W'
Een bizar en vreemd
verhaal van
Xa Finlandaise
:UWE LÉIDSCHE COURANT
11
WOENSDAG 9 NOVEMBER 1960
Gitaren, liefde en dood op Corsica
"W1ERZIEB«ET CORSICA
(IV)
met de Heer. als op Corsica. De
stoep van de kerk van Calvi loopt
AT ZIJN CORSI- over in die van de herberg Santa-
CANEN eigenlijk Maria- Tijdens de jaarlijkse proces-
„„v, sie naar de Madonna de la Sera op
voor een «oor men- de rotsen wj Calvii wordt aan da
sen. lot welke ca- voet der Madonna niet alleen een
tegorie kan men ze uitneembaar bar-tje geconstrueerd,
rekenen, in welke rubriek moet maar tevens een roulette neergezet,
men ;e rangschikken, wat rijn Nergens is de grens tussen het pro-
,y J fane en religieuze zo angstwekkend
hun typische, specifieke eigen- smai als daar, aan de voet van de
schappen? En dan: waar kwamen Madonna. Of ze bloost, bij het zien
ze eigenlijk vandaan? van deze gokkende, hun pastis, eau
Vragen die me gingen interes- de ï'e ••Mar,ie,tBs65ïrJ". d?""
y y, y m kende gelovigen? Ik denk het niet.
seren toen ik voor het eerst CorTb
sica, „Montagne Isolée", een jaar
of tien geleden bezocht, en waar
van ik het antwoord wilde horen
van de man, die er toen al gedu
rende geruime tijd woonde, de
Nederlander Manus Vroom. Hij
wist het antwoord niet precies,
Ze ként ze.
IE SOMS WEL blozen,
dat zijn de Engelse,
Nederlandse, Franse,
Oostenrijkse en Duit
se vrouwen en meis
jes, die niet in staatblijken, op
gewassen te zijn tegen de romanti-
maar gaf me de raad de boeken sche charmes van deze kinderen en
te lezen die over Corsica en de kleinkinderen der vroegere bandits
7 td honneur. Sterke karakters zijn er
Corsicanenzijn geschrei en. Ik las we, tegen bestand. Maar de zwak-
de bekendste: Les freres Corses ken vallen, sommigen al de eerste
avond dat ze ,,Au Son des Guita-
res" of ,,Les Palmiers" betreden.
Enkelen schijnen er om te vragen te
mogen vallen.
van ons aller Alexander Dumas,
„La Vendetta" van de groot
meester Balzac, Souvenirs d'un
voyage en Corse" van Flambert,
enkele verhalen van Prosper Mé-
rimée en Paul Valéry's „Voyages
Ik bracht verscheidene avonden
door in dat oude „Au Son des Gui-
n7.T 7 - tares". Niet vanwege de muziek,
en Corse Nadat ik ze gelezen die men tenslotte niet teveel moet
had Wist ik evenveel, of even horen, omdat al die honderden en
weinig, van de ziel van de Cor- honderden Corsicaanse liedjes zon-
sicaan als daarvoor. En na tien der uitzondering alleen maar over
jaar heb ik het nu definitief op
gegeven er nog ooit achter te
komen.
Hebben ze een
ziel? Natuurlijk. 0 O O
Maar dan toch
wel een andere
dan de doorsnee-
continentale ziel.
Een ziel, huizend
in mannen, van 11
wie men niet eens
eens weet van
waar ze eenmaal kwamen. Een deel
uit Spanje, een deel uit Italië, een
deel uit Griekenland, een deel uit
Noord-Afrika, een deel uitetce
tera etcetera. De oorsprong van de
Corsicaan verliest zich in de mist
der tijden. Misschien was Ulysses
wel hun eerste voorvader, wie zal
het zeggen.
Corsicanen: ze zijn charmant en
lui, vriendelijk en kei-hard, onza
kelijk en grof-materialistisch, cos-
mopolitisch en tegelijk met hart en
ziel aan hun grond, de aarde van
Corsica, gebonden. Men kan veel
goeds van hen zeggen en evenveel
slechts. Ze kennen (waarschijnlijk)
het verschil tussen goed en kwaad,
maar laten zich aan de scheiding
ervan niet al te veel gelegen «liggen.
