Kunst
konden zeggen
uit ruw/ metaal
ZATERDAG 24 SEPTEMBER 1960
JE zou het er helemaal niet zoeken, daar aan dat
groezelige kanaal in Steenwijk, met aan weerskanten
een collectie foeilelijke gebouwen. En toch staat daar
de enige poppenfabriek van Nederland.
Met grappige, gestileerde letters vermeldt de gevel de
woorden, ,,'t Poppenrijk". Dat is de naam van die fabriek,
die uit de nood geboren werd, maar waar nu de gebroe
ders Arend (52) en Hendrik (47) Nolles een welvarend
bedrijf leiden, dat zeventig mensen een behoorlijke
boterham verschaft. Want in goed tien jaar tijds wist
men de produktie, die in 1948 zo'n 67.000 stuks bedroeg,
tot het tienvoudige op te voerenEn het perspectief is
nog véél groter, als men, zoals Hendrik Nolles ons
vertelde, er maar in kon slagen, die poppen behalve haar
flinke dosis schoonheid en degelijkheid ook nog een goede
mamma-stem mee te geven
„Met die slaapogen redden we het wel", zei hij nogal
prozaïsch over het stukje poëzie, dat elk kind toch in een
pop weet te ontdekken. „Maar die stem, ziet u, dat is
niet zo eenvoudig. Daar heeft m'n broer Arend de
technicus van ons tweeën, want ik ben meer administra
tief ingesteld al heel wat over geprakkizeerd. Als we
hiervoor nu óók nog de oplossing konden vinden. Ja, een
stem construeren is geen kunst. Dat is een kwestie van
een blaasbalgje. Maar een stem die we in ONZE poppen
kunnen gebruiken. Dat is om de drommel niet eenvoudig,
De poppen uit Steenwijk
doen denken aan een meca-
nodoos. Met enkele hand
grepen haal je ze uit en zet
je ze weer in elkaar. Je
kunt erop gaan staan, er
trekt geen vuil in, je kunt
ze met alles en nog wat af
wassen en ze willen niet
branden
LATEN we niet op de
dingen vooruit lopen,
maar u eerst*deelge-
noot maken van het
interessante antwoord, dat
Hendrik Nolles gaf op onze
vraag, hoe twee jonge
mannen, met lieve vrouwen
en kinderen, hun troost des
tijds konden gaan zoeken bij
poppen.
„Als geboren en getogen
Steenwijkers", zo begon hij,
„hadden we in de binnenstad
een best beklante grossierderij
in.... rookartikelen. De zaken
draaiden gesmeerd, totdat de
oorlog uitbrak. Al heel gauw
werd de tabak schaars, de ta
baksbonnetjes werden steeds
duurder en daar begon de zwa
re Belgische shag haar (klan-
destiene) zegetocht door ons
steeds armer wordende landje.
Ook de zgn. „eigen teelt", waar
in je, als ze niet goed gefer-
menteerd was, bijna stikte, won
meer en meer veld.
Nu hadden wij naast diverse
tabaksartikelen ook altijd siga
rettenvloeitjes verhandeld, het
geen ons op het denkbeeld bracht,
filtertjes te gaan maken, die men
met dat zware bocht in een
vloeitje mee kon rollen teneinde
keel en longen wat te sparen.
We kochten er een bepaalde soort
closetpapier voor, u weet wel,
van dat fijne crêpe-papier, m'n
broer construeerde een speciaal
snijmachientje en daar we ook
nog over enkele meisjes beschik
ten van de bijna stilliggende ta-
baksgrossierderij, kon het filter-
tjes-idee onmiddellijk in praktijk
worden gebracht.
't Bleek inderdaad een gelukkig
idee, want 't liep weldra storm
om die filtertjes, daar iedere ro
ker wilde blijven smoken, hoe
inferieur de tabak ook werd. En
daarmee was ons broodje gered.
