OMSTFCIJK ROXASECT Gereformeerde stem over een hervormd rapport 1 - Christen mag cultuur niet de rug toekeren insecten-verdelger €hefarine,4 Morele Herbewapening met nieuwe film cle c/rootóte gave 2 Enkele weken geleden is onder de titel „Dorpen willen leven" een studie verschenen over het Friese platteland geschreven door ds. J. J. Kalma, hervormd predikant van Lekkum. Deze studie werd gepubliceerd als een uitgave van het Sociologisch In stituut der Ned. Herv. Kerk. In het blad de Jriesche Kerk bodeheeft prof. C. v. d. Woude zijn oordeel uitgesproken over dit rapport. Deze nieuwe gere formeerde hoogleraar vindt het een belangrijke studie'. Hij er kent ten volle dat ds. Kalma „het probleem uit de emotionele sfeer (unl) halen en niet (wil) kiezen tussen een pro-stad of een pro-platteland-houding, maar (wil) nagaan hoe de nieu we tijd op het Friese platte land kan worden aanvaard en verwerkt. Deze hoogleraar heeft ook zijn gereformeerde beden kingen houdt, niet als louter econo misch vraagstuk zien. Het is ook een geestelijk vraagstuk. De cij fers over het bevolkingsverloop hebben niet het laatste woord. Al les hangt af van de geest, waar uit men leeft. Hij waarschuwt te- 5en ..een practisch materialisme, at veel idealisme heeft gedood en zelfs het Christelijk geloof heeft ondergraven." (pg. 69). Hij wil ook niet alles van de „industria lisatie" verwachten en wijst er op wat hij ziet als negatieve facto ren, pleit hij voor „positief opbou wend werk, waarbij naast de voor delen ook de bezwaren van de te genwoordige tijd, behalve de winst ook het verlies moet worden ge accepteerd. De vermindering in bevolking zal daarbij waarschijn lijk moeten worden aanvaard." (pg. 84). dat waardering verdient overwogen kan worden. In het laatste deel van zijn ge schrift spreekt ds. Kalma over „wegen om uit de moeilijkheden te komen" en geeft daarbij ook zijn visie op kerk en school. Het is met name tegen dit ge deelte. dat ik de meeste bezwaren gevoel. De scl matige ir het dorpsleven, waarbij hij met al leen de sociaal-economische facto ren in ogenschouw neemt, maar blijkbaar het gehele organisatiele ven. Het plan „moet de formule ring zijn van de aanwezige wen sen en behoeften", het moet ge dragen worden door de wil van de bevolking (pg. 87). Kerkelijke en culturele werkers moeten daarbij contact zoeken met de mensen van de economische sector, (pg 88). Hij wijst op de overorganisatie in de dorpen en wil in de grote dor pen een agendabureau, waar al le dorpsverenigingen in saamko- men en dat een regelende be voegdheid heeft (pg. 89). Hij is te gen neutraliteit en eveneens te gen „verzuiling" en pleit voor „algemene organisaties, waarin ook het christelijke zijn plaats krijgt", (pg. 93). Men kan wel vermoeden, wat dit in de practijk betekent. Men zal dan in een „algemene" organisatie saambrengen de meest uiteenlopende stromingen, marxis tisch, socialistisch, liberaal-huma nistisch, christelijk. Het zal op een of ander punt tot besluitvorming moeten komen. Het is onmogelijk dat zo'n besluit allen bevredigt. Het is veel meer waarschijnlijk dat het niemand bevredigt. Het is ook mogelijk dat men tot geen besluit komen kan, omdat deze stromingen nu eenmaal niet kun nen samengaan. Ik geloof dat ds. Kalma onderschat de diepgaande en fundamentele verschillen tussen verschillende stromingen in ons volksleven. Dat betekent niet dat er geen contact en soms samenwerking tussen verschillende volksgroepen mogelijk zou zijn. Christelijke or ganisaties kunnen over bepaalde punten met andere verenigingen in contact treden en in het onder ling overleg van organisaties kan men zien, wat in het algemeen be lang van het dorps- en volksleven gemeenschappelijk kan worden ge daan. Brengt men echter alles saam in een zgn. „algemene" or ganisatie, dan zal dit of een bron van voortdurende onenigheid zijn of aanleiding geven tot overheer sing van de ene volksgroep door dc andere. De onderlinge verhou dingen in het dorp zouden er slechts door verscherpt worden. De 19e eeuw met haar overheer sing van het liberalisme, „waarbij de minderheden maar verdrukt moesten worden", heeft ons in dit opzicht veel geleerd. Groen heeft niet zonder reden gewaar schuwd tegen een „intolerante to lerantie". DE AUTEUR wijdt ook bijzon dere aandacht aan de „ster ke verzuiling op schoolgebied". In 1953 telde Friesland 255 openbare en 285 christelijke scholen. Om de ze verzuiling te typeren wijst hij op het „verschillend type" van de- zè christelijke scholen: Chr. Volks- onderw.; Chr. nat. onderw.; Ger. Schoolverb.bij de Schoolraad aangesloten scholen; R.K. scholen. Een niet-deskundig lezer krijgt de indruk dat deze „typen" van scho len alle naast of tegenover elkaar staan. De Schoolraad is echter een overkoepelend orgaan, waarbij tal van verschillende typen aangeslo ten kunnen zijn. Ook zijn er scho len, die zowel bij Chr. Nat als bij Geref. Schoolverband zijn aange sloten. Er liggen hier veel minder tegenstellingen en veel minder „verzuiling" dan de schrijver blijkbaar vermoedt. Ook het Geref. Schoolverband ziet niet op een kerkelijke, maar op een confessio nele onderscheiding. Het enig voor beeld, waarbij men van „kerkelij ke verzuiling" zou kunnen spre ken. is dat van Chr. Volksonder wijs. dat een speciale binding heeft aan de Ned. Herv. kerk. Het is in dit verband typerend dat de schrijver de verzuiling blijkbaar alleen aan de rechtse kant ontdekt Als hij memoreert de opheffing van 58 Friese open bare scholen in 1933 door Min. Marchant wegens bezuinigings overwegingen, omdat het aantal leerlingen van deze scholen bene den het minimum was gedaald, dan verklaart hij: „nog steeds treurt het vrijzinnig deel van de vele Friese dorpen om de schade, die toen is aangebracht." (pg. 98). In het nauwe verband, dat hij constateert tussen de openbare school en de vrijzinnigheid ziet hij blijkbaar geen „verzuiling". In schooltjes, die geen bestaansmo gelijkheid meer bezaten, ziet hij blijkbaar een „algemeen" belang. Daarom treft het temeer, wan neer hij op pg. 99 zegt: „Harde- garijp" is nog voor weinigen een teken aan de wand geweest". Als de schrijver in Hardegarijp infor- *meert, dan zal hij horen, hoe de school, waaraan men voor enkele jaren het bestaansrecht met veel fanfares heeft willen ontzeggen, een bloeiend bestaan heeft en in een behoefte voorziet Hardegarijp is in zover een teken aan de wand geworden, dat het ieder waar schuwt om zich niet door het ge roep van „verzuiling" van de wijs te laten brengen. Trouwens, het Chr. Lyceum in Sneek; de Prot. Ziekenhuizen in Drachten en Dok- kum hebben door hun snelle groei en uitbouw bewezen hoe ongemo tiveerd de bezwaren waren, die bij hun oprichting werden inge- S. KALMA geeft in een slot hoofdstuk ook zijn gedachte over de taak der Kerk. Het laat zich denken dal hij bezwaar koes tert tegen het bestaan van „vele christelijke denominaties naast el kaar". Ik kan zijn bezwaar tegen de gedeeldheid der kerk mee ge voelen en er mee instemmen, dat het „levenseis is dat men zich verenigt, waar dit mogelijk is." Wanneer en voorzover deze ge deeldheid een gevolg zou zijn van „de individualistische Friese volks aard" (pg 113) is ze metterdaad te veroordelen. De schrijver toont er echter wel enig begrip voor te hebben, dat achter Afscheiding en Doleantie diepere geestelijke mo tieven verborgen waren, die hun geldigheid vandaag de dag nog niet hebben verloren, (pg. 117). Wanneer hij aandringt op gesprek tussen de kerken, dan moge hij weten, dat men in de Gerei ker ken in 't algemeen bereid is tot gesprek, en zeker, wanneer daar bij wordt voorop gesteld de voor waarde: „dat het primair gaat om het koningschap van Christus en Zijn recht op ons en op alles en niet om het terugwinnen of de uitbreiding van eigen macht." De schrijver voegt aan het hoofdstuk over de taak der Kerk een aantal punten toe, die een program kunnen zijn voor kerke lijke bezinning en actie. Hij heeft daarbij wel speciaal de Herv. Kerk op het oog, maar noemt toch din gen, die ook in de Gerei kerken de overweging verdienen. Ik heb, aldus eindigt prof. Van der Woude, vooral op het slot van dit geschrift, critiek geoefend. Het is vanuit een an dere levens- en kerkbeschou wing geschreven, dan die de mijne is. Vandaar dat ik ook aan andere wegen tot oplossing der moeilijkheden denk dan de auteur. Niettemin is dit een geschrift dat verdient gelezen te worden door ieder, die zich voor de problemen van ^het