Het zijn allemaal goede rooms-ka-
tholieken, maar ik kan me geen
plaats ter wereld voorstellen, waar
de pastoors zo jong al grijze haren
zullen krijgen als daar. De liefde
van ouders voor hun kinderen is er
haast spreekwoordelijk, maar ik
sprak meer dan één brave, hoogbe
jaarde Corsicaanse moeder, die me
met trots vertelde dat haar zoon
reeds „meisjes op het Parijse of
Marseillaanse trottoir had lopen."
Met evenveel trots, als een Neder
landse moeder bericht dat haar
zoon bevorderd is tot commies 1ste
klas of de hoofdakte als onderwijzer
heeft behaald. De kinderen daar
houden zielsveel van hun moeder,
maar als moeder en zoon samen
uit de maquis naar de stad lopen,
draagt alleen moeder de kaas, de
wijn en de amandelen. De zoon
denkt er niet eens aan een deel
der bagage over te nemen. Zo
hoort het en zo is het goed, zegt
hij.
Vreemde, zonderlinge Latijnén!
Het aantal maquisards dat eenmaal
(en dat gebeurde bij wijze van spre
ken, gisteren en eergisteren pas)
door Corsica reizende toeristen uit
schudde was legio. Wie echter van
daag in Ajaccio of Bastia, in Por
to of Calvi, z'n portemonnee ver
liest, zal die met honderd procent
zekerheid terugkrijgen als hij door
een Corsicaan wordt gevonden.
Een Corsicaan steelt niet. Tel
nooit uw geld na in een winkel,
een bistro of waar dan ook. U krijgt
eerder meer dan minder terug dan
waarop u recht hebt.
Zijn ze lui of alleen maar onver
beterlijke levensgenieters? Enkele
weken geleden werd me liet volgen
de verbijsterende voorbeeld gege
ven van luiheid (c.q. levenswijs
heid) van Corsicanen; er was een
man die een grote tuin vol rijke
vruchtdragende olijfbomen had. In
de tijd dat de olijven geplukt moes
ten worden, begaf hij zich met een
wit laken naar de campagne en
spreidde het laken uit onder een der
bomen. Vervolgens ging hij naast
het laken liggen slapen.
Tegen de avond ontwaakte hij en
keek hoeveel olijven de wind op het
laken had gestrooid. Zo deed deze
Corsicaan alle dagen. Als er een
flinke mistral stond, vertelde hij
z'n vrienden dat het een goed olij
ven-jaar was. Als er géén wind
was, noemde hij het een slecht olij
ven-jaar. Volgens Noordeuropese
normen is deze man een luiaard.
Nee, zeggen de Corsicanen, dat is
hij niet. Hij profiteert alleen maar
van Gods adem over de olijven.
Nergens wordt zó lang, zó intens,
zó vurig de dag geplukt als daar.
Nergens wordt beter geslapen, ner
gens bemint men méér de roes van
wijn en pastis dan daar, nergens
droomt en soest men zo eindeloos
in de lange siësta's, zingt men zo
graag en gooit tnen het zo ontwa
penend gewillig
ANTHONY
VAN KAMPEN
.de liefde'gaan. Maar om de men
sen te zien. Met name: de vrouwen
van het Continent. Het is er heet en
klein en benauwd. Wie geluk heeft
bemachtigt een
harde, kale stoel
Er is één gargon
die bedient en
men ^ient snel te
bestellen als hij
zich door de stoe-
lenbarrière heen-
perst. Ik zie een
tafeltje, waarom
heen zes Nederlands dames zitten:
ik ken ze niet. Op het uiterlijk af
gaand, komen ze allemaal uit een
goed nest. Deze dames, die thuis, in
Holland, in een café of restaurant
zullen zeggen: „geeft u mij maar een
glaasje witte Martini" of „breng roe
een jus d'orange", drinken hier pastis.
Snacks zijn moeilijk verkrijgbaar
op Corsica en dus hebben de da
mes hun eigen kaas („La Vache
qui rit") meegebracht. Ze luisteren,
drinken en eten. Het beeld is on
denkbaar in Zeist, Sneek, Schagen
of Amersfoort. Hun blikken hangen
aan de drie jonge gitaristen alsof
het Rattenvangers van Calvi zijn.
