CHRISTFLW VELPON Een woord voor vandaas De doodstraf opnieuw in discussie Gratis grammofoons en platen voor zieken m Kanttekening Baptisten binnenkort in Emmen bijeen de qreotóte Cf ave Nehemia, de Joodse ex-balling aan het Perzische hof, leider van Jeruzalems herbouw en door de bezetter, koning Arthah- sasta, aangesteld tot landvoogd over Juda, is van zijn werk niet rijker geworden: het heeft hem alleen maar geld gekost! Natuurlijk moet hij over enig kapitaal beschikt hebben: er komt heel wat voor kijken om twaalf jaar lang elke dag opnieuw zo'n honderdvijftig man in de kost te hebben plus dan nog de toevallige buitenlandse bezoekers! U moet dat maar eens nalezen in hoofdstuk -vijf van zijn boek. U bemerkt dan, dat er niet op een stuk vlees meer of minder werd gekeken en bovendien was er „alle tien dagen allerlei wijn in overvloed!" Vindt u het misschien wat vreemd, dat Nehemia zo hoog opgeeft van zijn onbaatzuchtigheid? Vergeet niet, dat deze man gegrepen was door de nood van zijn volk en van zijn stad. Góds volk en Góds stad. En dat hem elke gedachte daaraan iets te verdienen, volkomen vreemd was. Een idealist? Noem hem zo! Maar zie hem vooral als een gelovige, als een geroepene, die begrepen heeft, dat het materiële moet wijken als God iemand een opdracht geeft. Op dat punt kunnen wij van Nehemia heel wat leren. Dienst aan het Koninkrijk Gods, werken en profeteren, sluit profiteren uit! QPN1EUW is de doodstraf in discussie. Enige weken ge leden schreef mr. H. Bouma, substituut officier bij de arron dissementsrechtbank van Am sterdam, in het weekblad van de Anti Revolutionaire Partij „Nederlandse Gedachten" over ,JJe zaak Chessman en de dood straf" dat we in Nederland de klok geen eeuw moeten terug zetten door deze straf weer in te voeren, omdat naar zijn in zicht de argumenten tegen veel zwaarder wegen dan de argu menten voor. Het artikel deed een aantal lezers in de pen klim men, die wezen op artikel 13 van het a r. beginselprogramma, waarin zou worden geëist dat de overheid de doodstraf weer als vergeldingsmaatregel invoert. Mr. Bouma beantwoordt zijn schrijvers, waarbij de redactie de aantekening maakt dat zij niet beslist deze mening als de hare publiceert, maar haar wel ziet als een belangrijke bijdrage tot de discussie. Mr. Bouma schrijft: A.R* Beginselprogram in art. XIII alléén spreekt van het recht van de overheid om de doodstraf als vergeldingsmaatregel in te voeren en toe te passen, doch dit niet als gebiedende eis stelt In mijn artikel heb ik niet willen be togen. dat de doodstraf nooit zou mogen worden ingevoerd en toe gepast. Ik kan mij voorstellen, dat in een tijd van chaotische toe standen. waarin de misdaad welig tiert, de overheid de doodstraf weer invoert om orde te schep pen en de zware misdadigers te bestraffen. Dit is in dergelijke omstandigheden zelfs een plicht. De overheid, die de daders van misdrijven niet of niet voldoende straft of doet straffen, handelt daardoor in strijd met haar plicht Het beginsel van het Nederlandse strafrecht is dan ook hiermede in overeenstemming, immers de be drijver van een strafbaar feit dient een straf te ontvangen over eenkomende met de zwaarte van het misdrevene. Volgt hieruit nu. dat iemand, die een ander doodt, gestraft moet worden met de doodstraf? Ik meen van niet. Er kan altijd ge twist worden of een straf, die door de rechter aan een bepaalde mis dadiger wordt opgelegd, te zwaar of te licht is. De straftoemeting is nu eenmaal een zeer individue le aangelegenheid. Indien de dood straf in Nederland zou worden in gevoerd zal deze straf lang niet altijd toegepast worden op moor denaars of andere misdadigers, want de rechter zal bij zijn straf bepaling rekening houden met al le hem gebleken omstandigheden, dus ook de verzachtende en in an dere gevallen de verzwarende om standigheden. De strafrechter zal dan ook in verschillende strafza ken niet de doodstraf aan moor denaars opleggen, doch een ge vangenisstraf van