CHRISTFLW
VELPON
Een woord voor vandaas
De doodstraf opnieuw
in discussie
Gratis grammofoons en
platen voor zieken
m
Kanttekening
Baptisten binnenkort in
Emmen bijeen
de qreotóte
Cf ave
Nehemia, de Joodse ex-balling aan het Perzische hof, leider
van Jeruzalems herbouw en door de bezetter, koning Arthah-
sasta, aangesteld tot landvoogd over Juda, is van zijn werk
niet rijker geworden: het heeft hem alleen maar geld gekost!
Natuurlijk moet hij over enig kapitaal beschikt hebben: er
komt heel wat voor kijken om twaalf jaar lang elke dag
opnieuw zo'n honderdvijftig man in de kost te hebben plus
dan nog de toevallige buitenlandse bezoekers! U moet dat
maar eens nalezen in hoofdstuk -vijf van zijn boek. U bemerkt
dan, dat er niet op een stuk vlees meer of minder werd
gekeken en bovendien was er „alle tien dagen allerlei wijn
in overvloed!" Vindt u het misschien wat vreemd, dat Nehemia
zo hoog opgeeft van zijn onbaatzuchtigheid? Vergeet niet, dat
deze man gegrepen was door de nood van zijn volk en van
zijn stad. Góds volk en Góds stad. En dat hem elke gedachte
daaraan iets te verdienen, volkomen vreemd was. Een idealist?
Noem hem zo! Maar zie hem vooral als een gelovige, als een
geroepene, die begrepen heeft, dat het materiële moet wijken
als God iemand een opdracht geeft. Op dat punt kunnen wij
van Nehemia heel wat leren. Dienst aan het Koninkrijk Gods,
werken en profeteren, sluit profiteren uit!
QPN1EUW is de doodstraf in
discussie. Enige weken ge
leden schreef mr. H. Bouma,
substituut officier bij de arron
dissementsrechtbank van Am
sterdam, in het weekblad van
de Anti Revolutionaire Partij
„Nederlandse Gedachten" over
,JJe zaak Chessman en de dood
straf" dat we in Nederland de
klok geen eeuw moeten terug
zetten door deze straf weer in
te voeren, omdat naar zijn in
zicht de argumenten tegen veel
zwaarder wegen dan de argu
menten voor. Het artikel deed
een aantal lezers in de pen klim
men, die wezen op artikel 13 van
het a r. beginselprogramma,
waarin zou worden geëist dat de
overheid de doodstraf weer als
vergeldingsmaatregel invoert.
Mr. Bouma beantwoordt zijn
schrijvers, waarbij de redactie
de aantekening maakt dat zij
niet beslist deze mening als de
hare publiceert, maar haar wel
ziet als een belangrijke bijdrage
tot de discussie. Mr. Bouma
schrijft:
A.R* Beginselprogram in art.
XIII alléén spreekt van het recht
van de overheid om de doodstraf
als vergeldingsmaatregel in te
voeren en toe te passen, doch dit
niet als gebiedende eis stelt In
mijn artikel heb ik niet willen be
togen. dat de doodstraf nooit zou
mogen worden ingevoerd en toe
gepast. Ik kan mij voorstellen, dat
in een tijd van chaotische toe
standen. waarin de misdaad welig
tiert, de overheid de doodstraf
weer invoert om orde te schep
pen en de zware misdadigers te
bestraffen. Dit is in dergelijke
omstandigheden zelfs een plicht.
De overheid, die de daders van
misdrijven niet of niet voldoende
straft of doet straffen, handelt
daardoor in strijd met haar plicht
Het beginsel van het Nederlandse
strafrecht is dan ook hiermede in
overeenstemming, immers de be
drijver van een strafbaar feit
dient een straf te ontvangen over
eenkomende met de zwaarte van
het misdrevene.
Volgt hieruit nu. dat iemand, die
een ander doodt, gestraft moet
worden met de doodstraf? Ik
meen van niet. Er kan altijd ge
twist worden of een straf, die door
de rechter aan een bepaalde mis
dadiger wordt opgelegd, te zwaar
of te licht is. De straftoemeting
is nu eenmaal een zeer individue
le aangelegenheid. Indien de dood
straf in Nederland zou worden in
gevoerd zal deze straf lang niet
altijd toegepast worden op moor
denaars of andere misdadigers,
want de rechter zal bij zijn straf
bepaling rekening houden met al
le hem gebleken omstandigheden,
dus ook de verzachtende en in an
dere gevallen de verzwarende om
standigheden. De strafrechter zal
dan ook in verschillende strafza
ken niet de doodstraf aan moor
denaars opleggen, doch een ge
vangenisstraf van levenslang of
korter.