Friese platteland interesseert. Groot-Gereformeerd congres (Van een onzer verslaggevers) Op de tweede dag van het groot-gereformeerd congres op Woudschoten heeft men het con gresthema ,,In de wereld ge steld" van andere kanten beke ken. Prof. dr. S. van der Linde, hoogleraar te Utrecht, deed dit vanuit de geschiedenis der gere formeerde gezindte. Prof. dr. ir. H. van Riessen, hoogleraar te Delft, ging na wat het thema voor consequenties heeft ten op zichte van de cultuur. Prof. Van der Linde wees bij Calvijn een lijn aan, die duldt op een openheid naar dc wereld. Maar anderzijds kan men evengoed bij deze reformator een lijn bespeuren, die van wereldmijdende aard is. Die lijnen vinden we terug in de reformatie, zoals zij zich in Neder land ontwikkelde Daar is de cultuur kritische lijn van puritanisme en pië tisme, maar ook de wereldaanvaarden- de lijn van het remonstrantisme. Een| en ander komt het best naar voren in de levensstijl der reformatorische chris tenen. Telkens ziet men daar óf de ene óf de andere lijn. Vaak heeft dit botsingen gegeven, niet alleen tussen remonstranten en ge reformeerden, ook tussen de gerefor meerden onderling (Voetius en Cocce- jus). Dat alles staat niet los van socia le en economische verbanden. Expo nenten zijn aan de ene kant een wereld- gelijkvormigheid, ook in de kerk, en aan de andere kant een wereldmijding, zoals die in het conventikel wordt ge vonden; waar zeer sterke kritiek op de kerk wordt geuit. In de 19e eeuw ziet men bij de ver schillende stromingen een poging om tot een cultuursynthese te komen. Vrij zinnigen, „Groningers", ethischen, con fessionelen en neo-calvinisten zijn daar Zodra de gereformeerde gezindte zich voor een deel aan de cultuurtaak gaat wijden, ontstaat de scheiding met een ander deel, dat zich daarvan geheel af wendt. Zeer belangrijk achtte de hoogle raar Kuypers greep naar de christe lijke cultuur, de eerste greep na velt eeuwen. Helaas heeft Kuypers „Kul- turfreudigkeit" juist bij andere secto ren der gereformeerde gezindte nieu we afkeer van deze idealen gewekt. Een positieve, zij het kritische ver werking van puriteinse, Kuyperiaan- „wijsbegeerte der wetsidee"- den heeft en dat de overwinning reeds behaald. Een christen is wel geroepen tot deel name aan de cultuur, maar hij mag ei zich niet mee identificeren. Hij heeft zijn eigen stijl en norm en hij mag in houding en gedrag nooit de antithese negeren, die uit de afval voortvloeit. Wel bi de wereld, niet van de wereld blijft het uitgangspunt. Wetend, dat het zuchten met heel de schepping om de verlossing van zonde en dood zal voort duren totdat het rijk van Christus in zijn volheid gekomen is. Advertentie 4-voudige combinatie, een wetenschappelijk succes! V/er werkelijk betrouwbare middelen helpen elkaar en.... doen wonderenI Een belangrijke ontdekking op geneeskun dig gebied is „synergismus". Hiermede wordt bedoeld de wederzijdse versterking van de werking van verschillende genees middelen. De vier middelen verenigd in Chefarine„4 -elk afzonderlijk al beroemd- werken tezamen nog beter. Ze helpen vaak ook dan, wanneer andere middelen falen en doen werkelijk wonderen Frederick Davis, een vroegere gees telijke in de Anglikaanse Kerk, schrijft in The Dome,- een blad dat ijvert voor de hereniging van Anglikanen en roms-katholieken, dat er in de En gelse Staatskerk 1000 geestelijken zijn die geloven in het oppergezag van de paus en bovendien nog 2000, die voor standers zijn van de hereniging van hun kerk met de Rooms-Katholieke Kerk. idealen zóu de gereformeerde gezindte kunnen helpen, ofschoon men. gezien de moeizame arbeid, tot heden daaraan verricht, niet te eenvoudig over de mo gelijkheid van een oplossing moet den ken. Prof. Van Riessen In niet minder dan vierentwintig pun ten vatte prof. Van Riessen zijn betoog samen. Hij ging ervan uit, dat een christen de cultunr de rug niet kan of mag toekeren. Zijn rechtmatige plaats is in de cultuur. Het komt in de cultuur niet aan op aantallen maar op de kracht der over tuigingen. De christelijke overtuiging is thans de enige, die kracht kan tonen, meende prof. Van Riessen. Niet hierin, dat zij meteen een oplossing weet voor al de geweldige problemen, die aan de orde zijn, doch daarin dat de christen in gehoorzaamheid de plaats inneemt, waar hij gesteld is, in de overtuiging dat God de leiding der cultuur in han- 1 laat géén vlekken n 1 radicaal en snel IN DE VOORDELIGE, ORANJE SPUITBUS §ÊJÊÊÊmtItlddéiuJIi3iÊ Tegen pijnen en griep. Geschikt voor do gevoeligste maag, want die wordt beschermd door hel bestanddeel Chefaroi. 