Lammigje Boonstra
Petrouchka en...Adam Faith
En zo brengt Lammigje elke
dag weer opnieuw de klok
ken in beweging. Ziek mag
ze eigenlijk nooit zijn en dat
is ze dan ook nimmer.
ZATERDAG 17 SEPTEMBER 1960
ONTMOETING IN STEENWIJK
226 Treden per dag op en af
KAROS VAN STAAT
rok eeuwen geleden door Den Haag
JTVEN aarzelden we nog, maar het kón haast niet missen.
Ja, dat was ze inderdaad: Lammigje Boonstra-Van den Boer,
de haast 70-jarige klokkenluidster van Steenwijk en als zodanig
de oudste van Nederland. Een klein, kittig wijfje met spierwit
haar, dat in de wind wapperde als een vlag aan een mast.
We herkenden haar, doordat we nog niet lang geleden toe
vallig een paar flitsen van haar op de televisie hadden gezien.
Dat was toen ze 35 jaar het torenbrons van de hervormde St.
Clementskerk had doen juichen en wenen over de noordwest-
hoek van Overijscl.
Thans kwam ze daar aangelo- Ze zijn rooms-katholiek, maar ik
pen, arm in arm met haar doch- heb m'n hele leven nooit lievere
ter Jantje Grootes, op weg naar mensen ontmoet
haar kleine huisje, dat staat in Na deze vloedgolf van familie-
de Neerwoldstraat en kadastraal aangelegenheden zweeg het bruin-
gemerkt is als no. 22. verweerde gezichtje even, terwijl
„Wel, wel", zei ze olijk, nadat de sterk gerimpelde handen, die
ze ons een stoel had aangeboden al zo ontzaglijk veel werk verzet
en nu zelf ook ging zitten, ,,was ten, onafgebroken over het rood-
het met die televisie nog niet pluche tafelkleed bleven strijken,
mooi genoeg? Nou, óf ik me zelf als lag het nog niet glad genoeg,
bekeken heb! Want ik moest van
te voren als filmster optreden, 't ..Maar hebt u dan nog altijd zo-
Was alleen zo erg gauw voorbij, veel omhanden?", vroegen we,
Maar dit blijft." En giechelend om het gesprek een andere wen.
van blijdschap wees ze naar de
ere-medaille der Orde van Oranje- dlng te geven'
Nassau, die op haar zwarte wol
len jasje prijkte. „Als onze Lieve
Heer me nu maar gezond laat,
hoop ik er nog vijf jaar bovenop „Dat
te doen. Misschien dat ik dan
genoeg heb van het kloliken lui- J.n^ verontwaardigd over zoveel
den. 'k Zoü me echter geen raad naïviteit. „Geloof gerust van mij,
Onze oudste
klokkenluidster
Geen verstek
i ik denken", zei
i al
ALS in de tijd van de Repu-
bliek gezanten van bevrien
de mogendheden in Den Haag
arriveerden stond een „Ka
ros van Staat" gereed om hen
ter statelijke audiëntie te rij
den. Nu gaat dat allemaal an
ders: een prozaïsche auto
brengt de gezanten en ambas
sadeurs naar Paleis Soestdijk,
waar zij hun geloofsbrieven
aan de Koningin overhandigen.
Maar in die oude tijd was er
de Karos, een kostbaar rij
tuig, kunstzinnig versierd en
getrokken door briesende en
welverzorgde paarden.... En
toch: in feite is al lang voor
de komst van de Fransen het
instituut van de „Karos van
Staat" in diskrediet geraakt.
Misschien mag men met enige
fantasie zeggen, dat nog iets
van het sprookje telkenjare
herleeft op Prinsjesdag, als de
Gouden Koets door de Haagse
straten rijdt....
In 1796 was nog één karos
aanwezig al wist toen bijna
niemand meer van het bestaan
ervan af. Eigenlijk heel toeval
lig kwam men er achter. In dit
tweede jaar van de Bataafse Re
publiek was er ook tóen al!
te weinig geld. En dus werd
de begroting post voor post ijve
rig nageplozen. O.m. vond men
toen deze post: „bewaarder der
Karossen van Staat", aan welke
functie een jaargeld van hon
derd zilveren dukaten was ver
bonden. Toen de bewaarder voor
het Comité (dat de vroegere
Raad van State verving) ver
scheen en een half jaar voor
schot vroeg, rees de vraag, of de
functie niet volledig afgeschaft
kon worden.
