OMSTFCIJK
ROXASECT
Gereformeerde stem over
een hervormd rapport
1 -
Christen mag cultuur
niet de rug toekeren
insecten-verdelger
€hefarine,4
Morele Herbewapening
met nieuwe film
cle c/rootóte
gave
2
Enkele weken geleden is onder
de titel „Dorpen willen leven"
een studie verschenen over het
Friese platteland geschreven
door ds. J. J. Kalma, hervormd
predikant van Lekkum. Deze
studie werd gepubliceerd als een
uitgave van het Sociologisch In
stituut der Ned. Herv. Kerk.
In het blad de Jriesche Kerk
bodeheeft prof. C. v. d. Woude
zijn oordeel uitgesproken over
dit rapport. Deze nieuwe gere
formeerde hoogleraar vindt het
een belangrijke studie'. Hij er
kent ten volle dat ds. Kalma
„het probleem uit de emotionele
sfeer (unl) halen en niet (wil)
kiezen tussen een pro-stad of
een pro-platteland-houding,
maar (wil) nagaan hoe de nieu
we tijd op het Friese platte
land kan worden aanvaard en
verwerkt. Deze hoogleraar heeft
ook zijn gereformeerde beden
kingen
houdt, niet als louter econo
misch vraagstuk zien. Het is ook
een geestelijk vraagstuk. De cij
fers over het bevolkingsverloop
hebben niet het laatste woord. Al
les hangt af van de geest, waar
uit men leeft. Hij waarschuwt te-
5en ..een practisch materialisme,
at veel idealisme heeft gedood en
zelfs het Christelijk geloof heeft
ondergraven." (pg. 69). Hij wil
ook niet alles van de „industria
lisatie" verwachten en wijst er op
wat hij ziet als negatieve facto
ren, pleit hij voor „positief opbou
wend werk, waarbij naast de voor
delen ook de bezwaren van de te
genwoordige tijd, behalve de winst
ook het verlies moet worden ge
accepteerd. De vermindering in
bevolking zal daarbij waarschijn
lijk moeten worden aanvaard."
(pg. 84).
dat waardering verdient
overwogen kan worden.
In het laatste deel van zijn ge
schrift spreekt ds. Kalma over
„wegen om uit de moeilijkheden
te komen" en geeft daarbij ook
zijn visie op kerk en school.
Het is met name tegen dit ge
deelte. dat ik de meeste bezwaren
gevoel.
De scl
matige ir
het dorpsleven, waarbij hij met al
leen de sociaal-economische facto
ren in ogenschouw neemt, maar
blijkbaar het gehele organisatiele
ven. Het plan „moet de formule
ring zijn van de aanwezige wen
sen en behoeften", het moet ge
dragen worden door de wil van de
bevolking (pg. 87). Kerkelijke en
culturele werkers moeten daarbij
contact zoeken met de mensen van
de economische sector, (pg 88).
Hij wijst op de overorganisatie in
de dorpen en wil in de grote dor
pen een agendabureau, waar al
le dorpsverenigingen in saamko-
men en dat een regelende be
voegdheid heeft (pg. 89). Hij is te
gen neutraliteit en eveneens te
gen „verzuiling" en pleit voor
„algemene organisaties, waarin
ook het christelijke zijn plaats
krijgt", (pg. 93).
Men kan wel vermoeden, wat
dit in de practijk betekent.
Men zal dan in een „algemene"
organisatie saambrengen de meest
uiteenlopende stromingen, marxis
tisch, socialistisch, liberaal-huma
nistisch, christelijk. Het zal op een
of ander punt tot besluitvorming
moeten komen. Het is onmogelijk
dat zo'n besluit allen bevredigt.
Het is veel meer waarschijnlijk
dat het niemand bevredigt. Het is
ook mogelijk dat men tot geen
besluit komen kan, omdat deze
stromingen nu eenmaal niet kun
nen samengaan. Ik geloof dat ds.
Kalma onderschat de diepgaande
en fundamentele verschillen tussen
verschillende stromingen in ons
volksleven.
Dat betekent niet dat er geen
contact en soms samenwerking
tussen verschillende volksgroepen
mogelijk zou zijn. Christelijke or
ganisaties kunnen over bepaalde
punten met andere verenigingen
in contact treden en in het onder
ling overleg van organisaties kan
men zien, wat in het algemeen be
lang van het dorps- en volksleven
gemeenschappelijk kan worden ge
daan. Brengt men echter alles
saam in een zgn. „algemene" or
ganisatie, dan zal dit of een bron
van voortdurende onenigheid zijn
of aanleiding geven tot overheer
sing van de ene volksgroep door
dc andere. De onderlinge verhou
dingen in het dorp zouden er
slechts door verscherpt worden.
De 19e eeuw met haar overheer
sing van het liberalisme, „waarbij
de minderheden maar verdrukt
moesten worden", heeft ons in
dit opzicht veel geleerd. Groen
heeft niet zonder reden gewaar
schuwd tegen een „intolerante to
lerantie".