20 übt. 10.80. Voordelige gezinaverpaJcking 100 labl. 13.50 Beroepingswerk NED. HERV. KERK Beroepen te Assen (vac. F. H. var Aalst) toez-, C. F. J. Antonides te Ob- dam. Aangenomen naar Urk, toez-: P. Post te Giessen en Rijswijk. Benoemd tot vicaris te Amsterdam- Watergraafsmeer: F. I. Verbaas, kand. te Groningen. Toegelaten tot de evangeliebediening de heren W. S. Cuperus te Waddinx- veen, C. M. van Ede te Utrecht, J. A- Hogervorst te Leiden, J. Mostert te 's-Gravenhage, G. C. Post te Delft, A. Romein te Vlaardingen, A. Sieders te 's-Gravenhage, D. Verhoef te Rijs wijk, Z.H. en G. Zonneveld te Ketel Beroepbaarstelling de heren G. C. Post, kand. Nieuwe Plantage 71 te Delft en A. Romein, kand. Peperstraat 9 'te Vlaardingen zijn beroepbaar. GEREFORMEERDE KERKEN Beroepen te Berlikum (bij accl.) R. van Reenen te Klundert; te Exmorra- Allingawier en te Oostvoorne P. C. Meijer kand- te Leiden. Beroepbaarstelling. De classis Rotter dam heeft prep. geëx. en beroepbaar verklaard overeenkomstig artikel 6 van de kerkorde (bijzondere gaven) de heer G. Clements, Noordsingel 208b te Rotterdam-1. De heer Clements is gaar ne bereid de kerken te dienen en zal een eventueel beroep terstond in over weging nemen. CHRIST. GEREF. KERKEN Beroepen te Aarlanderveen-Nieuw- koop: J. van Doorn te Tholen; te De Krim: J. Vogel, kand. te Wormerveer; te Klundert: A. J. Otter, kand- te Apel doorn. GEREFORMEERDE GEMEENTEN Munt vooral uit door goede bedoelingen Over enkele maanden zal de Morele Herbewapening in ons land de open bare vertoningen brengen van de film „The crowning experience" (De Be kroning) en om nu vast de sfeer van verwachting op de juiste temperatuur te brengen had deze internationale be weging in het Haagse Asta-theater een besloten voorstelling van deze film georganiseerd, waarbij niet al leen de film werd vertoond, maar ook enkele hoofdpersonen uit deze film in levende lijve op het toneel versche nen om hun boodschap van Morele Herbewapening in korte geformuleer de uiteenzettingen uit te dragen. Het was een avond, waarop men het ge voel had voortdurend in de eerste vuurlinie te liggen. Eerst sprak Rajmahmam Ghandi, de kleinzoon van de Mahatma. Een fors ge bouwde jongeman met een stem als een klok. Daarna werd de film vertoond, waarna achtereenvolgens het woord voer den: de actrice Ann Buckles uit Tennes see, de heer Campbell, een van de voor mannen uit Canada en tot slot de neger- actrice (Carmen-Jones) Muriel Smith, die de avond besloot met een prachtig ge zongen geestelijk lied. De film „The crowning experience" is Amerikaanser dan Amerikaans en gebaseerd op de levensgeschiedenis van Mary McLeod Bethune, een negerin, wier ouders onder het juk der slaver nij gezucht hebben maar die zich wist op te werken tot adviseuse van de pre sident der Verenigde Staten. Dit ver haal is zeer vrij gevolgd, ten dele in de vorm van een musicaL Muriel Smith, die o.a. beroemd is ge worden als „Carmen-Jones op Broad way", en ook jaren lang in de Londense Covent Garden de rol van Carmen bij The Royal Opera vervulde, is in deze film een voortvarende negerin, die door middel van onderwijs de arme negerbe volking uit haar streek tot meer welvaart hoopt te brengen Zij begint in een ar melijke hut een ,sweet-potato-pie-school", d.i. een schooltje waarvoor zij het geld bijeen brengt door taarten van „sweet potatoes" te bakken en aan de man te brengen. Zij droomt echter van een neger high-school en die komt er ook. Door haar onvermoeibaar werken wordt zij ge. introduceerd in een deftige dames-club en via deze relatie benoemd tot adviseuse van de president. Dan spitst men de geschiedenis van Mary Bethune toe, want ook de morele Herbewapening moet aan haar trekken komen. De schoonzoon van de negerin wordt communist, maar zijzelf komt op Mackinac-eiland terecht, het hoofd kwartier van de Morele