Over die vraag moest een lid
van het college rapport uitbren
gen. Het was mr. Jacobus
Schéltema, die nog dezelfde
dag op onderzoek uittoog en
reeds de volgende dag zijn rap
port kon indieneneen (vaak
geestig) rapport, dat ongetwij
feld onder het stof der geschie
denis zou zijn verdwenen, als
iemand het niet de moeite
waard had gevonden het in
1844 te laten verschijnen. Bo
vendien verscheen er zestien
jaar later in „De Navorscher"
nog een commentaar op en zo
doende hebben wij een interes
sant overzicht gekregen van
het hele geval.
Erbarmelijk
Hoe mr. Jacobus Scheltema de
karos vond?, In een bijzonder er
barmelijke situatie! In de stal,
waar de koets was opgeborgen,
bad een hevige brand gewoed,
als gevolg waarvan het voertuig
ernstig was beschadigd: versier
selen ontbraken, evenals de bok
en de kroon op de kap, terwijl
„alles door den dikken rook en
damp als met een vale doods
kleur overtrokken was.Het
onderstel was doorgezakt, door
dat het ijzerwerk was verroest,
de riemen, waaraan de bak hing,
waren geheel verdroogd, de mot
ten hadden het fluweel praktisch
geheel opgegeten en het houtwerk
was vermolmd.
Over de versierselen schreef
mr. Jacobus Scheltema het vol
gende: „De kolom der Standvas
tigheid is omgevallen; de Gcreg-
tigheid mist hare balans; de
Voorzigtigheid heeft haar hoofd
verloren; de vierde plaats is le
dig, maar uit bewaarde fragmen
ten heb ik gemeend te moeten
opmaken, dat de Goede Trouw
aldaar gestaan heeft".
Zinnebeelden
Met het schilderwerk viel het
mee: op het achterstuk en op de
middenvakken stonden zeer kun
stig de eendracht, de vrijheid, de
godsdienst en het geloof verzinne
beeld, terwijl de leifde en de
hoop op de voorzijde een 'plaats
hadden gekregen. Onder het gro
te voorglas had het wapen der
Generaliteit gestaan. En aan het
voorwerk moesten beelden van
de koophandel en de zeevaart
hebben gepronkt.
Bij de karos werden nog be-
Speu
waard de nodige tuigen voor zes
paarden, alle van rood fluweel
met vergulde gespen. Ook hingen
er rode mantels en mutsen voor
de koetsier en de voorrijder, al
les rijkelijk met goud galon be
zet, maar door de tand des tijds
ernstig aangetast.
Afgeschaft
De beslissing van het Comité
was niet moeilijk: de functie vari
bewaarder werd afgeschaft,
maar om de goede man enigs
zins tegemoet te komen werd be
sloten voor hetgeen hem nog be
taald moest worden en ter scha
deloosstelling van het verlies van
zijn post hem de hele affaire
maar cadeau te doen.
„Bij de nieuwe diplomatie ts
alle luister afgeschaft en de
ambassadeurs schijnen thans
meer gesteld te zijn op presen
ten bij hun vertrek dan op ce
remonieën bij hun komst....",
zo oordeelde mr. Scheltema
somber in zijn rapport. Hoe
dan ook: de karos werd ge
sloopt en voor afbraak ver
kocht. Het hout werd verbrand,
de zware spiegelglazen werden
gebruikt voor een schijf van
een elektriseermachine. De bes
te panelen werden bewaard om
ze als schilderijen te kunnen
verkopen.
uren
Mr. Jacobus Scheltema had
blijkbaar zó'n plezier in het ge
val gekregen, dat hij aan het
speuren ging naar de geschiede
nis van de karos. Hij kwam tot
de conclusie, dat kort na de
Vrede van Munster prins Willem
II het voertuig zou hebben laten
maken en dat koning-stadhouder
Willem III het zou hebben ge
bruikt als hij in Den Haag was:
zijn eigen rijtuigen stonden in
Engeland. Zijn Engelse koetsiers
zouden overigens met de karos
niet erg zachtzinnig zijn omge
sprongen, hetgeen mr. Scheltema
tot deze opmerking bracht: „mis
schien wel volgens eene gewoonte
den Engelschen bij zonder eigen,
om in het gebruik van eens an
ders eigendom niet altijd even
omzigtig te zijn..
Nog meer meende mr. Jacobus
Scheltema te hebben gevonden
op de karos, n.l. sporen van het
wapen van Willem III. dat na
zijn dood zou zijn overgeschil
derd. Vanaf 1747, toen een einde
kwam aaii het tweede stadhou
derloze tijdperk, moet de karos
werkloos in een stal hebben ge
staan: Willem IV zou voor het
gebruik ervan niets hebben ge
voeld. De functie van bewaarder
zou toen zijn ingesteld.