De overheid kan en mag derhal
ve niet aan de rechter de plicht
opleggen in moordzakc de dood
straf te moeten uitspreken, aan
gezien door een verplichting van
de rechter hiertoe de vergeldende
gerechtigheid, die toch de grond
slag vormt van ons strafrecht, ver
laten zou worden. In dit stelsel
zou een ieder, die een ander ge
dood heeft, onder welke omstan
digheden ook dit feit zou hebben
plaats gevonden, ter dood veroor
deeld moeten worden. Ik meen dit
zo te moeten stellen, want als men
het probleem van de doodstraf
van de zijde van Gods Woord be
nadert en met name ter verdedi
ging van de doodstraf Genesis 9
vers 6 aanhaalt, waarin staat, dat
..Wie des mensen vloed vergiet,
zijn bloed zal door den mens ver
goten worden, want God lieeft den
mens naar Zijn beeld geschapen",
en de overheid zou zich strikt aan
Gods Woord willen houden dan zou
ook aan de rechter de plicht tot
het opleggen van de doodstraf voor
doodslagers en moordenaars moe
ten worden voorgeschreven.
De overheid mag dan In dit stel
sel niet blijven bij een bedreiging
met de doodstraf, zij moet de dood
straf gebiedend voorschrijven. Zo
dra dit echter door de overheid
zou bepaald worden wordt het voor
de strafrechter ondoenlijk op
rechtvaardige wijze recht te spre
ken. De strafrechter wordt danfe
ook ln zijn onafhankelijkheid be-
perkt.
ik. dat Ge
nesis vers 6 niet absoluut is
gesteld. Het woordje ..zal" uit de
zinsnede .zijn bloed zal door den
mens vergoten worden" kan gele
zen worden als ..moet", n.aar ook
als ..kan" vergoten worden wor
den. God zelf zegt tot Kaïn, als
deze tot Hem zegt: ..Mijn misdaad
ls te groot om de straf te dra
gen" cn ..ieder, die mij aantreft,
zal mij doden": ..Geenszins:
ieder, die Kaïn doodt zal zevenvou
dig boeten". De Here geeft hier
volledige gratie aan Kaïn. die één
van de ergste misdrijven heeft ge
pleegd. namelijk de broedermoord.
Moeten wij dan Genesis 9 vers
8 zo lezen, dat de overtieid de
straf van de dood beslist moet
voorschrijven aan onze strafrech-
DOVENDIEN
-L* npsis vpr
ter? Ik meen van niet.
Romeinen 13 vers 4, 2e lid zegt:
„Maar indien gij kwaad doet, wees
dan bevreesd; want de overheid
draagt het zwaard niet tevergeefs;
zij staat immers in de dienst van
God. als toornende wreekster voor
hem, die kwaad bedrijft". Ook de
ze tekst wordt als grond gebezigd
voor de invoering van de dood
straf. Ik betwijfel echter of het
woord „zwaard" letterlijk moet
worden opgevat, dat is dus als
middel om de doodstraf te voltrek
ken. Wordt hiermede niet veeleer
in het algemeen bedoeld, dat de
overheid haar gezag handhaaft
door de misdadigers te doen be
straffen en de vergelding op deze
misdadigers te doen toepassen?
Ik ben geen theoloog, maar ik
meen. dat deze laatste uitleg past
in het kader van Romeinen 13.
briefschrijvers Exodus 21
12 aangehaald, waarin staat: „Wie
iemand zo treft, dat hij sterft, zal
zeker ter dood gebracht worden".
Deze woorden van de Here spreekt
Hij tot Mozes op de Sinaï als voor
schriften voor Zijn volk na de uit
tocht uit Egypte. Wanneer u al de
ze voorschriften van God voor Zijn
volk leest, wordt u getroffen door
de doelmatigheid en volledigheid.
Dit is met recht een wetgeving te
noemen, want allerlei voorschrif-.
ten op burgerrechtelijk en straf
rechtelijk terrein worden hierin op
gesomd. Ongetwijfeld waren die
voorschriften van God voor Zijn
volk zeer wijs en juist, maar ik
meen. dat deze voorschriften niet
zonder meer voor onze tijd en voor
ons gelden. De Israëlieten houden
nog zeer streng vast aan de Wet
van Mozes. In deze voorschriften
staat o.m. vermeld, dat een tove
nares zeker niet in leven gelaten
mag worden. Wie met een dier on
tucht pleegt zal zeker ter dood
gebracht worden. Wanneer een
rund een mens stoot, zodat deze
sterft, dan zal het rund zeker ge
stenigd worden. Deze en andere
voorschriften zijn kennelijk gege
ven voor de Israëlieten in die tijd
onder de oude bedeling en niet
van toepassing op ons onder het
nieuwe verbond. Jezus Christus
zegt tot dc schriftgeleerden en Fa
rizeeën, die de overspelige vrouw
tot Hem brachten: „Wie van u
zonder zonde is, werpt het eerst
een steen naar haar", hoewel de
wet van Mozes het bevel aan de
Israëlieten gaf haar te stenigen.