Nee, hartenvangers. Bewust of on
bewust? Ik weet het niet. In elk ge
val verkopen ze hun muziek (die
vol donkere, zwoele, gepassioneerde
verleiding is) uitstekend.
Er zijn andere vrouwen daar en
andere meisjes: twee vrij bejaar
de Franse dames komen binnen,
geperst in onwaarschijnlijk nauwe
spijkerbroeken, Achter hen volgt
een hoogblonde Duitse.
Ze blijft staan als de muziek: „Au
Clair de la Lune" begint te spelen.
Op het moment dat de jonge zanger
gaat zingen, sluipt een straathond
binnen, die naast de Duitse z'n poot
tegen de stoel opsteekt. De subli
me au ridicule is minder dan één
tafelpoot in „Au Son des Guitares".
Overwegend vrouwen: een deel
zichtbaar hongerend naar roman
tiek, avontuur. Op meer dan één
gezicht staat die honger haast ont
stellend duidelijk geschreven. Hon
ger naar wat men „leven" noemt
of er voor aan ziet. De ramen zijn
open. Buiten staan de palmen roer
loos te dromen op de kade, met
daar weer achter de met maanlicht
gevulde baai van Calvi. Baai en
palmen, de muziek en die weke
zangstem, de pastis en de warmte
voila: de rijkemansdroom en de
armemans-droom
Er komt een helblond meisje bin
nen waarschijnlijk een Frangaise.
Ze heeft een prachtig figuur en on
natuurlijk grote vergeet-mij-niet-
blauwe ogen. Ze reikt tot aan het
middel van een enorme Noordafri-
kaanse parachutist. Zijn arm ligt
als een koolzwarte sjerp om haar
heen. Een zwarte Orpheus met een
kind. Om de een of andere reden
vind ik het beeld nogal benauwend.
Naast het kind hurkt op de grond
een vrouw van tussen de vijftig en
de zestig. Haar gezicht is donker
bruin. Haar ravenzwarte haren val
len diep over haar voorhoofd en ge
zicht. Het zou een zigeunerin kun
nen zijn. Ze verslindt het meisje
met haar blikken.
Na middernacht zwermen jonge
Corsicanen binnen. Er wordt nog
urenlang gedanst. Een warreling
van kleurige petticoats, spijkerbroe
ken, blonde en zwarte haren, jeugd
en ouderdom. Ook de Hollandse da
mes dansen: de verpleegster en de
lerares, de dame van het internaat
en de huisvrouw-zonder-meer. Hun
ogen schitteren en ze trachten het
tempo van hun Corsicaanse vriend
jes bij te houden. De blonde Duit
se steekt een hoofd boven haar
kleine Corsicaan uit. Hij praat te
gen haar. Tien tegen één dat ik weet
wat hij nu zegt; „Wat ben je
mooi..hoe lief ben Jezullen we
straks gaan wandelen in de ma
quis?" Oude zinnen. Bekende zin
nen. Ze worden in het seizoen van
Calvi zo vaBk gezegd onder precies
dezelfde omstandigheden, dat ze tot
de V.V.V.-vocabulaire van Corsica
lijkeu te befreien.
ÏLE ENCHANTÉE Betoverd
Eiland. Betovert het vooral de
vrouwen die van het Continent
komen? In elk geval betoverde
het Jane Liberty, erfdochter van
de Britse Liberty-miljoenen, die een
jaar of vijftien geleden met haar
zuster (Calvi Faith) het vuile, dam
pige, sombere Londen verliet om een
vakantie op Corsica door te brengen.
Daar was reden voor.
Tenslotte was hun verre voorva
der, wiens naam Libertad („Vrij
heid") luidde, een vermaard Cor-
sicaans vrijheidsstrijder, die in de
Napoleontische tijd naar Engeland
vluchtte. Z'n achterkleindochters
wilden dat land-van-herkomst wel
eens een keer zien. Ze kwamen op
Calvi aan, waar het hart van de
ene, van Jane, even snel als redde
loos verloren ging aan een simpe
le vissersman, Toussaint Orsini. Hij
kon lezen noch schrijven, maar
moet een groot minnaar zijn ge
weest. Na enige tijd trouwden ze.
