Pro en contra hot moderne geestelijke lied Moet melodie KUNST zijn? Sprake van muzikale afval? De forumleden zijn: VRAGEN AAN FORUM Staatsiekoets met draak ervoor? Het geestelijke lied beleeft een herleving, alleen wordt het uiteengescheurd, omdat het twee volkomen verschil* lende kanten tegelijkertijd probeert uit te groeien. Aan de ene kant staat de vernieuwing van de kerk muziek, gestimuleerd door organisten en andere kerk musici, die vooral belangstelling tonen voor de werken van Pepping en Buxtehude. Aan de andere kant staat het zogenaamde moderne, of eenvoudige of populaire geestelijke lied, dat wortelt in de melodieën van Sankey en dat voor de oorlog zijn vorm kreeg in de zangbundel van de nu 94-jarige evangelist Johannes de Heer. Deze liederen worden gestimuleerd door jonge enthousiaste gelovigen die midden in het evangelisatiewerk staan. De eerste groep spreekt veel over vernieuwing van de liturgie, van de eredienst. Zij zoekt een combinatie van de kunst met het geloof. De laatste groep spreekt veel over vernieuwing van het apostolaat, van de evangelisatie. Zij zoekt een com binatie van de top-hits en schlagermelodieën van onze tijd met het geloof. Wie de kerkelijke pers van de laatste paar jaar leest, krijgt het gevoel dat de beide groepen elkaar niet kunnen of ook niet willen vinden. De nieuwe stijl kerkmuziek is gekraakt als „techniek zonder hart". De nieuwe stijl popu laire geestelijke liederen als „laagbijdegrondse kitsch, sentimenteel gezwijmel." Waar dergelijke harde woorden vallen is het moeilijk om tot een werkelijk gesprek te komen. Toch hebben we het gewaagd om vertegenwoordigers van beide richtingen bijeen te brengen, om hen met elkaar te laten praten. In dit forum zijn zij het niet onderling eens geworden, maar hebben zij elkaar toch ergens gevonden. II. Prlns, Amsterdam t-'rits .1. Mehrtens, Amsterdam Joh. koekkoek, Amstelveen VOORZITTER: Meer en meer vindt het z.g. „moderne" geestelijke lied in onze kring en daarbuiten ingang. Het lied dus. dat niet alleen zeer eenvou dig van tekst is, maar zich ook bedient van en daar gaat het ons bij dit gesprek om profane melodieën, die we gewend zijn te horen bij amuse mentsmuziek. Steeds meer grammo foonplaten van dit genre geestelijke lied worden verkocht en ik geloof dat de hevigheid in de discussie over het voor en tegen ervan daarmee gelijke tred houdt. Om te beginnen is het nuttig eens stil te staan bij het gees telijke lied in de breedste betekenis van het woord, dus: psalmen, gezan gen en andere liederen die een geeste lijke inhoud hebben. In verband met ons hoofdthema leek het ons goed die betekenis te onderscheiden: a. voor de eredienst, b. voor de evangeli satie en c. voor het persoonlijk leven. Ik zou de heer Mehrtens willen üitno-* digen als eerste over dat punt a: de betekenis van het geestelijke lied in de eredienst zijn visie te geven. MEHRTENS: Het gaat bij het lied in de eredienst om een communica tie tussen God en de mens, een brog- mogelijkheid, die in één der psalmen zo wordt aangeduid: „God troont op de lofzangen van Israël". In de ere dienst is daarbij alleen het Woord aan de orde: het regelrechte bijbelwoord, óf het woord dat door een zeer ge disciplineerde dichter zeer dicht bij dat bijbelwoord is gelaten. En omdat die tekst zo nauw steekt, moet ook de melodie zwaar wegen. VOORZITTER: Meneer Koekkoek? KOEKKOEK: Waarbij ik wil aante kenen, dat de mensen ook moeten we ten wat ze zingen. Je hebt wel eens zo'n rijmelarij bij sommige psalmen, dat je zegt: Wat zing ik eigenlijk? In het algemeen moeten in de eredienst die liederen gekozen worden, die de mensen begrijpen en dus met hun hart kunnen zingen. MUDDE: Ik ben het eens met wat de heer Mehrtens zei en zou willen aanvullen, dat God in het lied ook tot zijn gemeente spreekt(verkondiging). Wij zingen God dus wederkerig Zijn Woord toe. De psalmen, het gebeds- boek, zoals ze wel genoemd worden, zijn daar wel bij uitstek geschikt voor. Terecht sprak de heer Koekkoek over rijmelarij. Ik zou dan ook willen plei ten voor het onberijmd zingen van de psalmen, omdat dan pas het onver sneden Woord tot zijn recht komt. VOORZITTER: En de kwestie van dc melodie? MUDDE: Zo goed als het bijbel woord zeer verheven is, zo zal ook de melodie aan de hoogste eisen van kunst moeten voldoen, omdat de me lodie het Woord moet dragen. Laten we muziek toe, dan moet dat kunst zijn, maar dan ook in haar geheel! Hier zullen dus de meningen uiteen gaan. Men zegt in de discussie wel eens: Een kwestie van smaak. Maar daar gaat het niet om: Als ik met iemand voor De Nachtwacht sta en hij vindt het lelijk (kwestie van smaak) dan heeft die man ongelijk, want hij blijkt geen verstand van schilderijen te hebben. Zo is het ook met de melodie. Niet de smaak, maar het zakelijke oordeel over het kunst zinnige in de muziek moet hierbij norm zijn. MEHRTENS: Ik ben het niet eens met de heer Koekkoek als hij zegt, dat je het gezongene moet begrijpen om het blij te kunnen zingen. Wie begrijpt het „Onze Vader" vol ledig? En toch bidden we het met ons hart. Met andere woorden: Wij mo gen de tekst niet verdunnen naar óns toe; wij moeten naar die tekst toe. De Israëlieten hebben ook liederen gezon gen die voor hen onbegrijpelijk waren het staat in de bijbel, zie Deut. 31 en 34 en toch zongen zij ze blij, omdat het van de Here God was. PRINS: De betekenis van het lied in de eredienst acht ik het opvolgen van een opdracht (Looft de Heer, psalm 150). Ma&r het is ook iets wat met de „warmte van het hart" te maken heeft. Daarbij krijgen we naar mijn mening te maken met variëteiten: het zingen in de eredienst is weer anders dan in een samenkomst van de Vereni ging tot heil des volks in een volks buurt te Amsterdam, waar het de Jo hannes de Heerliederen zijn en óók weer anders dan in een „zware" ge meente. waar men het heel langzaam doet. Maar overal: van harte en volle dig gemeend, omdat iedereen op zijn wijze de opdracht van God tot de lof zang aan Hem wil vervullen. Het is dus geen kwestie van smaak, maar een stukje variëteit in Gods mensen wereld. Je kunt hier geen algemene regel voor stellen. Het geestelijk lied in de evangelisatie is een geheel an dere zaak. Daarbij is het een hulpmid del in het doorgeven van de Blijde Boodschap. VOORZITTER: In concreto: vindt u. dat we in de kerkdienst alleen maar bijbeltekst of annex-bijbeltekst kunnen zingen, óf gelooft u, dat het ook geestelijke liederen kunnen zijn, die daar verder van af staan? PRINS: Dat laatste geloof ik per se. In de brief aan de Colossenzen lezen we: en met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen zingende, Gode dank brengt in uw harten". (Col. 3: 16). Daar zie ik ook die variëteit'in aangeduid. Weet u, als we die varië teit zien, dan geloof ik, dat er in de discussies over het „moderne" geeste lijke lied te veel eigen visies absoluut gesteld worden. Dat lijkt mij verkeerd. MUDDE: In zijn belangrijke boek „Theologische Grondlagen der Kir- chenmusik" gaat prof. Söhngen óók uit van die tekst. Hij begint met een exegese ervan, waaruit blijkt dat niet vaststaat wat met deze rubricering in psalmen, hymnen en geestelijke liede ren is bedoeld. Maar wel staat vast dat die rubricering geen niveauver schil (Abstufung) betekent, zoals de heer Prins schijnt te denken. PRINS: Ik stel ze allemaal even hoog, maar ik onderscheid in varië teit. MUDDE: Söhngen wijst dan op het begin van die tekst, dat als volgt luidt: „Het woord van Christus wone rijke lijk onder u....". waarin hij de op dracht ziet dat die psalmon, hymnen (lofzangen) en geestelijke liederen be trekking moeten hebben op dat Woord. PRINS: Dat „betrekking hebben op het Woord van God" en het gezongen Woord van God zijn toch wel twee verschillende dingen. Een Johannes de Heer-lied heeft toch ook met dat Woord te maken, al is het een aspect ervan? MUDDE: Nu verspringt u enkele eeuwen in de ontwikkeling van het kerklied. U bedoelt het piëtistische lied. dat de hymnologie op theologi sche gronden heeft afgewezen. Men laat het zo, omdat men het de ge meente niet af wil nemen. maar.... Kijk, het mag niet een zaak zijn van de mens, die nu maar eens even Je zus' liefde wil gaan aanprijzen. En als men dan zegt: In de evangelisatie moeten we de mensen eenvoudig be naderen, dan vraag ik: Waarom zo goedkoop, waarom