Ik heb met het bovenstaande ze
ker niet willen betogen, dat van
vergelding in ons strafrecht niet
meer gesproken mag worden. In
tegendeel, ik meen, dat het wezen
van het strafrecht nog steeds be
staat in de schuld van de dader
van het strafbare feit en voor de
ze schuld moet hij gestraft worden
en ook overeenkomstig de mate
van schuld. Als de rechter teveel
gaat letten op de verzachtende
omstandigheden of de omgeving,
waaruit de dader ls voortgekomen,
aansprakelijk gaat stellen voor het
begane delict, krijgen wij een uit
sluiting van schuld bij de misda
diger. die zeker niet is gegrond
op Gods Woord.
Maar, vervolgt mr. Bouma,
anderzijds mogen wij ons ook
niet laten leiden door het wraak
gevoelen: „Oog om oog en tand
om tand," want ook de liefde tot
de naaste is ons door Christus
als een gebod gegeven. Straftoe
meting blijft een moeilijke zaak
voor de strafrechter, toaarbu hij
met bovengenoemde factoren
en wellicht met nog andere
zaken heeft rekening te hou
den. Dit is geen gemakkelijke
taak, terwijl de verantwoorde
lijkheid groot is. De invoering
van de doodstraf zou deze taak
en verantwoordelijkheid nog
verzwaren.
Actie Dubbel E. P." gestart
WAAR GAAN WIJ HEEN?
Geheel onverwacht ontving gis
termorgen de Rotterdamse mejuf
frouw G. Holleman, die reeds 38
jaar aan bed gebonden is, een
grammofoon en een plaat met
geestelijke liederen. Zij was de eer
ste van naar de initiatiefnemers
hopen een lange rij van zieken
en eenzamen, die een pick up met
platen krijgen, wanneer zij beloven
met deze geestelijke liederen op
hun manier te evangeliseren. De
actie wordt gevoerd onder het
motto „Dubbel E.P.".
De actie kreeg een plotselinge stoot
toen maanden geleden John Buurman, de
zanger van het eenvoudige geestelijke
lied tijdens een evangelisatiesamenkomst
te Haarlem ineens in het hart kreeg om
mensen die financieel niet in staat zijn
platen aan te schaffen, een plaat gratis
aan te bieden. Hij deelde enkele platen
uit, maar even spontaan kwamen andere
mensen geld in zijn jaszak stoppen om er
op hun kosten nog meer weg te geven
Buurman, die vooral bekend is gewor
den door de plaat van de „4 maal Z. .N-
actie", waarvan reeds meer dan 60.000
exemplaren zijn verkocht, herhaalde in
andere evangelisatiesamenkomsten dit
aanbod, maar besefte al spoedig dat er
heel veel mensen zijn die geen platen
kunnen aanschaffen omdat zij geen gram
mofoon bezitten.
Zijn spontane daad had echter ook
reeds anderen aan het denken gezet,
en toen het aanbod kwam van het
blad ,Jlet Zoeklicht" van de 94-jarige
evangelist en voor de oorlog evange
liezanger Johannes de Heer om voor
dit doel honderd grammofoons te ge
ven, kon de actie pas goed starten. Er
werd een klein comité gevormd waar
van de zoon van de evangelist de heer
S. J. de Heer voorzitter is en de direc
teur van een bank in Alphen a. d. Rijn.
de heer L. de Graaf penningmeester.
Toen hij de eerste krammofoon met
platen overhandigde vertelde de heer
S. J. de Heer dat de platen worden
verstrekt aan chronisch zieken en een
zamen die zelf niet over de middelen
beschikken om een grammofoon aan
te schaffen. In principe gaat het om
mensen die van protestants-christelijke
huize zijn in de ruimste zin van dat
woord, en op voorwaarde dat zij met
de platen „evangeliseren".
Het comité heeft zich ten doel ge
steld, als vele gezonden er tenminste
aan meehelpen, om per jaar ongeveer
1000 grammofoons uit te reiken. Iedere
twee maanden krijgen de mensen bo
vendien een plaat met geestelijke lie
deren. Deze actie zal echter een be
drag eisen van waarschijnlijk 50.000
gulden per jaar.
Radio-directeur voor
hetIkor
In Hilversum had in het gebouw van
het Ikor vrijdagmiddag de installatie
Slaats van de nieuwe directeur, de heer
W. de Haan. tot voor kort verbonden
aan de wereldomroep De voorzitter van
hte Ikor, mr. P. Mulderije, oud-minister
van justitie, kon vele belangstellenden
verwelkomen, onder wie de regerings
commissaris voor het radiowezen, oud-
burgemeester Van Veen van Almelo, de
directeur van de NCRV, vertegenwoor
digers van omroeporganisaties en van
de bij het Ikor aangesloten Kerken.