Niet juist
Het Is echter helemaal niet ze
ker, dat bovenstaande lezing juist
is. Een zekere Leupen heeft na
melijk eens nagegaan, of de ka
ros Inderdaad in het midden van
de zeventiende eeuw was ge
bouwd. Hij geloofde daar niets
van. In die jaren werden karos
sen n.l. voor bijzondere plechtig
heden door de Republiek ge
huurd bij de adel of voorname
personen. De koetsiers kregen
dan een geldelijke beloning. De
eerste statiekoets, die op kosten
van de Staten-Generaal werd ge
maakt, dateerde pas van 1660,
dus twaalf jaar na de Vrede van
Munster. Dit rijtuig mocht alleen
„voor dienst" worden gebruikt.
De opdracht werd verstrekt
aan de wagenmaker Barent van
Syburgh, die in 1661 met zijn
werk gereed was. Het beeld
houwwerk was geleverd door de
beeldhouwer Pieter Roman en de
fraaie paneeltjes waren van de
hand van Andries de Haan. De
karos moet naar schatting der
tigduizend gulden hebben gekost
en dat was in die tijd nog
heel wat meer dan tegenwoordig.
Alleen al aan gouden en zilveren
franje en passementen moest
zestien mille worden betaald;
aan roodkarmozijn fluweel was
voor duizend gulden verwerkt.
Afbetaling
Of de Heren Staten nu ge
schrokken zijn van Syburghs ho
ge rekeningen is niet bekend,
maar wèl staat vast, dat zij eerst
dat het luiden van de klok eigen
lijk de hele dag beslag op je
legt. En verstek laten gaan kan
je natuurlijk niet. Nou ja, zater
dag ben ik nog naar Aalsmeer
geweest. Naar het bloemencorso.
O zo mooi. Dat was me o.a. aan
geboden voor m'n jubileum. In
zo'n bijzonder geval neemt een
van m'n dochters het luiden waar.
Maar een bezoek aan Havelte of
aan Wolvega leg ik altijd af tus
sen twee luidtijden door."
ï'n vader heeft
i zulk
In het uiterst sobere,
wel intieme vertrekje, dat
binnenkwamen via een portaaltje
van een vierkante meter, hing
een koekoekskiokje aan de wand.
Het stond stilomdat het de
fect was.... Voorts waren er aller
lei toio's op het behang geprikt,
waaronder één van Hendrik Boon
stra, haar man, die reeds op 51-
jange leeftijd aan astma over
leed. Daarvóór had hij vele jaren
getobd met z'n kwaal, zodat
„Lammegien" gelijk heel werk nooit wat gedaan. En ik
Steenwijk haar noemt al kort deed het in het begin zo af en toe
na haar trouwen uit werken moest maar eens, als Hendrikje Ooster
gaan om voor het gezin de kost hof verhinderd was. Dat was een
te verdienen. En dat gezin had ongetrouwde vrouw die, net als
negen kinderen kunnen tellen, als vroeger, vlak bij de kerk
er niet vijf (vroeg) waren ge- woonde. Nimmer vergeet ik die
storven, onder wie pén, dat door zondagochtend in 1924, toen het
een paard-en-wagen doodgereden acht uur had geslagen, maar het
werd. Vier dochters heeft ze nu luiden achterwege bleef, 'k Zei te-
nog over: Jantje Grootes (38) en gen m'n man: „Gunst, Hennikje
Jantje de Ruiter (33), die beiden vergeet te luiden. Ik liep de deur
ook in Steenwijk wonen en haar, uit, ging bij haar binnen en toen
als dat eens nodig is, altijd kra- ik haar niet zag pakte ik de sleu-
nig ter zijde staan. Verder Anlje tel van de toren om voor haar
Rollen (43) en Trijntje Plat t36), in te springen. En wat dacht u.
die respectievelijk in Meppel en eenmaal terug zag ik Hennikje.
