Pro en contra hot moderne geestelijke lied
Moet melodie KUNST zijn?
Sprake van muzikale afval?
De forumleden zijn:
VRAGEN AAN FORUM
Staatsiekoets met
draak ervoor?
Het geestelijke lied beleeft een herleving, alleen wordt
het uiteengescheurd, omdat het twee volkomen verschil*
lende kanten tegelijkertijd probeert uit te groeien.
Aan de ene kant staat de vernieuwing van de kerk
muziek, gestimuleerd door organisten en andere kerk
musici, die vooral belangstelling tonen voor de werken
van Pepping en Buxtehude.
Aan de andere kant staat het zogenaamde moderne, of
eenvoudige of populaire geestelijke lied, dat wortelt in
de melodieën van Sankey en dat voor de oorlog zijn vorm
kreeg in de zangbundel van de nu 94-jarige evangelist
Johannes de Heer. Deze liederen worden gestimuleerd
door jonge enthousiaste gelovigen die midden in het
evangelisatiewerk staan.
De eerste groep spreekt veel over vernieuwing van de
liturgie, van de eredienst. Zij zoekt een combinatie van
de kunst met het geloof.
De laatste groep spreekt veel over vernieuwing van
het apostolaat, van de evangelisatie. Zij zoekt een com
binatie van de top-hits en schlagermelodieën van onze
tijd met het geloof.
Wie de kerkelijke pers van de laatste paar jaar leest,
krijgt het gevoel dat de beide groepen elkaar niet kunnen
of ook niet willen vinden. De nieuwe stijl kerkmuziek is
gekraakt als „techniek zonder hart". De nieuwe stijl popu
laire geestelijke liederen als „laagbijdegrondse kitsch,
sentimenteel gezwijmel."
Waar dergelijke harde woorden vallen is het moeilijk
om tot een werkelijk gesprek te komen. Toch hebben we
het gewaagd om vertegenwoordigers van beide richtingen
bijeen te brengen, om hen met elkaar te laten praten. In
dit forum zijn zij het niet onderling eens geworden, maar
hebben zij elkaar toch ergens gevonden.
II. Prlns, Amsterdam
t-'rits .1. Mehrtens, Amsterdam
Joh. koekkoek, Amstelveen
VOORZITTER: Meer en meer vindt
het z.g. „moderne" geestelijke lied in
onze kring en daarbuiten ingang. Het
lied dus. dat niet alleen zeer eenvou
dig van tekst is, maar zich ook bedient
van en daar gaat het ons bij dit
gesprek om profane melodieën, die
we gewend zijn te horen bij amuse
mentsmuziek. Steeds meer grammo
foonplaten van dit genre geestelijke
lied worden verkocht en ik geloof dat
de hevigheid in de discussie over het
voor en tegen ervan daarmee gelijke
tred houdt. Om te beginnen is het
nuttig eens stil te staan bij het gees
telijke lied in de breedste betekenis
van het woord, dus: psalmen, gezan
gen en andere liederen die een geeste
lijke inhoud hebben. In verband
met ons hoofdthema leek het ons goed
die betekenis te onderscheiden: a.
voor de eredienst, b. voor de evangeli
satie en c. voor het persoonlijk leven.
Ik zou de heer Mehrtens willen üitno-*
digen als eerste over dat punt a: de
betekenis van het geestelijke lied in de
eredienst zijn visie te geven.
MEHRTENS: Het gaat bij het lied
in de eredienst om een communica
tie tussen God en de mens, een brog-
mogelijkheid, die in één der psalmen
zo wordt aangeduid: „God troont op
de lofzangen van Israël". In de ere
dienst is daarbij alleen het Woord aan
de orde: het regelrechte bijbelwoord,
óf het woord dat door een zeer ge
disciplineerde dichter zeer dicht bij
dat bijbelwoord is gelaten. En omdat
die tekst zo nauw steekt, moet ook de
melodie zwaar wegen.
VOORZITTER: Meneer Koekkoek?
KOEKKOEK: Waarbij ik wil aante
kenen, dat de mensen ook moeten we
ten wat ze zingen. Je hebt wel eens
zo'n rijmelarij bij sommige psalmen,
dat je zegt: Wat zing ik eigenlijk? In
het algemeen moeten in de eredienst
die liederen gekozen worden, die de
mensen begrijpen en dus met hun
hart kunnen zingen.
MUDDE: Ik ben het eens met wat
de heer Mehrtens zei en zou willen
aanvullen, dat God in het lied ook tot
zijn gemeente spreekt(verkondiging).
Wij zingen God dus wederkerig Zijn
Woord toe. De psalmen, het gebeds-
boek, zoals ze wel genoemd worden,
zijn daar wel bij uitstek geschikt voor.
Terecht sprak de heer Koekkoek over
rijmelarij. Ik zou dan ook willen plei
ten voor het onberijmd zingen van de
psalmen, omdat dan pas het onver
sneden Woord tot zijn recht komt.
VOORZITTER: En de kwestie van
dc melodie?
