Lammigje Boonstra Petrouchka en...Adam Faith En zo brengt Lammigje elke dag weer opnieuw de klok ken in beweging. Ziek mag ze eigenlijk nooit zijn en dat is ze dan ook nimmer. ZATERDAG 17 SEPTEMBER 1960 ONTMOETING IN STEENWIJK 226 Treden per dag op en af KAROS VAN STAAT rok eeuwen geleden door Den Haag JTVEN aarzelden we nog, maar het kón haast niet missen. Ja, dat was ze inderdaad: Lammigje Boonstra-Van den Boer, de haast 70-jarige klokkenluidster van Steenwijk en als zodanig de oudste van Nederland. Een klein, kittig wijfje met spierwit haar, dat in de wind wapperde als een vlag aan een mast. We herkenden haar, doordat we nog niet lang geleden toe vallig een paar flitsen van haar op de televisie hadden gezien. Dat was toen ze 35 jaar het torenbrons van de hervormde St. Clementskerk had doen juichen en wenen over de noordwest- hoek van Overijscl. Thans kwam ze daar aangelo- Ze zijn rooms-katholiek, maar ik pen, arm in arm met haar doch- heb m'n hele leven nooit lievere ter Jantje Grootes, op weg naar mensen ontmoet haar kleine huisje, dat staat in Na deze vloedgolf van familie- de Neerwoldstraat en kadastraal aangelegenheden zweeg het bruin- gemerkt is als no. 22. verweerde gezichtje even, terwijl „Wel, wel", zei ze olijk, nadat de sterk gerimpelde handen, die ze ons een stoel had aangeboden al zo ontzaglijk veel werk verzet en nu zelf ook ging zitten, ,,was ten, onafgebroken over het rood- het met die televisie nog niet pluche tafelkleed bleven strijken, mooi genoeg? Nou, óf ik me zelf als lag het nog niet glad genoeg, bekeken heb! Want ik moest van te voren als filmster optreden, 't ..Maar hebt u dan nog altijd zo- Was alleen zo erg gauw voorbij, veel omhanden?", vroegen we, Maar dit blijft." En giechelend om het gesprek een andere wen. van blijdschap wees ze naar de ere-medaille der Orde van Oranje- dlng te geven' Nassau, die op haar zwarte wol len jasje prijkte. „Als onze Lieve Heer me nu maar gezond laat, hoop ik er nog vijf jaar bovenop „Dat te doen. Misschien dat ik dan genoeg heb van het kloliken lui- J.n^ verontwaardigd over zoveel den. 'k Zoü me echter geen raad naïviteit. „Geloof gerust van mij, Onze oudste klokkenluidster Geen verstek i ik denken", zei i al ALS in de tijd van de Repu- bliek gezanten van bevrien de mogendheden in Den Haag arriveerden stond een „Ka ros van Staat" gereed om hen ter statelijke audiëntie te rij den. Nu gaat dat allemaal an ders: een prozaïsche auto brengt de gezanten en ambas sadeurs naar Paleis Soestdijk, waar zij hun geloofsbrieven aan de Koningin overhandigen. Maar in die oude tijd was er de Karos, een kostbaar rij tuig, kunstzinnig versierd en getrokken door briesende en welverzorgde paarden.... En toch: in feite is al lang voor de komst van de Fransen het instituut van de „Karos van Staat" in diskrediet geraakt. Misschien mag men met enige fantasie zeggen, dat nog iets van het sprookje telkenjare herleeft op Prinsjesdag, als de Gouden Koets door de Haagse straten rijdt.... In 1796 was nog één karos aanwezig al wist toen bijna niemand meer van het bestaan ervan af. Eigenlijk heel toeval lig kwam men er achter. In dit tweede jaar van de Bataafse Re publiek was er ook tóen al! te weinig geld. En dus werd de begroting post voor post ijve rig nageplozen. O.m. vond men toen deze post: „bewaarder der Karossen van Staat", aan welke functie een jaargeld van hon derd zilveren dukaten was ver bonden. Toen de bewaarder voor het Comité (dat de vroegere Raad van State verving) ver scheen en een half jaar voor schot vroeg, rees de vraag, of de functie niet volledig afgeschaft kon worden. Over die vraag moest een lid van het college rapport uitbren gen. Het was mr. Jacobus Schéltema, die nog dezelfde dag op