Loosdrecht woonachtig zijn. Ze nóg niet. 'k Haalde m'n man er-
zijn allen gehuwd en zonder uit- bij, overal zochten we, totdat we
zondering een beetje jaloers op haar ten slotte op zolder vonden
moeder, omdat ze nog zo gewei- meer dood dan levend. Ze was
dig flink is. getroffen door een beroerte. Kort
„Ik heb mijn moeder óók nog", daarna blies ze de laatste
klonk het opeens weer triomian- adem uit
telijk uit het tanige mummel
mondje, dat een licht brilletje on
ophoudelijk trillen deed. „En el
ke veertien dagen of drie weken
zoek ik haar op in Havelte, waar Van dle tjJd af heb ik
ze in een rusthuis zit. Natuurlijk het luiden voortgezet,
is ze al heel oud. al negentig.. Eerst een jaar op proef,
dus een mens van een dag. Die En daar er geen enkele
behoor je daarom dikwijls te be- klacht wac vernomen
vkrk°kgT'dT"
precies te zijn in Wapseveen dat cleel als klokkenluidster
onder Havelte valt. Mijn vader aangesteld. Sindsdien ga
had daar een boerderijtje, waar ik elke ochtend tegen
ik als tweeling op de wereld achten, elke middag tegen
kwam. twaalven en elke avond
Op de fiets tegen negenen de deur uit
om m'n taak te vervullen.
M n tweelingzuster Jantje leeft En zoals gezegd, ik zou
ook gelukkig nog. Die is getrouwd er echt niet „Teer buiten
met ene Kroeze en woont in Mep- 'r Dullen
pel. Dan heb ik nog een broer kunnen Dat lulden is een
Hendrik, die tien jaïr jonger is heel outil! eewoonte, die
dan wij en hier in Steenwijk naar m'in mcnlag n00
woonachtig is. Henk komt nogal maf,v,erÏ711ilen",
eens bij me aan, maar m'n zus s driemaal
zie ik niet veel. Zij komt weinig Per daS' E" hoe lang.'
en ik heb gewoon geen tijd om VDtaTO h^b, noolt
naar haar toe te gaan. Voor mo™ gelet' Ik d?nk' telkens. z0
der moet ik tijd maken. Want 't ?n|eve.e'' minuten
is toch altijd nog drte kwartier 7n"d"°*
fietsen. Ja, ik fiets altijd naar
Havelte! Er gaat
tien gulden worden betaald. Maar
daarvan moet de gemeente Steen
wijk er vier hebben, omdat het
haar toren is. En de zes gulden
die overblijft delen we met z'n
„Ja, wat dacht u dan?!", viel
ze zichzelf in de rede. „Ik kan
dat luiden voor een begrafenis on
mogelijk alleen doen. Daarvoor
heb ik altijd hulp nodig van een
dochter die, als ik onder in de
toren sta, me gauw komt zeggen
dat ik beginnen moet. En daar bij
de begrafenissen behalve de ge
wone klok ook de zware dodenklok
geluid moet worden, krijg ik bo
vendien hulp van Pijlman (66) en
zijn vrouw, die samen deze twee
de klok bedienen. Na afloop van
de plechtigheid luiden we dan nog
„Inderdaad, de St.-Clementsto-
ren heeft maar twee klokken: één
uit 1604 en één uit 1606. Tijdens
de oorlog werden ze door de
Duitsers weggesleept, maar beide
zijn weer teruggehaald kunnen
worden. Wat dat aangaat waren
wij gelukkiger dan de roomse
kerk, want die raakte één klok
kwijt, terwijl wij ook nog de klok
van de kleine kerk mochten be
houden."
Bijzondere dagen
„Ja, er zijn hier nog veel meer
kerken: een flinke van de gere
formeerden, een kleine chr. gere
formeerde. een kleine van de
doopsgezinden, een kerkgebouwtje
van art. 31. Dat zijn ze geloof
ik. Maar geen enkele ervan heeft
een klok. Daar hoeft men dus
niet te luiden. Ik evenwel des te
meer. Bijvoorbeeld ook nog 's zon
dagsavonds om half 8, als er om
8 uur jeugddienst is. Daarvoor is
dan de kleine kerk weer niet
groot genoeg. Voorts luid ik al
tijd voor de Kerstnachtdienst, op
24 december om 11 uur 's avonds.
En natuurlijk nog op andere bij
zondere dagen, zoals op de avond
van 4 mei, om kwart voor 8, voor
de herdenking van de doden van
de Tweede Wereldoorlog.
uwt,
de daken vliegen, dat doet me al
lemaal niets. Als er geluid moet
worden trek ik m'n mantel aan,
sla al of niet nog een warme doek
om en meld me in de toren pre
sent. 't Lijkt heel wat, maar dat
stukje naar de kerk loop ik ln
nog geen twee minuten. Behalve
als het glad is. Dan doe ik het
voorzichtig aan en ga ik weieens
op kousevoeten."
„Je hebt toch ook nog geluid
toen prinses Beatrix geboren is",
liet onverwachts dochter Jantje
Grootes erop volgen.
„Ja, is dat zo?", vroeg het kras
se vrouwtje lichtelijk verbaasd.