MUDDE: Zo goed als het bijbel
woord zeer verheven is, zo zal ook de
melodie aan de hoogste eisen van
kunst moeten voldoen, omdat de me
lodie het Woord moet dragen. Laten
we muziek toe, dan moet dat kunst
zijn, maar dan ook in haar geheel!
Hier zullen dus de meningen uiteen
gaan. Men zegt in de discussie wel
eens: Een kwestie van smaak. Maar
daar gaat het niet om: Als ik met
iemand voor De Nachtwacht sta en
hij vindt het lelijk (kwestie van
smaak) dan heeft die man ongelijk,
want hij blijkt geen verstand van
schilderijen te hebben. Zo is het ook
met de melodie. Niet de smaak, maar
het zakelijke oordeel over het kunst
zinnige in de muziek moet hierbij
norm zijn.
MEHRTENS: Ik ben het niet eens
met de heer Koekkoek als hij zegt,
dat je het gezongene moet begrijpen
om het blij te kunnen zingen.
Wie begrijpt het „Onze Vader" vol
ledig? En toch bidden we het met ons
hart. Met andere woorden: Wij mo
gen de tekst niet verdunnen naar óns
toe; wij moeten naar die tekst toe. De
Israëlieten hebben ook liederen gezon
gen die voor hen onbegrijpelijk waren
het staat in de bijbel, zie Deut. 31
en 34 en toch zongen zij ze blij,
omdat het van de Here God was.
PRINS: De betekenis van het lied
in de eredienst acht ik het opvolgen
van een opdracht (Looft de Heer, psalm
150). Ma&r het is ook iets wat met
de „warmte van het hart" te maken
heeft. Daarbij krijgen we naar mijn
mening te maken met variëteiten: het
zingen in de eredienst is weer anders
dan in een samenkomst van de Vereni
ging tot heil des volks in een volks
buurt te Amsterdam, waar het de Jo
hannes de Heerliederen zijn en óók
weer anders dan in een „zware" ge
meente. waar men het heel langzaam
doet. Maar overal: van harte en volle
dig gemeend, omdat iedereen op zijn
wijze de opdracht van God tot de lof
zang aan Hem wil vervullen. Het is
dus geen kwestie van smaak, maar
een stukje variëteit in Gods mensen
wereld. Je kunt hier geen algemene
regel voor stellen. Het geestelijk lied
in de evangelisatie is een geheel an
dere zaak. Daarbij is het een hulpmid
del in het doorgeven van de Blijde
Boodschap.
VOORZITTER: In concreto: vindt
u. dat we in de kerkdienst alleen
maar bijbeltekst of annex-bijbeltekst
kunnen zingen, óf gelooft u, dat het
ook geestelijke liederen kunnen zijn,
die daar verder van af staan?
PRINS: Dat laatste geloof ik per se.
In de brief aan de Colossenzen lezen
we: en met psalmen, lofzangen en
geestelijke liederen zingende, Gode
dank brengt in uw harten". (Col. 3:
16). Daar zie ik ook die variëteit'in
aangeduid. Weet u, als we die varië
teit zien, dan geloof ik, dat er in de
discussies over het „moderne" geeste
lijke lied te veel eigen visies absoluut
gesteld worden. Dat lijkt mij verkeerd.
MUDDE: In zijn belangrijke boek
„Theologische Grondlagen der Kir-
chenmusik" gaat prof. Söhngen óók
uit van die tekst. Hij begint met een
exegese ervan, waaruit blijkt dat niet
vaststaat wat met deze rubricering in
psalmen, hymnen en geestelijke liede
ren is bedoeld. Maar wel staat vast
dat die rubricering geen niveauver
schil (Abstufung) betekent, zoals de
heer Prins schijnt te denken.
PRINS: Ik stel ze allemaal even
hoog, maar ik onderscheid in varië
teit.
MUDDE: Söhngen wijst dan op het
begin van die tekst, dat als volgt luidt:
„Het woord van Christus wone rijke
lijk onder u....". waarin hij de op
dracht ziet dat die psalmon, hymnen
(lofzangen) en geestelijke liederen be
trekking moeten hebben op dat Woord.
PRINS: Dat „betrekking hebben op
het Woord van God" en het gezongen
Woord van God zijn toch wel twee
verschillende dingen. Een Johannes de
Heer-lied heeft toch ook met dat
Woord te maken, al is het een aspect
ervan?
MUDDE: Nu verspringt u enkele
eeuwen in de ontwikkeling van het
kerklied. U bedoelt het piëtistische
lied. dat de hymnologie op theologi
sche gronden heeft afgewezen. Men
laat het zo, omdat men het de ge
meente niet af wil nemen. maar....
Kijk, het mag niet een zaak zijn van
de mens, die nu maar eens even Je
zus' liefde wil gaan aanprijzen. En
als men dan zegt: In de evangelisatie
moeten we de mensen eenvoudig be
naderen, dan vraag ik: Waarom zo
goedkoop, waarom met blik in plaats
van met goud?
VOORZITTER: Blijft u ook op dat
standpunt staan, als het gaat om het
geestelijk lied in het persoonlijk leven?
Als iemand wil zingen uit blijdschap
tot God. mag hij dan een lied nemen
dat uit zijn hart opwelt en dat mis
schien afwijkt van de bijbeltekst, of
moet hij daar de grondtekst voor ne
men?