met blik in plaats van met goud? VOORZITTER: Blijft u ook op dat standpunt staan, als het gaat om het geestelijk lied in het persoonlijk leven? Als iemand wil zingen uit blijdschap tot God. mag hij dan een lied nemen dat uit zijn hart opwelt en dat mis schien afwijkt van de bijbeltekst, of moet hij daar de grondtekst voor ne men? MUDDE: Gebeurt dat vaak? MEHRTENS: Als je het persoonlijk houdt. Overigens geloof ook ik, dat dit niet vaak voorkomt. Men heeft ook wel de ontbinding van gebedstijd en -plaats geargumenteerd door te zeg gen: je kunt ook voor een etalage bid den, maar komt daar wel van? PRINS: Dat zou ik willen aanval len... Ik weet uit ervaring, ook uit het jeugd-evangelisatiewerk, dat er wel degelijk op trambalcons en voor eta lages wordt gebeden. Ik meen dat de ze uitspraak van u een voorbeeld is van het absoluut stellen van eigen er varing en visie. VOORZITTER: Maar waarom moet je zo'n lied voor jezelf houden? Ne men we nu zo'n lied, dat ik bedoel: „Stille Nacht". Dat heeft eens iemand gemaakt, heus niet vanuit de grond tekst. Toch is het een lied geworden dat velen uit het hart gegrepen is. MEHRTENS: We vergeten iets be langrijks. Mag lk een bijbels voor beeld geven? Toen de Joden door de Rode Zee getrokken waren en God de Pharao en zijn trawanten had vernie tigd wat een angst hadden de Is- kerkhistorisch muzikaal oogpunt bena derd wordt. Wel belangrijk, maar in feite heeft 90 procent van de kerkmen sen geen notie van muziek. Moeten wij nu in deze kwestie alleen die hoge maatstaven aanleggen? Was dat waar, dan zouden we die cultuur weer bij moeten brengen... MUDDE: Dat moet ook. U wilt waarschijnlijk zeggen: We kunnen toch wel met minder toe... PRINS: Niet minder, want wat is in deze zin minder of meer? MUDDE: Ja, maar het gaat toch om de maatstaven. Als u de een voudige mens met het Woord van God wilt bereiken, dan kunt u daar toch ook niets aan afdoen? Ik zie namelijk in de grond van de zaak tussen kerk lied en evangelisatielied geen wezen lijk verschil. In de kerk en op straat willen we hetzelfde: het Woord van God brengen. Ook die buitenkerkelijke zal de dwaasheid van het Evangelie moeten leren aanvaarden. Krijgt hij deze verheven dingen in verheven vorm toegediend, dan zal hij er ook veel meer eerbied voor hebben. De Kerk moet oppassen dat zij zich geen masker voordoet! Dat vind ik een van de grootste gevaren bij de evangelisa tie: dat men denkt de mensen met geestelijke hocus pocus weer naar de Kerk te kunnen trekken. PRINS: Toch blijf ik bij dat onder scheid: kerklied en evangelisatielied. Het eerste: lofzang en verkondiging in de gemeente, wat kan, want die ge meente kent de Heer. Bij evangelisa tie zie ik het lied veel meer als hulp middel in de benadering, de approach. KOEKKOEK: Als ik het mag zeg gen: ik vind het gesprek tot nu toe nogal theoretisch... VOORZITTER: Ik ben ook begon nen met te stellen, dat we eerst een stuk theorie zouden gaan doen... KOEKKOEK: Er is gezegd, dat de melodie van het geestelijke lied kunst moet zijn. Maar het bepalen daarvan is toch een betrekkelijke zaak? MUDDE: Dat is het helemaal niet. KOEKKOEK: Ik bedoel dit: het wordt allemaal „van hogerhand" uit gemaakt: dat is kunst en dat is kitsch. MUDDE EN MEHRTENS: Nee, nee, nee... KOEKKOEK: Jawel, dat zijn dus mensen, die er meer verstand van heb ben dan de gewone man. Zij maken uit wat kunst en kitsch is. MEHRTENS: Ga door... KOEKKOEK: En nu is de moeilijk heid, dat als je het niet snapt, je „pech hebt gehad". Dat is volgens mij fout: iedereen moet maar beantwoor den aan die maatstaf „Kijk, dat is goed en dèt niet goed" Je snapt het misschien wel niet, maar doe het maar, want zo is het goed...." Ik hoorde onlangs het volgende door de radio. Men had aan een aantal Oedaks (negerstam) twee stukjes muziek laten horen. Eerst amusementsmuziek en toen een Bachkoraal. Naar het eerste zaten die Oedaks onder doodse stilte te luisteren, bij het tweede hadden ze onbedaarlijk plezier. Waarmee ik wil zeggen: We kunnen zelfs in Neder land niet iedereen „gelijk schake len" door te zeggen: Zo en zo is het goed; zo moet je je geloof belijden en anders niet. MEHRTENS: Maar Bach is ook veel humoristischer, dan men denkt. KOEKKOEK: Prachtig, maar hier in Nederland wordt er niet om gela chen. MEHRTENS: Dat is zo, want Wim Kan zegt niet voor niets: „Als je Bach door de radio hoort, dan denk je: Wie zou er dood wezen?" KOEKKOEK: Maar u lacht er ook niet om... MEHRTENS: Die gavottes en de Badinerie bijvoorbeeld, die zijn toch zonder meer vrolijk! KOEKKOEK: Ik bedoel alleen maar te zeggen, dat reacties van mensen verschillend zijn. En dat scherp gezegd niemand het recht heeft een ander voor te schrijven hoe hij moet reageren. Om nu te komen tot het evangelisatielied ik geloof, dat 80 procent van ons volk de radioknop om draait bij het horen van psalmen en gezangen... MUDDE: Dat moet ik u betwisten. De zondagavondzang die ik regelma tig voor de NCRV leid, is één van de meest beluisterde uitzendingen. Ook door buitenkerkelijken, daar zijn be wijzen voor. MEHRTENS: Maar al draaide 80 procent de radioknop om, dan moet dat maar... KOEKKOEK: Dat is uw standpunt Mensen die zonder Christus leven draaien de knop in onwetendheid om. raëlieten gehad met" dat leger achter zich aan leidde dat tot he leidde dat tot het zingen van een geïmproviseerd lied. Van die liederen lees je meer in de bijbel. Ze ontstaan na een enorme existentiële geraaktheid. Iets dergelijks als dat Rode Zeelied, is dat bij óns denkbaar? Ik neem ook zo'n existentieel moment uit onze da gen: de bevrijding. Wat brachten wij toen improviserenderwijs op als dank aan God? We hebben toch allemaal gewoon staan foxtrotten op straat? Wij kunnen dat niet. De Joden wel. Waarom? Zij hadden een stramien van techniek en op basis van die discipli ne kun je improviseren. Dus: op basis van een kunnen, een kennen en.... een stfjl. Dat is wat ons ontbreekt. MUDDE: Ja, wij zijn die cultuur eenvoudig kwijt. Kijk zelfs naar de jazz, dat is toch een improvisatiekunst, nietwaar, niet eens te noteren. Die is toch verworden tot gewone amuse mentsmuziek waarop men wat noten schrijft? PRINS: Ik zit me steeds af te vra gen of deze hele zaak niet teveel uit jgelisa- tiekoor in Rotterdam-Zuid, het I.J.E.- koor, heeft vanuit de nood van het evangelisatiefront gezocht naar eenvou dige liederen, die de buitenkerkelijke )eugd aanspreken. Daarbij was niet voor ons het belangrijke: hoe kunnen we muzikaal verantwoorde liederen krijgen, maar nodigingsliederen, die, wat melodie betreft, de jongeren „lig gen". Die liederen zijn er haast niet en daarom hebben we ze zelf moeten maken... MUDDE: Waarom greep men daar dan niet naar de „Liederen uit de schat van de Kerk der eeuwen, zoals Has- per ze heeft genoemd? Waarom toch niet die onbekende en schone psalmen genomen, het reformatorische lied, dal in zijn pregnante ritmiek de mo derne jeugd minstens zo goed zou aan spreken als het „evangelisatielied" met jazz-elementen? Want werkelijk: er zijn veel nauwere contacten tussen beider ritmiek, dan men wel denkt. PRINS: Daarvoor is een koor nodig, dat goed muzikaal gevormd is. Bij een koor van honderd jongens en meisjes tussen 16 en 20 jaar, die één uur per week repeteren en veel op evangelisatiesamenkomsten zingen, kun je geen hoge muzikale eisen gaan stellen. MUDDE: Of je nu een zelf gemaakt lied meerstemmig zingt of je doet dat psalm 19 uit de Hervormde koorbun del. Ik geloof niet. dat daar enig ver schil in moeilijkheidsgraad in zal zijn. Waarom toch die melodieën die uit een andere wereld stammen? Nam u die van de Kerk zélf, dan zouden al die prachtige psalmen die nooit aan de beurt komen eindelijk ook eens wor den gekend. PRINS: Omdat die buitenkerkelijke melodieën eel meer en nu moet ik oppassen dat ik het goed uitdruk aanraking hebben. MEHRTENS: U bedoelt, ze worden sneller „overgenomen"? PRINS: Dat ook, maar die straat jeugd, die hoort dat gemakkelijker. MUDDE: Komt hier nu niet het pe dagogische element aan bod? Heeft de evangelisatiewerker niet, behalve het onderwijzen in de christelijke leer, de taak het muzikaal opvoeren van de PRINS: Daar komt men immers niet aan toe! In vele gevallen is het zo: acht uur werken en acht uur in evan- gelisatieverband bezig, waarbij dan als klein onderdeel, als