.,'t Kan best zijn dat je gelijk
hebt. Dat weet ik allemaal niet
meer. Ik zal wel voor alle prin
sessen geluid hebben. behalve
voor Margriet, omdat die in 1943
in Canada geboren werd. In elk
geval word ik voor al die extra
dingen ook extra betaald. Dat
weet ik heel zeker."
Warme stoven
Wéér giechelde het oudje en
wel zo hard, dat ze haar buik
moest vasthouden. En ze ging
verder met: ,,'s Winters zorg ik
ook nog voor warme stoven. Er
is wel centrale verwarming in de
kerk, maar er zijn toch nog ze
ven dames, die er een stoof bij
moeten hebben. Ja zelfs midden
in de zomer kunnen twee van
haar het nóg niet zonder stoof
stellen. Doch dat hindert niet.
Veel erger is het, als tijdens het
luiden de klepel naar beneden
komt. Echt waar, dat is vóór de
oorlog eens gebeurd tijdens een
begrafenis. En een lawaai! 't Leek
of heel de klokkenzolder instort
te. Vooral Pijl en z'n vrouw
schrokken hevig, omdat het pre
cies boven hun hoofden plaats had.
Ik stond meer opzij aan m'n
touw te trekken. Daarmee moest
ik toen alléén verder gaan
Het leer van de klepel is al gauw
weer gerepareerd, zodat het weer
jaren mee zou kunnen. Doch na
de oorlog ontdekten we, dat die
oude klepel door een gloednieuwe
was vervangen. Hoe, dat heb ik
nooit gehoord. Vermoedelijk is
er, nadat de diverse klokken al of
niet gehavend in ons land waren
teruggekeerd, bij de herstelwerk
zaamheden een vergissing be
gaan. Op de klokkenzolder staan
overigens nóg twee oude klepels.
die afkomstig zijn weet
Waarv;
Op proef
geen trein of bus heen. Als het
Zondags luidde ik ech
ter wel zeven keer. Eerst
's ochtends om 8 uur.
dan om 9 uur vóórluiden
voor de godsdienstoefe-
dat
waait word je wèl
trappen. Ben ik er eenmaal dan uc YlcI,OL, "7. «"®SSss voor
kan ik uitrusten Dan Mets ik de tw,eede godsdienstoefening nog
w,k.t 1Jvit-ia IK eens twee lreer en rvm CI „nv
met moeder over alles „at. iUO eil
vast zit. Erg gezellig, want ze is
nog zo bij de pinken!
Ook ga ik zo af en toe nog eens
naar Wolvega niet met de
fiets, doch met de bus. Daar "kiitaT kïrkie "l'uidTk
vertoeven m een rusthuis twee -ë'- ,ine Kerkje, luid ik
oude dames, die vroeger in Steen
wijk woonden en bij wie ik des
tijds als werkster kwam. Dat wa
twee keer
's avonds voor de laatste maal.
Maar sedert de avonddiensten
niet meer in de Grote- of St.-Cle-
mentskerk worden gehouden maar
de Onze Lieve Vrouwekerk, het
Deze geweldige deuren, die
toegang geven tot de toren,
werden door Neerlands
oudste klokkenluidster in
die 36 jaar al zeker meer
dan 40.000 maal geopend
en gesloten.
ik
Zo heb ik het ook nog eens
meegemaakt weer tijdens een
begrafenis dat het Iuidtouw
van m'n klok brak. Ik holde on
middellijk naar de klokkenzolder,
waar ik toen maar het omgekeer
de deed van wat ik gewend was
te doen. Ik sloeg nu de klok niet
meer tegen de piepel aan, maar
de klepel tegen de klok. Wel was
ik erg blij, toen de uitvaart ten
einde was, want als je van zó
dichtbij moet luiden, is het of ho
ren en zien je vergaat."
Watertoren
226 treden. Ik doe dat
risten te begeleiden, die graag
Steenwijk eens van de lucht uit
willen bekijken. Je komt dan
eerst op de slangenzolder zo
genoemd naar de brandslangen
die er gedeponeerd zijn. Daarop
volgt de zolder met de waterbak,
want deze toren dient tevens als
watertoren voor de gemeente. Ver
volgens bereikt men de zolder
waar de klokken hangen. Daarna
de uurwerkzolder. En ten slotte
maar daarmee bemoei ik me
nooit de torenspits. U gelooft
het misschien niet, doch toen het
uurwerk nog niet elektrisch was,
moest ik elke ochtend naar de
vierde verdieping om de klok met
de hand op te winden."
„Nooit moeilijkheden met de
toeristen gehad?"