onderzoek uittoog en reeds de volgende dag zijn rap port kon indieneneen (vaak geestig) rapport, dat ongetwij feld onder het stof der geschie denis zou zijn verdwenen, als iemand het niet de moeite waard had gevonden het in 1844 te laten verschijnen. Bo vendien verscheen er zestien jaar later in „De Navorscher" nog een commentaar op en zo doende hebben wij een interes sant overzicht gekregen van het hele geval. Erbarmelijk Hoe mr. Jacobus Scheltema de karos vond?, In een bijzonder er barmelijke situatie! In de stal, waar de koets was opgeborgen, bad een hevige brand gewoed, als gevolg waarvan het voertuig ernstig was beschadigd: versier selen ontbraken, evenals de bok en de kroon op de kap, terwijl „alles door den dikken rook en damp als met een vale doods kleur overtrokken was.Het onderstel was doorgezakt, door dat het ijzerwerk was verroest, de riemen, waaraan de bak hing, waren geheel verdroogd, de mot ten hadden het fluweel praktisch geheel opgegeten en het houtwerk was vermolmd. Over de versierselen schreef mr. Jacobus Scheltema het vol gende: „De kolom der Standvas tigheid is omgevallen; de Gcreg- tigheid mist hare balans; de Voorzigtigheid heeft haar hoofd verloren; de vierde plaats is le dig, maar uit bewaarde fragmen ten heb ik gemeend te moeten opmaken, dat de Goede Trouw aldaar gestaan heeft". Zinnebeelden Met het schilderwerk viel het mee: op het achterstuk en op de middenvakken stonden zeer kun stig de eendracht, de vrijheid, de godsdienst en het geloof verzinne beeld, terwijl de leifde en de hoop op de voorzijde een 'plaats hadden gekregen. Onder het gro te voorglas had het wapen der Generaliteit gestaan. En aan het voorwerk moesten beelden van de koophandel en de zeevaart hebben gepronkt. Bij de karos werden nog be- Speu waard de nodige tuigen voor zes paarden, alle van rood fluweel met vergulde gespen. Ook hingen er rode mantels en mutsen voor de koetsier en de voorrijder, al les rijkelijk met goud galon be zet, maar door de tand des tijds ernstig aangetast. Afgeschaft De beslissing van het Comité was niet moeilijk: de functie vari bewaarder werd afgeschaft, maar om de goede man enigs zins tegemoet te komen werd be sloten voor hetgeen hem nog be taald moest worden en ter scha deloosstelling van het verlies van zijn post hem de hele affaire maar cadeau te doen. „Bij de nieuwe diplomatie ts alle luister afgeschaft en de ambassadeurs schijnen thans meer gesteld te zijn op presen ten bij hun vertrek dan op ce remonieën bij hun komst....", zo oordeelde mr. Scheltema somber in zijn rapport. Hoe dan ook: de karos werd ge sloopt en voor afbraak ver kocht. Het hout werd verbrand, de zware spiegelglazen werden gebruikt voor een schijf van een elektriseermachine. De bes te panelen werden bewaard om ze als schilderijen te kunnen verkopen. uren Mr. Jacobus Scheltema had blijkbaar zó'n plezier in het ge val gekregen, dat hij aan het speuren ging naar de geschiede nis van de karos. Hij kwam tot de conclusie, dat kort na de Vrede van Munster prins Willem II het voertuig zou hebben laten maken en dat koning-stadhouder Willem III het zou hebben ge bruikt als hij in Den Haag was: zijn eigen rijtuigen stonden in Engeland. Zijn Engelse koetsiers zouden overigens met de karos niet erg zachtzinnig zijn omge sprongen, hetgeen mr. Scheltema tot deze opmerking bracht: „mis schien wel volgens eene gewoonte den Engelschen bij zonder eigen, om in het gebruik van eens an ders eigendom niet altijd even omzigtig te zijn.. Nog meer meende mr. Jacobus Scheltema te hebben gevonden op de karos, n.l. sporen van het wapen van Willem III. dat na zijn dood zou zijn overgeschil derd. Vanaf 1747, toen een einde kwam aaii het tweede stadhou derloze tijdperk, moet de karos