MUDDE: Gebeurt dat vaak?
MEHRTENS: Als je het persoonlijk
houdt. Overigens geloof ook ik, dat
dit niet vaak voorkomt. Men heeft ook
wel de ontbinding van gebedstijd en
-plaats geargumenteerd door te zeg
gen: je kunt ook voor een etalage bid
den, maar komt daar wel van?
PRINS: Dat zou ik willen aanval
len... Ik weet uit ervaring, ook uit het
jeugd-evangelisatiewerk, dat er wel
degelijk op trambalcons en voor eta
lages wordt gebeden. Ik meen dat de
ze uitspraak van u een voorbeeld is
van het absoluut stellen van eigen er
varing en visie.
VOORZITTER: Maar waarom moet
je zo'n lied voor jezelf houden? Ne
men we nu zo'n lied, dat ik bedoel:
„Stille Nacht". Dat heeft eens iemand
gemaakt, heus niet vanuit de grond
tekst. Toch is het een lied geworden
dat velen uit het hart gegrepen is.
MEHRTENS: We vergeten iets be
langrijks. Mag lk een bijbels voor
beeld geven? Toen de Joden door de
Rode Zee getrokken waren en God de
Pharao en zijn trawanten had vernie
tigd wat een angst hadden de Is-
kerkhistorisch muzikaal oogpunt bena
derd wordt. Wel belangrijk, maar in
feite heeft 90 procent van de kerkmen
sen geen notie van muziek. Moeten wij
nu in deze kwestie alleen die hoge
maatstaven aanleggen? Was dat waar,
dan zouden we die cultuur weer bij
moeten brengen...
MUDDE: Dat moet ook. U wilt
waarschijnlijk zeggen: We kunnen toch
wel met minder toe...
PRINS: Niet minder, want wat is in
deze zin minder of meer?
MUDDE: Ja, maar het gaat toch
om de maatstaven. Als u de een
voudige mens met het Woord van God
wilt bereiken, dan kunt u daar toch
ook niets aan afdoen? Ik zie namelijk
in de grond van de zaak tussen kerk
lied en evangelisatielied geen wezen
lijk verschil. In de kerk en op straat
willen we hetzelfde: het Woord van
God brengen. Ook die buitenkerkelijke
zal de dwaasheid van het Evangelie
moeten leren aanvaarden. Krijgt hij
deze verheven dingen in verheven
vorm toegediend, dan zal hij er ook
veel meer eerbied voor hebben. De
Kerk moet oppassen dat zij zich geen
masker voordoet! Dat vind ik een van
de grootste gevaren bij de evangelisa
tie: dat men denkt de mensen met
geestelijke hocus pocus weer naar de
Kerk te kunnen trekken.
PRINS: Toch blijf ik bij dat onder
scheid: kerklied en evangelisatielied.
Het eerste: lofzang en verkondiging in
de gemeente, wat kan, want die ge
meente kent de Heer. Bij evangelisa
tie zie ik het lied veel meer als hulp
middel in de benadering, de approach.
KOEKKOEK: Als ik het mag zeg
gen: ik vind het gesprek tot nu toe
nogal theoretisch...
VOORZITTER: Ik ben ook begon
nen met te stellen, dat we eerst een
stuk theorie zouden gaan doen...
KOEKKOEK: Er is gezegd, dat de
melodie van het geestelijke lied kunst
moet zijn. Maar het bepalen daarvan
is toch een betrekkelijke zaak?
MUDDE: Dat is het helemaal niet.
KOEKKOEK: Ik bedoel dit: het
wordt allemaal „van hogerhand" uit
gemaakt: dat is kunst en dat is kitsch.
MUDDE EN MEHRTENS: Nee, nee,
nee...
KOEKKOEK: Jawel, dat zijn dus
mensen, die er meer verstand van heb
ben dan de gewone man. Zij maken
uit wat kunst en kitsch is.
MEHRTENS: Ga door...
KOEKKOEK: En nu is de moeilijk
heid, dat als je het niet snapt, je
„pech hebt gehad". Dat is volgens mij
fout: iedereen moet maar beantwoor
den aan die maatstaf „Kijk, dat is
goed en dèt niet goed" Je snapt het
misschien wel niet, maar doe het
maar, want zo is het goed...." Ik
hoorde onlangs het volgende door de
radio. Men had aan een aantal Oedaks
(negerstam) twee stukjes muziek laten
horen. Eerst amusementsmuziek en
toen een Bachkoraal. Naar het eerste
zaten die Oedaks onder doodse stilte
te luisteren, bij het tweede hadden ze
onbedaarlijk plezier. Waarmee ik wil
zeggen: We kunnen zelfs in Neder
land niet iedereen „gelijk schake
len" door te zeggen: Zo en zo is het
goed; zo moet je je geloof belijden en
anders niet.
MEHRTENS: Maar Bach is ook veel
humoristischer, dan men denkt.
KOEKKOEK: Prachtig, maar hier
in Nederland wordt er niet om gela
chen.
