Kunst konden zeggen uit ruw/ metaal ZATERDAG 24 SEPTEMBER 1960 JE zou het er helemaal niet zoeken, daar aan dat groezelige kanaal in Steenwijk, met aan weerskanten een collectie foeilelijke gebouwen. En toch staat daar de enige poppenfabriek van Nederland. Met grappige, gestileerde letters vermeldt de gevel de woorden, ,,'t Poppenrijk". Dat is de naam van die fabriek, die uit de nood geboren werd, maar waar nu de gebroe ders Arend (52) en Hendrik (47) Nolles een welvarend bedrijf leiden, dat zeventig mensen een behoorlijke boterham verschaft. Want in goed tien jaar tijds wist men de produktie, die in 1948 zo'n 67.000 stuks bedroeg, tot het tienvoudige op te voerenEn het perspectief is nog véél groter, als men, zoals Hendrik Nolles ons vertelde, er maar in kon slagen, die poppen behalve haar flinke dosis schoonheid en degelijkheid ook nog een goede mamma-stem mee te geven „Met die slaapogen redden we het wel", zei hij nogal prozaïsch over het stukje poëzie, dat elk kind toch in een pop weet te ontdekken. „Maar die stem, ziet u, dat is niet zo eenvoudig. Daar heeft m'n broer Arend de technicus van ons tweeën, want ik ben meer administra tief ingesteld al heel wat over geprakkizeerd. Als we hiervoor nu óók nog de oplossing konden vinden. Ja, een stem construeren is geen kunst. Dat is een kwestie van een blaasbalgje. Maar een stem die we in ONZE poppen kunnen gebruiken. Dat is om de drommel niet eenvoudig, De poppen uit Steenwijk doen denken aan een meca- nodoos. Met enkele hand grepen haal je ze uit en zet je ze weer in elkaar. Je kunt erop gaan staan, er trekt geen vuil in, je kunt ze met alles en nog wat af wassen en ze willen niet branden LATEN we niet op de dingen vooruit lopen, maar u eerst*deelge- noot maken van het interessante antwoord, dat Hendrik Nolles gaf op onze vraag, hoe twee jonge mannen, met lieve vrouwen en kinderen, hun troost des tijds konden gaan zoeken bij poppen. „Als geboren en getogen Steenwijkers", zo begon hij, „hadden we in de binnenstad een best beklante grossierderij in.... rookartikelen. De zaken draaiden gesmeerd, totdat de oorlog uitbrak. Al heel gauw werd de tabak schaars, de ta baksbonnetjes werden steeds duurder en daar begon de zwa re Belgische shag haar (klan- destiene) zegetocht door ons steeds armer wordende landje. Ook de zgn. „eigen teelt", waar in je, als ze niet goed gefer- menteerd was, bijna stikte, won meer en meer veld. Nu hadden wij naast diverse tabaksartikelen ook altijd siga rettenvloeitjes verhandeld, het geen ons op het denkbeeld bracht, filtertjes te gaan maken, die men met dat zware bocht in een vloeitje mee kon rollen teneinde keel en longen wat te sparen. We kochten er een bepaalde soort closetpapier voor, u weet wel, van dat fijne crêpe-papier, m'n broer construeerde een speciaal snijmachientje en daar we ook nog over enkele meisjes beschik ten van de bijna stilliggende ta- baksgrossierderij, kon het filter- tjes-idee onmiddellijk in praktijk worden gebracht. 't Bleek inderdaad een gelukkig idee, want 't liep weldra storm om die filtertjes, daar iedere ro ker wilde blijven smoken, hoe inferieur de tabak ook werd. En daarmee was ons broodje gered. Toch duurde het niet lang, of er kwamen nieuwe wolken aan de horizon. De moffen gingen de bedrijven uitkammen voor de ,,Arbeitseinsatz" in Duitsland. Of m'n broer, óf ik kon best gemist worden, vonden ze, om een open gevallen plaats in een Duitse fa briek in te nemen. We wisten ze echter de overtuiging bij te bren gen, dat we eigenlijk twee bedrij- i grote partij afvallapjes. Arie houden moesten worden, dus wel de tabaksgrossierderij als de filtertjesfabriek. Dus kon noch m'n broer, noch ondergete kende worden gemist. „Akkoord", zeiden zc, en daarmee was die moeilijkheid ook Totdat zich weer een ander probleem aan ons opdrong: er was geen crêpe-papier meer te krijgen. Niettemin moesten we, 't koste wat 't wil, die meisjes aan de slag houden. Anders was de kans groot, dat