I.B" howM Ik vocht voor tie vrijheid" BRANDARIS PUZZEL VAN DE WEEK Generaal Sosabowski 's belevenis ZONDAGSBLAD ZATERDAG 17 SEPTEMBER 1960 Eeuwen geleden namen de Staten van Holland een HET LEVEN resolutie aan, die het mogelijk maakte, dat Nederlands bekend ste vuurtoren, de „Brandaris" dit jaar tweemaal jubileerde. Het was in het jaar 1593 dat het eerbiedwaardig college der Sta ten van Holland, een onderwerp aansneed, dat een der leden na aan het hart lag. Van het Wadden-eiland Terschelling hadden op hem berichten bereikt dat een, voor die tijd reeds oud monument, werd e in verregaande staat van verwaarlozing verkeerde. De klachten Daarin gingen over een bouwwerk, dat niet alleen zijn belang ontleende aan toe de bij Terschelling gelegen Haaksgronden koerste, zijn juiste plaats te bepalen. Nadat het Statenlid zijn grieven had gespuid, r over het befaamde gebouw een resolutie aangenomen, werd geconstateerd, dat het bouwsel er inderdaad slecht Hoé slecht wel, wordt geïllustreerd met een zinsnede Het lid van de Staten van Hol land was overigens niet de eerste die zijn grieven naar voren had gebracht. Reeds in 1559 was ge klaagd, dat „de van outs kundige baeck „Brandaris" in perikel is gevallen". Dezelfde Brandaris, die nu in dubbel opzicht jubileert. Enerzijds omdat het juist veertig jaar geleden is, dat deze vuurtoren werd voorzien van een moderne elektrische verlichting. Anderzijds omdat hij, 125 jaar geleden op de 23ste september zich niet meer tevreden stelde met het op zijn „kruin" gestookte kolenvuur, maar een „echte" vuurtoren werd met een draaiend licht. Het feit, dat het oude Terschel- lingse bouwwerk aan deze twee jubilea is toegekomen, danken we dus aan de reeds eerder genoemde resolutie van de Staten van Holland. Daarin werd namelijk tevens besloten tot restauratie. De resolutie spreekt weliswaar van de oprichting van een „éndere Brandaristooren van behoorlijke hoogte en breedte, met een plat boven om te vuuren binnen 's duins bequaamste plaatse", maar een in de toren ingemetselde gevelsteen, waarop het jaartal 1594 yoorkomt, geeft toch grond aan de algemeen aanvaarde opvatting, dat er niets nieuws werd gebouwd, doch dat men ermee volstond de bestaande Brandaris te herstellen. eeuwen rustig temidden van de branding 7Iff i t -j i Lutealji&Êz Jmittr'"*i*tUL lerske abt Over de vroegste historie van dit fiere baken, dat van alle ver beteringen op vuurtorengebied steeds de primeur had, zijn de meningen verdeeld. Eén verhaal meldt, dat de stad Kampen het initiatief tot de bouw ervan zou hebben genomen. Het stadsbestuur zou in 1323 overleg hebben ge pleegd met de Schellinger edelman Claes Popma en oude kronieken zeggen, dat uit dit overleg het be sluit tot de bouw van dit „voerhuys of merck" resulteerde. Een ónder verhaal over het ontstaan van de Brandaris heeft een lerske abt tot hoofdpersoon. Deze abt, op een van zijn zwerftochten op Ter schelling te land gekomen, heette Brandanus, Brendan of Brandaris. Hij werd later heilig verklaard, en dus St. Brandaris, en toen werd ook het dorpje op Terschelling, waar hij een kerk had gesticht, naar hem St. Brandariskerke ge noemd. Volgens dit verhaal ook, zou wat nu een vuurtoren is. in die tijd een kerktoren zijn geweest. Bij de restauratie van 1593'94 zou het bijbehorende kerkje zijn afge broken. Wat er in de loop der eeuwen ook aan het bouwwerk gedok terd mag zijn, over