werkloos in een stal hebben ge staan: Willem IV zou voor het gebruik ervan niets hebben ge voeld. De functie van bewaarder zou toen zijn ingesteld. Niet juist Het Is echter helemaal niet ze ker, dat bovenstaande lezing juist is. Een zekere Leupen heeft na melijk eens nagegaan, of de ka ros Inderdaad in het midden van de zeventiende eeuw was ge bouwd. Hij geloofde daar niets van. In die jaren werden karos sen n.l. voor bijzondere plechtig heden door de Republiek ge huurd bij de adel of voorname personen. De koetsiers kregen dan een geldelijke beloning. De eerste statiekoets, die op kosten van de Staten-Generaal werd ge maakt, dateerde pas van 1660, dus twaalf jaar na de Vrede van Munster. Dit rijtuig mocht alleen „voor dienst" worden gebruikt. De opdracht werd verstrekt aan de wagenmaker Barent van Syburgh, die in 1661 met zijn werk gereed was. Het beeld houwwerk was geleverd door de beeldhouwer Pieter Roman en de fraaie paneeltjes waren van de hand van Andries de Haan. De karos moet naar schatting der tigduizend gulden hebben gekost en dat was in die tijd nog heel wat meer dan tegenwoordig. Alleen al aan gouden en zilveren franje en passementen moest zestien mille worden betaald; aan roodkarmozijn fluweel was voor duizend gulden verwerkt. Afbetaling Of de Heren Staten nu ge schrokken zijn van Syburghs ho ge rekeningen is niet bekend, maar wèl staat vast, dat zij eerst dat het luiden van de klok eigen lijk de hele dag beslag op je legt. En verstek laten gaan kan je natuurlijk niet. Nou ja, zater dag ben ik nog naar Aalsmeer geweest. Naar het bloemencorso. O zo mooi. Dat was me o.a. aan geboden voor m'n jubileum. In zo'n bijzonder geval neemt een van m'n dochters het luiden waar. Maar een bezoek aan Havelte of aan Wolvega leg ik altijd af tus sen twee luidtijden door." ï'n vader heeft i zulk In het uiterst sobere, wel intieme vertrekje, dat binnenkwamen via een portaaltje van een vierkante meter, hing een koekoekskiokje aan de wand. Het stond stilomdat het de fect was.... Voorts waren er aller lei toio's op het behang geprikt, waaronder één van Hendrik Boon stra, haar man, die reeds op 51- jange leeftijd aan astma over leed. Daarvóór had hij vele jaren getobd met z'n kwaal, zodat „Lammegien" gelijk heel werk nooit wat gedaan. En ik Steenwijk haar noemt al kort deed het in het begin zo af en toe na haar trouwen uit werken moest maar eens, als Hendrikje Ooster gaan om voor het gezin de kost hof verhinderd was. Dat was een te verdienen. En dat gezin had ongetrouwde vrouw die, net als negen kinderen kunnen tellen, als vroeger, vlak bij de kerk er niet vijf (vroeg) waren ge- woonde. Nimmer vergeet ik die storven, onder wie pén, dat door zondagochtend in 1924, toen het een paard-en-wagen doodgereden acht uur had geslagen, maar het werd. Vier dochters heeft ze nu luiden achterwege bleef, 'k Zei te- nog over: Jantje Grootes (38) en gen m'n man: „Gunst, Hennikje Jantje de Ruiter (33), die beiden vergeet te luiden. Ik liep de deur ook in Steenwijk wonen en haar, uit, ging bij haar binnen en toen als dat eens nodig is, altijd kra- ik haar niet zag pakte ik de sleu- nig ter zijde staan. Verder Anlje tel van de toren om voor haar Rollen (43) en Trijntje Plat t36), in te springen. En wat dacht u. die respectievelijk in Meppel en eenmaal terug zag ik Hennikje. Loosdrecht woonachtig zijn. Ze nóg niet. 