wij al- letwee naar Duitsland werden gedeporteerd. En het piekeren begon opnieuw. Gelukkig had m'n broer een buurman die in de textiel zat. Die was nl. filiaalhouder van een confectiefabriek in Den Helder Véél ging er bij hem ook niet meer om we leefden al in 1943 maar hij beschikte nog over Opmars der Continenten DR IS alleen maar nieuws onder de zon. Vol ver wondering horen, zien en le zen we dagelijks van opwin dende vormveranderingen in de werelddelen. We moeten daarbij niet in overdrijving vervallen, of in hongerige sensatiezucht en nieuwsgie righeid blind zijn voor de omstandigheden, waaronder zo vele van deze grote da den tot stand komen. Alleen hij, die de natuurlijke ge steldheid van de verschil lende delen van de aarde en de geschiedkundige ontwik keling van haar volken kent, zal heden en toekomstmoge lijkheden juist leren beoor delen. Nog altijd valt niet al les de mensen in de schoot en nog altijd moet er onver moeibaar worden gestreden tegen natuurgeweld en ziek- te. Bij de bouw van het Pa namakanaal stierven 20.000 mensen aan de gele koorts; in de Sahara leggen arbei ders en ingenieurs olieleidin gen aan in de gloeiende zon en in het hete zand bij tem peraturen tot 70 graden, nog altijd kunnen aardbevin gen. wervelstormen en over stromingen de geweldigste menselijke arbeid in enkele seconden vernielen. Er is nog zoveel te doen. Van de 900 miljoen kinderen op on ze aarde leven er nog 600 miljoen in armoede. Nog al tijd sterven er jaarlijks meer dan 30 miljoen mensen van honger. Alleen maar nieuws onder de zon het reeds be reikte is groots, maar er Dit is het slot van de in leiding tot Opmars der conti nenten, een zeer kloeke uit gave van de Zuid-Nederland se Uitgeverij N.V. te Ant werpen en de Koninklijke Van Gorcum Comp. N.V. te Assen, waarin van de „opwindende veranderings processen in alle wereldde len wordt verhaald in nieuwsberichten, reportages, vertellingen en beelden". Er is alleen maar nieuws onder de zon, concluderen de samenstellers, mensen van de wetenschap, wier naam een waarborg is, dat de be handelde stof goed gedocu menteerd i«. Het boek (eerste deel, zo wordt er vermeld) behandelt Arktis en Antarktis, Verenig de Staten en Canada, en Azië, de ontwakende reus, en op een manier die ons er bijna toe zou verleiden hele gedeelten over te nemen. Elk verhaal is boeiend ge schreven en van voldoende importantie om het te lezen (zie bijv. De Poolpost „Jan Mayen" seint S.O.S., „Gehei me Jacht op targets", en De stroom uit de „Zoete Zee"). Dit boek laat het werkelijke gezicht van onze wereld zien. Wie 1 et eenmaal in handen heeft zal er uren mee zoek brengen. Bijzonde re aandacht verdienen wel de beeld- en tekstpagina's, die origineel en modern van opvatting zijn. Opmars der continenten, is een belang wekkend boek met een mas sa interessante, nooit ge hoorde zaken. van hem overnemen en kwam 's avonds, naar me toe met: „Zeg, we gaan harlekijnen maken". Eerst begreep ik hem niet he lemaal, maar toen hij over pop petjes begon waren we het on middellijk eens. We hadden weer grondstoffen, we hadden meisjes die met naald en draad konden omspringen en hard ging-ie: arm pjes, beentjes, buikje, hoofdje, overal zaagsei in, oogjes, oor tjes, neusje en mondje op de hoofdjes geborduurd en daar er zo langzamerhand geen stukje speelgoed meer te koop was, raakten we die dingen nog vlot kwijt ook. En wel aan een oude relatie, een tabakspijpengrossier in Groningen, die door z'n laatste pijpen heen was. Met de 12 meisjes echter, die we in dienst hadden, konden we helaas slechts een 360 harlekijn tjes per week maken. Veel ver dienen konden we dus niet. Doch we waren al blij, dat we een soort werkverschaffing hadden. Intussen kwam er wéér een kink in de kabel. Op zekere dag verscheen er een mijnheer bij ons van het Rijkstextielbu- reau, die de harlekijntjes in Groningen had ontdekt en naar de herkomst had gevraagd. Weet u wel, dat u in overtre ding bent?", zo