c
r
N
TILLY STENZ-LEENING
STEMMEN. DIE NOG NIET
VERSTOMDEN
en zijn beeldromans
ZONDAGSBLAD
",h
ZATERDAG 5 NOVEMBER 1960
I „ROMAN
j SANS
PAROLES"
Is hijzelf groot? Daarop moet
de tijd antwoorden. Voor ons is
zijn kunst in menig opzicht be
langwekkend en aantrekkelijk. In
de eerste plaats omdat hij op
recht en actueel is. Dan omdat
(lij zich bewust tot een klein maar
eigen terrein beperkt, tot iets,
wat hij meesterlijk beheerst.
Maar boven alles, omdat hij een
geboren expressionist is.
Wie la Frana Masereel? Ik wil
daarop met zijn eigen woorden
antwoorden. Toen hij eens ge
ïnterviewd werd, en gevraagd iets
over zijn eigen leven te vertellen,
zei hij: „Ik ben in 1889 in Blan-
kenberghe geboren. Mijn oudera
zijn Vlamingen. Mijn kindheid
was gelukkig. Ik heb veel ge
speeld en weinig geleerd. Ik stu-
leerde zes maanden aan de Aca-
lemie te Genève, dan ben ik veel
reis gegaan. Sinds jaren leef
In Parijs. Ik teken veel en ben
an plan nog .meer te tekenen,
let leven van de straat boeit en
iteresseert mij en dat is een
ichool die nergens zo duidelijk
ns spreekt dan juist te Pa-
ijs. Ik beb geen tijd en geen zin
im nog meer over mijzelf te ver-
lellen. Alleen nog iets: onder al
le kunstenaars levenden of do
len houd Ik het meeste van
Vincent van Gogh."
Een type
rijs
om
Geen epigoon
TvE laatste zin klinkt niet alleen
sJ als een diepe belijdenis, maar
Is Iets, wat hem onmiddellijk na
der tot ons brengt. Want niets
«taat verder van Masereel dan
Vincent in zijn kunst na te vol-
{en, dan een epigoon van hem te
:ijn. Hij is geheel en al verschil-
end, hij zoekt zijn eigen weg,
ciest en beperkt zijn eigen mid
delen en laat ons zijn eigen we-
eld zien. Maar dat hij de „«pos-
el" van het expressionisme, die
Vincent van Gogh was, boven al-
es verkiest, betekent al veel, en
tegt ons dat hij tot dezelfde
[eestelijke sfeer hoort.
Als tekenaar en illustrator, die
vroeger uitsluitend In houtsnede
werkte, maar later
tok veel met Oost-
ndische inkt, krijt en
lotlood tekende, heeft
een groot aantal
ioeken uitgegeven, die
men vandaag „beeld-
■omans" zou noemen
- hijzelf spreekt over
.roman sans paroles",
let zyn boekjes van
O80, soms zelfs
00160 bladzijden,
testaande uit kleine
of grotere voorstel
ingen in houtsnede,
onder enige tekst,
elfs zonder opschrif-
en. De inhoud van
Ie tekeningen vertelt
yan het leven van de
lag, in al zijn facet-
en, vooral in de grote
itad.
De held is de mens,
raak de strijdende,
nishandelde, vertrap-
idealist, vervuld
ran goede bedoelin-
;en jong en harts-
ochtelijk, doch meest-
il beschimpt of uit-
lelachen, vaak zelfs
'ervolgd, gevangen
[enomen en ter dood j
[ebraoht. Maar altijd i
s er een opstanding, L. -
de mens begint steeds
ipnieuw, is onver
woestbaar als de idee zelf, als de
menselijke geest zelf.
Masereel's kunst toont een sen-
litieve en warme ziel, die niet al-
een het leed begrijpt en mee-
eeft, maar ook een opstandige
De Joodse geleerde, een van de
losse tekeningen uit het bock
„Destins" van Frans Masereel.
EEN oprecht en bescheiden kunstenaar, die „moderner" is dan
men denkt, ofschoon hij tot geen van de tegenwoordige
„ismen" gerekend kan worden. Een dichter-tekenaar, wiens
kunst eigenlijk alleen maar ons dagelijks leven, onze wereld
weerspiegelt, met alles wat daarin klein en afstotend is, maar
ook met veel wat daarin groot, verheven en tijdloos-menselijk is.
geest openbaart, die zich, vol ver
ontwaardiging en toorn tegen on
recht en bruut geweld, tegen mis
handeling en onderdrukking der
zwakken keert. Vol verwachting
stelt hij odk het misdadige egoïs
me en de stompe onverschillig
heid der mensen aan de kaak.