Toch duurde het niet lang, of
er kwamen nieuwe wolken aan
de horizon. De moffen gingen de
bedrijven uitkammen voor de
,,Arbeitseinsatz" in Duitsland. Of
m'n broer, óf ik kon best gemist
worden, vonden ze, om een open
gevallen plaats in een Duitse fa
briek in te nemen. We wisten ze
echter de overtuiging bij te bren
gen, dat we eigenlijk twee bedrij-
i grote partij afvallapjes. Arie
houden moesten worden, dus
wel de tabaksgrossierderij als
de filtertjesfabriek. Dus kon
noch m'n broer, noch ondergete
kende worden gemist. „Akkoord",
zeiden zc, en daarmee was die
moeilijkheid ook
Totdat zich weer een ander
probleem aan ons opdrong: er
was geen crêpe-papier meer te
krijgen.
Niettemin moesten we, 't
koste wat 't wil, die meisjes
aan de slag houden. Anders
was de kans groot, dat wij al-
letwee naar Duitsland werden
gedeporteerd. En het piekeren
begon opnieuw.
Gelukkig had m'n broer een
buurman die in de textiel zat.
Die was nl. filiaalhouder van een
confectiefabriek in Den Helder
Véél ging er bij hem ook niet
meer om we leefden al in 1943
maar hij beschikte nog over
Opmars der Continenten
DR IS alleen maar nieuws
onder de zon. Vol ver
wondering horen, zien en le
zen we dagelijks van opwin
dende vormveranderingen in
de werelddelen. We moeten
daarbij niet in overdrijving
vervallen, of in hongerige
sensatiezucht en nieuwsgie
righeid blind zijn voor de
omstandigheden, waaronder
zo vele van deze grote da
den tot stand komen. Alleen
hij, die de natuurlijke ge
steldheid van de verschil
lende delen van de aarde en
de geschiedkundige ontwik
keling van haar volken kent,
zal heden en toekomstmoge
lijkheden juist leren beoor
delen. Nog altijd valt niet al
les de mensen in de schoot
en nog altijd moet er onver
moeibaar worden gestreden
tegen natuurgeweld en ziek-
te.
Bij de bouw van het Pa
namakanaal stierven 20.000
mensen aan de gele koorts;
in de Sahara leggen arbei
ders en ingenieurs olieleidin
gen aan in de gloeiende zon
en in het hete zand bij tem
peraturen tot 70 graden,
nog altijd kunnen aardbevin
gen. wervelstormen en over
stromingen de geweldigste
menselijke arbeid in enkele
seconden vernielen. Er is
nog zoveel te doen. Van de
900 miljoen kinderen op on
ze aarde leven er nog 600
miljoen in armoede. Nog al
tijd sterven er jaarlijks meer
dan 30 miljoen mensen van
honger. Alleen maar nieuws
onder de zon het reeds be
reikte is groots, maar er
Dit is het slot van de in
leiding tot Opmars der conti
nenten, een zeer kloeke uit
gave van de Zuid-Nederland
se Uitgeverij N.V. te Ant
werpen en de Koninklijke
Van Gorcum Comp. N.V.
te Assen, waarin van de
„opwindende veranderings
processen in alle wereldde
len wordt verhaald in
nieuwsberichten, reportages,
vertellingen en beelden".
Er is alleen maar nieuws
onder de zon, concluderen de
samenstellers, mensen van
de wetenschap, wier naam
een waarborg is, dat de be
handelde stof goed gedocu
menteerd i«.
Het boek (eerste deel, zo
wordt er vermeld) behandelt
Arktis en Antarktis, Verenig
de Staten en Canada, en
Azië, de ontwakende reus,
en op een manier die ons er
bijna toe zou verleiden hele
gedeelten over te nemen.
Elk verhaal is boeiend ge
schreven en van voldoende
importantie om het te lezen
(zie bijv. De Poolpost „Jan
Mayen" seint S.O.S., „Gehei
me Jacht op targets", en De
stroom uit de „Zoete Zee").
Dit boek laat het werkelijke
gezicht van onze wereld
zien. Wie 1 et eenmaal in
handen heeft zal er uren
mee zoek brengen. Bijzonde
re aandacht verdienen wel
de beeld- en tekstpagina's,
die origineel en modern van
opvatting zijn. Opmars der
continenten, is een belang
wekkend boek met een mas
sa interessante, nooit ge
hoorde zaken.
van hem overnemen en kwam
's avonds, naar me toe met: „Zeg,
we gaan harlekijnen maken".