DE AUTEUR wijdt ook bijzon
dere aandacht aan de „ster
ke verzuiling op schoolgebied". In
1953 telde Friesland 255 openbare
en 285 christelijke scholen. Om de
ze verzuiling te typeren wijst hij
op het „verschillend type" van de-
zè christelijke scholen: Chr. Volks-
onderw.; Chr. nat. onderw.; Ger.
Schoolverb.bij de Schoolraad
aangesloten scholen; R.K. scholen.
Een niet-deskundig lezer krijgt de
indruk dat deze „typen" van scho
len alle naast of tegenover elkaar
staan. De Schoolraad is echter een
overkoepelend orgaan, waarbij tal
van verschillende typen aangeslo
ten kunnen zijn. Ook zijn er scho
len, die zowel bij Chr. Nat als bij
Geref. Schoolverband zijn aange
sloten. Er liggen hier veel minder
tegenstellingen en veel minder
„verzuiling" dan de schrijver
blijkbaar vermoedt. Ook het Geref.
Schoolverband ziet niet op een
kerkelijke, maar op een confessio
nele onderscheiding. Het enig voor
beeld, waarbij men van „kerkelij
ke verzuiling" zou kunnen spre
ken. is dat van Chr. Volksonder
wijs. dat een speciale binding
heeft aan de Ned. Herv. kerk.
Het is in dit verband typerend
dat de schrijver de verzuiling
blijkbaar alleen aan de rechtse
kant ontdekt Als hij memoreert
de opheffing van 58 Friese open
bare scholen in 1933 door Min.
Marchant wegens bezuinigings
overwegingen, omdat het aantal
leerlingen van deze scholen bene
den het minimum was gedaald,
dan verklaart hij: „nog steeds
treurt het vrijzinnig deel van de
vele Friese dorpen om de schade,
die toen is aangebracht." (pg. 98).
In het nauwe verband, dat hij
constateert tussen de openbare
school en de vrijzinnigheid ziet
hij blijkbaar geen „verzuiling". In
schooltjes, die geen bestaansmo
gelijkheid meer bezaten, ziet hij
blijkbaar een „algemeen" belang.
Daarom treft het temeer, wan
neer hij op pg. 99 zegt: „Harde-
garijp" is nog voor weinigen een
teken aan de wand geweest". Als
de schrijver in Hardegarijp infor-
*meert, dan zal hij horen, hoe de
school, waaraan men voor enkele
jaren het bestaansrecht met veel
fanfares heeft willen ontzeggen,
een bloeiend bestaan heeft en in
een behoefte voorziet Hardegarijp
is in zover een teken aan de wand
geworden, dat het ieder waar
schuwt om zich niet door het ge
roep van „verzuiling" van de wijs
te laten brengen. Trouwens, het
Chr. Lyceum in Sneek; de Prot.
Ziekenhuizen in Drachten en Dok-
kum hebben door hun snelle groei
en uitbouw bewezen hoe ongemo
tiveerd de bezwaren waren, die
bij hun oprichting werden inge-
S. KALMA geeft in een slot
hoofdstuk ook zijn gedachte
over de taak der Kerk. Het laat
zich denken dal hij bezwaar koes
tert tegen het bestaan van „vele
christelijke denominaties naast el
kaar". Ik kan zijn bezwaar tegen
de gedeeldheid der kerk mee ge
voelen en er mee instemmen, dat
het „levenseis is dat men zich
verenigt, waar dit mogelijk is."
Wanneer en voorzover deze ge
deeldheid een gevolg zou zijn van
„de individualistische Friese volks
aard" (pg 113) is ze metterdaad te
veroordelen. De schrijver toont er
echter wel enig begrip voor te
hebben, dat achter Afscheiding en
Doleantie diepere geestelijke mo
tieven verborgen waren, die hun
geldigheid vandaag de dag nog
niet hebben verloren, (pg. 117).
Wanneer hij aandringt op gesprek
tussen de kerken, dan moge hij
weten, dat men in de Gerei ker
ken in 't algemeen bereid is tot
gesprek, en zeker, wanneer daar
bij wordt voorop gesteld de voor
waarde: „dat het primair gaat
om het koningschap van Christus
en Zijn recht op ons en op alles
en niet om het terugwinnen of de
uitbreiding van eigen macht."
De schrijver voegt aan het
hoofdstuk over de taak der Kerk
een aantal punten toe, die een
program kunnen zijn voor kerke
lijke bezinning en actie. Hij heeft
daarbij wel speciaal de Herv. Kerk
op het oog, maar noemt toch din
gen, die ook in de Gerei kerken
de overweging verdienen.
Ik heb, aldus eindigt prof.
Van der Woude, vooral op het
slot van dit geschrift, critiek
geoefend. Het is vanuit een an
dere levens- en kerkbeschou
wing geschreven, dan die de
mijne is. Vandaar dat ik ook
aan andere wegen tot oplossing
der moeilijkheden denk dan de
auteur. Niettemin is dit een
geschrift dat verdient gelezen
te worden door ieder, die zich
voor de problemen van ^het
Friese platteland interesseert.