Honderden internationale journalis
ten kwamen kijken wat er waar
was van 't sprookje-van-'t jaar. Het
was waar. Deze dingen gebeuren
nog op Corsica.
Jane en Toussaints liefde werd ge
zegend met een baby: Yvonne. Ik
zag haar naakt op het strand spe
len. Het is de populairste baby
van Calvi. Toussaint bleef vissen,
bleef toeristen naar de „Grotte des
veaux marins" brengen, en veran
derde niets aan z'n leven. Hij bleef
die hij was: Toussaint Orsini.
Nog niet zo lang geleden nt ti Ja
ne hem voor het eerst mee naar
Londen en introduceerde hem in de
Britse society. Tenminste, dat was
haar plan. Het ging niet door, want
hem werd te verstaan gegeven in
het Londense Savoy-hotel, dat hij
daar niet welkom was zonder das,
met open shirt en alle wilde licht
zinnige tatouages zichtbaar op z'n
mooie zwarte-bruine lijf.
De familie Liberty, enorm rijk
en zeer gezien in Londen, vond hun
komst trouwens ook maar zo zo.
Ze waren niet welkom. Dat was Ja
ne trouwens al niet, toen ze nog op
kostschool ging, de benen nam, en
zich aansloot bij een groep door
Engeland zwervende zigeuners. Ze
was altijd al een vreemde, wilde
romantische zwalkster geweest. Ze
2al dat wel blijven, denk ik, tot de
harde, droge aarde van Corsica zich
boven haar sluit.
Corsica zich boven haar sluit.
Intussen maken ze zich geen zor
gen. Ze hebben Corsica, ze bezitten
Yvonne met het blonde haar en de
donkere ogen (van haar vader) en
ze zijn niet gedoemd te leven en te
sterven in een somber, mistig, ver
regend Londen, waar alle mensen
aan het leven lijden. Waar zouden
deze gipsy-queen en haar vrijheids
lievende visser anders moeten le
ven?
Of hun liefde nog net zo groot is
als vijftien jaar geleden? Ik heb er
naar geïnformeerd, een paar weken
geleden. Er werd me gezegd dat
Toussaint haar in elk geval niet met
andere vrouwen bedriegt. Aldus
vormt Toussaint Orsini de uitzon
dering op de regel. Ik ben met hem
naar de grot in zee geweest en heb
hem eens bekeken: een goed ge
zicht; een beste kerel; op een be
paalde manier een wijsgeer, een fi
losoof. Hij gelooft het allemaal wel.
Hij bezit een beste motorboot (be
taald door Jane), een sterk lichaam
en de vrede der weinig-eisenden.
Gezwegen van z'n superbe collectie
blauwe tatouages op z'n door de zon
verzengde en de zee gelooide goed
gebouwde lichaam.
Een tuin in de avond.... een „jardin exotique" ah die van Doornroosje
VROUWEN van het Con
tinent op Corsica. Er zijn
andere verhalen, minder
romantisch, minder be
toverend dan dat van
Jane Liberty en Toussaint Orsini.
Verhalen van tragiek en, erger,
totale ondergang. Een der bit
terste, ontstellendste laat ik hier
volgen. Een aantal details ontbre
ken, maar in grote lijnen komt dat
treurspel hierop neer.
Het verhaal begint al voor de
laatste oorlog. Er woonden toen op
Calvi twee zusters, afkomstig uit
Finland. Naar
men zegt waren
ze geëxalteerd en
exentriek. Ze hiel
den van bloe
men en planten
en lieten, toen
hun huis op de
rotsen, vlak bij
zee, klaar was,
een tuin aanleg
gen, die ze lang
zamerhand
vulden met allerlei vreemde, exoti
sche bloemen en bomen en planten,
waarvan ze de zaden en stekken uit
alle delen van de wereld lieten ko
men.
Ze gingen enkele malen per week
naar Calvi. Niet lopend maar te
paard. Een van hen bereed een wit
paard.