vroeg hij, „u moet voor dat werk een ver gunning van ons bureau heb- Ik naar Nunspeet, waarheen dat bureau van Den Haag uit was overgeplaatst. We krégen onze vergunning, gingen rustig verder, totdat de Dolle Dinsdag (september 1944) aanbrak. Een stroom van Duitse gewonde mili tairen vloeide naar de noordelij ke provincies. Alle mogelijke lo kaliteiten moesten ontruimd wor den om als lazaret dienst te doen. En honderden meisjes ook hier in Steenwijk werden opgecommandeerd voor verpleeg- sterswerk. De meesten voelden daar natuurlijk niets voor en do ken onder. Maar daarmee ston den wij zonder personeel... Daar toen al gauw de hongerwinter be gon, waarin iedereen zich alleen nog maar druk maakte om wat eten op te scharrelen, hebben we het einde van de oorlog „rustig" afgewacht, met de bedoeling, straks weer met de tabak te be ginnen. Goed bekeken In deze laatste maanden her innerden we ons echter, dat we in 't voorjaar van 1944 eens bezoek hadden gehad van de Groningse speelgoedgrossier Van der Werf. Die kwam kij ken, of we hèm ook misschien harlekijntjes konden leveren. Maar hij begreep direct, dat het kwantum dat we maakten, daarvoor veel te klein was. Hij bleef nog wat nababbelen en plaatste zo de opmerking: „En toch zit er toekomst in een pop penfabriek. Want 90 procent van alle speelgoed importeerde Nederland altijd uit Duitsland en Japan, doch die twee lan den zijn over een poosje beide van de kaart." Deze v/oorden uit de mond van een vakman waren voor ons aan leiding, enkele boekwerken over poppen op te sporen zo bijv. „Die Puppe in allen Zeiten" teneinde een beetje inzicht in die materie te krijgen. En toen de bevrijding er was, maar de ta bak voorlopig nog niet, gingen we weer afvallapjes kopen en opnieuw harlekijntjes maken, 't Was met dat al reeds bijna augus tus geworden en nu kwam er ook weer tabak. Die namen we er toen maar bij. Totdat ons duide lijk werd, dat onze twee bran ches wel wat èrg ver uit elkaar lagen om wat goeds te bereiken. Daarom zei m'n broer tegen me: „In de tabak kan je thans nog je brood verdienen, maar meer ook niet". De glorie was er uit. De handel was kapot. Vele klei ne verkoopplaatsen, zoals de kap pers en de kruideniers, aan wie wij voor de oorlog heel wat le verden, mochten geen rookartike len meer verkopen. Bovendien ging het publiek veel meer naar bepaalde merken vragen. Er was een andere mentaliteit onder de rokers gekomen en dus besloten we: „weg met die tabakshandel". Over die stap hebben de Steen wijkers heel wat afgeroddeld. Zo in de trant van: „Wat een kerels. Hun vader bouwde een pracht- zaalk op en zij geven er nu een schop tegen". Hoe het ook zij, we gingen ons eigen weggetje. Dat wil zeggen, Arie, die een waar artist bleek te zijn, ging eerst gipsmodellen maken van poppen gezichtjes, maakte aap de hand hiervan metalen matrijzen en kocht toen hardbord (geen hard board), een isoort papier maché, dat maar door één fabriek in ons land (Van Delden te Vaassen op de Veluwe) wordt vervaardigd en o.a. gebruikt wordt in de schoe nenindustrie voor het verstevigen van de neuzen. Als je dat hard bord nat maakt kan je het kne den als stopverf en als het weer droogt wordt het erg stijf. Door dit kneedbare spul nu op de matrij zen te persen toverde Arie de begeerde pqppensnudtjes te voor- Voor dat persen gebruikten we aanvankelijk oude persen van ge liquideerde sigarenfabrieken, die eT in Steenwijk genoeg waren. De papier-maché snuitjes kregen een roze kleurtje, op de plaats van de ogen werden twee donke re stippen aangebracht en vervol gens bevestigden we de masker tjes op de lappenkopjes van de harlekijntjes, wat het veel beter deed dan die geborduurde ogen en oren. Dat werden we onmid dellijk bij de verkoop gewaar. NSB-papier „Een tijdlang hebben we ook nog gewerkt met „papier-ma- chè" uit Meppel. Daar werd nl. de N.S.B.