één ding zijn alle historici het eens: in een bepaalde tijdsperiode gelegen voor 1750, was de Brandaris geen vuurtoren. Dit wordt afgeleid uit prenten uit de zeventiende en achttiende eeuw, waarop de toren een spits vertoont. En het klopt ook, want men weet dat in die tijd op een van de duintoppen bij duisternis een vuur werd gestookt en dat de toren toen slechts dienst deed als „dagmerk". Licht Zekerheid bestaat ook over het feit dat de Brandaris in 1780 wél weer vuurtoren is. Een tekening uit dat jaar laat hem namelijk zien met een lantaarn bovenin. In 1833 neemt de Staat der Neder landen de zorg voor het bouwwerk op zich en hieruit resulteert een hernieuwde restauratie in 1834. Drie jaar later wordt er een stenen wenteltrap in gebouwd en wordt het bovenste platvorm voorzien van een lantaarn. Aan zijn geschiedenis als vol slagen vuurtoren begint de Bran daris als bet zogenaamde draaiende De grenzen van de nieuwsgierigheid De grenzen van de nieuws gierigheid, door Hans Jürgen Baden. Vertaling W. H. Kel der. Uitgave W. ten Have N.V., Amsterdam. derlandse vertaling uitgekomen (,,De grenzen van de vermoeid heid" zelfs reeds in vierde druk en ..De mens en zijn ge luk"). Het was voor ons een re den, met belangstelling uit te zien naar de Nederlandse verta ling van bovengenoemd werkje. We zijn niet beschaamd gewor den. Over een moeilijk en pré cair onderwerp weet Baden vele goede, verhelderende, zo het moet vermanende dingen te zeggen. Voert hij aan de ene kant de nieuwsgierigheid" in als een legitiem-menselijk begrip, aan de andere kant laat hij het niet in het onzekere, dat aan de nieuws gierigheid zekere grenzen gesteld moeten worden. De Duitse titel. „Neugier und Glaube" leek ons overigens met de inhoud van het boekje beter in overeenstemming Waar de schrijver zijn oordeel geeft over de nieuwsgierigheid op het gebied der publiciteit lijkt het billijk, te bedenken, dat hij daarbij schrijft over verschijnse len, die in ons land gelukkig minder bedenkelijk van omvang en gesteldheid zijn. lenticulaire lamplicht van tweede grootte wordt geplaatst (1835 of 1837). Dit draaiende licht was een uitvinding van de geniale Franse natuurkundige Augustin Jean Fresnel (1788—1827), lid van de Académie dés Sciences en vooral bekend door zijn spiegelproef. Het licht was geplaatst „54 Ne- derlandsche ellen boven gewoon hoog water" en het karakter ervan was ,,elke minuut één schittering van 14 a 15 seconden". In 1864 had de techniek inmiddels al weer zo veel vorderingen gemaakt, dat men van mening was er beter aan te doen het oude licht te verwijderen. Het werd geplaatst in het Rijks museum en vervangen door een vastlicht optiek (stilstaand lenticu- lair lamplicht) van de eerste grootte, dat op de eerste november van dat jaar werd ontstoken. Als lichtbron deed dienst een vierpits petroleum vlamlicht In 1907 werd ook dit lichttoestel weer afgebroken en vervangen door een draaiend zogenaamd dub- beloptiek. Lichtbron was een kool- spitsenlicht, dat echter dit nadeel had dat na iedere vijfenhalf uur nieuwe koolspitsen moesten wor den ingezet 35 kilometer In juli van het jaar 1920 kwam echter de grote dag. „Een fabriek in het zuiden des lands", had namelijk een gloeilamp vervaar digd, die in vuurtorens dienst kon doen. Opnieuw had de Bran daris de primeur van deze ver betering de nieuwe lamp ont ving de naam „Brandarislamp" en hij straalde