Toen stierf de andere. De over
blijvende treurde om haar heen
gaan. Treurde ze zo lang en zwaar,
dat ze een deel van haar verstand
verloor? Het is niet bekend. Wel is
bekend, dat ze naar Calvi bleef ko
men, zich daar in de bars en bis
tro's een roes dronk, en vervolgens
op haar witte paard weer terug reed
naar haar huis bij de rotsen. Meestal
niet alleen. Als gezelschap nam
ze doorgaans een "Corsicaan mee,
die ze na enkele uren weer haar
huis uitsmeet.
De exotische tuin verwilderde,
omdat daaraan niets meer werd
gedaan. Er kwamen wél lege fles
sen in te liggen, restanten van .een
zame, trieste drank-orgieën van „la
Finlandaise" zoals ze werd ge
noemd.
Op een dag kwam ze naar Calvi
en bond haar paard vast aan de
muur van Americain Bar „Au Son
des Guitares". Wat er die avond en
die nacht verder is gebeurd, wist
niemand me met zekerheid te ver
tellen. Ze ij; namelijk na haar ver
trek uit Calvi, (naar men zegt:
naakt gezeten op het witte paard)
nooit meer gezien. Ze .was ineens
verdwenen, maar omdat ze nu een
maal de zonderlinge vreemde
„Finlandaise" was, zocht niemand
naar haar. Totdat het skelet van
haar paard in de woestenij, die
haar tuin geworden was, gevonden
werd. Zij zelf werd nooit gevonden,
zegt men. De Corsicanen zwijgen
erover als men er hen naar vraagt.
Ze halen hun schouders op. Sommi
gen zeggen dat ze in het krankzin
nigengesticht van Bastia werd op
genomen, maar Bastia heeft zo'n
gesticht niet. Dat klopt dus niet.
Anderen (Europeanen) fluisterden
over een crime passionel, aan haar
begaan door een jaloerse minnaar.
In die dagen sprak ik verscheide
ne malen met de Nederlandse schil
deres Nora Stroink. Ze vertelde me,
dat ze een paar keer had probe
ren te werken in de tuin van „la
Finlandaise", maar dat ze er niet
kon werken. Er was daar iets dat
haar dit belette. Wat? Ze wist het
niet. In elk geval was er wat met
die tuin.
Ik vroeg haar of ze bereid was
samen met me die tuin in te gaan.
Ze wilde dat wel, maar wist niet of
het mogelijk was. Enkele jaren ge
leden was het huis aan een baron
verhuurd. Na een maand vertrok
hij. Daarna nam een echtpaar er
zijn intrek in. Het nam op korte
termijn de benen en ging wonen in
een oud, uitgewoond, lek huis. Ze
prefereerden dat verre boven dat
lie. Volgens zeggen: mensen, die
niemand bij het huis of in de tuin
wensen te zien. Een hard, zeer ma
terialistisch soort mensen. Om de
tuin werd een hoge muur geplaatst
en op die muur een afrastering van
prikkeldraad. Niemand kon er meer
in.
Maar Nora Stroink zei me een
kleine ingang op de rotsen te we
ten.
E ZON blust in zee uit, als
we op weg gaan naar de
tuin van „La Finlandaise".
De weg erheen is smal,
stijl en stoffig. Br komen
daar niet zo heel veel mensen, hoewel
het begin van het pad op nauwelijks
tien minuten afstand van het Neder
landse bungalowpark ligt.
De tuin blijkt goed verschanst.
Het kon de tuin van een gevange
nis zijn of van een gesticht. Ner
gens is een kans over de muur en
het prikkeldraad te komen. We vin
den echter het enige hiaat in de
hermetische omheining: een klein
rotsplateautje. Zo stil mogelijk da
len we in de tuin af.
Het is er doodstil en schemering
vult al de groene spelonken en
grotten van de
tuin van „la Fin
landaise". Het is
echter geen wil
dernis meer: uit
alles blijkt dat
tuinmanshanden
hier aan het werk
zijn geweest.
We lopen ver
der, heel behoed
zaam, omdat we
niet weten of de Zwitsers er zijn.
Nora heeft haar schetsboek en ver
der teken-materiaal meegenomen als
concrete bewijsstukken van de reden
van onze aanwezigheid daar. Toch
voelen we ons geen van beiden hele
maal op ons gemak
summernightsdream, waar elk o-
genblik uit de bosschages Oberon,
gezeten op zijn paard, verschijnen
kan.