levenslang of korter. De overheid kan en mag derhal ve niet aan de rechter de plicht opleggen in moordzakc de dood straf te moeten uitspreken, aan gezien door een verplichting van de rechter hiertoe de vergeldende gerechtigheid, die toch de grond slag vormt van ons strafrecht, ver laten zou worden. In dit stelsel zou een ieder, die een ander ge dood heeft, onder welke omstan digheden ook dit feit zou hebben plaats gevonden, ter dood veroor deeld moeten worden. Ik meen dit zo te moeten stellen, want als men het probleem van de doodstraf van de zijde van Gods Woord be nadert en met name ter verdedi ging van de doodstraf Genesis 9 vers 6 aanhaalt, waarin staat, dat ..Wie des mensen vloed vergiet, zijn bloed zal door den mens ver goten worden, want God lieeft den mens naar Zijn beeld geschapen", en de overheid zou zich strikt aan Gods Woord willen houden dan zou ook aan de rechter de plicht tot het opleggen van de doodstraf voor doodslagers en moordenaars moe ten worden voorgeschreven. De overheid mag dan In dit stel sel niet blijven bij een bedreiging met de doodstraf, zij moet de dood straf gebiedend voorschrijven. Zo dra dit echter door de overheid zou bepaald worden wordt het voor de strafrechter ondoenlijk op rechtvaardige wijze recht te spre ken. De strafrechter wordt danfe ook ln zijn onafhankelijkheid be- perkt. ik. dat Ge nesis vers 6 niet absoluut is gesteld. Het woordje ..zal" uit de zinsnede .zijn bloed zal door den mens vergoten worden" kan gele zen worden als ..moet", n.aar ook als ..kan" vergoten worden wor den. God zelf zegt tot Kaïn, als deze tot Hem zegt: ..Mijn misdaad ls te groot om de straf te dra gen" cn ..ieder, die mij aantreft, zal mij doden": ..Geenszins: ieder, die Kaïn doodt zal zevenvou dig boeten". De Here geeft hier volledige gratie aan Kaïn. die één van de ergste misdrijven heeft ge pleegd. namelijk de broedermoord. Moeten wij dan Genesis 9 vers 8 zo lezen, dat de overtieid de straf van de dood beslist moet voorschrijven aan onze strafrech- DOVENDIEN -L* npsis vpr ter? Ik meen van niet. Romeinen 13 vers 4, 2e lid zegt: „Maar indien gij kwaad doet, wees dan bevreesd; want de overheid draagt het zwaard niet tevergeefs; zij staat immers in de dienst van God. als toornende wreekster voor hem, die kwaad bedrijft". Ook de ze tekst wordt als grond gebezigd voor de invoering van de dood straf. Ik betwijfel echter of het woord „zwaard" letterlijk moet worden opgevat, dat is dus als middel om de doodstraf te voltrek ken. Wordt hiermede niet veeleer in het algemeen bedoeld, dat de overheid haar gezag handhaaft door de misdadigers te doen be straffen en de vergelding op deze misdadigers te doen toepassen? Ik ben geen theoloog, maar ik meen. dat deze laatste uitleg past in het kader van Romeinen 13. briefschrijvers Exodus 21 12 aangehaald, waarin staat: „Wie iemand zo treft, dat hij sterft, zal zeker ter dood gebracht worden". Deze woorden van de Here spreekt Hij tot Mozes op de Sinaï als voor schriften voor Zijn volk na de uit tocht uit Egypte. Wanneer u al de ze voorschriften van God voor Zijn volk leest, wordt u getroffen door de doelmatigheid en volledigheid. Dit is met recht een wetgeving te noemen, want allerlei voorschrif-. ten op burgerrechtelijk en straf rechtelijk terrein worden hierin op gesomd. Ongetwijfeld waren die voorschriften van God voor Zijn volk zeer wijs en juist, maar ik meen. dat deze voorschriften niet zonder meer voor onze tijd en voor ons gelden. De Israëlieten houden nog zeer streng vast aan de Wet van Mozes. In deze voorschriften staat o.m. vermeld, dat een tove nares zeker niet in leven gelaten mag worden. Wie met een dier on tucht pleegt zal zeker ter dood gebracht worden. Wanneer een rund een mens stoot, zodat deze sterft, dan zal het rund zeker ge stenigd worden. Deze en andere voorschriften zijn kennelijk gege ven voor de Israëlieten in die tijd onder de oude bedeling en niet van toepassing op ons onder het nieuwe verbond. Jezus Christus