Zijn kunst wordt tot een spiegel
van het leven en van de tragiek
der massa, van de massamens in
de grote stad. Hij ontmaskert
maatschappelijke en politieke
misstanden en zonden, hij is vol
ontzetting over oorlog en revolu
tie, geweld en vernieling.
de massa, meer een type dan
een persoonlijkheid. De jongeman
met de uilebril, een uit velen,
een van ons. Iemand, die moedig
voor zijn idealen opkomt en
vecht, maar ook een vertwijfeld,
teleurgesteld wrak, tot zelfmoord
gedreven. Dan weer iemand, die
zijn leed door drank en laag,
grof pleizier wil verdoven.
Masereel toont de mens In al
zijn facetten, ook als hij struikelt
en ondergaat, in spelonken en
bordelen terechtkomt, ook als hij
in een schamele kamer van een
huurkazerne, bij nachtelijke duis
ternis een moord begaat. Maar
vaak is hij dan de humane mens,
die de drenkeling uit het water
haalt, die het mishandelde kind
uit de handen van een boosaardi
ge vader redt. d« vriendvan
beesten, van kinderen en van on
derdrukten.
Het ergste en aangrijpendste
van deze taferelen uit de grote
stad zijn misschien die de arm-
sten der armen laten zien, in vod
den gekleed, verdreven van de
drempels der rijken, in een hoek
gedrukt, naast de blinkende ven
sters der weelderige eethuizen.
Het stille leed en de tragiek van
bedelaars, die niet eens bedelen
kunnen, en die. eenzaam en ver
laten, in de poorten van de vette
vrolijk leven, dat door de oorlog
in een seconde tot bittere dood
kan veranderen, of in een leven,
erger dan de dood zelf. Deze pa
rallellen zijn hartverscheurend in
hun felheid en waarheid.
Wc hebben de indruk, alsof nu
eindelijk ook Masereel zelf zijn
geloof, zijn hoop en zijn optimis
me verloren heeft.
Weliswaai eindigt hij ook nog
hier af en toe, zoals vroeger, met
een blik in de toekomst, met een
schuchtere poging. om in de
tgeblak
van
te suggereren.
Hij wil ons laten geloven, dat
ergens, ver weg, onzichtbaar nog,
maar toch wezenlijk, een betere,
mooiere en gave wereld existeert!
Gelooft hijzelf dat nog steeds?
Geloven wij het zelf met hem?
Overtuigend is hij hierin helaas
niet meer.
DR. M. RÊVÉSZ-ALEXANDER
De jubilerende koorleidster Tilly
Stenz-Leening met haar man, de
volksxangleider Herman Stens.
Het portret dat Masereel maakte
van Francois l illon, een meester-
uerk tan houtsnedekunst.
rijken van honger en kou ver
kommeren.
OOK MASEREEL vond zijn
eigen techniek, waardoor
hjj zijn ideeën het meest ade
quaat kon uitdrukken. Hij koos
de oude techniek der hout
snedekunst, die vooral in de
late Middeleeuwen zo algemeen
en populair geworden is. Het
is een weinig kostbare techniek
en een kunst, die een universele,
voor iedereen duidelijke en
verstaanbare taal spreekt. Een
taal die zowel voor ontwikkel
den als voor ongelètterden
toegankelijk is en daardoor een
ware „biblia pauperum" voor
een groot publiek kon worden.
Bij Masereel is deze oude
techniek a.h.w. herboren. Hy
vindt heel nieuwe mogelijkhe
den, om naast het epische
grondkarakter ook dramatische
en dynamische effecten te be
reiken. Hij kan in de kleine
taferelen soms tot een monu
mentale grootheid groeien. Zijn
vertelkunst en zijn suggestieve
kracht maken woorden nier to
taal overbodig.