Vreemde, dwaze fantasieën. Maar
ze zijn er nu eenmaal op dit uur in
deze vreemde tuin.
Een late libel vibreert voorbij.
En ver weg hoor ik de kerkklok
Van Calvi slaan. Het wordt snel
donkerder.
We gaan verder door doodstille
laantjes en smalle, groene gange
tjes. Onbekende, uitheemse bloemen
langs de kanten. Bloemen uit ande
re werelddelen dan alleen Europa.
Overal stekels, doornen, punten.
Overal tentakels, slurven, lianen die
aan vangarmen doen denken. Als
of dit alles, heel die tuin, op ver
dediging is ingesteld. Ergens dalen
we af, in de richting van het geluid
van water. Dat water drupt uit een
kraan, die zich boven een kunstma
tig aangelegd vijvertje bevindt. Te
rug weer via het cypressen-laantje.
Bloeiende rose oleanders woekeren
over de agaven. Ze doen denken
aan kleine lampen, zojuist, bij het
vallen van de avond, aangestoken.
En dan is daar ineens het huis.
De kleine, smalle ramen zijn geslo
ten. Nee, de Zwitsers zijn er niet.
We kunnen dus gerust zijn. We lo-
De arme visserman Toussaint Orsini,
die met een schatrijke Engelse
erfdochter trouwde
Jane Liberty en haar zuster, die
Corsica tterkozen boven een society-
bestaan in een droefgeestig bestaan
van „la Finlandaise". Dat deugde
niet. Waarom niet? Omdat het er
spookte.
Als ik Nora Stroink vraag, of ze
aan dat soort dingen gelooft, schudt
ze haar hoofd. „Nee", zegt ze, „ik
geloof er niet aan, maar het is wel
een zonderlinge, heel vreemde tuin.
Het is er te stil. In die stilte valt
altijd iets. En het is net of de bo
men en de planten groter dan
normaal zijn".
We spraken af samen nsar de
tuin van „La Finlandaise" te gaan.
Of we er in zouden kunnen was de
vraag, omdat het huis sinds enige
tijd in het seizoen bewoond wordt
door een schatrijke Zwitserse fami-
Enorme agaven met onnatuurlijk
vergroeide bladeren. Schuin-omge-
vallen aloe's, die haast vertekend
lijken. Grote cactussen, sommige in
bloei: de vuurrode bloemen maken
de indruk dat ze smeulen in het la
te avondlicht. Ergens kraakt iets
verderop valt wat er ritselt
iets achter onsBij elk geluid
staan we stil en
kijken. Maar er is
niets en er ge
beurt niets.
We komen aan
een wonderbaar
lijk mooi cypres
sen-laantje van
een paar honderd
meter lengte. En
Slotseling dringt
et dan tot me
door, dat het eigenlijk helemaal niet
zo ondenkbaar zou zijn als hier, tus
sen avond en schemering, ineens
„la Finlandaise" zou verschijnen,
gezeten op haar witte paard. In de
ze tuin, deze „jardin exotique", kan
van alles gebeuren en i a misschien
eenmaal ook van alles gebeurd. Ook
al zijn de flessen dan nu opge
ruimd, het skelet van het paard
verdwenen, en werd er van die le
gendarische vrouw nooit meer iets
vernomen. JadR is een beto
verde (of behekste?) tuin. Zo
moet de slapende tuin van Doorn
roosje zijn geweest als hij bestaan
heeft; zo de tuin van „la Belle et
la Béte"; en zo de tuin uit de Mid-
pen om het huis heen, dat daar
verloren in die halfduistere tuin
verborgen ligt. Een solide, voor ve
le jaren gebouwd huis. Hier is het
dus allemaal gebeurd, hier treurde
en beminde „la Finlandaise". Hier
ging ze ten onder. Of ergens tussen
de agaVen, aloë's en cactussen?