nu een licht uit, dat bij helder weer tot op 33 kilometer uit de kust zicht baar was. Ook de aandrijving van het draaiend optiek werd toen geëlektrificeerd. Het karak ter van het licht was: elke vijf seconden één schittering van 0,4 seconde. Het huidige karakter is: elke vijf seconden één schittering van 0,3 seconden. De Brandaris valt voor wat de technische verzorging betreft, even als de dertien overige langs de Nederlandse kust geplaatste vuur torens, onder de Technische Dienst van 's Rijks Kustverlichting, ge vestigd in Scheveningen. Het is de taak van deze dienst de toestand van de kustverlichting op peil te houden, onderzoekingen te verrich ten en verbeteringen aan te bren gen. Vandaar dat er ook een proef station aan verbonden is. De Nederlandse kustverlichting slaat in vergelijking met het bui tenland een zeer goed figuur. Veer tien vuurtorens de vaklieden spreken over „grote verkennings- lichten" op het betrekkelijk kleine stukje kust, dat de Neder landse staat „in beheer" heeft, is in vergelijking met het buitenland veel. Maar toch is het geen over bodige luxe, want de Nederlandse Noordzeekust staat bij de zeelieden in een kwade reuk. doen zou hebben met het geven van de lichtsignalen, want dat gaat volledig automatisch. Maar wel doen de vuurtorenwachters dienst als „uitkijk". Zy houden de scheep vaart in het oog en ze zijn eigenlijk de vooruitgeschoven posten van kustwacht en reddingswezen. Het personeel van de Tech nische Dienst van 's Rijks Kust verlichting bestaat uit ongeveer veertig man. Een deel daarvan is voortdurend onderweg langs de Nederlandse kust, om op de vuurtorens storingen te verhel pen, om de apparatuur na te zien en verbeteringen aan te brengen. Ook zij zullen in deze dagen, met wat meer dan de normale aan dacht de jubilaris op Terschel ling bekijken. Trouwens een to ren die al meer dan zes eeuwen achtereen een baken is voor de zeelui, is die aan dacht zonder meer wel waard. Als de spreekwoordelijke wachter aan de lage kust rijst de stoere Brandaris uit boven de huisjes en de dui nen van Terschelling. De gevelstenen geven belang rijke data aan in de bewo gen geschiedenis van de kerktoren/vuurbaak. De ge denksteen in de Oostelijke gevel herinnert aan de restauratie van 1594, nadat de Staten van Holland zich het lot van de toren hadden aangetrokken. In één van de gevelstenen aan de Noordkant wordt dankbaar gememoreerd hoe de toren in 1660 voor vernietiging door brand gespaard bleef. Moeilijk Het is een moeilijk gebied, waar veel mist voorkomt en waar licht bakens. waarvan de lichtsterkte door de jaren heen steeds is op gevoerd. bijzonder welkom zijn. Het karakter van de vuurtoren lichten, waarmee men bedoelt de duur van de schitteringen en de regelmaat waarmede zij zichtbaar zijn, kan natuurlijk maar niet willekeurig worden gekrzen. Om - -» -1-'— taSSS (Jat het vuurtorens eenzelfde karakter heb ben, worden er sinds het eind van de eerste wereldoorlog regelmatig internationale conferenties gehou den, waar deze zaken worden be sproken. Voor de verspreiding van berichten over wijzigingen van de karakters der vuurtorens en andere berichten welke voor de grote vaart van belang zijn, zorgt het Nederlandse Bureau voor Hydro grafie. 