MEHRTENS: Dat is zo, want Wim
Kan zegt niet voor niets: „Als je Bach
door de radio hoort, dan denk je: Wie
zou er dood wezen?"
KOEKKOEK: Maar u lacht er ook
niet om...
MEHRTENS: Die gavottes en de
Badinerie bijvoorbeeld, die zijn toch
zonder meer vrolijk!
KOEKKOEK: Ik bedoel alleen maar
te zeggen, dat reacties van mensen
verschillend zijn. En dat scherp
gezegd niemand het recht heeft een
ander voor te schrijven hoe hij moet
reageren. Om nu te komen tot het
evangelisatielied ik geloof, dat 80
procent van ons volk de radioknop om
draait bij het horen van psalmen en
gezangen...
MUDDE: Dat moet ik u betwisten.
De zondagavondzang die ik regelma
tig voor de NCRV leid, is één van de
meest beluisterde uitzendingen. Ook
door buitenkerkelijken, daar zijn be
wijzen voor.
MEHRTENS: Maar al draaide 80
procent de radioknop om, dan moet
dat maar...
KOEKKOEK: Dat is uw standpunt
Mensen die zonder Christus leven
draaien de knop in onwetendheid om.
raëlieten gehad met" dat leger achter
zich aan leidde dat tot he
leidde dat tot het zingen
van een geïmproviseerd lied. Van die
liederen lees je meer in de bijbel. Ze
ontstaan na een enorme existentiële
geraaktheid.
Iets dergelijks als dat Rode Zeelied,
is dat bij óns denkbaar? Ik neem ook
zo'n existentieel moment uit onze da
gen: de bevrijding. Wat brachten wij
toen improviserenderwijs op als dank
aan God? We hebben toch allemaal
gewoon staan foxtrotten op straat?
Wij kunnen dat niet. De Joden wel.
Waarom? Zij hadden een stramien van
techniek en op basis van die discipli
ne kun je improviseren. Dus: op basis
van een kunnen, een kennen en.... een
stfjl. Dat is wat ons ontbreekt.
MUDDE: Ja, wij zijn die cultuur
eenvoudig kwijt. Kijk zelfs naar de
jazz, dat is toch een improvisatiekunst,
nietwaar, niet eens te noteren. Die is
toch verworden tot gewone amuse
mentsmuziek waarop men wat noten
schrijft?
PRINS: Ik zit me steeds af te vra
gen of deze hele zaak niet teveel uit
jgelisa-
tiekoor in Rotterdam-Zuid, het I.J.E.-
koor, heeft vanuit de nood van het
evangelisatiefront gezocht naar eenvou
dige liederen, die de buitenkerkelijke
)eugd aanspreken. Daarbij was niet
voor ons het belangrijke: hoe kunnen
we muzikaal verantwoorde liederen
krijgen, maar nodigingsliederen, die,
wat melodie betreft, de jongeren „lig
gen". Die liederen zijn er haast niet
en daarom hebben we ze zelf moeten
maken...
MUDDE: Waarom greep men daar
dan niet naar de „Liederen uit de schat
van de Kerk der eeuwen, zoals Has-
per ze heeft genoemd? Waarom toch
niet die onbekende en schone psalmen
genomen, het reformatorische lied,
dal in zijn pregnante ritmiek de mo
derne jeugd minstens zo goed zou aan
spreken als het „evangelisatielied"
met jazz-elementen? Want werkelijk:
er zijn veel nauwere contacten tussen
beider ritmiek, dan men wel denkt.
PRINS: Daarvoor is een koor nodig,
dat goed muzikaal gevormd is. Bij
een koor van honderd jongens en
meisjes tussen 16 en 20 jaar, die één
uur per week repeteren en veel op
evangelisatiesamenkomsten zingen,
kun je geen hoge muzikale eisen gaan
stellen.
MUDDE: Of je nu een zelf gemaakt
lied meerstemmig zingt of je doet dat
psalm 19 uit de Hervormde koorbun
del. Ik geloof niet. dat daar enig ver
schil in moeilijkheidsgraad in zal zijn.
Waarom toch die melodieën die uit een
andere wereld stammen? Nam u die
van de Kerk zélf, dan zouden al die
prachtige psalmen die nooit aan de
beurt komen eindelijk ook eens wor
den gekend.
PRINS: Omdat die buitenkerkelijke
melodieën eel meer en nu moet ik
oppassen dat ik het goed uitdruk
aanraking hebben.
MEHRTENS: U bedoelt, ze worden
sneller „overgenomen"?
PRINS: Dat ook, maar die straat
jeugd, die hoort dat gemakkelijker.
MUDDE: Komt hier nu niet het pe
dagogische element aan bod? Heeft de
evangelisatiewerker niet, behalve het
onderwijzen in de christelijke leer, de
taak het muzikaal opvoeren van de
PRINS: Daar komt men immers niet
aan toe! In vele gevallen is het zo:
acht uur werken en acht uur in evan-
gelisatieverband bezig, waarbij dan
als klein onderdeel, als hulpmiddel
dat lied komt.