Geen woord-verhaal zou de
diepe werking van deze beeld
verhalen kunnen verhogen of
zelfs evenaren ze liggen in
een heel andere sfeer. Masereel
heeft In de houtsnede een
artistiek instrument gevonden,
waardoor zijn gevoelens en sug
gesties rechtstreeks tot ons
kunnen spreken, als in de oude
tijden de mozaïeken, de fresco's
en de gebrandschilderde ramen
der kathedralen tot de gelovi
gen spraken.
De zwart-witte grafische
kunst van Masereel is dan ook
bepaald van onze tijd. Geen
pronk, geen kleur, geen over
daad. zelfs geen technische
virtuositeit komt erbij te pas.
Hij kan dit alles missen, want
deze eenvoudige, maar krach
tige voorstellingen hebben een
grote geestelijke inhoud, die
iedereen bereikt en ontroert.
EEN merkwaardige nieuwe
dynamiek leeft in deze ro
mans zonder woorden. Een mee
slepende vaart, alsof wij hier
een nieuwe soort levende sa
mensmelting van tijd en ruimte
beleven. Misschien is het juist
dit. waardoor deze boeken zo sterk
met ons eigen levensritme verbon
den zijn met de nieuwste struc
tuur van onze tijd.
Het is een losse, en toch vaste
eenheid in tijd en ruimte, dit
stromen en bewegen naar een on
bekend doel. een stroming waar
in zich pas achteraf een noodza
kelijk innerlijk verband open
baart. Al dit is geheel van onze
eigen tijd al dit herinnert aan
een typisch hedendaagse sensa
tie; aan de film.
Hier is juist de nieuwe soort
versmelting van ruimte- en tijd-
sensatie gerealiseerd. Zotf de
charme en de actualiteit van Ma
sereel's beeldromans gedeeltelijk
hierin liggen?
Dat deze veronderstelling niet
geheel denkbeeldig is, bewijst een
uitspraak van Thomas Mann.
Toen hem eens gevraagd werd
welke film hij de mooiste vond
antwoordde hij na kort nadenken,
zeer beslist: „Masereel."
Er is een groot verschil tussen
de beeldverhalen en de illustra
ties, die hij voor velschillende
boeken maakte. Masereel blinkt
ook op dit gebied uit Denk
slechts aan de meesterlijke hout
snede-tafereeltjes. die de tekst
van de Duitse uitgave van Cos
ter's „Tljl Uilenspiegel" begelei
den. Ze zijn doordrenkt van het
wezen van dit uitzonderlijke boek.
Ze werken als een soort muzika
le achtergrond van een drama,
congeniaal met de tekst en toch
ook op zichzelf van betekenis.
Maar Masereel's illustraties
willen nooit iets anders zijn, dan
juist deze soort muzikale begelei
ding en daarom zijn ze zo goed
op hun plaats.
Hij verluchtte ook verschillende
boeken van Romain Rolland, o.a.
„La révolte des machines". Ver
der de gedichten van de grote,
fantastische en bizarre, laat-mid-
delccuwse Franse dichter Fran
cois Villon. Het „portret', dc
figuur van de dichter zelf bij
deze uitgave, is een meesterwerk
van houtsnedekunst en artistieke
gevoeligheid.
Zonder woorden
'T'OCH zijn de beste en de meest
J talrijke van zijn werken, de
verhalen zonder woorden. In zijn
Een der aangrijpende houtsneden
ton Frans Masereel, de verpau
perde bedelaar tonend naast de
blinkende vensters der weelderige
eethuizen.
diepe schaduwen, zachte overgan
gen. Hij is breder, groter en voor
al meer schilderachtig.
De boeken die tussen 1941 en
1950 verschenen zijn, zoals o.a.
„Danse macabre", „Destine" en
„Remember", tonen een nieuwe
wereld, zowel van inhoud als van
techniek. Deze boeken zijn geen
beeldromans meer en ze herinne
ren beslist niet meer aan de film.
Het zijn losse taferelen, grandi
oos en huiveringwekkend. Ze
weerspiegelen de totale oorlog, die
alles en iedereen bereikt, de tota
le vernieling van alles, wat de
mens en de natuur opbouwden.
Of het zijn dramatische en tra
gische scènes uit het leven en
vooral de dood van mensen, scè
nes, die alle fantasie te boven
gaan in vreselijkheid en wreed
heid.
Onwillekeurig moet men aan de
„Desastres" van Goya denken
hoe anders ook de kunst zelf is.