Eerst begreep ik hem niet he
lemaal, maar toen hij over pop
petjes begon waren we het on
middellijk eens. We hadden weer
grondstoffen, we hadden meisjes
die met naald en draad konden
omspringen en hard ging-ie: arm
pjes, beentjes, buikje, hoofdje,
overal zaagsei in, oogjes, oor
tjes, neusje en mondje op de
hoofdjes geborduurd en daar er
zo langzamerhand geen stukje
speelgoed meer te koop was,
raakten we die dingen nog vlot
kwijt ook. En wel aan een oude
relatie, een tabakspijpengrossier
in Groningen, die door z'n laatste
pijpen heen was.
Met de 12 meisjes echter, die
we in dienst hadden, konden we
helaas slechts een 360 harlekijn
tjes per week maken. Veel ver
dienen konden we dus niet. Doch
we waren al blij, dat we een
soort werkverschaffing hadden.
Intussen kwam er wéér een
kink in de kabel. Op zekere
dag verscheen er een mijnheer
bij ons van het Rijkstextielbu-
reau, die de harlekijntjes in
Groningen had ontdekt en naar
de herkomst had gevraagd.
Weet u wel, dat u in overtre
ding bent?", zo vroeg hij, „u
moet voor dat werk een ver
gunning van ons bureau heb-
Ik naar Nunspeet, waarheen
dat bureau van Den Haag uit
was overgeplaatst. We krégen
onze vergunning, gingen rustig
verder, totdat de Dolle Dinsdag
(september 1944) aanbrak. Een
stroom van Duitse gewonde mili
tairen vloeide naar de noordelij
ke provincies. Alle mogelijke lo
kaliteiten moesten ontruimd wor
den om als lazaret dienst te
doen. En honderden meisjes
ook hier in Steenwijk werden
opgecommandeerd voor verpleeg-
sterswerk. De meesten voelden
daar natuurlijk niets voor en do
ken onder. Maar daarmee ston
den wij zonder personeel... Daar
toen al gauw de hongerwinter be
gon, waarin iedereen zich alleen
nog maar druk maakte om wat
eten op te scharrelen, hebben we
het einde van de oorlog „rustig"
afgewacht, met de bedoeling,
straks weer met de tabak te be
ginnen.
Goed bekeken
In deze laatste maanden her
innerden we ons echter, dat we
in 't voorjaar van 1944 eens
bezoek hadden gehad van de
Groningse speelgoedgrossier
Van der Werf. Die kwam kij
ken, of we hèm ook misschien
harlekijntjes konden leveren.
Maar hij begreep direct, dat
het kwantum dat we maakten,
daarvoor veel te klein was. Hij
bleef nog wat nababbelen en
plaatste zo de opmerking: „En
toch zit er toekomst in een pop
penfabriek. Want 90 procent
van alle speelgoed importeerde
Nederland altijd uit Duitsland
en Japan, doch die twee lan
den zijn over een poosje beide
van de kaart."
Deze v/oorden uit de mond van
een vakman waren voor ons aan
leiding, enkele boekwerken over
poppen op te sporen zo bijv.
„Die Puppe in allen Zeiten"
teneinde een beetje inzicht in die
materie te krijgen. En toen de
bevrijding er was, maar de ta
bak voorlopig nog niet, gingen
we weer afvallapjes kopen en
opnieuw harlekijntjes maken, 't
Was met dat al reeds bijna augus
tus geworden en nu kwam er ook
weer tabak. Die namen we er
toen maar bij. Totdat ons duide
lijk werd, dat onze twee bran
ches wel wat èrg ver uit elkaar
lagen om wat goeds te bereiken.
Daarom zei m'n broer tegen me:
„In de tabak kan je thans nog
je brood verdienen, maar meer
ook niet". De glorie was er uit.
De handel was kapot. Vele klei
ne verkoopplaatsen, zoals de kap
pers en de kruideniers, aan wie
wij voor de oorlog heel wat le
verden, mochten geen rookartike
len meer verkopen. Bovendien
ging het publiek veel meer naar
bepaalde merken vragen. Er was
een andere mentaliteit onder de
rokers gekomen en dus besloten
we: „weg met die tabakshandel".