MUDDE: Mijn ervaring is, dat we
in evangelisatie ook met „hoge kunst"
om dat nu maar even zo te noemen,
mensen bereiken. Ik heb heel eenvou
dige mensen bij mij op werkweken ge
had en u had ze Pepping moeten ho
ren zingen. Ze gingen volledig open
voor die muziek.
Moeten we in het evangelisatiewerk
niet spreken van een school met klas
sen, die de mensen moeten doorlopen
om weer van heiden tot christen te
worden? Laten we dan in klas één be
ginnen met ze deze dingen te leren. Ik
krijg maar steeds de indruk dat de
evangelisatie teveel bij het „lokaas"
blijft staan en dat men het daar au
fond ook nog wel mooi vindt. Waar
om voor deze evangelisatiewcrkers
geen kadercursus georganiseerd1 Want
werkelijk, ik ben er tegen dat de kerk
op straat komt met dingen die niet
kerkelijk zijn. Dat is mijn innerlijke
verontrusting. Muziek kan ten goede
en ten kwade leiden: doet ze een ap
pèl op de bewegingsdrift, dan kan die
muziek mijns inziens nooit op de geest
werken en de mens werkelijk tot een
christen maken: die man of vrouw
moet door naar klasse twee en zo ver
volgens, net zo lang tot hij in de kerk
terechtkomt.
KOEKKOEK: Als u melodieën die
negro-spirituals...
MUDDE: Dat doe ik ook zeer be
slist. alleen niet voor de negers.
KOEKKOEK: Uit die negro-sprituals
zijn de gospel-songs gegroeid. Het zijn
de Johannes de Heer-liederen, en ook
de liederen die De Zingende Zusjes
brengen. Nu kunt u wel zeggen, dat
moet je allemaal voor de negers hou
den en wij behoren onze eigen kerk
muziek te hebben, maar zo ligt het
per se niet...
MUDDE: Zo ligt het zeer beslist
wel.
MEHRTENS: Volkomen Juist. Nc-
Sers zingen bepaalde tonen zo. dat wij
et niet na kunnen doen. Laat men die
„eigenaardigheden" weg. dan houdt
men kitsch over. Mag lk het zo toe
spitsen? Voor Nederland geloof ik niet
JOOP KOEKKOEK U een rasechte Amsterdammer en het is zo nu en dan In
zgn uitspraak te merken. Hg werd gegrepen voor het evangelie in een samenkomst
van Youth for Christ en heeft Jarejilang een leidende positie gehad in het Amsterdamse
werk. AU leclame-tekenaar ontwierp hij omslagen voor het hlad „Jeugd in Actie'
en tientallen raam- en strooibiljetten. In 1951 hoorde hij een Amerikaans kwartet
zingen en «ei met enkele vrienden: Dat kunnen wij ook. Samen vormden zij het
Crossquartet, dat na een jaar al een vrü grote populariteit verwierf. Een eerste
grammofoonplaat kwam uit en werd een onmiddellijk succes. Deze plaat was het
begin van een hausse in grammofoonplaten van het moderne geestelijke lied. Koekkoek
is getrouwd ntel een van de twee „Zingende Zusjes" Verhey, die ook reeds een groot
aantal platen op hun naam hebben staan.
HENK PRINS ia een rasechte Rotterdammer. Hij was een van het kleine groepje
vrienden die leiden: We moeten iets doen voor dc lanterfantende jeugd van de
Boergoensestraat. Uit hun initiatief is het IJ.E.-werk geboren. In dat werk zocht hg
mee naar liederen die de jeugd van de straat gouden aanspreken. Dat werk leidde tot
de vorming van het Groot-I.J.E.-koor dat singt onder leiding van Frits Heuvelink en
ook ettelijke grammofoonplaten op ztfn naam heeft staan In I.J.E. begon Prins met
het blad „Nieuwe Jeugd" dat later uitgroeide tot het advertentieblad „Europoort".
Vorig jaar werd hg erhter benoemd tot directeur van de Bgbel Kioskvereniging in
Amsterdam en is hij «ich geheel gaan bewegen op het gebied van hulpmiddelen voor
het evangelisatiewerk.
WILLEM MUDDE studeerde orgel hij Jan Zwart, later kerkmuziek aan de Hoch-
sehule für Kirrhenmiisik te Berlijn. Hij stichtte in 1946 de Lutherse Werkgroep
voor Kerkmuziek en leidt jaarlijks haar werkweken: is verder redarteur van het
tijdschrift voor kerkmuziek „Musira Sacra". Hij organiseerde in 1955, samen met
Friedrich Hofmann, voorzitter van het Verbond van Evangelisehe Kerkkoren in
Duitsland, de Ev. Luth. World Conference for Church Music. De heer Mudde is
cantor-organist van de Ev. Lutherse kerk in Utrecht, leraar kerkmuziek aan het
Utrechts Conservatorium en componist van koor en orgelmuziek. Zijn naam is ook
verbonden aan de Zondagavondzang van dc N C.R.V. Als muzikaal deskundige van
de liturgische commissie der Ev. Lutherse kerk had hij een belangrijk aandeel in
het Ev. Luth. Gezangboek, dat in 1955 is uitgegeveu.