'Dit bureau verspreidt de zogenaamd B.A.Z.'s, de berichten aan zeevarenden, welke zowel per radio als per bulletin worden door gegeven. De vuurtorens ln Nederland veel er van werden opgericht onder de regering van koning Willem III, waaronder de gietijzeren exempla ren zoals men die vindt in Scheve ningen en op Ameland zijn alle bemand. Niet dat de „bemanning" iets te KRUISWOORDRAADSEL Horizontaal: 1. werktuig bestemd om de koers der schepen op zee te bepalen, 11. overal, 12. makker, 13. plaats v. duiven, 14. provincie in Achter Indië, 17. voor, 18. jaar (afk. Lat), 19. steel, 21. lidwoord, 22. gem. in Gelderl., 23. zandheuvel, 25. alles (Eng.), 26. meisjesnaam, 28. voorzetsel, 30. groezelige, 31. verborgen ge houden, 32. nauw, 33. gesloten. 35. opening ener fuik, 37. scheeps- vloer, 39. komt van de bijen, 41. rijschool (afk.), 43. gem. in N.H., 46. heden, 47. zangstem, 49. voegwoord, 50. voorzetsel, 51. Euro peaan, 53. jongensnaam, 54. in 1945 ontdekt geneesmiddel ter be strijding van tuberculose. Verticaal: 1. duivel, 2. muze der geschiedenis, 3. spelonk, 4. eme ritus (afk.), 5. stand, 6. platboomd binnenvaartuig, 7. lengtemaat (afk.), 8. brij, 9. karakter, 10. kan men op zitten, 14. onheilaan brengende godin, 15. snede, 16. onbep. voornaamw., 19. alpenpas tussen 't dal v. d. Achter-Rijn en het Como-meer, op de grens van Grauwbunderland en Italië, 20. Schots graafschap ten Z. v. d. Firth of Forth, 22. herkauwend dier van het geslacht der hert achtigen, 24. gem. in Groningen, 25. vlaktemaat, 26. Europeaan 27. leeftijd (Fr.). 29. buiging, 34. landstreek, plaats, 36. in elkaar gevlochten ring van bloemen, 38. oude benaming v |f samenstel van geldende rechtsvoorschriften, 40. gem. liter, 39 N. Brab. 42. kasteel, 44. koemestvocht, 45. buisvormig ingewand, 46. ont OPLOSSING VAN DE VORIGE PUZZEL Hor. 1. schop, 5. kanon, 9 beest, 13. leis, 15. sen, 16. mars, 17. ba, 19. iets, 21. tang, 22. B.m, 23. els, 25. tinkoning. 28. ara. 29. Loes, 31. pel. 32. eed, 33. Oran, 34. eind, 36. la bel, 38. snik, 40. Noor, 42. mep. 43. soda, 45. af, 47. open, 49. dame. 50. mi, 51. lied, 52. Veen- dam, 53. roes, 54. Mn, 55. adat, 57. lood. 59. es, 60. baal, 61. spa, 63. smak, 65. kerk, 66. satan. 63. aard, 70. leed, 71. sta. 72. les, 74. nors, 76. een. 77. ope rateur. 80. mot, 81. dn, 82. ader. 83. reep, 85. M.O.. 86. blik. 87. ets, 89, zier, 91. reden, 92. stier. 93. steel. Vert. 1. sabel. 2. Hl> 3. oei, 4. Piet, 6. as, 7. Nero, 8. on, i het jaar, 52. muzieknoot, 53 9. bang, 10. erg, 11. es, 12. to man, 14. stip, 16. mand, aloë, 20. snel, 21. Tiel, 22. brak 24. sein, 26. klam, 27. neep, 28 aria, 30. snoodaard, 33. onder daan. 35. dop. 37. beknopt, som, 39. Palma, 41. Reval, 43 samos, 44. Lisse, 46. Fin, 48 net, 49 dal. 50. mee, 56. dak 58. oma, 60. been, 61. Saar, 62 aalt, 64. krom. 65. keen, ster, 67. Neer, 69. drom, 70. Ie der, 71. spek, 73. Suez, 75. stoe 77. Odin, 78. anti, 79. reis, ale, 84. pet, 86. b.d., 87. et, Se. 90. re. INZENDINGEN Inzendingen worden vóór donder dag a.s. op ons bureau verwacht. Oplossingen mogen uitsluitend op een briefkaart worden geschre ven. In de linkerbovenhoek ver melden: .Puzzeloplossing". Er zijn drie prijzen: een van 5.en twee van 2,50. TJET is de grootste tragedie van hun leven geworden, dat zij, die zich hadden ingezet voor de bevrijding van ande ren, nooit meer in de gelegen heid zijn gesteld het eigen land en het eigen volk de vrijheid te brengen. Generaal-majoor Stanislaw Sosabowski en zijn Eerste Onafhankelijke Poolse Parachutistenbrigade moesten de wapens