Groot-Gereformeerd congres
(Van een onzer verslaggevers)
Op de tweede dag van het
groot-gereformeerd congres op
Woudschoten heeft men het con
gresthema ,,In de wereld ge
steld" van andere kanten beke
ken. Prof. dr. S. van der Linde,
hoogleraar te Utrecht, deed dit
vanuit de geschiedenis der gere
formeerde gezindte. Prof. dr. ir.
H. van Riessen, hoogleraar te
Delft, ging na wat het thema
voor consequenties heeft ten op
zichte van de cultuur.
Prof. Van der Linde wees bij Calvijn
een lijn aan, die duldt op een openheid
naar dc wereld. Maar anderzijds kan
men evengoed bij deze reformator een
lijn bespeuren, die van wereldmijdende
aard is. Die lijnen vinden we terug in
de reformatie, zoals zij zich in Neder
land ontwikkelde Daar is de cultuur
kritische lijn van puritanisme en pië
tisme, maar ook de wereldaanvaarden-
de lijn van het remonstrantisme. Een|
en ander komt het best naar voren in
de levensstijl der reformatorische chris
tenen. Telkens ziet men daar óf de ene
óf de andere lijn.
Vaak heeft dit botsingen gegeven,
niet alleen tussen remonstranten en ge
reformeerden, ook tussen de gerefor
meerden onderling (Voetius en Cocce-
jus). Dat alles staat niet los van socia
le en economische verbanden. Expo
nenten zijn aan de ene kant een wereld-
gelijkvormigheid, ook in de kerk, en
aan de andere kant een wereldmijding,
zoals die in het conventikel wordt ge
vonden; waar zeer sterke kritiek op de
kerk wordt geuit.
In de 19e eeuw ziet men bij de ver
schillende stromingen een poging om
tot een cultuursynthese te komen. Vrij
zinnigen, „Groningers", ethischen, con
fessionelen en neo-calvinisten zijn daar
Zodra de gereformeerde gezindte zich
voor een deel aan de cultuurtaak gaat
wijden, ontstaat de scheiding met een
ander deel, dat zich daarvan geheel af
wendt.
Zeer belangrijk achtte de hoogle
raar Kuypers greep naar de christe
lijke cultuur, de eerste greep na velt
eeuwen. Helaas heeft Kuypers „Kul-
turfreudigkeit" juist bij andere secto
ren der gereformeerde gezindte nieu
we afkeer van deze idealen gewekt.
Een positieve, zij het kritische ver
werking van puriteinse, Kuyperiaan-
„wijsbegeerte der wetsidee"-
den heeft en dat de overwinning reeds
behaald.
Een christen is wel geroepen tot deel
name aan de cultuur, maar hij mag ei
zich niet mee identificeren. Hij heeft
zijn eigen stijl en norm en hij mag in
houding en gedrag nooit de antithese
negeren, die uit de afval voortvloeit.
Wel bi de wereld, niet van de wereld
blijft het uitgangspunt. Wetend, dat het
zuchten met heel de schepping om de
verlossing van zonde en dood zal voort
duren totdat het rijk van Christus in
zijn volheid gekomen is.
Advertentie
4-voudige combinatie, een
wetenschappelijk succes!
V/er werkelijk betrouwbare middelen
helpen elkaar en.... doen wonderenI
Een belangrijke ontdekking op geneeskun
dig gebied is „synergismus". Hiermede
wordt bedoeld de wederzijdse versterking
van de werking van verschillende genees
middelen. De vier middelen verenigd in
Chefarine„4 -elk afzonderlijk al beroemd-
werken tezamen nog beter. Ze helpen vaak
ook dan, wanneer andere middelen falen en
doen werkelijk wonderen
Frederick Davis, een vroegere gees
telijke in de Anglikaanse Kerk, schrijft
in The Dome,- een blad dat ijvert voor
de hereniging van Anglikanen en
roms-katholieken, dat er in de En
gelse Staatskerk 1000 geestelijken zijn
die geloven in het oppergezag van de
paus en bovendien nog 2000, die voor
standers zijn van de hereniging van
hun kerk met de Rooms-Katholieke
Kerk.
idealen zóu de gereformeerde gezindte
kunnen helpen, ofschoon men. gezien de
moeizame arbeid, tot heden daaraan
verricht, niet te eenvoudig over de mo
gelijkheid van een oplossing moet den
ken.
Prof. Van Riessen
In niet minder dan vierentwintig pun
ten vatte prof. Van Riessen zijn betoog
samen. Hij ging ervan uit, dat een
christen de cultunr de rug niet kan of
mag toekeren. Zijn rechtmatige plaats
is in de cultuur.