Voorts waren er delegaties van de Zen
ding uit Baarn en Oegstgeest. het Her
vormd persbureau. Gereformeerde depu-
taten voor daioaangelegen'neden en nauw
bij het radio- en televisiewezen betrok
ken predikanten. Mr. Mulderije deelde
in een korte installatietoespraak mee.
dat voortaan het Ikor twee directeuren
zal hebben: de heer De Haan voor de
radio en ds C. M. de Vries voor de te-
de radiodistributie en klonk het lied van
John Buurman, die begeleid werd door
Flip de Koning door de kamer. De P.T.T.
had buitengewoon veel medewerking ge
geven door in een recordtijd een gram
mofoon-aansluiting aan te leggen, en heeft
ook verdere medewerking beloofd.
Deze actie is een gevolg van. zoals Os-
win Ramaker nog vertelde, het reveil
van het eenvoudige geestelijk lied. De
jongere zangers, die vooral in de laatste
jaren bekend zijn geworden, hebben niet
de pretentie om Kunst te brengen, maar
willen eenvoudig zingen wat God en het
geloof voor hen betekent.
De zieken die door de grammofoonpla
ten er in slagen om met hun bezoekers tot
een geestelijk gesprek te komen kunnen
de hulp inroepen van het correspondentie
adres van de actie „Dubbel. E.P." Linden-
laan 9 te Driebergen. Aan dit adres kun
nen ook de aanvragen worden gericht,
die door een comité van drie personen
zullen worden beoordeeld.
Iets .lijmen
van Ceta-Bever
Heroepina.sivcrk
GEREFORMEERDE KERKEN
Beroepen te Eindhoven: J. M. Gloenv
kolk te Ede.
Aangenomen naar Krommenie: P
Hainjé, voorh. koopvaardij-predikant te
's-Gravenhage.
CHR. GEREF. KERKEN
Beroepen te Middelharnis: N. de Jong
te Katwijk aan Zee.
Bedankt voor London. Ont. Canada,
Free Chr. Reformed Church: C. Verhage
te Hilversum.
UNIE VAN BAPT. GEM.
Beroepen te Haarlem: J. Bosma te
Arnhem.
GEREFORMEERDE GEMEENTEN
Bedankt voor Amsterdam-Centrum:
Chr. van Dam te Rotterdam-Zuid.
EVANG.-LUTHERSE KERK
Ambt neergelegd: Ds. C. Bahnmüller te
Hilversum heeft om persoonlijke redenen
zijn ambt neergelegd.
Advertentie
Geslaagd dank zij
RESA-HILVERSUM
(Bekende Schriftelijke Cursus) - Tel. 5432
H. B. S., Gymnasium, Onderwijzersakte
Middelbare Akten: Frans, Duits. Engel'.
Drie zendelingen
naar de Congo,
begiti in Zeeland
ONDER voorzitterschap van
burgemeester E. de Haan
van Beerta hoopt de Unie van
Baptisten Gemeenten in Neder
land op 24 en 25 mei a.s. te Em
men de 80ste algemene uniever
gadering te houden. In aanslui
ting daarop wordt op hemel
vaartsdag in de aula van het ge
meentelijk lyceum of bij goed
weer in het openluchttheater een
landelijke toogdag georganiseerd.
De afgevaardigden van de plaat
selijke gemeenten zullen worden
ondergebracht bij leden en vrien
den van de gemeente van Em
men. Deze nog jonge gemeente
werd in 1949 geïnstitueerd en is
bijzonder snel uitgegroeid.
Naast de vele verslagen en rapporten
zal de vergadering zich in het bijzonder
bezig moeten houden met het voorstel
van de zendings-commissie dit jaar op
nieuw drie zendelingen uit te zenden
naar Irema in de Belgische Congo,
waar het zendingsterrein van de Britse
baptistengemeenten door de Nederland
se zal worden overgenomen. Voor het
seminarium van de Unie te Bosch en
Duin worden negen kandidaten voorge
dragen.
Tevens zal officieel aan de orde ko
men het voorstel om het weekblad van
de baptisten dat nu de naam „De Chris
ten" draagt een andere naam te geven.
De redactie heeft enige tijd geleden
een enquête onder de lezers uitgeschre
ven, waaruit bleek dat de meerderheid
wel voelde voor een ndeuwe naam, al
zal het de redactie nog niet meevallen
passende naam, die ieders goedkeu
ring wegdraagt te vinden.