Over die stap hebben de Steen
wijkers heel wat afgeroddeld. Zo
in de trant van: „Wat een kerels.
Hun vader bouwde een pracht-
zaalk op en zij geven er nu een
schop tegen". Hoe het ook zij, we
gingen ons eigen weggetje. Dat
wil zeggen, Arie, die een waar
artist bleek te zijn, ging eerst
gipsmodellen maken van poppen
gezichtjes, maakte aap de hand
hiervan metalen matrijzen en
kocht toen hardbord (geen hard
board), een isoort papier maché,
dat maar door één fabriek in ons
land (Van Delden te Vaassen op
de Veluwe) wordt vervaardigd en
o.a. gebruikt wordt in de schoe
nenindustrie voor het verstevigen
van de neuzen. Als je dat hard
bord nat maakt kan je het kne
den als stopverf en als het weer
droogt wordt het erg stijf. Door
dit kneedbare spul nu op de matrij
zen te persen toverde Arie de
begeerde pqppensnudtjes te voor-
Voor dat persen gebruikten we
aanvankelijk oude persen van ge
liquideerde sigarenfabrieken, die
eT in Steenwijk genoeg waren. De
papier-maché snuitjes kregen
een roze kleurtje, op de plaats
van de ogen werden twee donke
re stippen aangebracht en vervol
gens bevestigden we de masker
tjes op de lappenkopjes van de
harlekijntjes, wat het veel beter
deed dan die geborduurde ogen
en oren. Dat werden we onmid
dellijk bij de verkoop gewaar.
NSB-papier
„Een tijdlang hebben we ook
nog gewerkt met „papier-ma-
chè" uit Meppel. Daar werd nl.
de N.S.B.-krant het „Agrarisch
Nieuws" gedrukt, die na de oor
log natuurlijk niet meer mocht
verschijnen. Wij kochten toen
de hele voorraad krantenmatrij
zen op, die, zoals u zult weten,
van papier zijn dat zich na be
vochtiging op soortgelijke ma
nier laat bewerken als het pa
pier uit Vaassen.
maken, steeds in twee helften, die
met nietjes aan elkaar werden ge
hecht. Hoewel Duitsland met dit
soort poppen toch nog weer vrij
gauw aan de markt kwam, kon
den we er aardig tegen concurre
ren, daar zij voornamelijk werk
ten op een mooi kopje, met ver
waarlozing van romp en ledema
ten. „We moeten ze nóg mooier
maken", zei Arie op een gegeven
ogenblik. En hij stelde, na veel
geëxperimenteer, een pasta sa
men, waar de slappe harlekijns
in gedompeld werden, waarna ze
werden gedroogd en een zekere
stijfheid verkregen.
De vraag naar onze poppen
bleef met dat al stijgen, we moes
ten voortdurend méér meisjes
aannemen, met het gevolg, dat ze
in de beperkte ruimte van de
voormalige tabaksgrossierderij
tenslotte op eikaars schoot zaten.
We betrokken daarom deze oude
graanmaalderij aan het Steenwij-
kerdiep. En van nu af aan wer
den alle papier-maché kapjes in
de ex-maalderij gemaakt en de
rest, de lappen romp en ledema
ten, in de binnenstad.
Op 1 januari 1948 begonnen we
aan het Steenwijkerdiep met de
fabricage van complete poppen
van papier-maché. We hadden
daarvoor al gauw vijftig mensen
in dienst. De loonpost werd hier
door vrij hoog, maar het mate
rieel kostte niet veel, zodat we
toch konden vasthouden aan ons
oorspronkelijke devies: een mooi
papje voor een redelijke prijs.
Ons afzetgebied was immers
maar beperkt. We leverden ze
vooral aan de gewone winkeliers,
al verkochten we ook wel aan wa
renhuizen. De papier-maché pop
pen werden in 1948 nog aan het
publiek verkocht voor 5.75, maar
e eenmaal goed op gang
(kon deze prijs tot 2.95
worden verlaagd. We hadden nl.
in 1950 al een produktie van
100.000!