FRITS MEHRTENS studeerde aanvankelijk geneeskunde, doeh ging na het
kandidaatsexamen naar het Amsterdams Conservatorium voor het hoofdvak orgelleraar
dr. Anthon van der Horst), waar hij het einddiploma behaalde. Hij kwam door dc
Lutherse werkgroep voor kerkmuziek in Hanraking met de Duitse kerkmuziek-
beweging en volgde in Duitsland een aantal koor- en kantorijeursussen. De heer
Mehrtens is cantor-organist van de Hcrv. Maranalhakerk in Amsterdam-Zuid. Voorts
is hij muziekadviseur van het 1KOR en docent voor dc opleiding kerkelijk koor
leider aan het Muzieklyceum te Amsterdam.
J. D. TROOSTHEIDE, voorzitter van de Prot. Chr. Journalistenkring, was voor
zitter van dit forum.
Willem Mudde, Vtrerht
omdat ze afgaan op de muziek, die
ze niet kunnen bevatten. Om nog maar
niet te spreken van de tekst. Nu moet
volgens mij een evangelisatielied pri
mo beantwoorden aan duidelijkheid.
De Boodschap moet klaar en duidelijk
zijn. Niet in eerste instantie zeggen:
We gaan een stuk uit de bijbel lezen
en dan zal hij het wel begrijpen. Er
moet een aanloopmogelijkheid zijn. Nu
is er een aantal jonge mensen, dat
van Christus wil getuigen. Zij willen
heus niet het kerklied veranderen, of
beïnvloeden of wat dan ook; ze willen
simpel in een lied vertellen, wat de
Heer aan hun ziel heeft gedaan. Dat
is volgens mij evangelisatie: in de
plaats van de buitenkerkelijke gaan
staan en van daaruit beginnen. Dat is
toch heel wat anders, dan waar u mee
bezig bent? Ik wil het één naast het
ander stellen. U stelt het zwart-wit: Zó
moet het blijven en al die andere rom
mel moeten we zo gauw mogelijk
kwijt.
MEHRTENS: Die woorden hebben
we toch echt niet gebruikt.
MUDDE: Neen, beslist niet...
KOEKKOEK: Maar dat is volgens
mij toch uw uitgangspunt.
MEHRTENS: Mijn mening is deze.
Bij het beschouwen van de mens van
vandaag moet u meer kijken naar:
Wat hebben ze al. En wat hebben we
gemeenschappelijk. Dat moeten we dan
niet zoeken in melodietjes, alleen maar
in de noties die iedereen heeft. Volgens
mij kan Jules de Corte dat Hij zingt
een liedje waarin het over wolken
gaat en zegt dan, quasi terloops: mis
schien is het wel een engelenspel. Hij
dringt niemand iets op, maar laat in
tussen zoiets als psalm 8 door de wol
ken schijnen.
KOEKKOEK: Wilt u daarmee zeg
gen dat evangelisatie niet nodig is?
MEHRTENS: Ik wil zeggen, dat
evangelisatie door middel van het lied
overbodig is, of, duidelijker gezegd:
wij moeten evangeliseren met ons le-
.ven, met ons doen, niet met ons zin
gen. Zingen is gemeenschapszaak, dat
moeten we met z'n allen doen.
KOEKKOEK: Maar u zult toch met
mij eens zijn. dat God de liederen van
het Leger des Heils op een machtige
wijze gebruikt heeft en nog gebruikt?
MEHRTENS: Ja, maar van het Le
ger kan ik het hebben
KOEKKOEK: Bedoelt u daarmee,
dat wij er niets voor doen?
MEHRTENS: Nou, nee zo bedoel ik
het niet...
PRINS: En die daad van het Leger
des Heils is toch ook iets dat door de
kerkelijke en interkerkelijke evangeli
satie hoe langer hoe meer gesteld
wordt?
1. Welke betekenis kent U het geestelijk lied toe in
o. de eredienst
b. de evangelisatie
c. het persoonlijk leven
2. Aan welke eisen moet, gegeven de betekenis, het
geestelijk lied voldoen
3. Hoe dient het geestelijk lied aangepast te worden
aan de eigen tijd?
a. voor de eredienst
b. voor de evangelisatie
aan spirituals, maar als ik in een ne-
gerkerk zou zitten in Harlem, zou ik
proberen om hard mee te zingen.
MUDDE: Precies.
VOORZITTER: Ik geloof, dat we
toch zo langzamerhand een beetje naar
elkaar kunnen toegroeien als we die
klasse-indeling van de heer Mudde
eens even aanhouden. We krijgen dan
deze vraag: Men moet beginnen een
bepaalde greep jongeren te bereiken
voor de eerste klas. Dat doet men
veelal niet in de zin van uw kerkmu
ziek, meneer Mudde. Is dat verkeerd
om ze zo in de eerste klas te brengen?
MUDDE: Ik deed dat beslist alleen
met psalmen en geestelijke liederen
uit de schat van de Kerk der eeuwen.