hulpmiddel dat lied komt. MUDDE: Mijn ervaring is, dat we in evangelisatie ook met „hoge kunst" om dat nu maar even zo te noemen, mensen bereiken. Ik heb heel eenvou dige mensen bij mij op werkweken ge had en u had ze Pepping moeten ho ren zingen. Ze gingen volledig open voor die muziek. Moeten we in het evangelisatiewerk niet spreken van een school met klas sen, die de mensen moeten doorlopen om weer van heiden tot christen te worden? Laten we dan in klas één be ginnen met ze deze dingen te leren. Ik krijg maar steeds de indruk dat de evangelisatie teveel bij het „lokaas" blijft staan en dat men het daar au fond ook nog wel mooi vindt. Waar om voor deze evangelisatiewcrkers geen kadercursus georganiseerd1 Want werkelijk, ik ben er tegen dat de kerk op straat komt met dingen die niet kerkelijk zijn. Dat is mijn innerlijke verontrusting. Muziek kan ten goede en ten kwade leiden: doet ze een ap pèl op de bewegingsdrift, dan kan die muziek mijns inziens nooit op de geest werken en de mens werkelijk tot een christen maken: die man of vrouw moet door naar klasse twee en zo ver volgens, net zo lang tot hij in de kerk terechtkomt. KOEKKOEK: Als u melodieën die negro-spirituals... MUDDE: Dat doe ik ook zeer be slist. alleen niet voor de negers. KOEKKOEK: Uit die negro-sprituals zijn de gospel-songs gegroeid. Het zijn de Johannes de Heer-liederen, en ook de liederen die De Zingende Zusjes brengen. Nu kunt u wel zeggen, dat moet je allemaal voor de negers hou den en wij behoren onze eigen kerk muziek te hebben, maar zo ligt het per se niet... MUDDE: Zo ligt het zeer beslist wel. MEHRTENS: Volkomen Juist. Nc- Sers zingen bepaalde tonen zo. dat wij et niet na kunnen doen. Laat men die „eigenaardigheden" weg. dan houdt men kitsch over. Mag lk het zo toe spitsen? Voor Nederland geloof ik niet JOOP KOEKKOEK U een rasechte Amsterdammer en het is zo nu en dan In zgn uitspraak te merken. Hg werd gegrepen voor het evangelie in een samenkomst van Youth for Christ en heeft Jarejilang een leidende positie gehad in het Amsterdamse werk. AU leclame-tekenaar ontwierp hij omslagen voor het hlad „Jeugd in Actie' en tientallen raam- en strooibiljetten. In 1951 hoorde hij een Amerikaans kwartet zingen en «ei met enkele vrienden: Dat kunnen wij ook. Samen vormden zij het Crossquartet, dat na een jaar al een vrü grote populariteit verwierf. Een eerste grammofoonplaat kwam uit en werd een onmiddellijk succes. Deze plaat was het begin van een hausse in grammofoonplaten van het moderne geestelijke lied. Koekkoek is getrouwd ntel een van de twee „Zingende Zusjes" Verhey, die ook reeds een groot aantal platen op hun naam hebben staan. HENK PRINS ia een rasechte Rotterdammer. Hij was een van het kleine groepje vrienden die leiden: We moeten iets doen voor dc lanterfantende jeugd van de Boergoensestraat. Uit hun initiatief is het IJ.E.-werk geboren. In dat werk zocht hg mee naar liederen die de jeugd van de straat gouden aanspreken. Dat werk leidde tot de vorming van het Groot-I.J.E.-koor dat singt onder leiding van Frits Heuvelink en ook ettelijke grammofoonplaten op ztfn naam heeft staan In I.J.E. begon Prins met het blad „Nieuwe Jeugd" dat later uitgroeide tot het advertentieblad „Europoort". Vorig jaar werd hg erhter benoemd tot directeur van de Bgbel Kioskvereniging in Amsterdam en is hij «ich geheel gaan bewegen op het gebied van hulpmiddelen voor het evangelisatiewerk. WILLEM MUDDE studeerde orgel hij Jan Zwart, later kerkmuziek aan de Hoch- sehule für Kirrhenmiisik te Berlijn. Hij stichtte in 1946 de Lutherse Werkgroep voor Kerkmuziek en leidt jaarlijks haar werkweken: is verder redarteur van het tijdschrift voor kerkmuziek „Musira Sacra". Hij organiseerde in 1955, samen met Friedrich Hofmann, voorzitter van het Verbond van Evangelisehe Kerkkoren in Duitsland, de Ev. Luth. World Conference for Church Music. De heer Mudde is cantor-organist van de Ev. Lutherse kerk in Utrecht, leraar kerkmuziek aan het Utrechts Conservatorium en componist van koor en orgelmuziek. Zijn naam is ook verbonden aan de Zondagavondzang van dc N C.R.V. Als muzikaal deskundige van de liturgische commissie der