Het komt in de cultuur niet aan op
aantallen maar op de kracht der over
tuigingen. De christelijke overtuiging
is thans de enige, die kracht kan tonen,
meende prof. Van Riessen. Niet hierin,
dat zij meteen een oplossing weet voor
al de geweldige problemen, die aan de
orde zijn, doch daarin dat de christen
in gehoorzaamheid de plaats inneemt,
waar hij gesteld is, in de overtuiging
dat God de leiding der cultuur in han-
1 laat géén vlekken n
1 radicaal en snel
IN DE VOORDELIGE, ORANJE SPUITBUS
§ÊJÊÊÊmtItlddéiuJIi3iÊ
Tegen pijnen en griep. Geschikt voor do gevoeligste maag,
want die wordt beschermd door hel bestanddeel Chefaroi.
20 übt. 10.80. Voordelige gezinaverpaJcking 100 labl. 13.50
Beroepingswerk
NED. HERV. KERK
Beroepen te Assen (vac. F. H. var
Aalst) toez-, C. F. J. Antonides te Ob-
dam.
Aangenomen naar Urk, toez-: P. Post
te Giessen en Rijswijk.
Benoemd tot vicaris te Amsterdam-
Watergraafsmeer: F. I. Verbaas, kand.
te Groningen.
Toegelaten tot de evangeliebediening
de heren W. S. Cuperus te Waddinx-
veen, C. M. van Ede te Utrecht, J. A-
Hogervorst te Leiden, J. Mostert te
's-Gravenhage, G. C. Post te Delft,
A. Romein te Vlaardingen, A. Sieders
te 's-Gravenhage, D. Verhoef te Rijs
wijk, Z.H. en G. Zonneveld te Ketel
Beroepbaarstelling de heren G. C.
Post, kand. Nieuwe Plantage 71 te
Delft en A. Romein, kand. Peperstraat
9 'te Vlaardingen zijn beroepbaar.
GEREFORMEERDE KERKEN
Beroepen te Berlikum (bij accl.) R.
van Reenen te Klundert; te Exmorra-
Allingawier en te Oostvoorne P. C.
Meijer kand- te Leiden.
Beroepbaarstelling. De classis Rotter
dam heeft prep. geëx. en beroepbaar
verklaard overeenkomstig artikel 6 van
de kerkorde (bijzondere gaven) de
heer G. Clements, Noordsingel 208b te
Rotterdam-1. De heer Clements is gaar
ne bereid de kerken te dienen en zal
een eventueel beroep terstond in over
weging nemen.
CHRIST. GEREF. KERKEN
Beroepen te Aarlanderveen-Nieuw-
koop: J. van Doorn te Tholen; te De
Krim: J. Vogel, kand. te Wormerveer;
te Klundert: A. J. Otter, kand- te Apel
doorn.
GEREFORMEERDE GEMEENTEN
Munt vooral uit
door goede
bedoelingen
Over enkele maanden zal de Morele
Herbewapening in ons land de open
bare vertoningen brengen van de film
„The crowning experience" (De Be
kroning) en om nu vast de sfeer van
verwachting op de juiste temperatuur
te brengen had deze internationale be
weging in het Haagse Asta-theater
een besloten voorstelling van deze
film georganiseerd, waarbij niet al
leen de film werd vertoond, maar ook
enkele hoofdpersonen uit deze film in
levende lijve op het toneel versche
nen om hun boodschap van Morele
Herbewapening in korte geformuleer
de uiteenzettingen uit te dragen. Het
was een avond, waarop men het ge
voel had voortdurend in de eerste
vuurlinie te liggen.
Eerst sprak Rajmahmam Ghandi, de
kleinzoon van de Mahatma. Een fors ge
bouwde jongeman met een stem als een
klok. Daarna werd de film vertoond,
waarna achtereenvolgens het woord voer
den: de actrice Ann Buckles uit Tennes
see, de heer Campbell, een van de voor
mannen uit Canada en tot slot de neger-
actrice (Carmen-Jones) Muriel Smith, die
de avond besloot met een prachtig ge
zongen geestelijk lied.
De film „The crowning experience"
is Amerikaanser dan Amerikaans en
gebaseerd op de levensgeschiedenis van
Mary McLeod Bethune, een negerin,
wier ouders onder het juk der slaver
nij gezucht hebben maar die zich wist
op te werken tot adviseuse van de pre
sident der Verenigde Staten. Dit ver
haal is zeer vrij gevolgd, ten dele in de
vorm van een musicaL
Muriel Smith, die o.a. beroemd is ge
worden als „Carmen-Jones op Broad
way", en ook jaren lang in de Londense
Covent Garden de rol van Carmen bij
The Royal Opera vervulde, is in deze
film een voortvarende negerin, die door
middel van onderwijs de arme negerbe
volking uit haar streek tot meer welvaart
hoopt te brengen Zij begint in een ar
melijke hut een ,sweet-potato-pie-school",
d.i. een schooltje waarvoor zij het geld
bijeen brengt door taarten van „sweet
potatoes" te bakken en aan de man te
brengen. Zij droomt echter van een neger
high-school en die komt er ook. Door
haar onvermoeibaar werken wordt zij ge.
introduceerd in een deftige dames-club
en via deze relatie benoemd tot adviseuse
van de president.