De Unie maakt onderscheid in de
voorgangers, en kent plaatselijk beroep-
bare en algemeen beroepbaré voorgan
gers. Voor plaatselijke beroepbaarstel
ling wordt aanbevolen ds. D. Boschma
te Treebeek en ds. A. Visscher te Al-
blasserdam, die zojuist een beroep heeft
aangenomen naar Almelo II. Tevens zul
len drie kandidaten beroepbaar gesteld
worden.
Aan de landelijke toogdag zullen
koren hun medewerking verlenen. Spre
ken zullen ds. M. G. Boeschoten van
Amsterdam-West over „De stad op pa
len". ds. H. P. de Boer van Sittard
ds. F. E. Huizinga van Hengelo, o'
„Is het een bevel?"
Naar Zeeland
Dat de baptisten nog altijd een i
litante kerk zijn blijkt wel uit het feit
dat de gemeente van Rotterdam-Cen
trum het plan heeft opgevat om de in
Zeeland wonende verstrooide leden
samen te binden. Zeeland is de eni
ge provincie in ons land waar nog
geen baptistengemeente gevonden
wordt.
Er is overleg gepleegd met het
evangelisatieblad van de baptisten
„De Zaaier" om dit ln Zeeland te
gaan verspreiden. De Rotterdamse
pastor ds. G. Vegter zal eens in de
maand in de provincie de daar wo
nende baptisten bezoeken.
Europese conferentie
De baptisten richten hun ogen ook
reeds op de toekomst. Zo heeft de Eu
ropese Baptisten Federatie besloten
de volgende conferentie in 1964 in
sterdam te houden. De zogenaamde
uniecommissie, vergelijkbaar met het
moderamen van een synode heeft be
sloten deze conferentie inderdaad uit te
nodigen. De vorige Europese conferen
tie vond in 1958 plaats in BerMjn. Deze
werd door meer dan 10.000 baptisten
uit alle landen van Europa bijge'oond.
De predikant van Hengelo, O. is voor
zitter van deze Europese Federatie.
10
Dacht hij werkelijk, dat zij verplicht was rekening
met hem te houden, had hij ooit rekening gehou
den met héér! Maar neen, het verleden had afge
daan. Haar enige taak en haar enig doel was nog
slechts het kind een prettige jeugd te geven en
hem op te voeden tot een goed. sterk mens; het
zoeken naar eigen geluk hoorde bij het verleden
dat was afgesloten.
Ze streek zich het haar uit het gezicht, en zei hard
op en rustig, alsof ze zich de woorden goed in het
geheugen wilde prenten: „Ik moet een betrekking
vinden, geld verdienen. Het moet en het zal."
Vlak voor haar stond Paultje en keek verwonderd
naar haar op. Tegen wie praatte moeder, hoog over
zijn hoofd heen en op deze ernstige toon, die hij
niet van haar kende?
Anne zag hem staan, het kopje achterover, de gro
te, verbaasde ogen op haar gevestigd. En eensklap:
veranderde haar gezicht; het was niet meer he'
gezicht van een wouw, die het leven kent en d
strijd ermee bewust en dapper aanvaardt, het wer
zorgeloos en blij als van een kind Ze tilde Pault-
hoog op. droeg hem vrolijk pratend het huis dooi
ze kuste hem en maakte een beschuit met jar
voor hem klaar. Als een vrouw wilde, als z
gezond was en voor niets te lui, dan moest ze im
mers haar brood kunnen verdienen, een eenvoudl
bestaan kunnen scheppen voor zichzelf en haa'
kind.
's Avonds vlogen haar ogen weer zoekend over
de advertentiekolommen.
Thuis gekomen zocht ze opnieuw de advertenties
op. Werden er veel werksters gevraagd en verdien
den die behoorlijk? Zou ze het volhouden om de
hele dag zwaar werk te doen, dat ze nooit gewend
was geweest
„Schoonmaakster gevr. voor kantoor en werk-
Slaats. Vrhd. en Zaterd" Ze rekende mismoedig.
isschien leverde het vier gulden op en dat was
dan veel. Als ze alle dagen uit werken ging, zou
het resultaat nog armoedig zijn.
Die avond viel Anne's oog weer op
tentie, waarin een kind werd gevraagd,
geh. moeder wil geheel afstand doen v
WILLY
STRIJT
„Mevr. Dollaart vraagt werkster Dond. of Vrijd
8 loon 1.50." Ze schoof de krant van zich af
fee, dat was niets, dat was goed voor het ogen-
Rik waarop het water tot aan de lippen was ge-
Ze kreeg antwoord op haar aanbieding als huis-
;oudstcr bij het bejaarde echtpaar zonder kinderen
le stelden haar voor het zoontje ergens in de kost
e doen. Als ze daartoe genegen was. wilden ze wel
ens kennis met haar maken en de condities be-
ipreken. Nadenkend bekeek Anne hun brief. Ze
Kleedde Paultje aan en ging met hem naar de stil
Ie, brede straat in Zuid, waar het echtpaar woon
de. Maar het voorname, onpersoonlijke huis met
het diepe portiek en de glanzend bruine deur ont
moedigden Anne; het was als een vesting, waarbin
nen de gegoede burgerij met zijn duizenden vastom
lijnde begrippen en meningen zich onneembaar
had verschanst.