-krant het „Agrarisch Nieuws" gedrukt, die na de oor log natuurlijk niet meer mocht verschijnen. Wij kochten toen de hele voorraad krantenmatrij zen op, die, zoals u zult weten, van papier zijn dat zich na be vochtiging op soortgelijke ma nier laat bewerken als het pa pier uit Vaassen. maken, steeds in twee helften, die met nietjes aan elkaar werden ge hecht. Hoewel Duitsland met dit soort poppen toch nog weer vrij gauw aan de markt kwam, kon den we er aardig tegen concurre ren, daar zij voornamelijk werk ten op een mooi kopje, met ver waarlozing van romp en ledema ten. „We moeten ze nóg mooier maken", zei Arie op een gegeven ogenblik. En hij stelde, na veel geëxperimenteer, een pasta sa men, waar de slappe harlekijns in gedompeld werden, waarna ze werden gedroogd en een zekere stijfheid verkregen. De vraag naar onze poppen bleef met dat al stijgen, we moes ten voortdurend méér meisjes aannemen, met het gevolg, dat ze in de beperkte ruimte van de voormalige tabaksgrossierderij tenslotte op eikaars schoot zaten. We betrokken daarom deze oude graanmaalderij aan het Steenwij- kerdiep. En van nu af aan wer den alle papier-maché kapjes in de ex-maalderij gemaakt en de rest, de lappen romp en ledema ten, in de binnenstad. Op 1 januari 1948 begonnen we aan het Steenwijkerdiep met de fabricage van complete poppen van papier-maché. We hadden daarvoor al gauw vijftig mensen in dienst. De loonpost werd hier door vrij hoog, maar het mate rieel kostte niet veel, zodat we toch konden vasthouden aan ons oorspronkelijke devies: een mooi papje voor een redelijke prijs. Ons afzetgebied was immers maar beperkt. We leverden ze vooral aan de gewone winkeliers, al verkochten we ook wel aan wa renhuizen. De papier-maché pop pen werden in 1948 nog aan het publiek verkocht voor 5.75, maar e eenmaal goed op gang (kon deze prijs tot 2.95 worden verlaagd. We hadden nl. in 1950 al een produktie van 100.000! Regen als vijand maché poppen hadden eigenlijk nooit zulke scherpe contouren en bovendien, als een kind z'n pop 's nachts buiten liet liggen en er kwam een regenbui, dan was die pop vernield. Ondanks het dunne laagje celluloselak, waarin ze ge dompeld werden om ze mooi glad te krijgen. En sinds 1957 maken we dus onze poppen van polyethy leen, een soort plastic, dat de Staatsmijnen halen uit steenkolen. Dit is prachtig materiaal voor ons doel. Op zulke poppen kan je gaan staan; als ze vuil zijn kan je ze met elk middel ook che mische afwassen, daar ze, ui tegenstelling tot papier-maché, geen wagensmeer of ander vuil absorberen. In het buitenland, o.a. in Duits land. maakt men tegenwoordig poppen van polyvinylchloride, wat uit de aardolie wordt gehaald. Ze zien er ook aardig uit en Voelen zacht, spekachtig aan, doordat men in die poppen een zgn. week- verdeler heeft gestopt, een chemi sche stof die de boel zacht houdt. Als deze poppen echter wat ouder worden drogen ze uit en gaan ze verbrokkelen. Terwijl kinderen aan onze poppen kunnen knagen of erin bijten, zonder dat er ooit wat bijzonders mee gebeurt. Japan maakt verder heel goed kope poppen van cellulosenitraat, een zeer gevaarlijke stof vanwege haar brandbaarheid en Duitsland maakt ook nog poppen van cellu lose acetaat, dat wel iets minder fel brandt, maar tóch branden wiL Ik vertel dit alles niet om onze poppen op te hemelen, doch ze be antwoorden nu eenmaal aan. zeer hoge eisen. Ze hebben één nadeel: je kunt ze met zo mooi schilderen als poppen van andere Ook de constructie van onze poppen is iets aparts. Hoofd, armen en benen zitten niet meer met elastiek aan de romp vast, zodat het niet meer kan voor komen, dat een elastiekje breekt en de pop stuk is. Bij onze pop pen draaien we hoofd en lede maten op de manier van een bajonetsluiting aan de romp. Zoiets is ideaal. Alweer een vinding van Arie. Moederinstinct' rend van 20-60 centimeter, ligt het voor de hand, dat de mechanisa tie steeds verder is doorgevoerd. Opspeciale machines, afkomstig uit Duitsland, worden de onder delen niet geperst maar geblazen. Dat is meest mannenwerk. Het vrouwelijk