Deze voorstellingen treffen ons
als een bom, ze laten ons huive
ren, en ze keren als een nacht
merrie in onze dromen terug.
Er zijn ook aangrijpende paral
lellen en vergelijkingen, zoals in
„Destins", waar Masereel ons
het lot van de enkeling onder
ogen brengt, het lot van bloeiend,
VY/IE het volbrengen van een,
door de conventie als afge
sloten geheel erkend, aantal
dienstjaren, vergelijkt met het
bereiken van een mijlpaal, be
dient xich van een reeds tame
lijk verschoten beeldspraak.
Toch hebben we er ons nog
maar eens aan gewaagd, deels
door voorlopig gebrek aan be
ter, deels vanwege de associa
tie met een aktief voortbewe
gen langs een gebaande open
bare weg. Dat beeld paste wel
in ons verhaal. De muziek, die
deze keer om de oud-vaderlijke
afstandswijzcr klinkt, fleurt
hem misschien nog wel wat op
óók....
Tilly Stenz-Leening, dirigente
van Leidse en Voorschotense ko
ren. heeft zo'n mijlpaal bereikt.
Veertig jaar geleden vertrouwde
men aan haar zestienjarige han
den de pianobegeleiding toe van
de gemengde zangvereniging
„Halleluja", die tegenwoordig
„Leids Christelijk Vocaal Ensem
ble" heet. Hiermee was de band
met dit koor gelegd. Twee jaar
later bleek, dat het bestuur zelfs
een buitengewoon vertrouwen in
de capaciteiten van het jonge
meisje had. Het benoemde Tilly
tot dirigente.
jubileert, Herman Stenz hoort er bij
DE a capclla-zang had steeds
haar eigenlijke liefde. Er zijn
daarbij geen, de fijnere figuren
en nuances overstemmende, in
strumenten, de stemmenklank
vertoont zich ln alle klaarheid en
eerlijkheid. Een zorgvuldige,
klankboetserende leiding heeft
ook geen camouflage nodig. Het
resultaat kan de kritiek van de
nauwlettendste oren verdragen.
Toch werden de werken met
voorgeschreven orkestmedewer
king niet verwaarloosd. De na
men van Buxtehude, Pachelbel,
Gade. Schumann.
Mendelssohn. Möh-
ring, uit wier wer
ken Tilly Stenz
koos, getuigen ook
van een duidelijke
voorkeur. Zij is
de oude meesters
altyd trouw ge
bleven, zonder ech
ter de schoonheid van de recente
muziek te miskennen.
Een verhaal bij
een mijlpaal
Heel jong
ZIJ IS al heel jong met de mu
ziek begonnen. Pianisten van
naam, als Johanna Wagenaar en
Carl Oberstadt, bekwaamden de
talentvolle, toegewijde leerlinge
voor het piano-examen, dat, in
1925 afgelegd, het begeerde diplo
ma opleverde. Verder studeerde
Tilly Leening zang bij Nelly Burg-
dorfer, To van der Sluijs en Ar
nold Spoel.
Bij de directie over dat ene
koor bleef het niet. De praktijk
breidde zich uit met het artistie
ke bewind over „Zang zij onze
leus" te Voorschoten, en de da
mes van het Leidse Cantemus en
die van de Remonstrantse Ge
meente.
l\/fEN KAN het zich daarom nau-
-'lwelijks voorstellen, dat een
zo aan de ernstige composities
verknochte dirigente tijdelijk nog
eens naar het gebied van de lich
te muze is overgelopen. Dat was
in de twintiger jaren, toen zij een
Volendammer kwartet, onderdeel
van het Haagse Adriani-ensemble
leidde, en zelf liedjes van Dirk
Witte en Manna de Wijs-Mouton
zong.
Deze luchtige aktiviteit had een
merkwaardig gevolg. Een tekort
aan eigen liedjes noodzaakte het
ensemble zich bij andere klein-
kunst-werkers te gaan bevoorra
den. Nu trad er in Den Haag nog
zo'n groep op, het „Haags Intie-
me-kunst gezelschap". De Adria-
ni-kleinkunstenaars zochten met
de collega's van het andere en
semble contact. Na enige tijd zag
men in dat het voordeliger was.
voortaan samen op te trekken.