Ze keek naar Paultjes argeloze gezichtje, naar
zijn vertrouwelijk tot haar opgeheven ogen. „We
gaan naar huis."
Op dit ogenblik was hij niet meer het kleine, hul
peloze wezen, dat aan haar zorgen was toever
trouwd. maar waren zij twee vrienden, die eenzaam
stonden in een vijandige, harde wereld.
,!welkeVer
- _n haar kind
je, dat door kinderloos echtpaar met zorg zal wor
den opgevoed?"
In een hoek van de kamer speelde Paultje met
een houten lepel en een bruin beertje. Zijn wan
getjes waren hoog gekleurd, zijn stemmetje kraai
de een onverstaanbaar liedje op een door hemzelf
gefantaseerde wijs. Boven het gladde nog kinderlijk
gewelfde voorhoofdje golfde zijn donker haar om
hoog in een grappig kuifje. „Paultje..."
Hij wendde zich vragend naar haar toe, als ster
ren glansden zijn ogen.
„Jij blijft bij moeder zei Anne triomfantelijk,
„altijd." Ze knikte beslist, maar verbeterde waar
heidsgetrouw: „tenminste, zolang je klein bent. La
ter, als je een man bent geworden, niet meer, dan
ben je je eigen baas en zal moeder je niet vast
houden. Vind je dat goed?"
Haar vriendelijke toon riep een blijde glans te
voorschijn op het kindergezicht Het lachte haar ge
negen toe. Een mooi kind was Paultje. Anne wist
iet, het werd haar trouwens herhaaldelijk door
/reemden verzekerd.
Toen de dagen vergingen, zonder dat zich nieuwe
Kansen voordeden, ging ze de aankoop van een brei
machine overwegen. Ze had gehoopt, dat ze zo'n
machine zou kunnen huren, maar de bedoeling van
de advertentie bleek te' zijn breimachines te verko-
oen, het breien kwam pas in de tweede plaats.
Honderd vijftig gulden als ze ertoe besloot waag
de ze haar laatste bezit. Ze bestudeerde de condi
ties, die golden voor het breien, ze leken tamelijk
goed en wel serieus ook. Er bleef haar werkelijk
niet veel keus over en als ze nog lang talmde,
bezat ze de honderd vijftig gulden helemaal r.iet
meer. Ze ging eindelijk maar eens nsar de zaak
toe, ze wilde geen enkele kans onbeDro^fd Jaten: als
ze de strijd verloor, wilde ze tenminste met ere ver-
liezen, zo, dat ze zich tegenover Paultje niets te
verwijten had.
(Wo-dt vervolgd)
Dr. A. la Fleur, rector van het
christelijk lyceum te Haarlem en
een der vooraanstaande figuren in
de christelijke onderwijswereld,
zond ons onderstaand artikel toe dat
wij belangrijk genoeg achtten om
het in onze kanttekening-kolommen
op te nemen. Juist vandaag, nu
immers het Convent van het pro
testants-christelijk onderwijs in Ne
derland in Amsterdam zijn grote
„appel" houdt, dient deze harte-
kreet tot ons volk door te dringen.
PJET IS OPVALLEND, dat in de
politieke redevoeringen welke
door anti-revolutionaire voorman
nen sedert het optreden van het
Kabinet-De Quay in den lande zijn
afgestoken, niet de minste of zo
goed als geen aandacht werd be
steed aan het befaamde mammoet-
ontwerp van minister Cais. Terwijl
de belangstelling der politieke rede
naars voortdurend uitvoerig uitging
naar onderwerpen als gedifferenti
eerde loonregelingen, prijsbeheer-
sing, huurverhoging, Nieuw-Guinea-
polltiek, commerciële televisie, de
hoogte der belastingen en wat niet
al nog meer, bewaarde men over de
plannen van de minister van on
derwijs bijna planmatig een ijzig
stilzwijgen.
Dit is te merkwaardiger omdat de
Onderwijscommissie van het Colle
ge van Advies dezer partij in een
gedocumenteerde nota over de wet
tot regeling van het voortgezet on
derwijs een hele reeks principiële
bezwaren tegen het wetsontwerp
heeft ontwikkeld, bezwaren die on
langs in een nadere nota opge
steld na overweging van de discus
sie rondom de eerste nota volle
dig zijn gehandhaafd. Bovendien
hebben de leden van de Tweede
Kamer in november jl. een door
wrocht adres over de mammoetwet
thuisgestuurd gekregen, waarin zij
de hartekreet van het gehele ge
organiseerde protestants-christelijke
onderwijs hebben kunnen beluiste
ren. Dit adres sluit nog wel met
de woorden: „De bezwaren te
gen het wetsontwerp tot regeling
van het voortgezet onderwijs, wel
ke in het bovenstaande zijn uiteen
gezet, wegen voor de besturen zo
zwaar, dat zij het wetsontwerp on
aanvaardbaar achten." Men be
denke, dat dit dus de conclusie is
van de besturen van alle bestuurs-
en personeelsorganisaties op het ge
bied van het christelijk onderwijs.