„Dat gaat best. Meestal weten
ze wel hoe het hoort en er blijft
nogal eens wat voor me over
ook. Toch heb ik één keer de po
litie erbij moeten halen. Het is
nl. streng verboden op de toren
te roken of er voorwerpen af te
gooien en een jongeman stoorde
zich aan dit laatste niet. Maar
dat is ook de enige keer geweest,
dat ik het zélf niet af kon met
m'n grote mond.
Nu ga ik lang niet altijd mee
naar boven. Eerst taxeer ik het
gehalte van de bezoekers. Valt
Lammigje Boonstra. met de
sleutelbos in de rechterhand,
op weg naar de toren van de
Sb. Clementskerk in
Steenwijk.
dat wel mee, dan blijf ik rustig
beneden zitten breien voor m'n
kleinkinderen. Want de ruimten,
waar het publiek niet komen mag,
heb ik stevig afgesloten. Soms
vraagt men, hoe lang men boven
blijven mag. „Voor mijn part een
uur", zeg ik als ik het niet zo
druk heb met andere zaken. Doch
is dat wel het geval, of is het
koud in de toren, dan mogen de
bezoekers niet langer dan een
kwartier op de trans vertoeven.
Dat roken geeft me nog wel
eens zorgen. Daarom loop ik, als
alles boven is, meestal even de
toren uit, om van buitenaf een
oogje in het zeil te houden. Al is
de hoogte van de trans ook 56
meter, dat is voor mij nog geen
bezwaar. Zelfs de spits, die tot
een hoogte van 86 meter reikt,
kan ik nog altijd heel goed waar
nemen. En mocht lk twijfelen
met die rokerij, dan ga ik, als
alles vertrokken is, toch nog
maar zelf naar de trans. Er
brand uitbre-
Frans
Het enige wat ik wèl eens ver
velend vind is, dat wanneer ik
huiswaarts ben gekeerd, en ik
met m'n huishoudentje verder wil
gaan, er opnieuw aan de deur
wordt gebeld door mensen, die de
toren willen bezichtigen. Maar ja,
wat zal ik anders....? Vreemde
lingenverkeer hebben we óók no
digTrouwens, met je eigen
Steenwijkers heb je ook wel eens
wat te stellen. Zo bijvoorbeeld
nog na de voorlaatste Oud-Nieuw-
viering. Toen ik op Nieuwjaars
morgen de torenpoort naderde,
dacht ik :„Wat staat daar nu?"
Er was een grote verkeerspop
voor geplaatst, die ik niet dan
met veel moeite verwijderen kon.
Daarop keek ik eens naar boven.
En wat ik toen zag zal me altijd
bijblijven. De hcJc trans hing vol
met spullen: oude klompen, bal
lonnen, stukken van een oude de
ken, verroeste kachelpijpen, een
herenonderbroek met lange pij
pen en wat ai niet meer. Na van
de eerste verbazing bekomen te
zijn ben ik eerst gaan luiden en
daarop direct met een mes naar
boven gegaan om alles los te snij
den. Want stel je voor, dat de
dominee daaronder had staan
twaalf, door dr. ir. H. van Ries-
scn en ds. J. Firet. Uitgave J.
H. Kok, Kampen.
Tot het streven, het gerefor
meerde jeugdwerk op verant
woorde wijze aan zijn doel te la
ten beantwoorden, levert het
werkje „Een dozijn is meer dan
twaalf" een belangrijke bijdrage.
De gedachten die beide schrijvers
hier uitwerken hebben zij beknop
ter naar voren gebracht tijdens
een congres van de Nederlandse
Gereformeerde Jeugdraad, vorig
jaar oktober gehouden.
De titel wil weergeven, wat het
hele boekje beheerst: wanneer
een aantal personen in groepsver
band samenwerkt, leidt dit tot re
sultaten die veel verder reiken
dan wanneer deze mensen op
eigen houtje hetzelfde doel zouden
nastreven. Toegepast op het
jeugdwerk: wanneer men bij dit
jeugdwerk de nadruk legt op sa
menwerking in groepsverband, en
daarbij oog heeft voor de vele
factoren die ertoe kunnen bijdra
gen. dat zo'n groep goed functio
neert, zal de kans op een bloeiend
bestaan van deze groep (club of
vereniging) toenemen.
Prof. Van Riessen behandelt in
het eerste deel van deze publica
tie enkele eigenschappen van een
goed functionerende groep. Hij
put daarbij vooral uit de resulta
ten van vele. meest Amerikaanse,
onderzoekingen, op dit gebied ge
daan, zonder daarbij een al te
wetenschappelijke betoogtrant te
bezigen. Ds. Firet geeft een meer
concrete toepassing ervan op het
gereformeerde jeugdvormings-
werk, in het bijzonder de vereni
gingen van jongeren van zeven
tien jaar en ouder. Voor allen die
bij het jeugdwerk betrokken zijn
een leerzame en dikwijls ook ont
hullende publicatie.