'k Haalde m'n man er- zijn allen gehuwd en zonder uit- bij, overal zochten we, totdat we zondering een beetje jaloers op haar ten slotte op zolder vonden moeder, omdat ze nog zo gewei- meer dood dan levend. Ze was dig flink is. getroffen door een beroerte. Kort „Ik heb mijn moeder óók nog", daarna blies ze de laatste klonk het opeens weer triomian- adem uit telijk uit het tanige mummel mondje, dat een licht brilletje on ophoudelijk trillen deed. „En el ke veertien dagen of drie weken zoek ik haar op in Havelte, waar Van dle tjJd af heb ik ze in een rusthuis zit. Natuurlijk het luiden voortgezet, is ze al heel oud. al negentig.. Eerst een jaar op proef, dus een mens van een dag. Die En daar er geen enkele behoor je daarom dikwijls te be- klacht wac vernomen vkrk°kgT'dT" precies te zijn in Wapseveen dat cleel als klokkenluidster onder Havelte valt. Mijn vader aangesteld. Sindsdien ga had daar een boerderijtje, waar ik elke ochtend tegen ik als tweeling op de wereld achten, elke middag tegen kwam. twaalven en elke avond Op de fiets tegen negenen de deur uit om m'n taak te vervullen. M n tweelingzuster Jantje leeft En zoals gezegd, ik zou ook gelukkig nog. Die is getrouwd er echt niet „Teer buiten met ene Kroeze en woont in Mep- 'r Dullen pel. Dan heb ik nog een broer kunnen Dat lulden is een Hendrik, die tien jaïr jonger is heel outil! eewoonte, die dan wij en hier in Steenwijk naar m'in mcnlag n00 woonachtig is. Henk komt nogal maf,v,erÏ711ilen", eens bij me aan, maar m'n zus s driemaal zie ik niet veel. Zij komt weinig Per daS' E" hoe lang.' en ik heb gewoon geen tijd om VDtaTO h^b, noolt naar haar toe te gaan. Voor mo™ gelet' Ik d?nk' telkens. z0 der moet ik tijd maken. Want 't ?n|eve.e'' minuten is toch altijd nog drte kwartier 7n"d"°* fietsen. Ja, ik fiets altijd naar Havelte! Er gaat tien gulden worden betaald. Maar daarvan moet de gemeente Steen wijk er vier hebben, omdat het haar toren is. En de zes gulden die overblijft delen we met z'n „Ja, wat dacht u dan?!", viel ze zichzelf in de rede. „Ik kan dat luiden voor een begrafenis on mogelijk alleen doen. Daarvoor heb ik altijd hulp nodig van een dochter die, als ik onder in de toren sta, me gauw komt zeggen dat ik beginnen moet. En daar bij de begrafenissen behalve de ge wone klok ook de zware dodenklok geluid moet worden, krijg ik bo vendien hulp van Pijlman (66) en zijn vrouw, die samen deze twee de klok bedienen. Na afloop van de plechtigheid luiden we dan nog „Inderdaad, de St.-Clementsto- ren heeft maar twee klokken: één uit 1604 en één uit 1606. Tijdens de oorlog werden ze door de Duitsers weggesleept, maar beide zijn weer teruggehaald kunnen worden. Wat dat aangaat waren wij gelukkiger dan de roomse kerk, want die raakte één klok kwijt, terwijl wij ook nog de klok van de kleine kerk mochten be houden." Bijzondere dagen „Ja, er zijn hier nog veel meer kerken: een flinke van de gere formeerden, een kleine chr. gere formeerde. een kleine van de doopsgezinden, een kerkgebouwtje van art. 31. Dat zijn ze geloof ik. Maar geen enkele ervan heeft een klok. Daar hoeft men dus niet te luiden. Ik evenwel des te meer. Bijvoorbeeld ook nog 's zon dagsavonds om half 8, als er om 8 uur jeugddienst is. Daarvoor is dan de kleine kerk weer niet groot genoeg. Voorts luid ik al tijd voor de Kerstnachtdienst, op 24 december om 11 uur 's avonds. En natuurlijk nog op andere bij zondere dagen, zoals op de avond van 4 mei, om kwart voor 8, voor de herdenking van de doden van de Tweede Wereldoorlog. uwt, de daken vliegen, dat doet me al lemaal niets. Als er geluid moet worden trek ik m'n mantel aan, sla al of niet nog een warme doek om en meld me in de toren pre sent. 