zegt tot dc schriftgeleerden en Fa rizeeën, die de overspelige vrouw tot Hem brachten: „Wie van u zonder zonde is, werpt het eerst een steen naar haar", hoewel de wet van Mozes het bevel aan de Israëlieten gaf haar te stenigen. Ik heb met het bovenstaande ze ker niet willen betogen, dat van vergelding in ons strafrecht niet meer gesproken mag worden. In tegendeel, ik meen, dat het wezen van het strafrecht nog steeds be staat in de schuld van de dader van het strafbare feit en voor de ze schuld moet hij gestraft worden en ook overeenkomstig de mate van schuld. Als de rechter teveel gaat letten op de verzachtende omstandigheden of de omgeving, waaruit de dader ls voortgekomen, aansprakelijk gaat stellen voor het begane delict, krijgen wij een uit sluiting van schuld bij de misda diger. die zeker niet is gegrond op Gods Woord. Maar, vervolgt mr. Bouma, anderzijds mogen wij ons ook niet laten leiden door het wraak gevoelen: „Oog om oog en tand om tand," want ook de liefde tot de naaste is ons door Christus als een gebod gegeven. Straftoe meting blijft een moeilijke zaak voor de strafrechter, toaarbu hij met bovengenoemde factoren en wellicht met nog andere zaken heeft rekening te hou den. Dit is geen gemakkelijke taak, terwijl de verantwoorde lijkheid groot is. De invoering van de doodstraf zou deze taak en verantwoordelijkheid nog verzwaren. Actie Dubbel E. P." gestart WAAR GAAN WIJ HEEN? Geheel onverwacht ontving gis termorgen de Rotterdamse mejuf frouw G. Holleman, die reeds 38 jaar aan bed gebonden is, een grammofoon en een plaat met geestelijke liederen. Zij was de eer ste van naar de initiatiefnemers hopen een lange rij van zieken en eenzamen, die een pick up met platen krijgen, wanneer zij beloven met deze geestelijke liederen op hun manier te evangeliseren. De actie wordt gevoerd onder het motto „Dubbel E.P.". De actie kreeg een plotselinge stoot toen maanden geleden John Buurman, de zanger van het eenvoudige geestelijke lied tijdens een evangelisatiesamenkomst te Haarlem ineens in het hart kreeg om mensen die financieel niet in staat zijn platen aan te schaffen, een plaat gratis aan te bieden. Hij deelde enkele platen uit, maar even spontaan kwamen andere mensen geld in zijn jaszak stoppen om er op hun kosten nog meer weg te geven Buurman, die vooral bekend is gewor den door de plaat van de „4 maal Z. .N- actie", waarvan reeds meer dan 60.000 exemplaren zijn verkocht, herhaalde in andere evangelisatiesamenkomsten dit aanbod, maar besefte al spoedig dat er heel veel mensen zijn die geen platen kunnen aanschaffen omdat zij geen gram mofoon bezitten. Zijn spontane daad had echter ook reeds anderen aan het denken gezet, en toen het aanbod kwam van het blad ,Jlet Zoeklicht" van de 94-jarige evangelist en voor de oorlog evange liezanger Johannes de Heer om voor dit doel honderd grammofoons te ge ven, kon de actie pas goed starten. Er werd een klein comité gevormd waar van de zoon van de evangelist de heer S. J. de Heer voorzitter is en de direc teur van een bank in Alphen a. d. Rijn. de heer L. de Graaf penningmeester. Toen hij de eerste krammofoon met platen overhandigde vertelde de heer S. J. de Heer dat de platen worden verstrekt aan chronisch zieken en een zamen die zelf niet over de middelen beschikken om een grammofoon aan te schaffen. In principe gaat het om mensen die van protestants-christelijke huize zijn in de ruimste zin van dat woord, en op voorwaarde dat zij met de platen „evangeliseren". Het comité heeft zich ten doel ge steld, als vele gezonden er tenminste aan meehelpen, om per jaar ongeveer 1000 grammofoons uit te reiken. Iedere twee maanden krijgen de mensen bo vendien een plaat met geestelijke lie deren. Deze actie zal echter een be drag eisen van waarschijnlijk 50.000 gulden per jaar. Radio-directeur voor hetIkor In Hilversum had in het gebouw van het Ikor vrijdagmiddag de installatie Slaats van de nieuwe directeur, de heer W. de Haan. tot voor kort verbonden