Regen als vijand
maché poppen hadden eigenlijk
nooit zulke scherpe contouren en
bovendien, als een kind z'n pop
's nachts buiten liet liggen en er
kwam een regenbui, dan was die
pop vernield. Ondanks het dunne
laagje celluloselak, waarin ze ge
dompeld werden om ze mooi glad
te krijgen. En sinds 1957 maken
we dus onze poppen van polyethy
leen, een soort plastic, dat de
Staatsmijnen halen uit steenkolen.
Dit is prachtig materiaal voor
ons doel. Op zulke poppen kan je
gaan staan; als ze vuil zijn kan
je ze met elk middel ook che
mische afwassen, daar ze, ui
tegenstelling tot papier-maché,
geen wagensmeer of ander vuil
absorberen.
In het buitenland, o.a. in Duits
land. maakt men tegenwoordig
poppen van polyvinylchloride, wat
uit de aardolie wordt gehaald. Ze
zien er ook aardig uit en Voelen
zacht, spekachtig aan, doordat
men in die poppen een zgn. week-
verdeler heeft gestopt, een chemi
sche stof die de boel zacht houdt.
Als deze poppen echter wat ouder
worden drogen ze uit en gaan ze
verbrokkelen. Terwijl kinderen
aan onze poppen kunnen knagen
of erin bijten, zonder dat er ooit
wat bijzonders mee gebeurt.
Japan maakt verder heel goed
kope poppen van cellulosenitraat,
een zeer gevaarlijke stof vanwege
haar brandbaarheid en Duitsland
maakt ook nog poppen van cellu
lose acetaat, dat wel iets minder
fel brandt, maar tóch branden wiL
Ik vertel dit alles niet om onze
poppen op te hemelen, doch ze be
antwoorden nu eenmaal aan. zeer
hoge eisen. Ze hebben één nadeel:
je kunt ze met zo mooi schilderen
als poppen van andere
Ook de constructie van onze
poppen is iets aparts. Hoofd,
armen en benen zitten niet meer
met elastiek aan de romp vast,
zodat het niet meer kan voor
komen, dat een elastiekje breekt
en de pop stuk is. Bij onze pop
pen draaien we hoofd en lede
maten op de manier van een
bajonetsluiting aan de romp.
Zoiets is ideaal. Alweer een
vinding van Arie.
Moederinstinct'
rend van 20-60 centimeter, ligt het
voor de hand, dat de mechanisa
tie steeds verder is doorgevoerd.
Opspeciale machines, afkomstig
uit Duitsland, worden de onder
delen niet geperst maar geblazen.
Dat is meest mannenwerk. Het
vrouwelijk personeel zorgt voor de
montage, maakt kleertjes en
kleedt ze aan, al leveren we ook
zat naakte poppen af. Zelfs genoeg
zonder haar. Ze willen immers,
dat iedere moeder voor haar kind
een lief popje kan aanschaffen.
Zelfs moeders dn het buitenland,
want van onze produktie wordt
geëxporteerd, vnl. naar Duitsland
en België.
Ons bedrijf gaat nu weer een
razend drukke tijd tegemoet. Het
is een typisch seizoenbedrijf, van
wege St. Nicolaas en het Kerst
feest, al blijven we 't hele jaar
door aan de gang. Maar we stre-
De twee Steenwijkse pop-
penkoningen wikken en we
gen. Staande onze gastheer,
de heer Hendrik Nolles; en
achter het bureau zijn oude
re broer, de technisch aan
gelegde artist Arie Nolles.
ven nu nog naar poppen die slapen
kunnen, zonder de prijs sterk te
beïnvloeden. En dan een goede
mamma-stem. Dat vinden de
.meesten zo geweldig. Maar de
juiste oplossing hiervoor hebben
we nog niet. Want we kunnen
er geen stem in lijmen. Dan laat
ze los als er water bijkomt. En
dan zegt een kind: m'n pop is
kapot."
„Voorspelt u de pop nog een
lange toekomst?"