Dc tot stand gekomen fusie
leidde vrij spoedig tot een ande
re. die duurzamer bleek. Herman
Stenz. leider van het voormalige
Intieme kunst-gezelschap ging nu
ook met de Volendammer aan
voerster Tilly Leening samen
werken. Het nieuwe contact had
zelfs een fusie van twee levens tot
gevolg.
Beider verhaal
rtlT laatste moet letterlijk wor-
EJ den opgevat. Herman en Til
ly Stenz geraakten in hun werk
nauw aan elkaar verbonden. Zij
vullen aan, stimuleren elkaar.
Daarom is het onmogelijk, bij het
jubileum van de
één, de ander niet
te noemen.
Dit verhaal is
hun beider ver
haal. Zo is dan
ook het jubileum
van Tilly Stenz, in
zekere zin, een
méér dan zuiver
Leidse aangelegenheid.
Herman Stenz stamt uit een mi
litair-muzikaal milieu. Zijn va
der, Paul Albin, was, van 1870 af,
één en veertig jaar kapelmees
ter van het Zesde te Breda. Hij
is de maker van de wereldbeken
de „Manoeuvre-mars", in 1890
voor het eerst uitgevoerd. Daar.
in het kapelmeestershuis. deden
ze allemaal aan muziek. Herman
was op één-na-de-jongste van
negen kinderen, die achtereen
volgens lid werden van het huis-
orkestje.
Zijn beurt kwam na enkele ja
ren vioolstudie, waarmee hij op
z'n twaalfde begonnen was.
TV/IUZIEK was in den huize
1*1 Stenz zo ongeveer gelijkwaar
dig aan het dagelijks brood. In de
ze omgeving moest Herman er de
smaak wel van te pakken krijgen
(van de muziek namelijk). Vader
dirigeerde, welnu, hij wilde het
vast en zeker ook gaan doen. En
achter een lessenaar in de kamer
leidde de jonge muzikant zijn
VIA NAALD
EN RLAAT
leil, L'idée, L'oeuvre, La passion
d'un homme, Mon livre d'heures.
In 1939 verscheen de laatste in
deze serie, en een van de rijpste
en de meest monumentale daar
van is: „Du noir au blanc", een
drama van de strijd tussen mens
en natuur, waarin de mensheid
weliswaar overwint, maar door
verwoesting tot opbouw komt, en
liefst ook elkaar wil uitroeien.
Ook deze sombere fantasie ein
digt met vrede en hoop op een be
tere toekomst.
Al deze boeken stralen, naast
een vaak wrange en duistere kijk
op het menselijke, toch nog een
uitgesproken optimisme uit. Hoe
bitter ook de teleurstellingen zijn,
hoe gemeen ook de mens is tegen
zijn medemens, hoe ellendig ook
het lot van de massa in de tegen
woordige wereld is, er blijft toch
steeds een uitweg, ergens, waar
schoonheid en rust. vrede en
troost overheersen. Geloof en na
tuur, kinderen en vogels, dc ster
ren en de zon, maar boven alles:
menselijke goedheid en liefde,
werpen een milde glans van hoop
op het navrante leven van de he
dendaagse mens.
Daarnaast hebben deze werken
ook nog een symbolische zin. Zo
als de Idee, in weerwil van ver
volging en onbegrip zich toch
steeds kan doorzetten, de wereld
veroveren en onsterfelijk worden,
zo krijgt dc mens, als door een
wonder, na alle rampen en ver
nielingen heen, weer nieuwe
kracht om boven de dood te tri
omferen en, zoals de natuur,
zichzelf steeds te vernieuwen, op
te staan en van voren af aan te
beginnen.
Nieuwe techniek
ÏXAASEREEL'S WERK verandert
opvallend na de tweede we
reldoorlog. Zelfs zijn techniek
blijft niet meer de hem zo dierba
re houtsnede, waarin hij ten slot
te een bijna klass
schap heeft bereikt.