aan de wereldomroep De voorzitter van hte Ikor, mr. P. Mulderije, oud-minister van justitie, kon vele belangstellenden verwelkomen, onder wie de regerings commissaris voor het radiowezen, oud- burgemeester Van Veen van Almelo, de directeur van de NCRV, vertegenwoor digers van omroeporganisaties en van de bij het Ikor aangesloten Kerken. Voorts waren er delegaties van de Zen ding uit Baarn en Oegstgeest. het Her vormd persbureau. Gereformeerde depu- taten voor daioaangelegen'neden en nauw bij het radio- en televisiewezen betrok ken predikanten. Mr. Mulderije deelde in een korte installatietoespraak mee. dat voortaan het Ikor twee directeuren zal hebben: de heer De Haan voor de radio en ds C. M. de Vries voor de te- de radiodistributie en klonk het lied van John Buurman, die begeleid werd door Flip de Koning door de kamer. De P.T.T. had buitengewoon veel medewerking ge geven door in een recordtijd een gram mofoon-aansluiting aan te leggen, en heeft ook verdere medewerking beloofd. Deze actie is een gevolg van. zoals Os- win Ramaker nog vertelde, het reveil van het eenvoudige geestelijk lied. De jongere zangers, die vooral in de laatste jaren bekend zijn geworden, hebben niet de pretentie om Kunst te brengen, maar willen eenvoudig zingen wat God en het geloof voor hen betekent. De zieken die door de grammofoonpla ten er in slagen om met hun bezoekers tot een geestelijk gesprek te komen kunnen de hulp inroepen van het correspondentie adres van de actie „Dubbel. E.P." Linden- laan 9 te Driebergen. Aan dit adres kun nen ook de aanvragen worden gericht, die door een comité van drie personen zullen worden beoordeeld. Iets .lijmen van Ceta-Bever Heroepina.sivcrk GEREFORMEERDE KERKEN Beroepen te Eindhoven: J. M. Gloenv kolk te Ede. Aangenomen naar Krommenie: P Hainjé, voorh. koopvaardij-predikant te 's-Gravenhage. CHR. GEREF. KERKEN Beroepen te Middelharnis: N. de Jong te Katwijk aan Zee. Bedankt voor London. Ont. Canada, Free Chr. Reformed Church: C. Verhage te Hilversum. UNIE VAN BAPT. GEM. Beroepen te Haarlem: J. Bosma te Arnhem. GEREFORMEERDE GEMEENTEN Bedankt voor Amsterdam-Centrum: Chr. van Dam te Rotterdam-Zuid. EVANG.-LUTHERSE KERK Ambt neergelegd: Ds. C. Bahnmüller te Hilversum heeft om persoonlijke redenen zijn ambt neergelegd. Advertentie Geslaagd dank zij RESA-HILVERSUM (Bekende Schriftelijke Cursus) - Tel. 5432 H. B. S., Gymnasium, Onderwijzersakte Middelbare Akten: Frans, Duits. Engel'. Drie zendelingen naar de Congo, begiti in Zeeland ONDER voorzitterschap van burgemeester E. de Haan van Beerta hoopt de Unie van Baptisten Gemeenten in Neder land op 24 en 25 mei a.s. te Em men de 80ste algemene uniever gadering te houden. In aanslui ting daarop wordt op hemel vaartsdag in de aula van het ge meentelijk lyceum of bij goed weer in het openluchttheater een landelijke toogdag georganiseerd. De afgevaardigden van de plaat selijke gemeenten zullen worden ondergebracht bij leden en vrien den van de gemeente van Em men. Deze nog jonge gemeente werd in 1949 geïnstitueerd en is bijzonder snel uitgegroeid. Naast de vele verslagen en rapporten zal de vergadering zich in het bijzonder bezig moeten houden met het voorstel van de zendings-commissie dit jaar op nieuw drie zendelingen uit te zenden naar Irema in de Belgische Congo, waar het zendingsterrein van de Britse baptistengemeenten door de Nederland se zal worden overgenomen. Voor het seminarium van de Unie te Bosch en Duin worden negen kandidaten voorge dragen. Tevens zal officieel aan de orde ko men het voorstel om het weekblad van de baptisten dat nu de naam „De Chris ten" draagt een andere naam te geven. De redactie heeft enige tijd geleden een enquête onder de lezers uitgeschre ven, waaruit bleek dat de meerderheid wel voelde voor een ndeuwe naam, al zal het de redactie nog niet meevallen passende naam, die ieders goedkeu ring wegdraagt te vinden. De Unie maakt onderscheid in de voorgangers, en kent plaatselijk beroep- bare en algemeen