neerleggen, toen in mei '45 de Duitse troepen waren verslagen. Politieke overwe gingen maakten het de geal lieerden onmogelijk verder op te rukken naar het Oosten; de Sowjets begonnen bezit te ne men van het grootste deel van Oost-Europa. De Poolse vrijwil ligers, die roem hadden geoogst op de Europese slagvelden wer den naar Engeland terug ge haald, en voortaan zouden zij „uitgeweken Polen" of „vrije Polen" heten. De Engelse regering, die zich genoodzaakt zag hen een plaats in de maatschappij te geven, trachtte hen over te halen van nationali teit te veranderen. Duizenden Po len emigreerden naar Australië, Canada, Amerika, en honderden gjngen proberen een nieuw be staan op te bouwen in Nederland en omringende landen. „Maar", zo schrijft generaal Sosabowski, „velen van ons, vooral in mijn leeftijdsgroep, konden er niet toe komen onze nationaliteit op te geven. Men mag dat koppigheid noemen, of trots, of wat men maar0wil, maar ik ben ten slotte als Pool geboren. Ik heb vele veldslagen voor mijn land geleverd en ik hoop nog altijd, dat Polen eens weer vrij zal zijn en dat ik dan zal kunnen terugkeren naar mijn eigen tehuis Hartekreet Hij schrijft dit in: Ik vocht voor de vrijheid, dat (in verta ling) bij A. W. Sijthoff te Leiden is verschenen. Het is de harte kreet van een man, wiens vader land nog steeds onder het com munistische bewind zucht, en van dat verlangen naar een vrij en onarhankelijk Polen is het gehele boek doortrokken. ,,Ik hoop nog altijd, dat Polen eens weer vrij zal zijn Wie het boek heeft gelezen zal de woorden van jhr. dr. C. G. C. Quarles van Ufford, oud-commis saris van de Koningin in de pro vincie Gelderland, die het boek inleidde, volkomen onderschrij ven. „Het is alleszins waard", zegt hij, ,,er kennis van te nemen Het heeft mij van a tot z geboeid. Natuurlijk ook omdat ik deze merkwaardige figuur, een echte ruige vecht-generaal en vurig pa triot door herhaalde ontmoetin gen bij de Airborne Pilgrimages zo goed heb leren kennen en waarderen Maar zeker niet min der om het gespierde verhaal van zijn belevenissen". Strijdbaar Generaal Sosabowski is inder daad een merkwaardig man. Een man, die nooit een blad voor de mond neemt en ongezouten is in zijn kritiek. Zijn chef getuigde eens van hem: „Generaal Sosa bowski is een strijdbaar soldaat, en een commandant met overtui ging en kennis. Hij is niet een man, die passief „Ja, comman dant" zegt. Hij heeft zijn eigen mening en hij is niet bang die bekend te maken, hetgeen hij een enkele keer nogal onomwonden doet. Maar als de beslissing is ge vallen on de bevelen zijn uitge geven, dan is hij een loyaal en gewetensvol officier". Hij werd geboren in 1893 in Stanislaw, dat toen in Zuidoost Polen was gelegen. Zijn jeugd was zwaar omdat hij door de dood van zijn vader al heel jong op eigen benen moest staan en voor zich zelf moest zorgen. „Maar", be toogt hij nu, ,,die harde noodzaak heeft mijn karakter gestaald. Ik moest plannen maken, beslissin gen nemen en dus steeds met overleg te werk gaan. Wat ik in de familiekring zei, werd zonder kritiek aanvaard. Ofschoon ik het niet besefte, begon ik me toen al te ontwikkelen tot een leider" Wanhopen De politieke spanningen, waar. onder Poler. ook al in die dagen leefde, bracht hem op veertien jarige leeftijd bij de Poolse on dergrondss beweging. Hij ging be horen tot de eerste gewapende groeperingen en later werd