
Maria Harvey (sopraan), Ri
chard van Vrooman (tenor), Da-
De alt Wilhélmina Matthès zong
voor CNR de Zu ei Gesange Op. 91
von Brahms.
vid Bruce (bas), het Oberlin-
koor van het Salzburger Mozar-
teum en de dirigent Bernhard
Paumgartner (30 cm plaat 835
024 AY). Deze verrukkelijke her
derscantate van Handel komt
steeds meer In de belangstelling
te staan en niet ten onrechte.
Het is muziek van zulk een
charmant en licht karakter, dat
men er van begin tot eind ge
ïnteresseerd naar luistert. Zeker
door deze bijzonder geslaagde
uitvoering onder Paumgartner.
Hij heeft die lichte Handel-sfeer
volkomen begrepen en wist koor
en solisten, en ook het Mozar-
teum-orkest tot een heerlijk ho
mogeen en dansend spel te bren
gen. een gezongen, en een ge
speeld spel. De stereo-opname is
uitnemend.
Éen geheel ander werk is de
komische opera „Der betrogene
Kadi" van Chr. W. von Gluck
(17141787), de componist die
ook Orpheus cn Euridice"
schreef. In „Der betrogene Ka
di" herkent men direct de com
ponist van de Orpheus-opera. De
komische Kadi-opera schreef
Gluck tussen 1757 en 1764 en het
is een van zijn bekoorlijkste
werken geworden. Het is alleen
jammer dat Philips deze oor
spronkelijke Franse opera („Le
cadi dupé") in het Duits uit
bracht. Eveneens jammer is het
dat niet de oorspronkelijke parti
tuur, maar de bewerking van
Fuchs is uitgevoerd. Die bewer
king is niet al te best. Men had
van Bernhard Paumgartner toch
wel iets anders verwacht (30 cm
plaat A 00529 L).
De uitvoering is bevredigend
en wordt verzocht door koor en
orkest van het Salzburger Mo-
zarteum o.l.v. Bernhard Paum
gartner met als solisten een aan
tal leerlingen van dit Mozarteum,
waarvan speciaal de sopraan
Zdenka Djrei als Zelmire uit
blinkt. Het libretto gaat natuur
lijk over een liefdes-uitstapje,
dat een Turkse Kadi wil maken,
maar waarin hij bedrogen wordt.
Aan het einde komt alles weer
goed en verzoent hij zich met
zijn vrouw Fatime. Gezien het
feit, dat deze komische opera
eigenlijk heel erg weinig bekend,
is, is deze plaat toch wel wel
kom. Ondanks bezwaren.
T IEFHEBBERS van kamer-
muziek kunnen zich verheu
gen in een nieuwe plaat van de
violist Arthur Grumiaux en de
pianiste Clara Haskil, Zij speel
den voor PHILIPS de Vioolsona-
«N HAAT
tes no. 4 in a-moll Op. 23 en no.
1 in D-dur Op. 12 no. 1 (25
cm. plaat A 00790 R). Deze twee
uitzonderlijk goede kurtstenaars
hebben al heel wat samen ge
speeld en zijn steeds meer muzi
kaal naar elkaar toegegroeid.
Dat is heel goed merkbaar op
deze plaat, waar men niet de
indruk heeft, van twee grote solis
ten naast elkaar te horen, maar
van een werkelijk duo. De uit
voering der Sonates is dan ook
bijzonder te roemen, zelfs al ver
oorlooft Arthur Grumiaux zich
dan wel eens wat vrijheden in
het tempo. De le Vioolsonate
heeft een typische Haydn-stijl en
is van houding dan ook geheel
anders dan de 4e. Toch werden
de werken maar een jaar na el
kaar geschreven.
TTOT SLOT een bijzonder fraaie
J- opname van het Trio voor pi
ano. viool en hoorn Op. 40 vart
Brahms, gespeeld door Mieczy-
slaw Horszowski (piano), Alex
ander Schneider (viool) en Ma
son Jones (hoorn) en van het
Pianokwartet Op. 47 van Schu
mann. gespeeld door het New
York Quartet FONTANA, 30 cm
plaat 699 054 CL). Brahms
schreef dit Trio in 1865, vlak na
de dood van zijn moeder. De
smart over dit verlies trachtte
hij te boven te komen in de
schone omgeving van het dorp
Lichtental bij Baden-Baden. In
het Trio is die stemming echter
nog merkbaar, vooral door het
gebruik van de hoorn, het lieve
lingsinstrument uit zijn jeugd,
toen hij vaak met zijn moeder
musiceerde. Schumann schreef
zijn Pianokwartet in 1842 en het
is een van de mooiste romanti
sche kamermuziekwerken gewor
den.