beroepbaré voorgan gers. Voor plaatselijke beroepbaarstel ling wordt aanbevolen ds. D. Boschma te Treebeek en ds. A. Visscher te Al- blasserdam, die zojuist een beroep heeft aangenomen naar Almelo II. Tevens zul len drie kandidaten beroepbaar gesteld worden. Aan de landelijke toogdag zullen koren hun medewerking verlenen. Spre ken zullen ds. M. G. Boeschoten van Amsterdam-West over „De stad op pa len". ds. H. P. de Boer van Sittard ds. F. E. Huizinga van Hengelo, o' „Is het een bevel?" Naar Zeeland Dat de baptisten nog altijd een i litante kerk zijn blijkt wel uit het feit dat de gemeente van Rotterdam-Cen trum het plan heeft opgevat om de in Zeeland wonende verstrooide leden samen te binden. Zeeland is de eni ge provincie in ons land waar nog geen baptistengemeente gevonden wordt. Er is overleg gepleegd met het evangelisatieblad van de baptisten „De Zaaier" om dit ln Zeeland te gaan verspreiden. De Rotterdamse pastor ds. G. Vegter zal eens in de maand in de provincie de daar wo nende baptisten bezoeken. Europese conferentie De baptisten richten hun ogen ook reeds op de toekomst. Zo heeft de Eu ropese Baptisten Federatie besloten de volgende conferentie in 1964 in sterdam te houden. De zogenaamde uniecommissie, vergelijkbaar met het moderamen van een synode heeft be sloten deze conferentie inderdaad uit te nodigen. De vorige Europese conferen tie vond in 1958 plaats in BerMjn. Deze werd door meer dan 10.000 baptisten uit alle landen van Europa bijge'oond. De predikant van Hengelo, O. is voor zitter van deze Europese Federatie. 10 Dacht hij werkelijk, dat zij verplicht was rekening met hem te houden, had hij ooit rekening gehou den met héér! Maar neen, het verleden had afge daan. Haar enige taak en haar enig doel was nog slechts het kind een prettige jeugd te geven en hem op te voeden tot een goed. sterk mens; het zoeken naar eigen geluk hoorde bij het verleden dat was afgesloten. Ze streek zich het haar uit het gezicht, en zei hard op en rustig, alsof ze zich de woorden goed in het geheugen wilde prenten: „Ik moet een betrekking vinden, geld verdienen. Het moet en het zal." Vlak voor haar stond Paultje en keek verwonderd naar haar op. Tegen wie praatte moeder, hoog over zijn hoofd heen en op deze ernstige toon, die hij niet van haar kende? Anne zag hem staan, het kopje achterover, de gro te, verbaasde ogen op haar gevestigd. En eensklap: veranderde haar gezicht; het was niet meer he' gezicht van een wouw, die het leven kent en d strijd ermee bewust en dapper aanvaardt, het wer zorgeloos en blij als van een kind Ze tilde Pault- hoog op. droeg hem vrolijk pratend het huis dooi ze kuste hem en maakte een beschuit met jar voor hem klaar. Als een vrouw wilde, als z gezond was en voor niets te lui, dan moest ze im mers haar brood kunnen verdienen, een eenvoudl bestaan kunnen scheppen voor zichzelf en haa' kind. 's Avonds vlogen haar ogen weer zoekend over de advertentiekolommen. Thuis gekomen zocht ze opnieuw de advertenties op. Werden er veel werksters gevraagd en verdien den die behoorlijk? Zou ze het volhouden om de hele dag zwaar werk te doen, dat ze nooit gewend was geweest „Schoonmaakster gevr. voor kantoor en werk- Slaats. Vrhd. en Zaterd" Ze rekende mismoedig. isschien leverde het vier gulden op en dat was dan veel. Als ze alle dagen uit werken ging, zou het resultaat nog armoedig zijn. Die avond viel Anne's oog weer op tentie, waarin een kind werd gevraagd, geh. moeder wil geheel afstand doen v WILLY STRIJT „Mevr. Dollaart vraagt werkster Dond. of Vrijd 8 loon 1.50." Ze schoof de krant van zich af fee, dat was niets, dat was goed voor het ogen- Rik waarop het water tot aan de lippen was ge- Ze kreeg antwoord op haar aanbieding als huis- ;oudstcr bij het bejaarde echtpaar zonder kinderen le stelden haar voor het zoontje ergens in de kost e doen. Als ze daartoe genegen was. wilden ze wel ens kennis met haar maken en de condities be- ipreken. Nadenkend bekeek Anne hun brief. Ze