hij, na een zeer zwaar examen, benoemd tot een van de tachtig officieren van het verzet „Ik had het druk en ik leidde een afwisselend le ven Ik kreeg nooit tijd om te wanhopen. Dat is een van de grote voordelen, die grote armoe meebrengt: er is geen tijd voor wanhoop. Maar ik heb de werke lijke genoegens van de jeugd niet gekend. Ik was lang voor mijn tijd een man, maar juist daarom had ik doelstellingen en idealen, waarvoor ik mijn leven lang ben blijven vechten. Mijn leven heeft in het teken gestaan van de ac tieve dienst en de oorlogvoering. Ik heb meegevochten in veldsla gen tegen de Russen, de Oosten rijkers en de Duitsers. In heel Europa, van Warschau tot Arn hem neb ik oorlog gevoerd en nu i gewo: Gruwelen Hij kwam voor het eerst ln actieve militaire dienst in 1914, toen de Oostenrijkers alle in aanmerking komende Polen op riepen en in de strijd wierpen tegen andere jonge Polen, die Russische uniformen droegen. Door omstandigheden had hij zich niet kunnen aansluiten bij het Poolse legioen, dat onder de beroemde maarschalk Pil- soedski aan de kant van de Oostenrijkers tegen de Russen streed. En in 1914 leerde hij de gruwelen van de oorlog kennen. „Het was een afgrijse lijke, bloedige periode, die een onuitwisbare indruk op me heeft gemaakt." Russische in- fanterie-eenheden hadden zijn onderdeel omsingeld. Het werd een strijd op leven en dood. Er heerste een paniekstemming, niet alleen onder de militairen, maar ook onder de burgers. „Soldaten, die hun onderdeel kwijt waren en zich piet kon den legitimeren werden als spionnen aan lantaarnpalen op gehangen. Ik zag een Hongaar, die op deze wijze de dood vond alleen omdat niemand zijn taal machtig was. In een stadje hing aan bijna elke lantaarn iemand met opengezakte mond en een gebroken nek en ik ben er vast van overtuigd, dat de meesten onschuldig waren geweest. De predikant van onze school werd op een dag mee gesleept en als ik er niet toe- toevallig getuige van was ge weest, dan had men hem ook opgehangenIn die tijd leerde ik inzien hoeveel macht een militaire commandant be zit; hij heerst over leven en dood. Ik besefte ook welke ver plichtingen een commandant heeft tegenover zijn manschap pen en tegenover zichzelf. Bij die verplichtingen zinkt al zijn macht in het niet!" Kinderen van Warschauw Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog voerde hij in de rang van kolonel het bevel over de beroemde infan teriebrigade „De kinderen van Warschau". En op 1 september 1939 stond hij met die brigade op enkele kilometers van War schau en machteloos moest hij toezien, terwijl nazi-vliegtuigen hun bomluiken openden en hun last van dood en vernieling uit wierpen op zijn geliefde stad en haar bevolking. „Weer be gon ons volk de strijd om de vrijheid, een strijd, die niet eindigde met de verdeling van Polen tussen Hitler en Stalin, een strijd, die zelfs niet in 1945 eindigde, maar die altijd zal blijven voortduren. Geen politieke partij en geen dictator is in staat het verlangen naar vrijheid, dat in het Poolse land leeft, voor goed te onderdrukken. Polen zal opnieuw vrij worden. Als Polen is bezet en het leger in krijgsgevangenschap gaat, weet hij naar het buitenland te ontkomen. Hij wil zich aan sluiten bij het Poolse onder grondse leger. En hij kon niet vermoeden, dat hij zijn vader land nooit meer zou terug beeft hard gevochten. Niet al leen op de slagvelden, maar