De deur is opvallend smal, zo
smal, dat je er nauwelijks door
kunt. Waarom zo smal? Aan de
voorkant hangt een klein balcon te
gen de muur: kant en klaar voor
de grote scène van Romeo en Ju
lia. Alleen de dramatis personae
ontbreken. Geraniums omranken het
huis dat aan een klein fort doet
denken. Ook dat huis lijkt zich te
verdedigen. Maar tegen w i e dan
toch? In de muren zijn artistiek
gekleurde borden en tegels aange
bracht en naast de ingang is een
atenen bank uitgespaard. Zat ze
daar vaak met haar kortstondige
Corsicaanse liefdes?
Nog eens dwalen we door de tuin,
die tegelijk trekt als een magneet
en afstoot. We komen langs een
klein houten huis, dat de woning
van de tuinman moet zijn. Ook dat
is verlaten. Geen levende ziel be
vindt er zich in.
We lopen er behoedzaam voorbij
en zien dan tegelijk het gezicht. Op
de bovenverdieping staat een raam
open en in dat raam was even, één
moment, een hoofd zichtbaar Het
gezicht van een vrouw. Een ver
schrikt gezicht dat zich op hetzelfde
moment weer terugtrekt.
Nora Stroink en ik kijken elkaar
aan en sneller dan we gekomeozijn
zoeken we de weg terug naar de
opening in de afrastering. We
spreken geen woord tegen elkaar,
maar waarschijnlijk denken we het
zelfde. Dat dit natuurlijk het gezicht
van de tuinmansvrouw of -dochter
geweest moet zijn. Neeniét dat
van „la Finlandaise". Alleen kinde
ren en dwazen geloven toch aan
spoken?
Dat alles is al meer dan twintig
jaar geleden gebeurd. En niemand
weet precies meer wat er is ge
beurd. Dat weten (misschien) al
leen die onnatuurlijk grote aloë's,
de in slagorde opgestelde cypressen,
en de in het laatste avondlicht on
natuurlijk groot schijnende agaven,
waarvan men zegt dat ze éénmaal
in de zeven jaren bloeien en dan
sterven.
Ik geloof niet ooit door een
vreemder, benauwender, zonderlin
ger tuin gedwaald te hebben dan
door die van de bizarre, wilde
„Finlandaise", van wie men niet
weet (of zegt niet te weten) hoe
haar laatste rit uit Calvi naar haar
jardin exotique geëindigd is.
Er schijnt, ergens in de boven-'
stad van Calvi, hoog in de Citadel,
een oud vrouwtje
te leven dat er
meer van weet Ik
hoorde echter te
laat van haar be
staan. Ik hoop
haar te spreken,
de eerste maal dat
ik naar Corsica
terugkeer. Als ze
dan nog leeft ten
minste.
VALKENBURG
Kankerbestrijding;
Donderdag acht uur zal in een lokaal
van de kleuterschool een voorlichtings-
propaganda-avond worden gehouden voor
het Koningin Wilhelminafonds ten be
hoeve van de kankerbestrijding. Een arts
zal een uiteenzetting geven over het
ziektebeeld van de kanker, waarna een
tweetal films zal worden vertoond.
Spreekbeurt
Voor de Hervormde Evangelisatie zal
in de dankstond voor het gewas ds. J.
van den Heuvel van Ede voorgaan. De
samenkomst wordt gehouden in zaal De
Vries en begint om acht uur.
Schaaknieuws
Uitslagen van de op 8 november Jl. ge
speelde wedstrijden: J Wiersma—H Ou-
wersloot 01T van den Vijver—J van
der MeiJ V4Vt\ M van der Meij—W Rus-
schenberg l0; W Russchenbcrg—M van
der Meij 1—0; Herm Russchcnberg—L
Noort 1—0; H Bos—C de Vroedt sr 0—1;
M van der MefrH Ouwersloot 1—0.
NOORDITIJK
Christen-vrouwenbond
In de zaal De Raad vergaderde de afd.
Noordwijk-Blnnen van de Christen-Vrou
wenbond onder leiding van mej. P. Krab
bendam. Ds. W. Dekker te Noordwljk-
Binnen hield een inleiding over „Het
duizendjarig rijk". Mede aan de hand
van Openbaringen 20. gaf hij een uitvoe
rige beschouwing over de theorieën die
hieromtrent bestaan.
Medegedeeld werd dat op 20 december
dc Kerstavond gehouden zal worden.