Kleedde Paultje aan en ging met hem naar de stil Ie, brede straat in Zuid, waar het echtpaar woon de. Maar het voorname, onpersoonlijke huis met het diepe portiek en de glanzend bruine deur ont moedigden Anne; het was als een vesting, waarbin nen de gegoede burgerij met zijn duizenden vastom lijnde begrippen en meningen zich onneembaar had verschanst. Ze keek naar Paultjes argeloze gezichtje, naar zijn vertrouwelijk tot haar opgeheven ogen. „We gaan naar huis." Op dit ogenblik was hij niet meer het kleine, hul peloze wezen, dat aan haar zorgen was toever trouwd. maar waren zij twee vrienden, die eenzaam stonden in een vijandige, harde wereld. ,!welkeVer - _n haar kind je, dat door kinderloos echtpaar met zorg zal wor den opgevoed?" In een hoek van de kamer speelde Paultje met een houten lepel en een bruin beertje. Zijn wan getjes waren hoog gekleurd, zijn stemmetje kraai de een onverstaanbaar liedje op een door hemzelf gefantaseerde wijs. Boven het gladde nog kinderlijk gewelfde voorhoofdje golfde zijn donker haar om hoog in een grappig kuifje. „Paultje..." Hij wendde zich vragend naar haar toe, als ster ren glansden zijn ogen. „Jij blijft bij moeder zei Anne triomfantelijk, „altijd." Ze knikte beslist, maar verbeterde waar heidsgetrouw: „tenminste, zolang je klein bent. La ter, als je een man bent geworden, niet meer, dan ben je je eigen baas en zal moeder je niet vast houden. Vind je dat goed?" Haar vriendelijke toon riep een blijde glans te voorschijn op het kindergezicht Het lachte haar ge negen toe. Een mooi kind was Paultje. Anne wist iet, het werd haar trouwens herhaaldelijk door /reemden verzekerd. Toen de dagen vergingen, zonder dat zich nieuwe Kansen voordeden, ging ze de aankoop van een brei machine overwegen. Ze had gehoopt, dat ze zo'n machine zou kunnen huren, maar de bedoeling van de advertentie bleek te' zijn breimachines te verko- oen, het breien kwam pas in de tweede plaats. Honderd vijftig gulden als ze ertoe besloot waag de ze haar laatste bezit. Ze bestudeerde de condi ties, die golden voor het breien, ze leken tamelijk goed en wel serieus ook. Er bleef haar werkelijk niet veel keus over en als ze nog lang talmde, bezat ze de honderd vijftig gulden helemaal r.iet meer. Ze ging eindelijk maar eens nsar de zaak toe, ze wilde geen enkele kans onbeDro^fd Jaten: als ze de strijd verloor, wilde ze tenminste met ere ver- liezen, zo, dat ze zich tegenover Paultje niets te verwijten had. (Wo-dt vervolgd) Dr. A. la Fleur, rector van het christelijk lyceum te Haarlem en een der vooraanstaande figuren in de christelijke onderwijswereld, zond ons onderstaand artikel toe dat wij belangrijk genoeg achtten om het in onze kanttekening-kolommen op te nemen. Juist vandaag, nu immers het Convent van het pro testants-christelijk onderwijs in Ne derland in Amsterdam zijn grote „appel" houdt, dient deze harte- kreet tot ons volk door te dringen. PJET IS OPVALLEND, dat in de politieke redevoeringen welke door anti-revolutionaire voorman nen sedert het optreden van het Kabinet-De Quay in den lande zijn afgestoken, niet de minste of zo goed als geen aandacht werd be steed aan het befaamde mammoet- ontwerp van minister Cais. Terwijl de belangstelling der politieke rede naars voortdurend uitvoerig uitging naar onderwerpen als gedifferenti eerde loonregelingen, prijsbeheer- sing, huurverhoging, Nieuw-Guinea- polltiek, commerciële televisie, de hoogte der belastingen en wat niet al nog meer, bewaarde men over de plannen van de minister van on derwijs bijna planmatig een ijzig stilzwijgen. Dit is te merkwaardiger omdat de Onderwijscommissie van het Colle ge van Advies dezer partij in een gedocumenteerde nota over de wet tot regeling van het voortgezet on derwijs een hele reeks principiële bezwaren tegen het wetsontwerp heeft ontwikkeld, bezwaren die on langs in een nadere nota opge steld na overweging van de discus sie rondom de eerste nota volle dig zijn gehandhaafd. Bovendien hebben de