MEHRTENS: Wat deed Calvijn des
tijds? Hij instrueerde de psalmen
zonder orgel. Hij wist ook hoe je dat
moest doen. Dat krijg je namelijk in
de kerk niet klaar. Hij had die oude
cantores, die werden schoolmeester en
moesten de jongeren zingen leren. Zij
moesten de psalmen vierstemmig zin
gen, let wel: voor en na het eten en
voor en na de gebedstijd van de dag.
Zo ontstond een gemeentezang van
hoog niveau.
Nu Nederland. Is hier ooit een can
tor geweest die de kinderen onder
wees? Nimmer; men delegeerde het
aan de christelijke school, waarvan
kinderen mij zeiden: „We hebben een
nieuw liedje op school geleerd: My
bonnie is over the ocean", maar: „U
alleen u loven wij", dat ze ook had
den geleerd zongen zc fout. Weet
u. we leven hier wat dit betreft In een
impasse. Omdat de jeugd niets anders
hèd heeft ze zich moeten vergrijpen
aan Amerikaanse import, zei prof
v d. Leeuw terecht, want jeugd wil
zingen. Die Impasse Is er helaas, en
misschien is het zo dat met dat „mo
derne" geestelijke lied die impasse
wordt opgevuld.
KOEKKOEK: Nu is het dus zo. dat
een stelletje amateurs zich ermee
heeft bemoeid. Ze steken er al hun
vrije tijd in en doen wat ze menen,
dat God van ze vraagt. Moeten nu die
amateurs cp hun broek hebben, of de
genen. die vakbekwaam zijn?
MUDDE: Zo komen we er. Dat ls
de schuld van de Kerk. Die moest een
kerkmusicus aanstellen, zoals in Duits
land, waar ze het beter doen dan wij.
VOORZITTER: Als ik het goed be
grepen heb, ligt het zo met het gees
telijke lied: de evangelisatie gaat een
eigen kant op, de Kerk gaat eigenlijk
helemaal geen kant op en de kerkmu
sici willen een bepaalde kant op. Hoe
krijgen we daar nu enige eenheid in.
of, om het met de laatste vraag te zeg
gen: Hoe kunnen we dat geestelijke,
dat kerkelijke lied op een bepaald plan
krijgen, zodat het voor eredienst en
evangelisatie aan het doel beant
woordt?
MUDDE: Het onveranderlijke Woord
Gods moet in alle tijden op nagenoeg
dezelfde wijze verkondigd worden. Zo
is het ook met het lied, dus: niet mee
doen met modeverschijnselen. Heus, de
echte kerkelijke weg met het geeste
lijke lied is veel korter dan die, welke
de „evangelisatiebeweging" wil gaan.
Waarom geen Bach-cantate op straat
uitgevoerd? Volgend jaar, als er een
kerkkorendag in Den Haa£ is, zal ik
dat zeker ergens midden m deze stad
gaan doen. Dan komen veel méér men
sen luisteren, wacht maar af.
KOEKKOEK: Maar deze liederen
kunt u toch een „kleuterschool" niet
laten zingen?
MUDDE: Waarom niet? Wij verkij
ken ons volkomen op de buitenkerke
lijke mens, houden hem voor dom, on
muzikaal, onnozel...
MEHRTENS: Als u de Jeugd zou en
thousiasmeren en u liet ze zingen „Ver
heugt u. christenen, thans tezaam."
Dat is prachtig en heus niet zo moei
lijk. Zouden ze dat lied willen zingen,
denkt u?
KOEKKOEK: Waarom niet? Maar
niet alleen...
MEHRTENS: Als u de tekst van uw
liederen zou voorleggen aan dichters,
schrijvers en essayisten zouden zij dat
dan goede teksten vinden?
VOORZITTER: Als u de berijmde
psalmen aan deze mensen voorlegde,
kon het ook wel eens niet zoveel zijn...
KOEKKOEK: Ik wil geen dichters
bereiken, maar mensen die onze liede
ren kunnen begrijpen. Ik ben ervan
overtuigd, dat woord noch muziek be
antwoorden aan uw normen. Maar dat
is mijn uitgangspunt niet.
MEHRTENS: Is u dan niet bang. dat
u juist daardoor de Boodschap ver-
klemt? Dat u de mensen teveel op het
gevoel werkt, waardoor ze later de ge
waarwording zouden kunnen hebben
stenen voor brood te hebben gekre
gen? Dan heeft u ze tegen gemaakt.
KOEKKOEK: Daar heeft u geen er
varing mee. Wij wel. De door u ge
schetste ervaring, „dat de mensen zich
voor de gek gehouden zouden voelen"
heb ik nimmer gehad.
VOORZITTER: Ik heb wel eens van
een Jeugdprediker gehoord dat hij het
erg moeilijk had gevonden te spreken
in een bijeenkomst waaraan een bepaalde
zeer ver-gaande verklanker van het
moderne geestelijke lied medewerking
verleende. De jeugdprediker zei geeste
lijk „op zijn kop" te moeten gaan
staan om de jongeren te krijgen waar
hij ze zo graag hebben wilde Dat
geldt zeker niet voor alle verklanker?
van dat moderne geestelijke lied. maar
die ervaring is toch wel iets om over
na te denken.