Wat is filosofie?, door José
Ortega Y Gasset. Vertaling
dr. G. J. Geers. Uitgave
H. P. Leopold N.V, Den
Haag.
José Ortega Y Gasset mag bul
ten twijfel gerekend worden tot
de grootste denkers van deze
eeuw. Al lezend in zijn eerbied
wekkende reeks van publicaties
weet men niet, waardoor méér
te zijn getroffen: door de diepte
van zijn gedachten of door zijn
heldere en steeds boeiende be
toogtrant. Het resultaat van bei
de is stellig het kennisnemen
waard. Dit geldt ook het hierbo
ven genoemde boek van de gro
te Spaanse auteur en wijsgeer,
waarin men een aantal van zijn
filosofische beschouwingen terug
vindt. Te hopen is, dat men ook
in deze gejaagde tijd zich de
weelde van het tot zich nemen
ervan gunnen wil.
Kunstmatige Inseminatie bij
de mens, door dr. F. Bloemhof.
Uitgave G. F. Callenbach N.V.,
Nijkerk.
Een in grote tederheid en wijs
heid geschreven boekje over een
bij uitstek moeilijk en gevoelig
onderwerp. Het is goed, dat over
dit onderwerp voorlichting gege
ven wordt, en het is een gelukkig
iets, dat het hier geschiedt op
zulk een verantwoorde wijze. De
problematiek van de kunstmatige
inseminatie bij de mens kan met
terdaad nauwelijks ernstig genoeg
genomen worden.
boelhuis gingen houden van
's Lands meubilair, dat gemist
kon worden. Dë verkoping bracht
ruim vijf mille op en dat kreeg
Syburgh alvast
ln 1662 kwam er uitkomst:
de Resident te Elseneur had de
rente weten te incasseren van
aan Denemarken geleende gel
den en daarmee kon de karos
bouwer worden afbetaald. Sy
burgh, die op zijn verzoek ook
met het onderhoud van de ka
ros werd belast, heeft heel wat
keertjes op zijn geld moeten
wachten: in 1676 had hij een
vordering van niet minder dan
f 3600 lopen!
Nog meer
Behalve het toezicht op en het
onderhoud van deze fraaie Karos
van Staat heeft Syburgh het toe
zicht uitgeoefend op twee andere
staatsrijtuigen, de Swarte Caros-
se en de Carosse met glasen.
Volgens Leupen is de Karos van
Staat na een diensttijd van 36
jaar gesloopt de karos, die
Scheltema ontdekte, zou dan de
opvolger zijn geweest, daterend
uit het jaar 1697. In deze karos
sen reden de gezanten, als zij
hun geloofsbrieven gingen over
handigen of als zij op bezoek gin
gen bij de Heeren Hoogmogen-
den. En deze laatsten gebruikten
de karossen zelf. als zij conferen
ties moesten bijwonen.
dags twee keer minder. De St.-
Clements, die al van 1400 dateert,
is met haar 1200 zitplaatsen des
avonds veel te groot. Dan is dat
kleine kerkje dat overigens
even goed onder toezicht staat van
„Monumentenzorg" ruim vol
doende."
Op onze vraag, of dat luiden
ook gehonoreerd wordt, schoot ze
in de lach en maakte ze een af
werend gebaar, ,,'t Is erg weinig,
wat ik daarvoor krijg", zei ze
even later. „Doch al zouden ze er
helemaal niets voor geven, dan
nóg zou ik niet weigeren. Dat lui
den is voor mij een erebaantje.
Wel maak ik me soms ongerust
over de vraag, wie dat werk een
maal van me wil overnemen. Er
zit nl. zovéél aan vast.
Een kwartier
De begrafenissen bijvoorbeeld.
Daarvoor luid ik soms wel een
kwartier, te beginnen als de kist
uit het sterfhuis wordt gedragen
tot het ogenblik, dat het kerkhof
wordt bereikt. Tenminste, wan
neer het een sterfgeval betreft,
dat in de stad plaats had. Wanl
gaat het om iemand, die aan de
rand van de gemeente woonde,
dan begin ik te luiden, als de
stoet de plek nadert, waar vroe
ger een van de stadspoorten
stond. Steenwijk was vroeger im
mers een vesting met drie poor
ten: de Oosterpoort, de Woldpoort
en de Gasthuispoort. Deze wer
den elke avond gesloten en
's morgens weer geopend. En dat
ging in beide gevallen steeds met
klokluiden gepaard. Zo ziet u.
wélk een traditie ik nog altijd
voortzet.