leden van de Tweede Kamer in november jl. een door wrocht adres over de mammoetwet thuisgestuurd gekregen, waarin zij de hartekreet van het gehele ge organiseerde protestants-christelijke onderwijs hebben kunnen beluiste ren. Dit adres sluit nog wel met de woorden: „De bezwaren te gen het wetsontwerp tot regeling van het voortgezet onderwijs, wel ke in het bovenstaande zijn uiteen gezet, wegen voor de besturen zo zwaar, dat zij het wetsontwerp on aanvaardbaar achten." Men be denke, dat dit dus de conclusie is van de besturen van alle bestuurs- en personeelsorganisaties op het ge bied van het christelijk onderwijs. In onderwijskringen is veelvuldig de vraag gesteld, wat toch de ach tergrond kan 2ijn van het nagenoeg systematisch zwijgen in het publiek van de antirevolutionaire politici over de onderwijspolitiek der rege ring. Men zou van een politieke par tij, die haar ontstaan in de school kwestie gevonden heeft, immers het tegendeel verwachten! Daarom is zo langzamerhand het vragen overgegaan in grote ongerustheid. Wat heeft straks, bij de behande ling van de mammoetwet in de Sta- ten-Generaal, het christelijk onder wijs van de A.R.-Kamerfractie te verwachten? Men is er, helaas, niet meer gerust op, dat van deze zijde op afdoende wijze positief tegen de wet stelling genomen zal worden. Het is met name de discussie over de begroting van onderwijs voor het dienstjaar 1960, eind november- begin december van het vorige jaar gehouden in de Tweede Kamer, die een diep gevoel van onbehagen -heeft gewekt. In die discussie ging het vooral over de op 25 maart van het vorige jaar in het kader van de kabinetsformatie gemaakte afspraken inzake de mammoetwet. Op die datum vond er een onder houd plaats, waaraan werd deelge nomen door minister Cals, de frac tievoorzitters van de drie confes sionele partijen, benevens de heren dr. Stokman en mr. Hangelbroek. Dit onderhoud had ten doel de no dige klaarheid te scheppen inzake de voornemens van de minister met zijn wet op het voortgezet on derwijs met het oog op een even tueel toetreden van de heer Cals tot een nieuw te formeren kabinet. Het was immers duidelijk gebleken, dat er in brede kring diep Ingrijpende verschillen van mening met de mi nister bestonden over de structuur van de mammoetwet, meningsver schillen zelfs van principiële en grondwettelijke aard. Om hiervan nader op de hoogte te komen be hoeft men slechts de nota's te le zen van de Onderwijscommissie van het College van Advies der A.R.P, en het adres van het protestants- hrlstelijk onderwijs aan de leden .'an de Tweede Kamer. De bespreking van 25 maart bleef niet zonder gevolgen. Op 22 juni 1959 diende minister Cals bij de Staten-Generaal een nota van wijzi gingen op zijn wetsontwerp in. Zij bestond ln de vervanging van een drietal opschriften boven evenzove- le hoofdstukken van de wet door andere, die echter ln feite de zaak lieten zeals zij was. Maar in de toe lichting op de nota werden de wij zigingen den volke voorgesteld als wezenlijke verbeteringen, aangezien daardoor het fundamentele onder scheid tussen het openbaar en het bijzonder onderwijs beter tot zijn recht zou komen. Ook werd ver meld. dat de wijzigingen het resul taat waren van de besprekingen van de 25e maart en dat nu alle deelnemers „de thans voorgestelde opzet principieel aanvaardbaar en ln overeenstemming met de grond wet achtten." Bij kennisneming van dit alles wreef men zien in onderwijskrin gen de ogen uit. Men kon eenvou dig niet geloven, dat de fractielei ders der protestants-christelijke par tijen en de heer Hangelbroek zich zo met een kluitje in het riet had den laten sturen. Vandaar dat van die zijde meer dan gewone aan dacht is besteed aan het onderwijs debat in de Tweede Kamer, bij wel ke gelegenheid over de duidelijkheid van de gemaakte afspraken door het lid van de P.v.d.A., de heer Tans, een discussie werd uitge lokt. Aanleiding daartoe was een eerder in de Eerste Kamer door de heer Schipper gemaakte