't Lijkt heel wat, maar dat stukje naar de kerk loop ik ln nog geen twee minuten. Behalve als het glad is. Dan doe ik het voorzichtig aan en ga ik weieens op kousevoeten." „Je hebt toch ook nog geluid toen prinses Beatrix geboren is", liet onverwachts dochter Jantje Grootes erop volgen. „Ja, is dat zo?", vroeg het kras se vrouwtje lichtelijk verbaasd. .,'t Kan best zijn dat je gelijk hebt. Dat weet ik allemaal niet meer. Ik zal wel voor alle prin sessen geluid hebben. behalve voor Margriet, omdat die in 1943 in Canada geboren werd. In elk geval word ik voor al die extra dingen ook extra betaald. Dat weet ik heel zeker." Warme stoven Wéér giechelde het oudje en wel zo hard, dat ze haar buik moest vasthouden. En ze ging verder met: ,,'s Winters zorg ik ook nog voor warme stoven. Er is wel centrale verwarming in de kerk, maar er zijn toch nog ze ven dames, die er een stoof bij moeten hebben. Ja zelfs midden in de zomer kunnen twee van haar het nóg niet zonder stoof stellen. Doch dat hindert niet. Veel erger is het, als tijdens het luiden de klepel naar beneden komt. Echt waar, dat is vóór de oorlog eens gebeurd tijdens een begrafenis. En een lawaai! 't Leek of heel de klokkenzolder instort te. Vooral Pijl en z'n vrouw schrokken hevig, omdat het pre cies boven hun hoofden plaats had. Ik stond meer opzij aan m'n touw te trekken. Daarmee moest ik toen alléén verder gaan Het leer van de klepel is al gauw weer gerepareerd, zodat het weer jaren mee zou kunnen. Doch na de oorlog ontdekten we, dat die oude klepel door een gloednieuwe was vervangen. Hoe, dat heb ik nooit gehoord. Vermoedelijk is er, nadat de diverse klokken al of niet gehavend in ons land waren teruggekeerd, bij de herstelwerk zaamheden een vergissing be gaan. Op de klokkenzolder staan overigens nóg twee oude klepels. die afkomstig zijn weet Waarv; Op proef geen trein of bus heen. Als het Zondags luidde ik ech ter wel zeven keer. Eerst 's ochtends om 8 uur. dan om 9 uur vóórluiden voor de godsdienstoefe- dat waait word je wèl trappen. Ben ik er eenmaal dan uc YlcI,OL, "7. «"®SSss voor kan ik uitrusten Dan Mets ik de tw,eede godsdienstoefening nog w,k.t 1Jvit-ia IK eens twee lreer en rvm CI „nv met moeder over alles „at. iUO eil vast zit. Erg gezellig, want ze is nog zo bij de pinken! Ook ga ik zo af en toe nog eens naar Wolvega niet met de fiets, doch met de bus. Daar "kiitaT kïrkie "l'uidTk vertoeven m een rusthuis twee -ë'- ,ine Kerkje, luid ik oude dames, die vroeger in Steen wijk woonden en bij wie ik des tijds als werkster kwam. Dat wa twee keer 's avonds voor de laatste maal. Maar sedert de avonddiensten niet meer in de Grote- of St.-Cle- mentskerk worden gehouden maar de Onze Lieve Vrouwekerk, het Deze geweldige deuren, die toegang geven tot de toren, werden door Neerlands oudste klokkenluidster in die 36 jaar al zeker meer dan 40.000 maal geopend en gesloten. ik Zo heb ik het ook nog eens meegemaakt weer tijdens een begrafenis dat het Iuidtouw van m'n klok brak. Ik holde on middellijk naar de klokkenzolder, waar ik toen maar het omgekeer de deed van wat ik gewend was te doen. Ik sloeg nu de klok niet meer tegen de piepel aan, maar de klepel tegen de klok. Wel was ik erg blij, toen de uitvaart ten einde was, want als je van zó dichtbij moet luiden, is het of ho ren en zien je vergaat." Watertoren 226 treden. Ik doe dat risten te begeleiden, die graag Steenwijk eens van de lucht uit willen bekijken. Je komt dan eerst op de slangenzolder zo genoemd naar de brandslangen die er gedeponeerd zijn. Daarop volgt de zolder met de waterbak, want deze toren dient tevens als watertoren voor de gemeente. Ver volgens bereikt men de zolder waar de klokken hangen. Daarna de uurwerkzolder. En ten slotte maar daarmee bemoei ik me nooit de torenspits. U gelooft het misschien niet, doch toen het uurwerk nog niet elektrisch was, moest ik elke ochtend naar de vierde verdieping om de klok met de hand op te winden." „Nooit moeilijkheden met de toeristen gehad?" „Dat gaat best. Meestal weten ze wel hoe het hoort en er blijft nogal eens wat voor me over ook. Toch heb ik één keer de po litie erbij moeten