In onderwijskringen is veelvuldig
de vraag gesteld, wat toch de ach
tergrond kan 2ijn van het nagenoeg
systematisch zwijgen in het publiek
van de antirevolutionaire politici
over de onderwijspolitiek der rege
ring. Men zou van een politieke par
tij, die haar ontstaan in de school
kwestie gevonden heeft, immers
het tegendeel verwachten! Daarom
is zo langzamerhand het vragen
overgegaan in grote ongerustheid.
Wat heeft straks, bij de behande
ling van de mammoetwet in de Sta-
ten-Generaal, het christelijk onder
wijs van de A.R.-Kamerfractie te
verwachten? Men is er, helaas, niet
meer gerust op, dat van deze zijde
op afdoende wijze positief tegen de
wet stelling genomen zal worden.
Het is met name de discussie over
de begroting van onderwijs voor
het dienstjaar 1960, eind november-
begin december van het vorige jaar
gehouden in de Tweede Kamer, die
een diep gevoel van onbehagen
-heeft gewekt. In die discussie ging
het vooral over de op 25 maart
van het vorige jaar in het kader
van de kabinetsformatie gemaakte
afspraken inzake de mammoetwet.
Op die datum vond er een onder
houd plaats, waaraan werd deelge
nomen door minister Cals, de frac
tievoorzitters van de drie confes
sionele partijen, benevens de heren
dr. Stokman en mr. Hangelbroek.
Dit onderhoud had ten doel de no
dige klaarheid te scheppen inzake
de voornemens van de minister
met zijn wet op het voortgezet on
derwijs met het oog op een even
tueel toetreden van de heer Cals tot
een nieuw te formeren kabinet. Het
was immers duidelijk gebleken, dat
er in brede kring diep Ingrijpende
verschillen van mening met de mi
nister bestonden over de structuur
van de mammoetwet, meningsver
schillen zelfs van principiële en
grondwettelijke aard. Om hiervan
nader op de hoogte te komen be
hoeft men slechts de nota's te le
zen van de Onderwijscommissie van
het College van Advies der A.R.P,
en het adres van het protestants-
hrlstelijk onderwijs aan de leden
.'an de Tweede Kamer.
De bespreking van 25 maart bleef
niet zonder gevolgen. Op 22 juni
1959 diende minister Cals bij de
Staten-Generaal een nota van wijzi
gingen op zijn wetsontwerp in. Zij
bestond ln de vervanging van een
drietal opschriften boven evenzove-
le hoofdstukken van de wet door
andere, die echter ln feite de zaak
lieten zeals zij was. Maar in de toe
lichting op de nota werden de wij
zigingen den volke voorgesteld als
wezenlijke verbeteringen, aangezien
daardoor het fundamentele onder
scheid tussen het openbaar en het
bijzonder onderwijs beter tot zijn
recht zou komen. Ook werd ver
meld. dat de wijzigingen het resul
taat waren van de besprekingen
van de 25e maart en dat nu alle
deelnemers „de thans voorgestelde
opzet principieel aanvaardbaar en
ln overeenstemming met de grond
wet achtten."
Bij kennisneming van dit alles
wreef men zien in onderwijskrin
gen de ogen uit. Men kon eenvou
dig niet geloven, dat de fractielei
ders der protestants-christelijke par
tijen en de heer Hangelbroek zich
zo met een kluitje in het riet had
den laten sturen. Vandaar dat van
die zijde meer dan gewone aan
dacht is besteed aan het onderwijs
debat in de Tweede Kamer, bij wel
ke gelegenheid over de duidelijkheid
van de gemaakte afspraken door
het lid van de P.v.d.A., de heer
Tans, een discussie werd uitge
lokt. Aanleiding daartoe was een
eerder in de Eerste Kamer door
de heer Schipper gemaakte opmer
king, dat tijdens de bespreking van
25 maart geen overeenstemming
zou zijn bereikt, en dat de princi
piële en grondwettelijke bezwaren
van protestants-christelijke zijde
derhalve nog onverkort gehandhaafd
werden. Deze uitspraak ging echter
vooraf aan de publicatie van de
nota van wijzigingen. Niettemin
was het begrijpelijk, dat bij de heer
Tans de vraag was gerezen of de
gesprekspartners van de minister
van de 25e maart op hun woord
misschien teruggekomen waren.