„In de grijze oudheid speelden
de kinderen al met poppen. Er
zijn o.a. poppen gevonden in de
pyramiden van Egypte. En pop
pen zullen altijd blijven, ondanks
de geweldige veranderingen die
we beleven. Ik geloof dan ook
voor honderd procent in haar toe
komst. Maar men moet géén gek
ke dingen doen, dus geen Walt
Disney-poppen gaan maiken. Daar
went het kind op den duur wel
aan, maar voor dat echte ver
trouwen, waarmee kinderen zich
zo graag aan hun pop overgeven,
moet je de gewone, natuurlijke
gezichtjes handhaven. Dèt heeft
de ervaring ons al lang geleerd.
Zo ploeteren we dus maar
verder.
En ten slotte hebt u
die spreuk daar zien han
gen?" Dat hadden we in
derdaad en we lazen; ,,Zo
de Heer het huis niet
bouwt tevergeefs arbeiden
de bouwlieden" (Psalm
127 1).
CIERADEN, staat er op een
kleine caravan, een kleine
woonwagen, aan de Havenkade
te Scheveningen. Het wagentje
valt haast niet op tussen de ve
le grotere woonwagens, die hier
al jaren staan. Toch kent ie
dereen uit deze omgeving de
caravan met het bord „Siera
den". Men kent de caravan al
lereerst om de bewoners, twee
jonge mensen: hij met een kloe
ke ringbaard, zij met een lan
ge blonde haren en een lachend
gezicht. Het zijn Jan en Jannie
Lambrechts, beiden uit Brabant
afkomstig en nu ruim een jaar
in Den Haag levend.
Waarvan levend? Die vraag
stelt men zich natuurlijk als de
kleine caravan bekeken wordt, de
smalle ruimte waar twee mensen'
moeten leven, welke ruimte ver
licht wordt met mooie oude pe
troleumlampen. Ondanks de wei
nige ruimte en het gebrek aan
comfort zijn die twee mensen
toch dolgelukkig met hun bezit.
En de bezoeker voelt zich ter
stond thuis. Dan ontdekt men op
nieuw dat niet de ruimte maar
Voor een rugdecolleté heeft
deze halsband een fraaie de
coratieve werking.
de sfeer bepalend is voor een wo-
Jan en Jannie Lambrechts le
ven heel sober, kunnen zich geen
luxe veroorloven en hebben er
echt ook niet zo'n behoefte aan'.
Maar ze verlangen er beiden wel
intens naar eens zo te kunnen
leven als ze zich hebben voorge
steld toen ze drie jaar geleden
trouwden. Ze willen namelijk le
ven van de sieraden, die onder
de handen van Jan Lambrechts
ontstaan. Die mogelijkheid is er
nu nog niet en daarom werken ze
beiden voor een schoonmaakbe
drijf. Iedere dag van 6 tot 8 uur
en van 18 tot 20 uur maken ze
een groot kantoorgebouw schoon.
Ze schamen er zich echt niet
voor. Ze willen leven en eerlijk
geld verdienen, niet bedelen, niet
de smachtende en miskende kun
stenaar uithangen. Jan en' Jannie
Lambrechts staan met beide be
nen op de grond en zijn voldoen
de nuchter om in te zien, dat je
beter je geld kunt verdienen met
schoonmaken dan' met bij de over
heid aan te kloppen.
Geen edelmetaal
TAN LAMBRECHTS studeerde in
J Brabant (Tilburg) aan een
academie en aan een kunstnijver
heidsschool. In Den Haag bezocht
hij nog even de Vrije Academie.
Eerst was hij in' Brabant en in
Den Haag werkzaam bij de tele
fooncentrale. maar daar waren de
verdiensten ook niet al te ruim.
En dus werd contact opgenomen
met een schoonmaakbedrijf. Oor
spronkelijk is Jan Lambrechts
tekenaar. Al werkend vond hij de
weg naar het ruwe metaal. Te
keningen zijn er genoeg. Sieraden
natuurlijk oök, maar anders dan
Jan Lambrechts maakt.