Dan spitst men de geschiedenis van
Mary Bethune toe, want ook de morele
Herbewapening moet aan haar trekken
komen. De schoonzoon van de negerin
wordt communist, maar zijzelf komt op
Mackinac-eiland terecht, het hoofd
kwartier van de Morele Herbewapening,
waar de vriendelijke heer Frank Buch-
man resideert en daar wordt zij ge
grepen voor het ideaal der Morele Her
bewapening en in een zeer internationaal
gezelschap legt zij hiervan in het open
baar getuigenis af. Haar schoonzoon
staat verscholen te luisteren en raakt
natuurlijk ook onder de indruk. Met
hem komt het vast wel goed, want tus
sen zijn (verwaarloosde) vrouw en
schoonmoeder in wandelt hij het film
doek af.
De film telt inderdaad enkele ontroe
rende momenten, maar munt toch voor
namelijk uit door zijn goede bedoelingen.
Het geheel is evenwel zo door en door
Amerikaans, dat heel wat Nederlandse
ogen zullen knipperen voor zij aan dit
A.B.C. der Morele Herbewapening ge
wend zijn. Men krijgt de indruk, dat hier
politieke wereldproblemen worden opge
lost met vrome glimlach, sentimentaliteit
Morele Herbewapening hamert er ook
in deze film voortdurend op, dat de vrije
wereld alleen met een „superieure" ideo
logie het communisme te woord kan
staan en weerstaan. Ongetwijfeld juist,
maar deze ideologie is wel tot een heel
eenvoudige noemer teruggebracht. Het
Evangelie zegt de dingen honderdmaal
subtieler en niet zo luidruchtig. Amerika
is nu evenwel het land van technicolor
en wide screen en naar de enthousiaste
reacties in de zaal te oordelen, zijn ook
veel Nederlanders daarvoor gevoelig.
Muriel Smith zingt in ieder geval prach
tig, terwijl de cameravoering van Ri
chard Tegström zeker gewaardeerd kan
worden. De film is met idealisme ge«
maakt, zonder honoraria, zoals Muriel
Smith verklaarde.
Nu kom ik dan eigenlijk aan mijn vraag toe,
Anne. nu nader ik het doel van mijn brief. Eens
het was niet lang voordat je me verliet en
waarschijnlijk liep je al met het plan rond zei
je tegen mij, dat het zo lastig voor je zou zijn
om geld te verdienen, omdat je handen gebonden
waren door het kind Ik antwoordde je toen, dat
ik het ieder moment graag van je zou overnemen.
Herinner je je nog wat je daarop zei? Je zei:
„Als je ooit even eenzaam wordt, als ik nu. dan
zal ik je het kind geven." We stonden toen bij het
raam van de huiskamer, dc dahlia's bloeiden en
wiegelden voor het raam heen en weer en Paultje
stond rechtop in zijn stoel en wees met zijn lepel
naar de bewegende bloemen. Nu herinner je het
je misschien weer.
Anne, nu kom ik op die belofte terug. Ik bèn
even eenzaam als jij toen, en waarschijnlijk on
gelukkiger. Voor een gezond mens is het moeilijk
in te denken, wat het betekent, levenslang aan een
bed te zijn gekluisterd, middenuit je drukke werk
je bestaan van verantwoordelijk, handelend mens.
tot een liulpeloos kind te worden gemaakt. Van de
aanvang af heb ik over de jongen gemijmerd, me
voorgesteld, hoe het zijn zou, als hij hier bij mc
was, als hij samen met me at, vertelde van school,
van zijn- werk, zijn liefhebberijen. Ik weet niets
van hem. Hoe ziet hij er uit, is het een flinke
kerel geworden met een open gezicht? Heeft hij
goede hersens, is hij gezond, heeft hij een prettig
karakter, heb je veel aan hem? Honderden malen
heb ik me dit alles afgevraagd, maar pas dit
laatste halfjaar is hel verlangen om hem weer te
zien en iets van zijn liefde te winnen, zo sterk
f;cwordon, dat ik over de vervulling van dat ver-
angen, ben gaan peinzen. Ik heb dc kwestie al
eens tegenover Gonne aangeroerd: zij zou er mee
accoord gaan, als de jongen hier bij ons zou le
ven. Ik ben haar zeer dankbaar voor deze bereid
willigheid, het is en blijft toch een pijnlijk iets voor
haar, dat zul jo met mij eens zijn.
Nu wacht mij nog het moeilijkste. Anne, wil jij
de jongen, die toch ook mijn jongen is, nu aan
mij toevertrouwen? Ik kan hem elke opvoeding ge-
WILLY
STRIJT
ven, die hij zich maar zou kunnen wensen en ik
zou hem liefhebben, als ooit een vader een zoon
heeft liefgehad. Ik begrijp, dat het een groot offer
is, wat ik van je vraag en mocht je weigeren, om
dat het je te zwaar valt, of mocht je zo onverschil
lig of hard tegenover mij staan, dat er van een
offer om mijnentwil geen sprake kan zijn, dan zal
ik dit begrijpen en zonder meer aanvaarden
Maar tot jou, die mij hebt liefgehad, zoals je hebt
gedaan, durf ik deze bede toch te richten.