Nu zal de objectieve lezer van de
Handelingen van de Kamer moei
lijk kunnen verklaren, dat het over
deze zaak gevolgde debat van de
zijde van de sprekers van de
A.R.P. en de C.H.U., resp. de he
ren Roosjen en Tilanus, met heel
veel duidelijkheid is gevoerd. Zo
veel is wel aan het licht gekomen,
dat het de heer Roosjen maar lie
ver zou geweest zijn als hij buiten
de kwestie gehouden was. Zijn re
devoeringen plegen in het algemeen
door grotere helderheid uit te mun
ten dan ditmaal op het aangelegen
punt het geval was. En de heer Ti
lanus stond in zoverre nog sterk,
dat hij verklaarde geheel afge
scheiden van de nota van wijzigin
gen de mammoetwet toch niet
voor zijn rekening te willen nemen.
Maar de minister maakte uit
drukkelijk door dr. Stokman uitge
nodigd om nu maar volledige ope
ning van zaken te geven zonder
omwegen duidelijk, dat zijn wijzi
gingen van de 22e juni inderdaad
voortvloeiden uit de op 25 maart
gemaakte afspraken, en dat geen
der deelnemers zich zou kunnen ver
ontschuldigen, aangezien hij een sa
menvatting van het besprokene ach
teraf ter goedkeuring aan de frac
tieleiders hafl toegezonden.
De stelling van de minister was dus
kennelijk onaantastbaar. En de
heer Roosjen, die in eerste instan
tie terecht had uitgeroepen dat de
nota van wijzigingen materieel nie
mendal aan het wetsontwerp ver
anderd had, kwam ons daartegen
over na de rede van de minister
verrassen met de conclusie, waar
toe de drie fractievoorzitters op 25
maart gekomen waren. Deze con
clusie luidde „dat zij ten aanzien
van het wetsontwerp in zijn geheel
in beginsel een oplossing meenden
te hebben gevonden, die redelijk
inzicht biedt, dat de drie christe
lijke groepen principieel niet uit el
kander zullen vallen." Die oplos
sing bestond dan in de verande
ring van de hierbovenbedoelde drie
opschriften. Daarmee heeft de Ka
merfractie zich tot veler verbazing
gedistancieerd van de eerste con
clusie uit de eerste nota van de
Onderwijsadviescommissie, die al
dus was geformuleerd: „Tegen de
structuur van het wetsontwerp be
staan overwegende bezwaren. Een
regeling van het Nederlandse onder
wijs is slechts aanvaardbaar, in
dien daarin duidelijk het onderschei
den karakter van het openbaar on
derwijs enerzijds en het bijzonder
onderwijs anderzijds tot uitdruk
king komt." Dit onderscheid kan
namelijk in de mammoetwet niet
worden getraceerd door wijziging
van de formulering van de opschrif
ten van bepaalde hoofdstukken van
de wet.
Na het Kamerdebat hebben wij
niets meer van de kwestie gehoord.
Kan men zich voorstellen, dat het
Convent van het Protestants-Chris
telijke Onderwijs in Nederland er
behoefte aan had een groot appèl
inzake de mammoetwet op touw te
zetten? Hebben onze vaderen 80
jaar voor de vrijheid van onderwijs
gestreden om nu alles weer op losse
schroeven te laten zetten? En zou j
het denkbaar zijn, dat het christe
lijk onderwijs in zijn strijd om de
verkregen vrijheid te handhaven de
steun van de A.R.Partij in de Sta
ten-Generaal zou moeten ontberen?
En toch, terwijl met betrekking tot j
de commerciële televisie onomwon-
den met een kabinetscrisis wordt
gedreigd, achten onze politici het
raadzaam over de bedreigde vrij
heid van onderwijs in alle talen te
zwijgen. Vandaar dan het opschrift
boven dit artikel: „Waar gaan wij
heen?"
In deze onbehaaglijke situatie was
het een verademing van de voorzit
ter van de C.H.U op de jaarverga- i
dering van die partij zonder omwe
gen te mogen vernemen, dat de
Tweede Kameriractie van de CHU
zoveel bezwaren tegen de mammoet
wet heeft, dat zij er niet over
denkt er haar stem aan te geven.
Zij wil zelfs de politieke gevolgen
voor rekening van de minister la-
ten, indien deze er op zou specule
ren het wetsontwerp wel in behou
den naven te zullen krijgen met
behulp van de K.V.P en de P.v.d.A.
In de kringen van het christelijk
onderwijs wacht men met ongeduld
en spanning op een soortgelijke ver
klaring van de zijde van de A.R.
Partij. Nóg is het niet te Iaat
Maar de tijd dringt!
A. la Fleur.