ook op militaire en burgerlijke bureaus. Want in die eerste dagen na de val van Polen, werd het de Polen verweten, dat zij de troepen van Hitler niet hadden verslagen. Euro pese generaals, die nog geloof den in de strategie van 1914, die niets wisten en niets be grepen van een Blitzkrieg pro beerden hem de les te lezen en te vertellen op welke punten de Polen een fout in de oorlog voering hadden gemaakt. Het is zijn eerste bittere ontgooche ling: wanbegrip, en het niet erkennen van de dapperheid van het Poolse leger. Polen, die voor de oorlog reeds een goed heenkomen hadden gezocht, werkten hem tegen in zijn plan nen een eenheid op te richten, die de strijd zou voortzetten tot Polen weer was bevrijd. Met Kerstfeest 1939 is hij daarvoor in Parijs. En met enige bitter heid schrijft hij over die epi sode: „Parijs was de oorlog vergeten. Lachende mensen haastten zich beladen met in kopen naar huis om te midden van hun gezinnen de geboorte van Christus feestelijk te her denken. Maar onze gedachten gingen terug naar Polen, waar degenen, die ons dierbaar wa ren nog woonden. Zouden onze vrouwen en kinderen nog wel genoeg te eten hebben?" Conflict Wanbegrip En dan begint zijn strijd, waarover hij verhaalt in: Ik vocht voor de vrijheid. Hij Nog tijdens de oorlog in Frank rijk, wijkt hij uit naar Engeland. Daar richt hij zijn Eerste Onaf hankelijke Parachutistenbrigade op, waarmee hij te zijner tijd de Poolse verzetsbeweging in Polen wil steunen. Omdat hij geen blad voor de mond neemt, komt hij doorlopend in conflict met de Engelse en geallieerde legerlei ders. Want men zegt hem van alles toe, maar tot daden wórdt niet overgegaan. Er komt een kloof tussen hem en generaal Browning. „Hij scheen van de bij het Engelse leger wel meer voorkomende opvatting uit te gaan, dat de meeste buitenlan ders gek zijn en als zodanig moeten worden behandeld." En als zijn parachutistenbrigade ein delijk is gevormd, wordt zij niet gebéuikt om Polen te bevrijden, maar om generaal Urquhart bij te staan in de hopeloze strijd om Arnhem. „Oude Sosab" Zijn brigade springt «n Sosa bowski springt. In niets wilde hij de mindere van zijn eoldaten zijn en daarom werd de „oude Sosab" door hen op handen gedragen. Hij strijdt met hen in de voorste gelederen, waar het gevaar dreigt is hij te vinden. Hij vecht met generaals over de te voeren stra tegie, hij wil doorzetten, waar anderen de strijd willen staken. Hij was ervan overtuigd, dat de geallieerden dicht bij de over winning waren. „Ik heb me vaak afgevraagd of Montgomery, als hij zich op 25 september (1944) met Brian Horrooks in Nijmegen had bevonden, diens plan om nog een poging op grote schaal te wagen niet zou hebben onder steund en of de Slag om Arnhem dan niet met een overwinning zou zijn geëindigd in plaats van met een nederlaag...." Over de Europese slagvelden daalde in 1945 de stilte van de vrede. Maar voor generaal So sabowski is de vrede nog niet gekomen. Hij leeft als banne ling in Engeland, en elke dag nog knaagt het verdriet over het lot van Polen aan zijn hart. Hij vocht voor de vrijheid maar voor de vrijheid van an deren. Dat is de tragiek van een van de dapperste generaals uit Wereldoorlog 2. Correspondentie betreffende deze rubriek aan de heer W. Jurg, Vrederustlaan 176 Den Haag. Oplossingen I: 22—18 (13x22), 39—34 (12—18 A). 