Ik geloof, dat ik gezegd heb, wat er te zeggen
viel en dat ik getracht heb je een idee te geven
van mijn leven deze tien jaar, dat van mijn le
ven. wat in de wan is achtergebleven, nadat het
kaf verstoven was. Ik ben eerlijk geweest, ik heb
mijn gevoelens niet verhevener voorgesteld, dan ze
zijn en ik heb geprobeerd alle sentimentaliteit, al
le pressie op je medelijden te vermijden. Alleen
nog dit. Als de jongen bij mij zou komen, zou ik
de liefde, die ik hoop, dat hij voor jou bezit, eer
biedigen en schragen cn ik zou hem opvoeden in
jouw geest, d.
jouw gecM, u.w.*. lui eeu.uidii met een onbekrom
pen kijk op de mensen en de maatschappij en een
warm hart voor alles, wat leeft.
Het is de eerste maal sedert het ongeluk, dat ik
zelf een brief heb geschreven, zuster Frieda doet
dit anders voor mij. Het was uiterst vermoeiend.
Lieve Anne, er is veel, wat ik niet in woorden
neerschreef, maar wat je toch misschien uit deze
brief duidelijk zal worden. Wat je ook mag be
sluiten, ik hoop innig, dat je niet in haat en ver
bittering aan mij zult denken; die gedachte heeft
tien jaar lang een sombere schaduw over mij ge
worpen. Mare
XXIV
Het leven gaat altijd door. Waar in de zomer
hevige bosbrand hei en dennen heeft verteerd en
zwarte, mistroostige woestenij spotte met het le
ven, daar ligt het volgende voorjaar een tapijt van
millioenen nieuw ontkiemde zaden. Waar de lava
alle plantengroei verdelgde en alle wezens, die niet
tijdig voor hem konden vluchten de dood bracht,
daar wordt de aarde weldra zo vruchtbaar, dat al
ras de mensen terugkeren om de grond opnieuw in
bezit te nemen en de overvloedige oogsten af te
wachten. Het leven gaat altijd door.
Letje had een heftige huilbui, omdat ze haar han
den nauwelijks meer voor iets kon gebruiken; dok
ter Mees constateerde mistroostig, dat de rheuma-
tische pijnen zich dit najaar al bijzonder vroeg de
den gelden, wat een slecht voorteken was; Paultje
opstandig thuis uit school met twintig blad-
veel had opgekregen.
Anne troostte Letje, wat haar zwaar viel, omdat
ze het meisje niet graag met een kluitje in het riet
stuurde; ze praatte dokter Mees zijn sombere
gevoelens uit het hoofd en ze vroeg Paultje uit
de strafkwestie. Alles was. zoals het ook geweest
zou zijn. wanneer er geen'brief was gekomen. Maar
de brief was er, de inhoud er van was Anne's gees
telijk bezit geworden en geen macht ter wereld kon
dit meer veranderen. Ze moest antwoorden, maar
ze stelde het uit van dag tot dag. Vanaf het ogen
blik. dat ze ontwaakte, nee, zelfs vóór ze ontwaak
te, legde de brief zijn druk op haar en pas als ze
's avonds insliep, verloor hij zijn invloed. Soms
spookte hij nog door haar onrustige slaap, droomde
ze van Marc, van het oude huisje in de verwilder
de tuin, van Paultje als baby. Tot er plotseling in
razende vaart een trein op haar afkwam cn ze met
een schreeuw wakker werd.
Wordt vervolgd
Laten we er maar geen doekjes om winden: het dóet
ons allemaal wat, als wij horenlezen of spreken van het
einde der wereld! En achter de onverschillige houding van
velen ligt de angst, levensgroot, niet om die wereld, maar
om de eigen toekomst: waar ga ik heen en is met het einde
werkelijk alles afgelopen? Misschien vindt u, dat het afge
zaagd klinkt, maar ook vandaag geldt, als in vorige tijden,
dat de Bijbel het antwoord geeft. Over heden èn toekomst,
van de grote wereld en van de kleine mens individueel. Het
is een kwestie van öf-öf. Jezus zegt: „Dan zullen er twee in
het veld zijn, één zal aangenomen worden en één achterge
laten worden." Daar is geen middenweg en geen compromis.
En als u zegt, dat God als het ware zélf de keuze maakt, dan
hebt u gelijk. Maar dan moet u in Mattheüs 24 ook even
verder lezen. Daar staat nl. ook dit: „Waakt dan, want gij
weet niet op welke dag uw Heer komt." Dat is dus een vol
komen duidelijke oproep tot waakzaamheid. Dat betekent:
richt uw gehele leven zó in, dat u niet bevreesd behoeft te
zijn overvallen te worden door het einde, door de komst van
Christus. U kunt het nog eenvoudiger zeggen: geloof in Jezus
Christus, dat is: zie in hoe verdorven u zelf bent en besef
dat het volkomen misloopt, als u dat niet eerlijk, uit de grond
van uw hart, erkent en dat ook zegt tegen Christus. Zou dan
die vraag wanneer het einde van de wereld komt nog zo
belangrijk, zo allesoverheersend zijn?