Herbewapening, waar de vriendelijke heer Frank Buch- man resideert en daar wordt zij ge grepen voor het ideaal der Morele Her bewapening en in een zeer internationaal gezelschap legt zij hiervan in het open baar getuigenis af. Haar schoonzoon staat verscholen te luisteren en raakt natuurlijk ook onder de indruk. Met hem komt het vast wel goed, want tus sen zijn (verwaarloosde) vrouw en schoonmoeder in wandelt hij het film doek af. De film telt inderdaad enkele ontroe rende momenten, maar munt toch voor namelijk uit door zijn goede bedoelingen. Het geheel is evenwel zo door en door Amerikaans, dat heel wat Nederlandse ogen zullen knipperen voor zij aan dit A.B.C. der Morele Herbewapening ge wend zijn. Men krijgt de indruk, dat hier politieke wereldproblemen worden opge lost met vrome glimlach, sentimentaliteit Morele Herbewapening hamert er ook in deze film voortdurend op, dat de vrije wereld alleen met een „superieure" ideo logie het communisme te woord kan staan en weerstaan. Ongetwijfeld juist, maar deze ideologie is wel tot een heel eenvoudige noemer teruggebracht. Het Evangelie zegt de dingen honderdmaal subtieler en niet zo luidruchtig. Amerika is nu evenwel het land van technicolor en wide screen en naar de enthousiaste reacties in de zaal te oordelen, zijn ook veel Nederlanders daarvoor gevoelig. Muriel Smith zingt in ieder geval prach tig, terwijl de cameravoering van Ri chard Tegström zeker gewaardeerd kan worden. De film is met idealisme ge« maakt, zonder honoraria, zoals Muriel Smith verklaarde. Nu kom ik dan eigenlijk aan mijn vraag toe, Anne. nu nader ik het doel van mijn brief. Eens het was niet lang voordat je me verliet en waarschijnlijk liep je al met het plan rond zei je tegen mij, dat het zo lastig voor je zou zijn om geld te verdienen, omdat je handen gebonden waren door het kind Ik antwoordde je toen, dat ik het ieder moment graag van je zou overnemen. Herinner je je nog wat je daarop zei? Je zei: „Als je ooit even eenzaam wordt, als ik nu. dan zal ik je het kind geven." We stonden toen bij het raam van de huiskamer, dc dahlia's bloeiden en wiegelden voor het raam heen en weer en Paultje stond rechtop in zijn stoel en wees met zijn lepel naar de bewegende bloemen. Nu herinner je het je misschien weer. Anne, nu kom ik op die belofte terug. Ik bèn even eenzaam als jij toen, en waarschijnlijk on gelukkiger. Voor een gezond mens is het moeilijk in te denken, wat het betekent, levenslang aan een bed te zijn gekluisterd, middenuit je drukke werk je bestaan van verantwoordelijk, handelend mens. tot een liulpeloos kind te worden gemaakt. Van de aanvang af heb ik over de jongen gemijmerd, me voorgesteld, hoe het zijn zou, als hij hier bij mc was, als hij samen met me at, vertelde van school, van zijn- werk, zijn liefhebberijen. Ik weet niets van hem. Hoe ziet hij er uit, is het een flinke kerel geworden met een open gezicht? Heeft hij goede hersens, is hij gezond, heeft hij een prettig karakter, heb je veel aan hem? Honderden malen heb ik me dit alles afgevraagd, maar pas dit laatste halfjaar is hel verlangen om hem weer te zien en iets van zijn liefde te winnen, zo sterk f;cwordon, dat ik over de vervulling van dat ver- angen, ben gaan peinzen. Ik heb dc kwestie al eens tegenover Gonne aangeroerd: zij zou er mee accoord gaan, als de jongen hier bij ons zou le ven. Ik ben haar zeer dankbaar voor deze bereid willigheid, het is en blijft toch een pijnlijk iets voor haar, dat zul jo met mij eens zijn. Nu wacht mij nog het moeilijkste. Anne, wil jij de jongen, die toch ook mijn jongen is, nu aan mij toevertrouwen? Ik kan hem elke opvoeding ge- WILLY STRIJT ven, die hij zich maar zou kunnen wensen en ik zou hem liefhebben, als ooit een vader een zoon heeft liefgehad. Ik begrijp, dat het een groot offer is, wat ik van je vraag en mocht je weigeren, om dat het je te zwaar valt, of mocht je zo onverschil lig of hard tegenover mij staan, dat er van een offer om mijnentwil geen sprake kan zijn, dan zal ik dit begrijpen en zonder meer aanvaarden Maar tot jou, die mij hebt liefgehad, zoals je hebt gedaan, durf ik deze bede toch te richten. Ik geloof, dat ik gezegd heb, wat er te zeggen viel en dat ik getracht heb je een idee te geven van mijn leven deze tien jaar, dat van mijn le ven. wat in de wan is achtergebleven, nadat het kaf verstoven was. Ik ben eerlijk geweest, ik heb mijn gevoelens niet verhevener voorgesteld, dan ze zijn en ik heb geprobeerd alle sentimentaliteit, al le pressie op je medelijden te vermijden. Alleen nog dit. Als de jongen bij mij zou komen, zou ik de liefde, die ik hoop, dat hij voor jou bezit, eer biedigen en schragen cn ik zou hem opvoeden in jouw geest, d. jouw gecM, u.w.