KOEKKOEK: Nogmaals: iedereen
beleeft dat weer anders. Wat de een
een zwoel melodietje vindt, acht de an
der in de roos. Nu kan wel gezegd
worden: „Daar kan dus nooit iets uit
groeien", maar de praktijk bewijst,
dat het wel groeit Dat is juist de
moeilijkheid. We kunnen niet in cli
ché's praten.
MEHRTENS: Kijk eens, laat ik het
zo zeggen: als ik ziek ben moet ik op
christelijke gronden naar een dokter
gaan en niet naar een kwakzalver. Want
die dokter studeerde, zijn vak heeft een
structuur. Met andere woorden: is een
artsexamen wat, ja of nee? Is het ge
studeerd hebben in muziek wat, ja of
nee? Dat klinkt misschien erg hautain,
maar zo bedoel ik het niet. Werkelijk:
ik zit hier niet een privé-mening te
verkondigen.
PRINS: Ik geloof dat ik geen nieuws
vertel als ik zeg. dat het door hele
groepen Jongeren enorm op prijs ge
steld zou worden, wanneer er inder
daad bekwame dichters en bekwame
componisten waren die hen zouden wil
len helpen aan materiaal. Ik meen. dat
er in dit verband een afspraak is tussen
I-J E. en u, meneer Mehrtens?
MEHRTENS: Nou, een afspraak. Ik
heb nog niemand van I.J.E. gesproken
over deze zaak. Maar ik ben gepolst
via iemand. Ik wil het best eens pro
beren...misschien lukt het best.
PRINS: Dat is een kwestie van be
proeven. En wat dat doktersvoor
beeld betreft: verschillende dokters ad
viseren wel eens verschillende medi
cijnen. Zo hebben ook verschillende
muziekkenners verschillende meningen
van ,iet geestelijke lied.
MUDDE: Hierin zijn we het toch wel
allen met elkaar eens, dat wij met on
ze kerkmuziek helemaal niet steriel zijn
geworden en dat we alleen maar in
dc kerk zouden willen werken. Bij alle
evangelisatie moeten we toch zien dat
het de Heilige Geest is. Die bekeert
en met de mens. Nu meen ik. dat de
Heilige Geest, een deel van Gold-Zclf
zich ook van de Musica Sacra, de hei
lige muziek, bedient. Ik ben bang voor
dat begrip Musica Sacra, want in feite
bestaat die niet. want zij is toch ook
maar mensenwerk. Maar In deze zin
is zij er wel: de Musica Sacra die door
gebruik en Inhoud geheiligd is. Zo bc-
zien moeten wij wel degelijk onder
scheid maken tussen sacrale en
vormen.
PRÏ,NS: Zo goed als u zegt: de Hel-
lige Geest bedient Zich soeverein van
de kerkmuziek, met evenveel recht kan
ik zeggen: - en dat blijkt ook in de
praktijk God bedient Zich thans van
het geestelijke lied in een andere
vorm. dan die u toestaat...
MUDDE: Was het niet Salomo, die
sprak van gouden appels in zilveren
schalen? Het Evangelie kan niet in
oen staatsiekoets met een draak er
voor, er moet een mooie schimmel voor
staan. Heus. we moeten zeer kieskeurig
?ir'n Jn» manier waarop we het
ïïiL.;» ?J?ze medemensen brengen
PRINS: Hierover zou ik wel weer
tegengestelde opmerkingen kunnen ma-
Ken. maar dan zou het nacht worden.
In ieder geval is het gesprek geens
zins af. maar dat zal het wel nooit
komen ook.
MVOMSMPgeen
voor een tientje of minder elke zondag
op de orgelbank kruipt en die met het
gemeentewerk verder niets te maken
heeft. Wij moesten de opdracht heb
ben in dat evangelisatiewerk te staan
en dan ging het beslist anders Daar
vechten wij nu al zoveel Jaren voor...
KOEKKOEK: Het kernpunt is vol
gens mij of God het gebruiken wil. dat
.gammele gedoe" Of niet?
PRINS: Het is mij opgevallen, dat
deze gedachtenwisscling over het gees
telijke lied een discussie over de evan-
glisatiemethoden uitlokt. Ik heb daar
om verschillende gedachten maar niet
uitgesproken, omdat wij met de vraag:
„Hoe moet de BoodschaD gebracht
worden?" te ver buiten de ons gestel
de vragen komen.
De Haarlemse rechtbank heeft de 29-
Jarlge schocnwinkelier H. J. D. uit
„ittïiï we«?P» bel«illn«fr.u<le en
valsheid in geschrifte veroordeeld tot
een gevangenisstraf van een maand. De
eis was drie maanden voorwaardelijk
en een boete van ƒ3 000
/«n i1952 tot 1959 *>u D.
180 000 njet hebben opgegeven en een
uan l 322 000 aan inkopen buiten
zijn boeken hebben gehouden. Enkele ja
ren geleden had hij een Santpoortenaar
als verkoper in dienst genomen en toen
deze merkte, dat zijn patroon In de boe
ken knoeide, chanteerde hij zijn pa
troon. De man nam regelmatig bedra
gen op en verduisterde duizenden pa
ren schoenen.