personeel zorgt voor de montage, maakt kleertjes en kleedt ze aan, al leveren we ook zat naakte poppen af. Zelfs genoeg zonder haar. Ze willen immers, dat iedere moeder voor haar kind een lief popje kan aanschaffen. Zelfs moeders dn het buitenland, want van onze produktie wordt geëxporteerd, vnl. naar Duitsland en België. Ons bedrijf gaat nu weer een razend drukke tijd tegemoet. Het is een typisch seizoenbedrijf, van wege St. Nicolaas en het Kerst feest, al blijven we 't hele jaar door aan de gang. Maar we stre- De twee Steenwijkse pop- penkoningen wikken en we gen. Staande onze gastheer, de heer Hendrik Nolles; en achter het bureau zijn oude re broer, de technisch aan gelegde artist Arie Nolles. ven nu nog naar poppen die slapen kunnen, zonder de prijs sterk te beïnvloeden. En dan een goede mamma-stem. Dat vinden de .meesten zo geweldig. Maar de juiste oplossing hiervoor hebben we nog niet. Want we kunnen er geen stem in lijmen. Dan laat ze los als er water bijkomt. En dan zegt een kind: m'n pop is kapot." „Voorspelt u de pop nog een lange toekomst?" „In de grijze oudheid speelden de kinderen al met poppen. Er zijn o.a. poppen gevonden in de pyramiden van Egypte. En pop pen zullen altijd blijven, ondanks de geweldige veranderingen die we beleven. Ik geloof dan ook voor honderd procent in haar toe komst. Maar men moet géén gek ke dingen doen, dus geen Walt Disney-poppen gaan maiken. Daar went het kind op den duur wel aan, maar voor dat echte ver trouwen, waarmee kinderen zich zo graag aan hun pop overgeven, moet je de gewone, natuurlijke gezichtjes handhaven. Dèt heeft de ervaring ons al lang geleerd. Zo ploeteren we dus maar verder. En ten slotte hebt u die spreuk daar zien han gen?" Dat hadden we in derdaad en we lazen; ,,Zo de Heer het huis niet bouwt tevergeefs arbeiden de bouwlieden" (Psalm 127 1). CIERADEN, staat er op een kleine caravan, een kleine woonwagen, aan de Havenkade te Scheveningen. Het wagentje valt haast niet op tussen de ve le grotere woonwagens, die hier al jaren staan. Toch kent ie dereen uit deze omgeving de caravan met het bord „Siera den". Men kent de caravan al lereerst om de bewoners, twee jonge mensen: hij met een kloe ke ringbaard, zij met een lan ge blonde haren en een lachend gezicht. Het zijn Jan en Jannie Lambrechts, beiden uit Brabant afkomstig en nu ruim een jaar in Den Haag levend. Waarvan levend? Die vraag stelt men zich natuurlijk als de kleine caravan bekeken wordt, de smalle ruimte waar twee mensen' moeten leven, welke ruimte ver licht wordt met mooie oude pe troleumlampen. Ondanks de wei nige ruimte en het gebrek aan comfort zijn die twee mensen toch dolgelukkig met hun bezit. En de bezoeker voelt zich ter stond thuis. Dan ontdekt men op nieuw dat niet de ruimte maar Voor een rugdecolleté heeft deze halsband een fraaie de coratieve werking. de sfeer bepalend is voor een wo- Jan en Jannie Lambrechts le ven heel sober, kunnen zich geen luxe veroorloven en hebben er echt ook niet zo'n behoefte aan'. Maar ze verlangen er beiden wel intens naar eens zo te kunnen leven als ze zich hebben voorge steld toen ze drie jaar geleden trouwden. Ze willen namelijk le ven van de sieraden, die onder de handen van Jan Lambrechts ontstaan. Die mogelijkheid is er nu nog niet en daarom werken ze beiden voor een schoonmaakbe drijf. Iedere dag van 6 tot 8 uur en van 18 tot 20 uur maken ze een groot kantoorgebouw schoon. Ze schamen er zich echt niet voor. Ze willen leven en eerlijk geld verdienen, niet bedelen, niet de smachtende en miskende kun stenaar uithangen. Jan en' Jannie Lambrechts staan met beide be nen op de grond en zijn voldoen de nuchter om in te zien, dat je beter je geld kunt verdienen met schoonmaken dan' met bij de over heid aan te kloppen. Geen edelmetaal TAN LAMBRECHTS studeerde in J Brabant (Tilburg) aan een academie en aan een kunstnijver heidsschool. In Den Haag bezocht hij nog even de Vrije Academie. Eerst was hij in' Brabant