Voor het begrafenis-luiden moet
A^OORDAT ik eigenlijk goed en
wel met deze rubriek begon
nen was, kreeg ik van jullie kant
al verschillende verzoeken binnen
om evenzoveel platenopnamen te
behandelen. Een ervan neem ik
nu bij de kop, met name omdat
die in vergelijking tot de an
dere gevraagde opnamen wel
het meest gemakkelijk in het ge
hoor ligt.
Als ik nu dc naam van de kom-
ponist noem: Igor Strawinsky,
dan zullen er wel enigen onder
ons wat huiverig gaan worden.
Maar „Petrouchka", waar ik nu
wat over vertellen wil, is een bal
letsuite, die sterk beschrij
vend zó sterk tot de verheel
ding spreekt, dat ik het er toch
maar op waag het hier vandaag
eens over te hebben. Het is een
typisch, verhalend muziekje; het
verhaal behandelt een Pierrot-ge
geven, dat al zeer lang in de bal
letkunst verweven ligt. Dezt
Pierrot echter is een Russische
en de naam, die men daar aan
een soortgelijke figuur gaf is die
van Petrouchka. De komponisi
voelde deze figur meer als een
soort pop aan, wat we zeer goed
in de muziek kunnen horen: een
wat houterig en schokkig rhyt-
De drie hoofdfiguren, de Moor,
de Ballerina, en Petrouchka zijn
le herkennen aan een, aan ieder
apart gegeven, thema. De pop
pen zijn eigendom van een soort
kermisexploitant, die allerlei ge-
beurtelijkheden in het oude Rus
land met hen afreisde. Hij ver
telde het verbaasde boerenpu-
bliek. dat hij over geheime krach
ten kon beschikken en hij de pop
pen leven kon inblazen. Als hij
de voorhang van zijn tent liet op
halen, zag het publiek dan de drie
poppen, die onmiddellijk met de
dans begonnen.
In de muziek kunnen we aller
lei oude volksmelodieën herken
nen, die. kunstig omweven, niet
palaten bij ons een grote bewon
dering op te wekken voor deze,
werkelijk bijzonder goede vak
man, die Strawinsky is.
Het verhaal behandelt het oer
oude liefdesverhaal van de Zuive
re minaar, die verdrongen wordt
door de brute kracht van een
kwade ziel. Meestal loopt dit dan
goed af. gelukkig, maar hier laat
Strawinsky de betrekkelijkheid
der dingen zien, wanneer hij, bij
het eind, Petrouchka laat ster
ven, maar vertelt: Er is toch
niets gebeurd? Petrouchka is
maar een pop, waarop het pu
bliek, gerustgesteld, lachend naar
de andere evenementen gaat.
Het ballet werd de 13e juni
1911 voor het eerst in Parijs op
gevoerd en gelukkig wordt er nu
nog, zo nu en dan, een uitvoering
van gegeven. Als ik nu de opna
me zelf moet beoordelen, moet ik
zeggen, dat ze goed is. Er zit
nogal wat „ruis" op, maar de
toonverzorging is beheerst, voor
al in het koper. Jammer genoeg
is de prijs vrij hoog n.l. 23.50,
wie er voor speren wil
is een Engelse opname, die
His Master's Voice en het
is ALP 1503.
Seizoen
Omdat het platen-,,seizoen" nog
niet al te enthousiast begonnen
is, zijn er op dit moment nog niet
bepaald veel plaatjes in het po
pulaire genre binnengekomen. On
der de weinigen, die er zijn, is
een topper: de nieuwe star Adam
Faith, wiens konterfeitsel hier
naast afgedrukt staat. Ziet hij er
niet prettig uit?! Nu, desondanks
klinkt zijn stem werkelijk be
schaafd. Hij zingt op Parlopho-
ne „Someone's else's baby," mis
schien wel bekend van* Radio
Luxemburg. Met de nieuwsgierig
heid mij eigen draaide ik de ach
terkant, die mij, vooral in het be
gin sterk deed denken aan de
muziek uit de film „The man
with the golden arm". Vooral die
„intro" met de bas gespeeld.
Maar ja. daarom alleen al is dit
nummer niet geschikt om hele-
maal een „topper" te worden.
Mocht je het willen beluisteren,
hier is merk en nummer: Parlo-
phone 45R 4643.
Tot volgende week.
Discoficl.