halen. Het is nl. streng verboden op de toren te roken of er voorwerpen af te gooien en een jongeman stoorde zich aan dit laatste niet. Maar dat is ook de enige keer geweest, dat ik het zélf niet af kon met m'n grote mond. Nu ga ik lang niet altijd mee naar boven. Eerst taxeer ik het gehalte van de bezoekers. Valt Lammigje Boonstra. met de sleutelbos in de rechterhand, op weg naar de toren van de Sb. Clementskerk in Steenwijk. dat wel mee, dan blijf ik rustig beneden zitten breien voor m'n kleinkinderen. Want de ruimten, waar het publiek niet komen mag, heb ik stevig afgesloten. Soms vraagt men, hoe lang men boven blijven mag. „Voor mijn part een uur", zeg ik als ik het niet zo druk heb met andere zaken. Doch is dat wel het geval, of is het koud in de toren, dan mogen de bezoekers niet langer dan een kwartier op de trans vertoeven. Dat roken geeft me nog wel eens zorgen. Daarom loop ik, als alles boven is, meestal even de toren uit, om van buitenaf een oogje in het zeil te houden. Al is de hoogte van de trans ook 56 meter, dat is voor mij nog geen bezwaar. Zelfs de spits, die tot een hoogte van 86 meter reikt, kan ik nog altijd heel goed waar nemen. En mocht lk twijfelen met die rokerij, dan ga ik, als alles vertrokken is, toch nog maar zelf naar de trans. Er brand uitbre- Frans Het enige wat ik wèl eens ver velend vind is, dat wanneer ik huiswaarts ben gekeerd, en ik met m'n huishoudentje verder wil gaan, er opnieuw aan de deur wordt gebeld door mensen, die de toren willen bezichtigen. Maar ja, wat zal ik anders....? Vreemde lingenverkeer hebben we óók no digTrouwens, met je eigen Steenwijkers heb je ook wel eens wat te stellen. Zo bijvoorbeeld nog na de voorlaatste Oud-Nieuw- viering. Toen ik op Nieuwjaars morgen de torenpoort naderde, dacht ik :„Wat staat daar nu?" Er was een grote verkeerspop voor geplaatst, die ik niet dan met veel moeite verwijderen kon. Daarop keek ik eens naar boven. En wat ik toen zag zal me altijd bijblijven. De hcJc trans hing vol met spullen: oude klompen, bal lonnen, stukken van een oude de ken, verroeste kachelpijpen, een herenonderbroek met lange pij pen en wat ai niet meer. Na van de eerste verbazing bekomen te zijn ben ik eerst gaan luiden en daarop direct met een mes naar boven gegaan om alles los te snij den. Want stel je voor, dat de dominee daaronder had staan twaalf, door dr. ir. H. van Ries- scn en ds. J. Firet. Uitgave J. H. Kok, Kampen. Tot het streven, het gerefor meerde jeugdwerk op verant woorde wijze aan zijn doel te la ten beantwoorden, levert het werkje „Een dozijn is meer dan twaalf" een belangrijke bijdrage. De gedachten die beide schrijvers hier uitwerken hebben zij beknop ter naar voren gebracht tijdens een congres van de Nederlandse Gereformeerde Jeugdraad, vorig jaar oktober gehouden. De titel wil weergeven, wat het hele boekje beheerst: wanneer een aantal personen in groepsver band samenwerkt, leidt dit tot re sultaten die veel verder reiken dan wanneer deze mensen op eigen houtje hetzelfde doel zouden nastreven. Toegepast op het jeugdwerk: wanneer men bij dit jeugdwerk de nadruk legt op sa menwerking in groepsverband, en daarbij oog heeft voor de vele factoren die ertoe kunnen bijdra gen. dat zo'n groep goed functio neert, zal de kans op een bloeiend bestaan van deze groep (club of vereniging) toenemen. Prof. Van Riessen behandelt in het eerste deel van deze publica tie enkele eigenschappen van een goed functionerende groep. Hij put daarbij vooral uit de resulta ten van vele. meest Amerikaanse, onderzoekingen, op dit gebied ge daan, zonder daarbij een al te wetenschappelijke betoogtrant te bezigen. Ds. Firet geeft een meer concrete toepassing ervan op het gereformeerde jeugdvormings- werk, in