Nu tekent hij met Oostlndische
inkt, krijt en potlood. In plaats
van zijn zo typische strakheid en
„houterigheid" werkt hij nu met
IJET is zo de gewoonte van
vele zangliefhebbers om de
stemmen van reeds gestorven
zangkunstenaars te idealiseren
en zelfs in hun platenverzame
ling alleen aan die stemmen aandacht te schenken Natuurlijk heeft
dat een historische waarde en bovendien kan men dan altijd laten
horen hoe een beptald lied of een bepaalde aria eens gezongen
werd. Zelf heb ik b.v. altijd heel erg genoten van de stemmen van
zangeressen als Kathleen Ferrier en Maria Cebotari. En ik kan U
verzekeren dat de platen uan deze zangeressen een waardevol be
zit van mijn platenverzameling uitmaken
Maar het is onjuist zich tot die
voorbije stemmen te bepalen. Een
radio-rubriek als „Stemmen die
verstomden" is interessant, maar
eenzijdig en doet te kort aan nog
levende kunstenaars. Die levende
kunstenaars eisen onze aandacht
op en het is niet meer dan een
daad van menselijkheid ook aan
die figuren te denken. Bovendien
staan zij artistiek heus niet onder
de reeds gestorven kunstenaars.
Zij verdienen de aandacht, zij
verdienen ook de publiciteit. Het
geïdealiseer van stemmen, die
verstomden, is maar een zeer re
latieve bezigheid. Daarom nu eens
een rubriek met stemmen die nog
niet verstomden. En die dus nog
niet een idool van platenverza-
melaars zijn geworden.
sopraan Joan Sutherland, die
voor DECCA recitatief en aria
„Ernani, Ernani, involami" van
de opera „Ernani" van Verdi en
recitatief en aria „O luce di quest
anima" van de opera „Linda di
Chamounix" van Donizetti zong
met begeleiding van het Parijse
Conservatorium-orkest o.l.v. Nel-
lo Santi (45-toerenplaat CEP 657
Enige tijd geleden maakte Joan
Sutherland haar officiële platen-
debuut met een grote aria-plaat
en het werd direct een internatio
nale ontdekking. In een jaar tijd
is Joan Sutherland naar de top
pen van het muziekleven geste
gen. Dat zij in 1952 al tezamen
met Callas in de „Norma" zong
bij de Covent Garden-Opera te
Londen, is maar heel weinig be
kend. Nu kan men haar zien niet
alleen als de rivale, maar ook als
de meerdere van Maria Callas.
Een dramatische coloratuurso-
Kraan, zoals Callas nooit bezeten
eeft. Dergelijke elasticiteit, der
gelijke pure muzikaliteit en der
gelijke stemkwaliteit bezitten niet
veel zangeressen. Joan Suther
land verwaarloost niets in de mu
ziek en zowel hoog als laag is
ze altlid feilloos wat de trefze
kerheid betreft. Bovenal: het lt
door en door muzikaal, zonder op
gelegde effecten. Een juweel.
Joan Sutherland, de Australische
sopraan, die voor Decca aria's van
Verdi en Donizetti zingt.
A7AN oudere datum is de Boel-
gaarse sopraan Ljuba We-
litscïi (geb. 1913 die als mens
enige jaren geleden opzien baar
de door een Weense polltle-agent,
die haar van een auto-ongeluk
redde, te trouwen. DECCA bracht
van haar een plaat uit met aria's
uit de „Piqué Dame" van Tschai-
kowsky, uit „Un Ballo in Masche-
ra" van Verdi, lied en czardas
uit „Zigeunerliebe" van Léhar,
Viljalied uit „Die lustige Witwe"
van Léhar, „Ich schenk meln
Herz" uit „Grafin Dubarry" van
Millöcker en „Einer wird koen-
men" uit „Der Zarewitsch" van
Léhar. Zij wordt begeleid door
het Weens Staatsopcra-m-kest o.l.v.
Rudolf Moralt (25 cm. langspeel
plaat BR 3053).
Een prachtige volle, warme en
ietwat zinnelijke Slavische stem.
die elke aria tot een muzikaal
evenement maakt. Zoals zij de
czardas uit de „Zigeunerliebe"
van Léhar zingt, hoort men niet
vaak. Op bet moment dat deze
plaat werd opgenomen was deze
stem subliem. Daarom een waar
devolle aanwinst.