Ev. Lutherse kerk had hij een belangrijk aandeel in het Ev. Luth. Gezangboek, dat in 1955 is uitgegeveu. FRITS MEHRTENS studeerde aanvankelijk geneeskunde, doeh ging na het kandidaatsexamen naar het Amsterdams Conservatorium voor het hoofdvak orgelleraar dr. Anthon van der Horst), waar hij het einddiploma behaalde. Hij kwam door dc Lutherse werkgroep voor kerkmuziek in Hanraking met de Duitse kerkmuziek- beweging en volgde in Duitsland een aantal koor- en kantorijeursussen. De heer Mehrtens is cantor-organist van de Hcrv. Maranalhakerk in Amsterdam-Zuid. Voorts is hij muziekadviseur van het 1KOR en docent voor dc opleiding kerkelijk koor leider aan het Muzieklyceum te Amsterdam. J. D. TROOSTHEIDE, voorzitter van de Prot. Chr. Journalistenkring, was voor zitter van dit forum. Willem Mudde, Vtrerht omdat ze afgaan op de muziek, die ze niet kunnen bevatten. Om nog maar niet te spreken van de tekst. Nu moet volgens mij een evangelisatielied pri mo beantwoorden aan duidelijkheid. De Boodschap moet klaar en duidelijk zijn. Niet in eerste instantie zeggen: We gaan een stuk uit de bijbel lezen en dan zal hij het wel begrijpen. Er moet een aanloopmogelijkheid zijn. Nu is er een aantal jonge mensen, dat van Christus wil getuigen. Zij willen heus niet het kerklied veranderen, of beïnvloeden of wat dan ook; ze willen simpel in een lied vertellen, wat de Heer aan hun ziel heeft gedaan. Dat is volgens mij evangelisatie: in de plaats van de buitenkerkelijke gaan staan en van daaruit beginnen. Dat is toch heel wat anders, dan waar u mee bezig bent? Ik wil het één naast het ander stellen. U stelt het zwart-wit: Zó moet het blijven en al die andere rom mel moeten we zo gauw mogelijk kwijt. MEHRTENS: Die woorden hebben we toch echt niet gebruikt. MUDDE: Neen, beslist niet... KOEKKOEK: Maar dat is volgens mij toch uw uitgangspunt. MEHRTENS: Mijn mening is deze. Bij het beschouwen van de mens van vandaag moet u meer kijken naar: Wat hebben ze al. En wat hebben we gemeenschappelijk. Dat moeten we dan niet zoeken in melodietjes, alleen maar in de noties die iedereen heeft. Volgens mij kan Jules de Corte dat Hij zingt een liedje waarin het over wolken gaat en zegt dan, quasi terloops: mis schien is het wel een engelenspel. Hij dringt niemand iets op, maar laat in tussen zoiets als psalm 8 door de wol ken schijnen. KOEKKOEK: Wilt u daarmee zeg gen dat evangelisatie niet nodig is? MEHRTENS: Ik wil zeggen, dat evangelisatie door middel van het lied overbodig is, of, duidelijker gezegd: wij moeten evangeliseren met ons le- .ven, met ons doen, niet met ons zin gen. Zingen is gemeenschapszaak, dat moeten we met z'n allen doen. KOEKKOEK: Maar u zult toch met mij eens zijn. dat God de liederen van het Leger des Heils op een machtige wijze gebruikt heeft en nog gebruikt? MEHRTENS: Ja, maar van het Le ger kan ik het hebben KOEKKOEK: Bedoelt u daarmee, dat wij er niets voor doen? MEHRTENS: Nou, nee zo bedoel ik het niet... PRINS: En die daad van het Leger des Heils is toch ook iets dat door de kerkelijke en interkerkelijke evangeli satie hoe langer hoe meer gesteld wordt? 1. Welke betekenis kent U het geestelijk lied toe in o. de eredienst b. de evangelisatie c. het persoonlijk leven 2. Aan welke eisen moet, gegeven de betekenis, het geestelijk lied voldoen 3. Hoe dient het geestelijk lied aangepast te worden aan de eigen tijd? a. voor de eredienst b. voor de evangelisatie aan spirituals, maar als ik in een ne- gerkerk zou zitten in Harlem, zou ik proberen om hard mee te zingen. MUDDE: Precies. VOORZITTER: Ik geloof, dat we toch zo langzamerhand een beetje naar elkaar kunnen toegroeien als we die klasse-indeling van de heer Mudde eens even aanhouden. We krijgen dan deze vraag: Men moet beginnen een bepaalde greep jongeren te bereiken voor de eerste klas. Dat doet men veelal niet in de zin van uw kerkmu ziek, meneer Mudde. Is dat verkeerd om ze zo in de eerste klas te brengen? MUDDE: Ik deed dat beslist alleen met psalmen en geestelijke liederen uit de schat van de Kerk der eeuwen. MEHRTENS: Wat deed Calvijn des tijds? Hij instrueerde de psalmen zonder orgel. Hij wist ook hoe je dat moest