het bijzonder de vereni gingen van jongeren van zeven tien jaar en ouder. Voor allen die bij het jeugdwerk betrokken zijn een leerzame en dikwijls ook ont hullende publicatie. Wat is filosofie?, door José Ortega Y Gasset. Vertaling dr. G. J. Geers. Uitgave H. P. Leopold N.V, Den Haag. José Ortega Y Gasset mag bul ten twijfel gerekend worden tot de grootste denkers van deze eeuw. Al lezend in zijn eerbied wekkende reeks van publicaties weet men niet, waardoor méér te zijn getroffen: door de diepte van zijn gedachten of door zijn heldere en steeds boeiende be toogtrant. Het resultaat van bei de is stellig het kennisnemen waard. Dit geldt ook het hierbo ven genoemde boek van de gro te Spaanse auteur en wijsgeer, waarin men een aantal van zijn filosofische beschouwingen terug vindt. Te hopen is, dat men ook in deze gejaagde tijd zich de weelde van het tot zich nemen ervan gunnen wil. Kunstmatige Inseminatie bij de mens, door dr. F. Bloemhof. Uitgave G. F. Callenbach N.V., Nijkerk. Een in grote tederheid en wijs heid geschreven boekje over een bij uitstek moeilijk en gevoelig onderwerp. Het is goed, dat over dit onderwerp voorlichting gege ven wordt, en het is een gelukkig iets, dat het hier geschiedt op zulk een verantwoorde wijze. De problematiek van de kunstmatige inseminatie bij de mens kan met terdaad nauwelijks ernstig genoeg genomen worden. boelhuis gingen houden van 's Lands meubilair, dat gemist kon worden. Dë verkoping bracht ruim vijf mille op en dat kreeg Syburgh alvast ln 1662 kwam er uitkomst: de Resident te Elseneur had de rente weten te incasseren van aan Denemarken geleende gel den en daarmee kon de karos bouwer worden afbetaald. Sy burgh, die op zijn verzoek ook met het onderhoud van de ka ros werd belast, heeft heel wat keertjes op zijn geld moeten wachten: in 1676 had hij een vordering van niet minder dan f 3600 lopen! Nog meer Behalve het toezicht op en het onderhoud van deze fraaie Karos van Staat heeft Syburgh het toe zicht uitgeoefend op twee andere staatsrijtuigen, de Swarte Caros- se en de Carosse met glasen. Volgens Leupen is de Karos van Staat na een diensttijd van 36 jaar gesloopt de karos, die Scheltema ontdekte, zou dan de opvolger zijn geweest, daterend uit het jaar 1697. In deze karos sen reden de gezanten, als zij hun geloofsbrieven gingen over handigen of als zij op bezoek gin gen bij de Heeren Hoogmogen- den. En deze laatsten gebruikten de karossen zelf. als zij conferen ties moesten bijwonen. dags twee keer minder. De St.- Clements, die al van 1400 dateert, is met haar 1200 zitplaatsen des avonds veel te groot. Dan is dat kleine kerkje dat overigens even goed onder toezicht staat van „Monumentenzorg" ruim vol doende." Op onze vraag, of dat luiden ook gehonoreerd wordt, schoot ze in de lach en maakte ze een af werend gebaar, ,,'t Is erg weinig, wat ik daarvoor krijg", zei ze even later. „Doch al zouden ze er helemaal niets voor geven, dan nóg zou ik niet weigeren. Dat lui den is voor mij een erebaantje. Wel maak ik me soms ongerust over de vraag, wie dat werk een maal van me wil overnemen. Er zit nl. zovéél aan vast. Een kwartier De begrafenissen bijvoorbeeld. Daarvoor luid ik soms wel een kwartier, te beginnen als de kist uit het sterfhuis wordt gedragen tot het ogenblik, dat het kerkhof wordt bereikt. Tenminste, wan neer het een sterfgeval betreft, dat in de stad plaats had. Wanl gaat het om iemand, die aan de rand van de gemeente woonde, dan begin ik te luiden, als de stoet de plek nadert, waar vroe ger een van de stadspoorten stond. Steenwijk was vroeger im mers een vesting met drie poor ten: de Oosterpoort, de Woldpoort en de Gasthuispoort. Deze wer den elke avond gesloten en 's morgens weer geopend. En