T^EN nieuwe ster aan de vocale
hemel ia de Spaanse mezzo
sopraan Teresa Berganza met
een stem die zo gaaf. zo' zuiver
en zo expressief is, dat men niet
moe wordt te luisteren naar haar
vertolkingen van de Spaanse
volksliederen van De Falla, waar
in zij aan de vleugel begeleid
wordt door Felix Lavilla. DECCA
bracht een plaatje met zes van
die liederen uit (45-toerenplaat
CEP 642). De Spaanse volksliede
ren van De Falla .»jn al in meer
uitvoeringen verschenen, maar
die van Teresa Berganza stel ik
toch op de bovenste rij. Haar
vertolkingen van liederen als
„Asturiana", „Jota". „Nana" en
„Seguidilia Murciana" zijn wer
kelijk hoogtepunten van zang- en
interpretatiekunst.
U"EN sopraan die veelal naast
Callas wordt genoemd i« Re-
nate Tebaldi, de Italiaanse so
praan die nog nimmer ln ons land
was. Maar zij verdiende het eer
der dan Callas, niet alleen omdat
de stem veel mooier is, maar ook
omdat ze in wezen muzikaler is
en dus minder een beroep hoeft
te doen op de sentimenten bij het
publiek. Van hoog tot laaa is de
ze stem volkomen geëgaliseerd.
Kan men van Welitsch zeggen dat
ze een „jugendllch dramatische"
sopraan bezit. Renate Tebaldi is
eerder in te delen bij de ..sopra
no lirico" met zowel mogelijkhe
den naar het lyrische als naar
het dramatische stemtype. Daar
om is zij de Ideale vertolkster van
de titelrol ln „Madame Butter
fly" van Puccini, een lyrische
partij met dramatiache accenten.
DECCA bracht op een stereo
plaat highlights uit deze epera
uit, waarin o.a. meezingen topfi
guren als Carlo Bergonzi (Pinker-
ton), Enzo Sordello (Sharpies»'.
Fiorenza Cossotto (Suzuki i en Go-
ro Mercuriali (Goro) met koor en
orkest van de Santa Cecilia ln
Rome o.l.v. Tullio Serafln (30 cm
langspeelplaat SXL 2202). Hier
een ideale Butterfly, niet hyste
risch, niet overdreven emotio
neel, maar geheel van het wezen
van deze jonge geisha uit. Ook de
andere solisten zorgen voor een
prachtige uitvoering en de bijna
82-jarige dirigent brengt het alles
gespannen en muzikaal. De ste
reo-opname is. heel goed.
'TOT slot onze algen Jonge Ne-
1 derlandse sopraan Elly Ameling.
die in 1956 prijswinnares werd
van het Intern. Vocalisten-con
cours in Den Bosch. Een lichte,
puur lyrische sopraan, van wie
C.N'.ROOD een plaatje uitbracht
met voor haar stem en voor
dracht prachtig geschikte liede
ren, nl. „Wiegenlied" en „Lachen
und Weinen" van Schubert, „Der
Zauberer" van Mozart, „Vergebli-
chcs Stfindchen", „Da unten lm
Tale" en „Mem Madel hat einen
Rosenmund" van Brahms. Zij
wordt uitnemend begeleid door
Herman Uhlhorn (45-toerenplaat-
je HV 532>. Een verrukkelijke
stem voor deze liederen, soepel,
licht, buigzaam en zuiver. Ook
aan de muzikale uitdrukking doet
zij niets te kort.
CORN. BASOSKI.
WÊÊÊÊÊ
denkbeeldig orkest. Hij maakte In
de vakanties ook vaak repetities
van het orkest mee.
Maar vader was er tegen. Hij
achtte het muzikantenbestaan véél
te onzeker en een conservatorium-
opleiding bovendien zijn finan
ciële kracht te boven gaan.
Herman is kantoorbediende en
ambtenaar geworden. Hij werkte
jaren lang als secretaris van de
directeur van het Haagse Ge
meentelijk Electriciteitsbedrijf.
In 1952 werd hij gepensioneerd
als hoofdkommiea bij de Energie
voorziening.
Zijn ideaal, beroepsmusicus te
worden, is dus niet verwezenlijkt.
Maar in dat Haagse bedrijf zat
toch wel muziek. Een kwart
eeuw lang voerde Stenz, met veel
vreugde en succes, het mannen
koor van de electriciteitsvoorzie-
ners aan.