*. lui eeu.uidii met een onbekrom pen kijk op de mensen en de maatschappij en een warm hart voor alles, wat leeft. Het is de eerste maal sedert het ongeluk, dat ik zelf een brief heb geschreven, zuster Frieda doet dit anders voor mij. Het was uiterst vermoeiend. Lieve Anne, er is veel, wat ik niet in woorden neerschreef, maar wat je toch misschien uit deze brief duidelijk zal worden. Wat je ook mag be sluiten, ik hoop innig, dat je niet in haat en ver bittering aan mij zult denken; die gedachte heeft tien jaar lang een sombere schaduw over mij ge worpen. Mare XXIV Het leven gaat altijd door. Waar in de zomer hevige bosbrand hei en dennen heeft verteerd en zwarte, mistroostige woestenij spotte met het le ven, daar ligt het volgende voorjaar een tapijt van millioenen nieuw ontkiemde zaden. Waar de lava alle plantengroei verdelgde en alle wezens, die niet tijdig voor hem konden vluchten de dood bracht, daar wordt de aarde weldra zo vruchtbaar, dat al ras de mensen terugkeren om de grond opnieuw in bezit te nemen en de overvloedige oogsten af te wachten. Het leven gaat altijd door. Letje had een heftige huilbui, omdat ze haar han den nauwelijks meer voor iets kon gebruiken; dok ter Mees constateerde mistroostig, dat de rheuma- tische pijnen zich dit najaar al bijzonder vroeg de den gelden, wat een slecht voorteken was; Paultje opstandig thuis uit school met twintig blad- veel had opgekregen. Anne troostte Letje, wat haar zwaar viel, omdat ze het meisje niet graag met een kluitje in het riet stuurde; ze praatte dokter Mees zijn sombere gevoelens uit het hoofd en ze vroeg Paultje uit de strafkwestie. Alles was. zoals het ook geweest zou zijn. wanneer er geen'brief was gekomen. Maar de brief was er, de inhoud er van was Anne's gees telijk bezit geworden en geen macht ter wereld kon dit meer veranderen. Ze moest antwoorden, maar ze stelde het uit van dag tot dag. Vanaf het ogen blik. dat ze ontwaakte, nee, zelfs vóór ze ontwaak te, legde de brief zijn druk op haar en pas als ze 's avonds insliep, verloor hij zijn invloed. Soms spookte hij nog door haar onrustige slaap, droomde ze van Marc, van het oude huisje in de verwilder de tuin, van Paultje als baby. Tot er plotseling in razende vaart een trein op haar afkwam cn ze met een schreeuw wakker werd. Wordt vervolgd Laten we er maar geen doekjes om winden: het dóet ons allemaal wat, als wij horenlezen of spreken van het einde der wereld! En achter de onverschillige houding van velen ligt de angst, levensgroot, niet om die wereld, maar om de eigen toekomst: waar ga ik heen en is met het einde werkelijk alles afgelopen? Misschien vindt u, dat het afge zaagd klinkt, maar ook vandaag geldt, als in vorige tijden, dat de Bijbel het antwoord geeft. Over heden èn toekomst, van de grote wereld en van de kleine mens individueel. Het is een kwestie van öf-öf. Jezus zegt: „Dan zullen er twee in het veld zijn, één zal aangenomen worden en één achterge laten worden." Daar is geen middenweg en geen compromis. En als u zegt, dat God als het ware zélf de keuze maakt, dan hebt u gelijk. Maar dan moet u in Mattheüs 24 ook even verder lezen. Daar staat nl. ook dit: „Waakt dan, want gij weet niet op welke dag uw Heer komt." Dat is dus een vol komen duidelijke oproep tot waakzaamheid. Dat betekent: richt uw gehele leven zó in, dat u niet bevreesd behoeft te zijn overvallen te worden door het einde, door de komst van Christus. U kunt het nog eenvoudiger zeggen: geloof in Jezus Christus, dat is: zie in hoe verdorven u zelf bent en besef dat het volkomen misloopt, als u dat niet eerlijk, uit de grond van uw hart, erkent en dat ook zegt tegen Christus. Zou dan die vraag wanneer het einde van de wereld komt nog zo