doen. Dat krijg je namelijk in de kerk niet klaar. Hij had die oude cantores, die werden schoolmeester en moesten de jongeren zingen leren. Zij moesten de psalmen vierstemmig zin gen, let wel: voor en na het eten en voor en na de gebedstijd van de dag. Zo ontstond een gemeentezang van hoog niveau. Nu Nederland. Is hier ooit een can tor geweest die de kinderen onder wees? Nimmer; men delegeerde het aan de christelijke school, waarvan kinderen mij zeiden: „We hebben een nieuw liedje op school geleerd: My bonnie is over the ocean", maar: „U alleen u loven wij", dat ze ook had den geleerd zongen zc fout. Weet u. we leven hier wat dit betreft In een impasse. Omdat de jeugd niets anders hèd heeft ze zich moeten vergrijpen aan Amerikaanse import, zei prof v d. Leeuw terecht, want jeugd wil zingen. Die Impasse Is er helaas, en misschien is het zo dat met dat „mo derne" geestelijke lied die impasse wordt opgevuld. KOEKKOEK: Nu is het dus zo. dat een stelletje amateurs zich ermee heeft bemoeid. Ze steken er al hun vrije tijd in en doen wat ze menen, dat God van ze vraagt. Moeten nu die amateurs cp hun broek hebben, of de genen. die vakbekwaam zijn? MUDDE: Zo komen we er. Dat ls de schuld van de Kerk. Die moest een kerkmusicus aanstellen, zoals in Duits land, waar ze het beter doen dan wij. VOORZITTER: Als ik het goed be grepen heb, ligt het zo met het gees telijke lied: de evangelisatie gaat een eigen kant op, de Kerk gaat eigenlijk helemaal geen kant op en de kerkmu sici willen een bepaalde kant op. Hoe krijgen we daar nu enige eenheid in. of, om het met de laatste vraag te zeg gen: Hoe kunnen we dat geestelijke, dat kerkelijke lied op een bepaald plan krijgen, zodat het voor eredienst en evangelisatie aan het doel beant woordt? MUDDE: Het onveranderlijke Woord Gods moet in alle tijden op nagenoeg dezelfde wijze verkondigd worden. Zo is het ook met het lied, dus: niet mee doen met modeverschijnselen. Heus, de echte kerkelijke weg met het geeste lijke lied is veel korter dan die, welke de „evangelisatiebeweging" wil gaan. Waarom geen Bach-cantate op straat uitgevoerd? Volgend jaar, als er een kerkkorendag in Den Haa£ is, zal ik dat zeker ergens midden m deze stad gaan doen. Dan komen veel méér men sen luisteren, wacht maar af. KOEKKOEK: Maar deze liederen kunt u toch een „kleuterschool" niet laten zingen? MUDDE: Waarom niet? Wij verkij ken ons volkomen op de buitenkerke lijke mens, houden hem voor dom, on muzikaal, onnozel... MEHRTENS: Als u de Jeugd zou en thousiasmeren en u liet ze zingen „Ver heugt u. christenen, thans tezaam." Dat is prachtig en heus niet zo moei lijk. Zouden ze dat lied willen zingen, denkt u? KOEKKOEK: Waarom niet? Maar niet alleen... MEHRTENS: Als u de tekst van uw liederen zou voorleggen aan dichters, schrijvers en essayisten zouden zij dat dan goede teksten vinden? VOORZITTER: Als u de berijmde psalmen aan deze mensen voorlegde, kon het ook wel eens niet zoveel zijn... KOEKKOEK: Ik wil geen dichters bereiken, maar mensen die onze liede ren kunnen begrijpen. Ik ben ervan overtuigd, dat woord noch muziek be antwoorden aan uw normen. Maar dat is mijn uitgangspunt niet. MEHRTENS: Is u dan niet bang. dat u juist daardoor de Boodschap ver- klemt? Dat u de mensen teveel op het gevoel werkt, waardoor ze later de ge waarwording zouden kunnen hebben stenen voor brood te hebben gekre gen? Dan heeft u ze tegen gemaakt. KOEKKOEK: Daar heeft u geen er varing mee. Wij wel. De door u ge schetste ervaring, „dat de mensen zich voor de gek gehouden zouden voelen" heb ik nimmer gehad. VOORZITTER: Ik heb wel eens van een Jeugdprediker gehoord dat hij het erg moeilijk had gevonden te spreken in een bijeenkomst waaraan een bepaalde zeer ver-gaande verklanker van het moderne geestelijke lied medewerking verleende. De jeugdprediker zei geeste lijk „op zijn kop" te moeten gaan staan om de jongeren te krijgen waar hij ze zo graag hebben wilde Dat geldt zeker niet voor alle verklanker? van dat moderne geestelijke lied. maar die ervaring is toch wel iets om over na te denken. KOEKKOEK: Nogmaals: iedereen beleeft dat weer anders. Wat de een een zwoel melodietje