Van de uitvoerenden niets dan
goeds. Hier wordt werkelijk
stijlvol en zuiver gemusiceerd en
speciaal moet de hoornist wor
den genoemd, die zijn zware par
tij op meesterlijke wijze vertolkt.
In het New York Quartet zitten
ook Horszowski en Schneider,
met daarnaast de altist Milton
Katims en de cellist Frank Mil
ler. Een waardevolle opname.
CORN. BASOSKI
De nieuwe modellen van de Deense
meubelontwerpers Madsen en Schu
bell, die thans reeds te zien zijn
in de Kunstzaal Papestraat 10 te
Den Haag.
OP STEREO
TIET IS eigenlijk een wonder,
wat er op technisch ge
bied kan worden bereikt. Be
gin oktober 1952 werd er met
de op 8 okt. 1953 overleden En
gelse altzangeres Kathleen Fer
rier een opname gemaakt van
alt-aria's van Bach en Handel.
Wat toen nog niet mogelijk
was, is nu mogelijk geworden,
nl. een stereofonische opname.
De opname uit 1952 is name
lijk „verdoekt". De opname
technici noemden dit „Super
impose" (bovenopleggen).
Een nieuwe stereofonisch op
genomen orkestpartij is er bo-
venopgclegd. Men moest daartoe
het Londens Filh. Orkest weer
met dezelfde musici samenstel
len als 8 jaar geleden. Tijdens
het afspelen van de bestaande
mono-band werden in vele en
moeizame repetities de klank
en tempo-nuances van 8 jaar ge
leden opnieuw ingestudeerd. Na
nauwkeurige afweging van de
klank werd begonnen met de syn
chronisering van de splinternieu
we stereoklank van de begeleiding
met de acht jaar oude monoklank
van de zangstem. Het resultaat is
in elk opzicht verrassend gewor
den. Men merkt werkelijk niets
van deze „verdoeking". Nog nooit
heb ik de stem van Ferrier zo
mooi gehoord als op deze stereo-
plaat. Dit is echt Ferrier, zoals
Wie heel er nu Valentine?
Wie heet er nu Vmlentlne?,
door Barbara Noack. Uitgave
Ad. M. C. Stok-Zuid-HolL Uit-
geveramU-, Den Haag.
Een bijzonder geestige en vro
lijke roman. Er zijn situaties,
maar de hoofdpersoon weet ze
op originele wijze op te lossen.
Het eind van de roman brengt
een gelukkig gezinnetje, dat de
toekomst welgemoed tegengaat.
Vertaling Hans van Aasumburg.
ik haar vroeger hoorde en zo
als ik haar daarna idealiseerde.
De stem heeft ruimte gekregen,
is losser van het orkest komen
te staan en diep ontroerd luistert
men naar deze gave vertolkingen
van „Qui sedes" en „Agnus Dei"
uit de b-moll Mis van Bach, naar
„Grief for sin" uit de Matth -Pas
sion en naar „All is fulfilled" uit
de Joh. Passion. Ook naar de
Handel-aria's „Return of God of
Hosts" uit de Samson, „O thou
that tellest good tidings" en „He
was despised" uit The Messiah
en naar „Father of Heaven" uit
de Judas Maccabeus. De leiding
van Sir Adrian Boult is praditig.
De volgorde der aria's is echter
anders dan hoes en label aange
ven. CORN, B.
De Haagse dichteres Kitty de
Josselin de Jong is niet een
sterk op de voorgrond tredende
kunstenares. Als mens heeft ze
veel vrienden om zich heen, maar
als dichteres werkt ze in de
schaduw van vele groten, die
met een haast pathetische zelf
voldoening zich steeds vernieu
wen of door opzienbarende ver
zen de aandacht voor zich op
vragen. Kitty de Josselin de
Jong houdt van de stilte ln het
vers. ze experimenteert niet, heeft
dat ook niet nodig omdat haar
vers zuiver en wijs Is. Er ligt een
stille resignatie ln het vers van
deze dichteres, een zich schikken
in het onvermijdelijke, waarbij
ze zich goed bewust is van het
feit. dat het werkelijk onvermij
delijke niet van de mens zelf
komt. Dit kleine bundeltje „Stil
te voor het hart" (uitg. Leopold.
Den Haag, 31 blz.) Is er om in
de stilte van de avond gelezen te
worden. En herlezen te worden.