en in Den Haag werkzaam bij de tele fooncentrale. maar daar waren de verdiensten ook niet al te ruim. En dus werd contact opgenomen met een schoonmaakbedrijf. Oor spronkelijk is Jan Lambrechts tekenaar. Al werkend vond hij de weg naar het ruwe metaal. Te keningen zijn er genoeg. Sieraden natuurlijk oök, maar anders dan Jan Lambrechts maakt. Jan Lambrechts is namelijk geen edelsmid. Hij werkt niet met edele metalen. „Het is zo tragisch voor een heleboel vrou wen, dat ze zich altijd moeten opdoffen met goud en zilver. Ei genlijk is dat geen compliment voor de vrouw. Een mooie vrouw heeft dat niet nodig. Het hele simpele en verantwoorde voor werp is veêl meer voor haar ge schikt. Het %'oorwerp dat een be paalde functie vervult, zoals dat in oude tijden ook de gewoonte was", zegt Jan Lambrechts. Overal haalt Jan Lambrechts heel gewoon metaal vandaan, ij zer en koper, wit metaal dat een grote soepelheid heeft. Op een klein oud zoldertje in Schevenin gen heeft hij zijn werkplaats, waar hij zaagt, snijdt, hakt, buigt en glazuurt. In een hoekje van de caravan heeft hij enkele fluwelen doeken hangen waarop hij zijn sieraden uitstalt. Armban den, oorhangers, ceintuurs, col- ciers, broches, diadeems, haar kammen, enz. enz. En zijn vrouw maakt bedrukte kleedjes. Samen hebben ze ook poppen voor een poppenkast gemaakt. Geen cliché's BIJ zijn ontwerpen wil Jan Lam brechts zich niet herhalen. Hij maakt van alles maar één stuk en' probeert die exclusivi teit te handhaven. Wie dus een armband heeft van Jan Lam brechts weet zeker dat een an der niet met eenzelfde exemplaar De bedoeling van Jan Lam brechts is echt het sieraad een functie te geven, een decoratieve of symbolische functie die geheel bij het type past, dat zo'n sie raad wil dragen'. „Vrouwen zijn vaak niet kritisch genoeg en wil len iets hebben, wat ze mooi vin den zonder er op te letten of het ze staat". Zo'n vrouw krijgt bij Jan Lambrechts geen kans, want dan zegt hij eerlijk dat het niet goed is voor dat doel. Bij de eerste aanblik zal men misschien wat vreemd kijken naar al die sieraden. Ze zijn an ders dan de normale. Maar wie de sieraden een functie ziet ver vullen zal er anders over gaan denken. Jan Lambrechts zoekt het bij zijn voorwerpen allereerst in de sierlijkheid van lijn. Hij werkt niet met veel versieringen, met ballast. „Als de simpele lijn het niet doet en het voorwerp moet dus worden aangevuld met heel drukke ballast, dan deugt het voorwerp niet". Het is een prachtig standpunt en aan die eis voldoen al de sie raden van Jan' Lambrechts. Een simpel wit metalen halsband heeft als enige beweging twee gedraai de krullen achter in de hals. Da mes in avondtoilet, dus met een sterk rugdecolleté, zullen hiervan veel plezier kunnen beleven. Het geeft een heel klein en' fijn accent aan de hals en ruglijn. Zo ook de armband, die boven aan de arm gedragen moet worden. Het zijn altijd maar kleine accenten, die eigenlijk weinig aandacht vragen, maar toch een functie hebben. Bij zijn ontwerpen gaat Jan Lambrechts ook vaak uit van voorstellingen, zoals b.v. een vliegende vogel of een fontein. Uit de fonteinidee ontstond die sierlijke haarpen, die als kam achter in de haren wordt gesto ken en die boven het hoofd uit van heel dun metaal een fon tein suggereert, sierlijk en glinsterend. Soms werkt Jan Lambrechts met oude stenen, die in allerlei gedempte kleuren een bepaald reliëf aan het voor werp geven, zoals b.v. bij oor hangers. De beweging in de ko peren ceintuurs zoekt hij door de oppervlakte oneffen te ma ken, door allerlei donkere glazu ren en ook door b.v. midden voor een opening et laten, waar door de japon blijft meespreken in het geheel. Het is alles van een grote originaliteit en van een grote artistieke waarde. Twee jonge mensen werken aan hun toekomst en ze verdienen de aandacht van allen, die de werkelijke betekenis van het sieraad verstaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1960 | | pagina 17