vindt, acht de an der in de roos. Nu kan wel gezegd worden: „Daar kan dus nooit iets uit groeien", maar de praktijk bewijst, dat het wel groeit Dat is juist de moeilijkheid. We kunnen niet in cli ché's praten. MEHRTENS: Kijk eens, laat ik het zo zeggen: als ik ziek ben moet ik op christelijke gronden naar een dokter gaan en niet naar een kwakzalver. Want die dokter studeerde, zijn vak heeft een structuur. Met andere woorden: is een artsexamen wat, ja of nee? Is het ge studeerd hebben in muziek wat, ja of nee? Dat klinkt misschien erg hautain, maar zo bedoel ik het niet. Werkelijk: ik zit hier niet een privé-mening te verkondigen. PRINS: Ik geloof dat ik geen nieuws vertel als ik zeg. dat het door hele groepen Jongeren enorm op prijs ge steld zou worden, wanneer er inder daad bekwame dichters en bekwame componisten waren die hen zouden wil len helpen aan materiaal. Ik meen. dat er in dit verband een afspraak is tussen I-J E. en u, meneer Mehrtens? MEHRTENS: Nou, een afspraak. Ik heb nog niemand van I.J.E. gesproken over deze zaak. Maar ik ben gepolst via iemand. Ik wil het best eens pro beren...misschien lukt het best. PRINS: Dat is een kwestie van be proeven. En wat dat doktersvoor beeld betreft: verschillende dokters ad viseren wel eens verschillende medi cijnen. Zo hebben ook verschillende muziekkenners verschillende meningen van ,iet geestelijke lied. MUDDE: Hierin zijn we het toch wel allen met elkaar eens, dat wij met on ze kerkmuziek helemaal niet steriel zijn geworden en dat we alleen maar in dc kerk zouden willen werken. Bij alle evangelisatie moeten we toch zien dat het de Heilige Geest is. Die bekeert en met de mens. Nu meen ik. dat de Heilige Geest, een deel van Gold-Zclf zich ook van de Musica Sacra, de hei lige muziek, bedient. Ik ben bang voor dat begrip Musica Sacra, want in feite bestaat die niet. want zij is toch ook maar mensenwerk. Maar In deze zin is zij er wel: de Musica Sacra die door gebruik en Inhoud geheiligd is. Zo bc- zien moeten wij wel degelijk onder scheid maken tussen sacrale en vormen. PRÏ,NS: Zo goed als u zegt: de Hel- lige Geest bedient Zich soeverein van de kerkmuziek, met evenveel recht kan ik zeggen: - en dat blijkt ook in de praktijk God bedient Zich thans van het geestelijke lied in een andere vorm. dan die u toestaat... MUDDE: Was het niet Salomo, die sprak van gouden appels in zilveren schalen? Het Evangelie kan niet in oen staatsiekoets met een draak er voor, er moet een mooie schimmel voor staan. Heus. we moeten zeer kieskeurig ?ir'n Jn» manier waarop we het ïïiL.;» ?J?ze medemensen brengen PRINS: Hierover zou ik wel weer tegengestelde opmerkingen kunnen ma- Ken. maar dan zou het nacht worden. In ieder geval is het gesprek geens zins af. maar dat zal het wel nooit komen ook. MVOMSMPgeen voor een tientje of minder elke zondag op de orgelbank kruipt en die met het gemeentewerk verder niets te maken heeft. Wij moesten de opdracht heb ben in dat evangelisatiewerk te staan en dan ging het beslist anders Daar vechten wij nu al zoveel Jaren voor... KOEKKOEK: Het kernpunt is vol gens mij of God het gebruiken wil. dat .gammele gedoe" Of niet? PRINS: Het is mij opgevallen, dat deze gedachtenwisscling over het gees telijke lied een discussie over de evan- glisatiemethoden uitlokt. Ik heb daar om verschillende gedachten maar niet uitgesproken, omdat wij met de vraag: „Hoe moet de BoodschaD gebracht worden?" te ver buiten de ons gestel de vragen komen. De Haarlemse rechtbank heeft de 29- Jarlge schocnwinkelier H. J. D. uit „ittïiï we«?P» bel«illn«fr.u<le en valsheid in geschrifte veroordeeld tot een gevangenisstraf van een maand. De eis was drie maanden voorwaardelijk en een boete van ƒ3 000 /«n i1952 tot 1959 *>u D. 180 000 njet hebben opgegeven en een uan l 322 000 aan inkopen buiten zijn boeken hebben gehouden. Enkele ja ren geleden had hij een Santpoortenaar als verkoper in dienst genomen en toen deze merkte, dat zijn patroon In de boe ken knoeide, chanteerde hij zijn pa troon. De man nam regelmatig bedra gen op en verduisterde duizenden pa ren schoenen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1960 | | pagina 11