dat ging in beide gevallen steeds met klokluiden gepaard. Zo ziet u. wélk een traditie ik nog altijd voortzet. Voor het begrafenis-luiden moet A^OORDAT ik eigenlijk goed en wel met deze rubriek begon nen was, kreeg ik van jullie kant al verschillende verzoeken binnen om evenzoveel platenopnamen te behandelen. Een ervan neem ik nu bij de kop, met name omdat die in vergelijking tot de an dere gevraagde opnamen wel het meest gemakkelijk in het ge hoor ligt. Als ik nu dc naam van de kom- ponist noem: Igor Strawinsky, dan zullen er wel enigen onder ons wat huiverig gaan worden. Maar „Petrouchka", waar ik nu wat over vertellen wil, is een bal letsuite, die sterk beschrij vend zó sterk tot de verheel ding spreekt, dat ik het er toch maar op waag het hier vandaag eens over te hebben. Het is een typisch, verhalend muziekje; het verhaal behandelt een Pierrot-ge geven, dat al zeer lang in de bal letkunst verweven ligt. Dezt Pierrot echter is een Russische en de naam, die men daar aan een soortgelijke figuur gaf is die van Petrouchka. De komponisi voelde deze figur meer als een soort pop aan, wat we zeer goed in de muziek kunnen horen: een wat houterig en schokkig rhyt- De drie hoofdfiguren, de Moor, de Ballerina, en Petrouchka zijn le herkennen aan een, aan ieder apart gegeven, thema. De pop pen zijn eigendom van een soort kermisexploitant, die allerlei ge- beurtelijkheden in het oude Rus land met hen afreisde. Hij ver telde het verbaasde boerenpu- bliek. dat hij over geheime krach ten kon beschikken en hij de pop pen leven kon inblazen. Als hij de voorhang van zijn tent liet op halen, zag het publiek dan de drie poppen, die onmiddellijk met de dans begonnen. In de muziek kunnen we aller lei oude volksmelodieën herken nen, die. kunstig omweven, niet palaten bij ons een grote bewon dering op te wekken voor deze, werkelijk bijzonder goede vak man, die Strawinsky is. Het verhaal behandelt het oer oude liefdesverhaal van de Zuive re minaar, die verdrongen wordt door de brute kracht van een kwade ziel. Meestal loopt dit dan goed af. gelukkig, maar hier laat Strawinsky de betrekkelijkheid der dingen zien, wanneer hij, bij het eind, Petrouchka laat ster ven, maar vertelt: Er is toch niets gebeurd? Petrouchka is maar een pop, waarop het pu bliek, gerustgesteld, lachend naar de andere evenementen gaat. Het ballet werd de 13e juni 1911 voor het eerst in Parijs op gevoerd en gelukkig wordt er nu nog, zo nu en dan, een uitvoering van gegeven. Als ik nu de opna me zelf moet beoordelen, moet ik zeggen, dat ze goed is. Er zit nogal wat „ruis" op, maar de toonverzorging is beheerst, voor al in het koper. Jammer genoeg is de prijs vrij hoog n.l. 23.50, wie er voor speren wil is een Engelse opname, die His Master's Voice en het is ALP 1503. Seizoen Omdat het platen-,,seizoen" nog niet al te enthousiast begonnen is, zijn er op dit moment nog niet bepaald veel plaatjes in het po pulaire genre binnengekomen. On der de weinigen, die er zijn, is een topper: de nieuwe star Adam Faith, wiens konterfeitsel hier naast afgedrukt staat. Ziet hij er niet prettig uit?! Nu, desondanks klinkt zijn stem werkelijk be schaafd. Hij zingt op Parlopho- ne „Someone's else's baby," mis schien wel bekend van* Radio Luxemburg. Met de nieuwsgierig heid mij eigen draaide ik de ach terkant, die mij, vooral in het be gin sterk deed denken aan de muziek uit de film „The man with the golden arm". Vooral die „intro" met de bas gespeeld. Maar ja. daarom alleen al is dit nummer niet geschikt om hele- maal een „topper" te worden. Mocht je het willen beluisteren, hier is merk en nummer: Parlo- phone 45R 4643. Tot volgende week. Discoficl.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1960 | | pagina 17