belangrijk, zo allesoverheersend zijn? HOE REAGEERT BEDRIJFSLEVEN J£ORT GELEDEN heeft het Cen traal Bureau voor de Statistiek een overzicht gegeven van de orderportefeuille van onze industrie op 31 maart jl. Deze cijfers onder strepen nog eens heel duidelijk, wat er in de jaarverslagen staat en wal er op de jaarvergaderingen word! meegedeeld: de industrie heeft hel over het algemeen behoorlijk druk Natuurlijk zijn er uitzonderingen Zo blijkt dc orderportefeuille van de scheepsbouw als wij haar mei 31 maart 1959 vergelijken dun ner te zijn geworden. De malaise in de scheepvaart ten gevolge van de overmaat aan scheepsruimte wreekt zich in het opdrogen van bestellingen op nieuwe schepen Voorts komen wij een lichte ach teruitgang tegen bij de orderporte feuille van de leerlooierijen, maar ook een behoorlijke teruggang aan orders voor de export van de schoenindustrie. De andere bedrijfstakken hebbeD het drukker gekregen. Er zijn er zelfs bij, die hun orderportefeuille op 31 maart vergeleken met een jaar geleden meer dan 50 pet hebben zien groeien: de fietsenfa brieken (binnenland 60 pet. buitenland 125 pet.), fabrieken van stalen meubelen (binnenland 53' pet.), katoen-, rayon- en linnenin dustrie (binnenland 65 pet. bui tenland 61 pet.), tegel- en bouwaar- defabrieken (buitenland 222- pet.), papierfabrieken (binnenland 67 pet. buitenland 55 pet.), strokartonfa brieken (binnenland 70 pet. bui tenland 136 pet.). De industrie probeert uiteraard haar produktie zoveel mogelijk op te voeren om de orders zo snel mo gelijk af te werken. Het is ook voor de industrie zelf' niet aangenaam, dat de leveringstermijnen steeds langer worden. Het tempo van de produktiestijging kan dan ook zonder meer goed ge noemd worden: in de eerste vier maanden van dit jaar was de pro duktie in de industrie 15Vi pet. ho ger dan in dezelfde periode van vo rig jaar. Bij de metaalindustrie was de stijging zelfs 28 pet. Een van de mogelijkheden om de produktie verder op te voeren is het tewerkstellen van meer mensen Doch hier staan wij thans voor een muur. De cijfers van de werk loosheid op 30 juni jl., die deze week gepubliceerd werden, laten na melijk weinig of geen speling voor het aantrekken van nieuwe krach ten. De werkloosheid van mannen is ge daald tot 31.500, waartegenover 66.500 aanvragen van werkgevers stonden. Maar onder die 31.500 werklozen zit meer dan 1/3 aan minder valide krachten en voorts behoorlijk wat mensen, die onder het begrip wrijvingswerkloosheid vallen. Het zijn mensen voor wie wel werk aanwezig is, maar die mensen kunnen toch niet onmid dellijk aan de slag komen, o.m. om dat dit werk buiten de plaats van inwoning ligt, omdat het werk van andere aard is dan men gewend is enz. Met andere woorden: in feite is het aantal beschikbare krachten nog een stuk kleiner dan de ge noemde 31.500. Bedrijven die dus toch tot een gro tere produktie willen komen, zullen hun heil moeten zoeken bij een straffere rationalisatie en/of bij de aanschaffing van moderne machi nes en apparatuur. Zij zullen hier in geld moeten investeren. De regering ziet natuurlijk het gro te nut van investeringen in, maar zij vreest momenteel, dat hierdoor de bestedingen te snel worden op gevoerd, sneller althans dan de uit breiding van de produktie toelaat. Vandaar dat zij eind april heeft aangekondigd, de fiscale facilitei ten voor de investeringen te zullen beperken. Juist deze week heeft zij een wetsontwerp ingediend tot goed keuring van de beschikking, waar bij de vervroegde afschrijving en de investeringsaftrek werden be perkt. Dit kost de ondernemers ontegen zeggelijk geld, want zij kunnen klei nere bedragen ten laste van de winst brengen. Het rijk denkt aan inkomsten- en vennootschapsbelas ting in 1961 375 miljoen en in 1962 f 350 miljoen extra te ontvangen. Het grote vraagteken is nu, of de ondernemers hierdoor inderdaad af geschrikt worden. Als wij de emis sies zien, die aan de lopende band op de kapitaalmarkt komen, dan is enige twijfel toch wel op zijn plaats. Zij komen van bedrijven, die geld nodig hebben om uitbreidingen in de breedte en in de diepte te finan cieren. Uitbreidingen, die zij thans noodzakelijk achten. Aan aandelen en aan in aandelen om tc zetten