34—30, 40x29, 28—23, 38—33, 32x5. A: (22—27), 32x21, 36x47, 38—32, 34x5. II: 4440 4439 wint niet, daar dan kan volgen 13—19, 34—30, 24x35, 28—22 enz. met remise), 1319A, 4035, 2025, 29x20, 25x14, 34—29, 14—20, 35—30, 20—25 (op 20—24, 29x20, 18—23 volgt 30—24, 23x21, 24x13, 21—17, 33—28 met winst), 29—24, 25x34, 24x11, 33—29, 34x21 en 26x8. Met deze enkele fragmenten, die slechts een vluchtige blik werpen op Springer als dammeester en -problemist moeten we helaas volstaan. De invloed, die van zijn persoon uitgegaan is bij de verbrei ding van ons spel, kunnen we slechts erkennen door hem te herdenken als één der groten onder de pioniers voor onze dambeweging. sproken woorden over organisatorische problemen, dan wel zijn meesterschap als problemist of blindspeler? Chronologisch gezien doen we aan zijn verdiensten ver moedelijk niet tekort als we wijzen op de fraaie wijze, waarop Springer in 1928 in het voor die jaren sterk bezette toer nooi te Amsterdam op de wereldtitel be slag legde vóór spelers als Molimard, Herm. de Jongh, Bonnard, Fabre en Rus tenburg. De wijze, waarop de nieuwe titelhouder van zijn ernstige concurrent Molimard wist te winnen is nu welhaast als klassiek te beschouwen. Volledigheids halve willen we deze nog eens illustreren (zie diagram). SPRINGER De kwaliteiten van Springer als proble mist worden het best geïllustreerd in zijn reeds gememoreerde werk „Problemen, Lokzetten en Studies". Dat Springer in zijn problematiek steeds aansluiting zocht - bij het praktische spel blijkt wel uit de ♦"Gi—- die wij hieronder In memoriam B. Springer Het plotseling overlijden van de Neder landse oud-wereldkampioen B. Springer op 29 augustus jl. te Parijs heeft ongetwij feld op vele damliefhebbers een diepe indruk gemaakt. Hoewel de nu overledene i.v.m. zijn gezondheidstoestand ge durende de laatste jaren slechts spora disch aan damwedstrijden deelnam, was hij nog in vele opzichten actief bij de belangrijkste damtoernooien betrokken, hetzij als organisator dan wel als wed strijdleider of verslaggever. Zijn markan te verschijning zal in de komende wed strijden waarbij we met name denken aan het binnenkort te houden wereld- damtoernooi dan ook ernstig worden gemist. Als we in deze rubriek de vele ver diensten van Springer voor de dambewe ging willen memoreren, zijn we er van overtuigd, dat ons beeld verre van vol ledig zal zijn. Wat zullen we van deze veelzijdige figuur in de herinnering terug roepen: zijn indertijd ongeëvenaarde kwa liteiten als partijspeler, zijn vele ver diensten als damjournalist, zijn propagan distisch ijveren voor de internationalise ring van ons damspel, zijn met gezag ge- Zwart: 6/13, 15/17, 19, 20, 23/25. Wit: 22, 26, 28. 32, 33, 35/40, 42, 43, 45, 48, 49. MOLIMARD Springers laatste zet (met zwart) was 1823. Molimard meende nu voordeel te behalen door 3024 (20x29 gedw.) en 3933. Zwart vervolgde toen echter met 3—9!, 19x30 30—34. 9—14 en 13x22 met De betekenis van Springer als dam journalist komt naar onze mening het duidelijkst naar voren als we wyzen op zijn in samenwerking met Herm. de Jongh geschreven standaardwerk „Damstudies en Analyses" Daarnaast zouden we nog kunnen noemen zijn in 1929 verschenen ,,Hoe ik wereldkampioen werd", alsmede „Problemen, Lokzetten en Studies" (1930) en „Hoe leer ik dam men" (1932). Verder genoten ook zijn analyses in „Het Damspel" en enkele

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1960 | | pagina 18