HOE REAGEERT BEDRIJFSLEVEN
J£ORT GELEDEN heeft het Cen
traal Bureau voor de Statistiek
een overzicht gegeven van de
orderportefeuille van onze industrie
op 31 maart jl. Deze cijfers onder
strepen nog eens heel duidelijk, wat
er in de jaarverslagen staat en wal
er op de jaarvergaderingen word!
meegedeeld: de industrie heeft hel
over het algemeen behoorlijk druk
Natuurlijk zijn er uitzonderingen
Zo blijkt dc orderportefeuille van
de scheepsbouw als wij haar mei
31 maart 1959 vergelijken dun
ner te zijn geworden. De malaise
in de scheepvaart ten gevolge van
de overmaat aan scheepsruimte
wreekt zich in het opdrogen van
bestellingen op nieuwe schepen
Voorts komen wij een lichte ach
teruitgang tegen bij de orderporte
feuille van de leerlooierijen, maar
ook een behoorlijke teruggang aan
orders voor de export van de
schoenindustrie.
De andere bedrijfstakken hebbeD
het drukker gekregen. Er zijn er
zelfs bij, die hun orderportefeuille
op 31 maart vergeleken met een
jaar geleden meer dan 50 pet
hebben zien groeien: de fietsenfa
brieken (binnenland 60 pet.
buitenland 125 pet.), fabrieken van
stalen meubelen (binnenland 53'
pet.), katoen-, rayon- en linnenin
dustrie (binnenland 65 pet. bui
tenland 61 pet.), tegel- en bouwaar-
defabrieken (buitenland 222- pet.),
papierfabrieken (binnenland 67 pet.
buitenland 55 pet.), strokartonfa
brieken (binnenland 70 pet. bui
tenland 136 pet.).
De industrie probeert uiteraard
haar produktie zoveel mogelijk op
te voeren om de orders zo snel mo
gelijk af te werken. Het is ook voor
de industrie zelf' niet aangenaam,
dat de leveringstermijnen steeds
langer worden.
Het tempo van de produktiestijging
kan dan ook zonder meer goed ge
noemd worden: in de eerste vier
maanden van dit jaar was de pro
duktie in de industrie 15Vi pet. ho
ger dan in dezelfde periode van vo
rig jaar. Bij de metaalindustrie was
de stijging zelfs 28 pet.
Een van de mogelijkheden om de
produktie verder op te voeren is
het tewerkstellen van meer mensen
Doch hier staan wij thans voor
een muur. De cijfers van de werk
loosheid op 30 juni jl., die deze
week gepubliceerd werden, laten na
melijk weinig of geen speling voor
het aantrekken van nieuwe krach
ten.
De werkloosheid van mannen is ge
daald tot 31.500, waartegenover
66.500 aanvragen van werkgevers
stonden. Maar onder die 31.500
werklozen zit meer dan 1/3 aan
minder valide krachten en voorts
behoorlijk wat mensen, die onder
het begrip wrijvingswerkloosheid
vallen. Het zijn mensen voor wie
wel werk aanwezig is, maar die
mensen kunnen toch niet onmid
dellijk aan de slag komen, o.m. om
dat dit werk buiten de plaats van
inwoning ligt, omdat het werk van
andere aard is dan men gewend is
enz. Met andere woorden: in feite
is het aantal beschikbare krachten
nog een stuk kleiner dan de ge
noemde 31.500.
Bedrijven die dus toch tot een gro
tere produktie willen komen, zullen
hun heil moeten zoeken bij een
straffere rationalisatie en/of bij de
aanschaffing van moderne machi
nes en apparatuur. Zij zullen hier
in geld moeten investeren.
De regering ziet natuurlijk het gro
te nut van investeringen in, maar
zij vreest momenteel, dat hierdoor
de bestedingen te snel worden op
gevoerd, sneller althans dan de uit
breiding van de produktie toelaat.
Vandaar dat zij eind april heeft
aangekondigd, de fiscale facilitei
ten voor de investeringen te zullen
beperken. Juist deze week heeft zij
een wetsontwerp ingediend tot goed
keuring van de beschikking, waar
bij de vervroegde afschrijving en
de investeringsaftrek werden be
perkt.
Dit kost de ondernemers ontegen
zeggelijk geld, want zij kunnen klei
nere bedragen ten laste van de
winst brengen. Het rijk denkt aan
inkomsten- en vennootschapsbelas
ting in 1961 375 miljoen en in 1962
f 350 miljoen extra te ontvangen.
Het grote vraagteken is nu, of de
ondernemers hierdoor inderdaad af
geschrikt worden. Als wij de emis
sies zien, die aan de lopende band
op de kapitaalmarkt komen, dan is
enige twijfel toch wel op zijn plaats.