obligaties (converteer bare obligaties) is in het eerste halfjaar voor iets meer dan 200 miljoen van de beleggers gevraagd (waarvan alleen door de Hoogovens ƒ83 miljoen). Voor geheel 1959 ko men wij echter niet verder dan ruwweg 90 miljoen. Wij zullen dus dit jaar op zijn minst op een ver dubbeling kunnen rekenen. Het wordt echter wel een verdrievoudi ging. Dit bedrag zegt overigens niets over het werkelijke bedrag van de inves teringen. Want naast het beroep op de beleggers staan er voor de be drijven nog andere wegen open. De bekendste zijn: het opnemen van een onderhandse lening bij een in stitutionele belegger, alsmede het aankloppen bij de eigen bank, de Herstelbank en de Participatiemaat schappij. Maar in vele gevallen is het bedrijf nog best zelf in staat, uit de inge houden winsten of de reserves een investering te financieren. Het is voor ons dan ook nog een vraagpunt, of de indertijd door het bedrijfsleven bij een enquête van het Centraal Bureau voor de Sta tistiek uitgesproken verwachting, dat de bestellingen en aankopen van vaste activa beneden het nivean van 1959 zullen blijven, wel bewaarheid wordt. Het is verre van uitgesloten dat de ze niet van optimisme getuigende verwachting door de stijgende haus se en het grote personeelstekort wordt achterhaald. VERSTANDIGE BESLUITEN T)E Verenigde Staten hebben er goed aan gedaan, de regering van Kongo te laten weten, dat zij geen troepen naar dat land zullen zenden om de orde te herstellen. Militaire interventie is vooral tegen woordig een kwalijke zaak, met na me wanneer zij komt van de zijde van een wereldmogendheid als de Verenigde Staten. De Amerikanen zouden zich bij de Kongolezen be slist niet geliefd hebben gemaakt. Bovendien zouden zij ongewild de leiders van het communistische blok nieuwe argumenten in handen heb ben gespeeld om zich tegen wat zij noemen de imperialistische politiek van de westelijke mogendheden te keren. Als Belgen cn Kongolezen er niet spoedig in slagen, gezamenlijk een oplossing te vinden voor de moeilijk- beden, die geleid hebben tot de uit tocht van vrijwel alle blanken uit Kongo, is er maar één instantie, die een bemiddelende rol kan spelen en lat is de organisatie van de Verenig de Naties. Deze instelling zou een gewapende strijdmacht naar Kongo kunnen zen den om in een overgangsperiode orde en rust in de jonge staat te verzeke ren. Een strijdmacht, welke bij voor keur samengesteld zou moeten zijn uit militairen, die niet door de grote mogendheden geleverd worden. Het zou echter beter zijn, wanneer Kongolezen en Belgen ondanks alles wat er gebeurd is het met elkaar eens worden, zonder dat zij een beroep op derden behoeven te doen. Want het is de vraag, of welke interventie ook niet slechts uitstel van executie zal zijn. Ook de afscheiding van de provincie Katanga is een zaak, die met de grootste voorzichtigheid behandeld dient te worden. Wanneer Katanga inderdaad de republiek Kongo zou verlaten gesteld dat zulks moge lijk is zou het lot van de jonge staat bezegeld zijn, omdat zij in eco nomisch opzicht geen reden van be staan meer zou hebben. De Belgische regering heeft er ver standig aan gedaan, zich niet uit te laten over de verklaring van Tsjom- be, de premier van de provincie Ka- tanga. Met erkenning van de onafhankelijk heidsverklaring (zo dit juridisch al mogelijk zou zijn geweest) zou men in Brussel de politieke leiders in Leopoldstad voor het hoofd gestoten en alle schepen achter zich verbrand hebben. In het tegenovergestelde geval zou den de Belgen de leiders van Ka- tanga, in welke provincie zij enorme economische belangen hebben, defi nitief van zich vervreemd hebben, waardoor zij zich op den duur toch aok onmogelijk gemaakt zouden heb ben. Premier Tsjombe heeft blijkbaar in gezien, dat hij veel te voorbarig is •rewecst. Hij heeft laten weten, dat <ijn verklaring verkeerd werd uitge legd en dat de politieke toekomst van zijn land nog wordt bestudeerd. Niettemin is de houding van Tsjombe van belang, omdat zij een man als Patrice Loemoemba tot wat meer matiging kan aansporen. En mati ging is een eis, waaraan in Kongo een dringende behoefte bestaat.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1960 | | pagina 2