HET componeren zat hem ln het
bloed. Ala veertienjarigs had
hij al een mars geschreven, zon
der nog iets van het componeer-
vak af te weten. Maar vader vond
het stuk goed en arrangeerde het
voor zijn kapel.
Intussen was de amateur Stenz
zich zijn tekortkomingen wel be
wust. Bij kapelmeester D. F.
Bandel van de K.M.K. studeerde
hij daarom theorie en later, met
Tilly Leening samen, koordirec
tie bij Arnold Spoel.
Die gezamenlijke inspanning le
verde hun beiden in 1935 het di
ploma-koorleider op. Van die tijd
af waren zij eerst recht collega's,
die hetzelfde doel, zij het in twee
variaties, gingen nastreven.
Dc Boelgaarse sopraan Ljuba We-
litsch bracht een gehele aria-pluat
uit bij Decca,
Verschillend
rpiLLY STENZ specialiseerde
A zich ln haar directie op de
werken van de oudere en de ro
mantische componisten. Zij tracht
daarbij naar minutieuze afwer
king en voornaamheid van klank.
Haar liefde voor het ernstige, de
gelijk gebouwde werk drijft zij
echter niet op de spits. Haar ko
ren zingen ook wel lustige volks
liederen ln het genre van de pot-
met-bonen en de patriotjes.
Herman Stenz is meer extra
vert, naar buiten gericht. Hij
voelt zich als massazangleider in
zijn element. Voordat Arnold
Spoel overleed (1934), had hij
Stenz reeds als zijn opvolger aan
gewezen. Zo werd deze de enthou
siaste populaire leider van de
Haagse en Leidse volkszangkoren.
Hij laat de Leidenaars op hun
drie-oktober aan de bronzen voe
ten van burgemeester Pleter Adri-
aanszoon van der Werff, uit volle
borst de nationale liederen, en da
Rotterdamse kinderen-in-sinter-
klasastemming van de onsterfe
lijke goed-heiligman zingen. In de
ze laatstgenoemde hoedanigheid
volgde hij de betreurde mevrouw
Grimberg-Huyzer op.
Hoor de muzikanten
HERMAN STENZ werd dus toch
dirigent, al heeft hij zijn amb
tenaarsbetrekking er nooit voor
opgegeven. En verder: wie zijn
naam hoort noemen, denkt op
slag aan het lied, dat liem een
internationale bekendheid bezorg
de: „Hoor, de muzikanten".
Wijlen mevrouw Gré van Leur
kwam hem eens een door haar ge
schreven gedicht van drie vierre
gelige coupletten brengen, met
het verzoek, daar een marsliedje
van te componeren. Daar dit mu
zikaal onmogelijk was. breidde
Stenz de tekst uit met een refrein,
vanaf „tsjieng-boem" tot „Hoera
voor de muziek". Zo ontstond het
lied, dat, althans wat betreft de
muziek, een enorme opgang zou
maken. Voor de componist kwam
die trouwens geheel onverwacht.
Pas tien jaar later (1946) lanceer-
deni Wessel Dekker en zijn „Vrij
en blij "-tokkelaars hn -zangers het
marsliedje door de radio. Sedert
dien is het als een raket om de
aarde blijven cirkelen. Vadcra
„Manoeuvre-mar." had als zoda-
mg, bij dat schot al heel wat ja
ren gewenteld.
Het aantal arrangementen
loopt nog steeds op en de uitvoe
ringen in het openbaar zijn haait
aoor de attente Bum» niet alle
te tellen
Tilly en Herman Stenz gaan ln
volle vitaliteit voort met hun tijd
aan de muziek te besteden. Dat
ia hun werk èn hun liefhebberij.
Ze arrangeren, componeren, diri
geren, musiceren en komen aan
iets anders nauwelijks toe. En Til-
ly gaat nu ook nog jubileren.
Maar bij die mijlpaal blijven ze
met lang staan. Een uitvoering
deze week waarbij Telemann"
Bach en Mozart in hun taal zul
len spreken, maakt het eigenlijke
feestbetoon uit.
De muziek houdt het echtpaar
Stenz jong. doet hem. de niet rus
tende Oranje-Nassau-ridder. volks
zangleider. violist, componist, en
haar. de pianiste, koordirlgente,
blij door 't leven gaan.
Hoera, voor dc muziek!
JOHAN VAN WOLFSWINKEL