Zij komen van bedrijven, die geld
nodig hebben om uitbreidingen in
de breedte en in de diepte te finan
cieren. Uitbreidingen, die zij thans
noodzakelijk achten.
Aan aandelen en aan in aandelen
om tc zetten obligaties (converteer
bare obligaties) is in het eerste
halfjaar voor iets meer dan 200
miljoen van de beleggers gevraagd
(waarvan alleen door de Hoogovens
ƒ83 miljoen). Voor geheel 1959 ko
men wij echter niet verder dan
ruwweg 90 miljoen. Wij zullen dus
dit jaar op zijn minst op een ver
dubbeling kunnen rekenen. Het
wordt echter wel een verdrievoudi
ging.
Dit bedrag zegt overigens niets over
het werkelijke bedrag van de inves
teringen. Want naast het beroep op
de beleggers staan er voor de be
drijven nog andere wegen open. De
bekendste zijn: het opnemen van
een onderhandse lening bij een in
stitutionele belegger, alsmede het
aankloppen bij de eigen bank, de
Herstelbank en de Participatiemaat
schappij.
Maar in vele gevallen is het bedrijf
nog best zelf in staat, uit de inge
houden winsten of de reserves een
investering te financieren.
Het is voor ons dan ook nog een
vraagpunt, of de indertijd door het
bedrijfsleven bij een enquête van
het Centraal Bureau voor de Sta
tistiek uitgesproken verwachting,
dat de bestellingen en aankopen van
vaste activa beneden het nivean van
1959 zullen blijven, wel bewaarheid
wordt.
Het is verre van uitgesloten dat de
ze niet van optimisme getuigende
verwachting door de stijgende haus
se en het grote personeelstekort
wordt achterhaald.
VERSTANDIGE BESLUITEN
T)E Verenigde Staten hebben er goed
aan gedaan, de regering van
Kongo te laten weten, dat zij geen
troepen naar dat land zullen zenden
om de orde te herstellen.
Militaire interventie is vooral tegen
woordig een kwalijke zaak, met na
me wanneer zij komt van de zijde
van een wereldmogendheid als de
Verenigde Staten. De Amerikanen
zouden zich bij de Kongolezen be
slist niet geliefd hebben gemaakt.
Bovendien zouden zij ongewild de
leiders van het communistische blok
nieuwe argumenten in handen heb
ben gespeeld om zich tegen wat zij
noemen de imperialistische politiek
van de westelijke mogendheden te
keren.
Als Belgen cn Kongolezen er niet
spoedig in slagen, gezamenlijk een
oplossing te vinden voor de moeilijk-
beden, die geleid hebben tot de uit
tocht van vrijwel alle blanken uit
Kongo, is er maar één instantie, die
een bemiddelende rol kan spelen en
lat is de organisatie van de Verenig
de Naties.
Deze instelling zou een gewapende
strijdmacht naar Kongo kunnen zen
den om in een overgangsperiode orde
en rust in de jonge staat te verzeke
ren. Een strijdmacht, welke bij voor
keur samengesteld zou moeten zijn
uit militairen, die niet door de grote
mogendheden geleverd worden.
Het zou echter beter zijn, wanneer
Kongolezen en Belgen ondanks
alles wat er gebeurd is het met
elkaar eens worden, zonder dat zij
een beroep op derden behoeven te
doen. Want het is de vraag, of welke
interventie ook niet slechts uitstel
van executie zal zijn.
Ook de afscheiding van de provincie
Katanga is een zaak, die met de
grootste voorzichtigheid behandeld
dient te worden. Wanneer Katanga
inderdaad de republiek Kongo zou
verlaten gesteld dat zulks moge
lijk is zou het lot van de jonge
staat bezegeld zijn, omdat zij in eco
nomisch opzicht geen reden van be
staan meer zou hebben.
De Belgische regering heeft er ver
standig aan gedaan, zich niet uit te
laten over de verklaring van Tsjom-
be, de premier van de provincie Ka-
tanga.
Met erkenning van de onafhankelijk
heidsverklaring (zo dit juridisch al
mogelijk zou zijn geweest) zou men
in Brussel de politieke leiders in
Leopoldstad voor het hoofd gestoten
en alle schepen achter zich verbrand
hebben.
In het tegenovergestelde geval zou
den de Belgen de leiders van Ka-
tanga, in welke provincie zij enorme
economische belangen hebben, defi
nitief van zich vervreemd hebben,
waardoor zij zich op den duur toch
aok onmogelijk gemaakt zouden heb
ben.
Premier Tsjombe heeft blijkbaar in
gezien, dat hij veel te voorbarig is
•rewecst. Hij heeft laten weten, dat
<ijn verklaring verkeerd werd uitge
legd en dat de politieke toekomst
van zijn land nog wordt bestudeerd.
Niettemin is de houding van Tsjombe
van belang, omdat zij een man als
Patrice Loemoemba tot wat meer
matiging kan aansporen. En mati
ging is een eis, waaraan in Kongo
een dringende behoefte bestaat.