Jan Lambrechts is namelijk
geen edelsmid. Hij werkt niet
met edele metalen. „Het is zo
tragisch voor een heleboel vrou
wen, dat ze zich altijd moeten
opdoffen met goud en zilver. Ei
genlijk is dat geen compliment
voor de vrouw. Een mooie vrouw
heeft dat niet nodig. Het hele
simpele en verantwoorde voor
werp is veêl meer voor haar ge
schikt. Het %'oorwerp dat een be
paalde functie vervult, zoals dat
in oude tijden ook de gewoonte
was", zegt Jan Lambrechts.
Overal haalt Jan Lambrechts
heel gewoon metaal vandaan, ij
zer en koper, wit metaal dat een
grote soepelheid heeft. Op een
klein oud zoldertje in Schevenin
gen heeft hij zijn werkplaats,
waar hij zaagt, snijdt, hakt,
buigt en glazuurt. In een hoekje
van de caravan heeft hij enkele
fluwelen doeken hangen waarop
hij zijn sieraden uitstalt. Armban
den, oorhangers, ceintuurs, col-
ciers, broches, diadeems, haar
kammen, enz. enz. En zijn vrouw
maakt bedrukte kleedjes. Samen
hebben ze ook poppen voor een
poppenkast gemaakt.
Geen cliché's
BIJ zijn ontwerpen wil Jan Lam
brechts zich niet herhalen.
Hij maakt van alles maar één
stuk en' probeert die exclusivi
teit te handhaven. Wie dus een
armband heeft van Jan Lam
brechts weet zeker dat een an
der niet met eenzelfde exemplaar
De bedoeling van Jan Lam
brechts is echt het sieraad een
functie te geven, een decoratieve
of symbolische functie die geheel
bij het type past, dat zo'n sie
raad wil dragen'. „Vrouwen zijn
vaak niet kritisch genoeg en wil
len iets hebben, wat ze mooi vin
den zonder er op te letten of het
ze staat". Zo'n vrouw krijgt bij
Jan Lambrechts geen kans, want
dan zegt hij eerlijk dat het niet
goed is voor dat doel.
Bij de eerste aanblik zal men
misschien wat vreemd kijken
naar al die sieraden. Ze zijn an
ders dan de normale. Maar wie
de sieraden een functie ziet ver
vullen zal er anders over gaan
denken. Jan Lambrechts zoekt
het bij zijn voorwerpen allereerst
in de sierlijkheid van lijn. Hij
werkt niet met veel versieringen,
met ballast. „Als de simpele lijn
het niet doet en het voorwerp
moet dus worden aangevuld met
heel drukke ballast, dan deugt
het voorwerp niet".
Het is een prachtig standpunt
en aan die eis voldoen al de sie
raden van Jan' Lambrechts. Een
simpel wit metalen halsband heeft
als enige beweging twee gedraai
de krullen achter in de hals. Da
mes in avondtoilet, dus met een
sterk rugdecolleté, zullen hiervan
veel plezier kunnen beleven. Het
geeft een heel klein en' fijn accent
aan de hals en ruglijn. Zo ook de
armband, die boven aan de arm
gedragen moet worden. Het zijn
altijd maar kleine accenten, die
eigenlijk weinig aandacht vragen,
maar toch een functie hebben.
Bij zijn ontwerpen gaat Jan
Lambrechts ook vaak uit van
voorstellingen, zoals b.v. een
vliegende vogel of een fontein.
Uit de fonteinidee ontstond die
sierlijke haarpen, die als kam
achter in de haren wordt gesto
ken en die boven het hoofd uit
van heel dun metaal een fon
tein suggereert, sierlijk en
glinsterend. Soms werkt Jan
Lambrechts met oude stenen,
die in allerlei gedempte kleuren
een bepaald reliëf aan het voor
werp geven, zoals b.v. bij oor
hangers. De beweging in de ko
peren ceintuurs zoekt hij door
de oppervlakte oneffen te ma
ken, door allerlei donkere glazu
ren en ook door b.v. midden
voor een opening et laten, waar
door de japon blijft meespreken
in het geheel. Het is alles van
een grote originaliteit en van
een grote artistieke waarde.
Twee jonge mensen werken aan
hun toekomst en ze verdienen
de aandacht van allen, die de
werkelijke betekenis van het
sieraad verstaan.