opmer king, dat tijdens de bespreking van 25 maart geen overeenstemming zou zijn bereikt, en dat de princi piële en grondwettelijke bezwaren van protestants-christelijke zijde derhalve nog onverkort gehandhaafd werden. Deze uitspraak ging echter vooraf aan de publicatie van de nota van wijzigingen. Niettemin was het begrijpelijk, dat bij de heer Tans de vraag was gerezen of de gesprekspartners van de minister van de 25e maart op hun woord misschien teruggekomen waren. Nu zal de objectieve lezer van de Handelingen van de Kamer moei lijk kunnen verklaren, dat het over deze zaak gevolgde debat van de zijde van de sprekers van de A.R.P. en de C.H.U., resp. de he ren Roosjen en Tilanus, met heel veel duidelijkheid is gevoerd. Zo veel is wel aan het licht gekomen, dat het de heer Roosjen maar lie ver zou geweest zijn als hij buiten de kwestie gehouden was. Zijn re devoeringen plegen in het algemeen door grotere helderheid uit te mun ten dan ditmaal op het aangelegen punt het geval was. En de heer Ti lanus stond in zoverre nog sterk, dat hij verklaarde geheel afge scheiden van de nota van wijzigin gen de mammoetwet toch niet voor zijn rekening te willen nemen. Maar de minister maakte uit drukkelijk door dr. Stokman uitge nodigd om nu maar volledige ope ning van zaken te geven zonder omwegen duidelijk, dat zijn wijzi gingen van de 22e juni inderdaad voortvloeiden uit de op 25 maart gemaakte afspraken, en dat geen der deelnemers zich zou kunnen ver ontschuldigen, aangezien hij een sa menvatting van het besprokene ach teraf ter goedkeuring aan de frac tieleiders hafl toegezonden. De stelling van de minister was dus kennelijk onaantastbaar. En de heer Roosjen, die in eerste instan tie terecht had uitgeroepen dat de nota van wijzigingen materieel nie mendal aan het wetsontwerp ver anderd had, kwam ons daartegen over na de rede van de minister verrassen met de conclusie, waar toe de drie fractievoorzitters op 25 maart gekomen waren. Deze con clusie luidde „dat zij ten aanzien van het wetsontwerp in zijn geheel in beginsel een oplossing meenden te hebben gevonden, die redelijk inzicht biedt, dat de drie christe lijke groepen principieel niet uit el kander zullen vallen." Die oplos sing bestond dan in de verande ring van de hierbovenbedoelde drie opschriften. Daarmee heeft de Ka merfractie zich tot veler verbazing gedistancieerd van de eerste con clusie uit de eerste nota van de Onderwijsadviescommissie, die al dus was geformuleerd: „Tegen de structuur van het wetsontwerp be staan overwegende bezwaren. Een regeling van het Nederlandse onder wijs is slechts aanvaardbaar, in dien daarin duidelijk het onderschei den karakter van het openbaar on derwijs enerzijds en het bijzonder onderwijs anderzijds tot uitdruk king komt." Dit onderscheid kan namelijk in de mammoetwet niet worden getraceerd door wijziging van de formulering van de opschrif ten van bepaalde hoofdstukken van de wet. Na het Kamerdebat hebben wij niets meer van de kwestie gehoord. Kan men zich voorstellen, dat het Convent van het Protestants-Chris telijke Onderwijs in Nederland er behoefte aan had een groot appèl inzake de mammoetwet op touw te zetten? Hebben onze vaderen 80 jaar voor de vrijheid van onderwijs gestreden om nu alles weer op losse schroeven te laten zetten? En zou j het denkbaar zijn, dat het christe lijk onderwijs in zijn strijd om de verkregen vrijheid te handhaven de steun van de A.R.Partij in de Sta ten-Generaal zou moeten ontberen? En toch, terwijl met betrekking tot j de commerciële televisie onomwon- den met een kabinetscrisis wordt gedreigd, achten onze politici het raadzaam over de bedreigde vrij heid van onderwijs in alle talen te zwijgen. Vandaar dan het opschrift boven dit artikel: „Waar gaan wij heen?" In deze onbehaaglijke situatie was het een verademing van de voorzit ter van de C.H.U op de jaarverga- i dering van die partij zonder omwe gen te mogen vernemen, dat de Tweede Kameriractie van de CHU zoveel bezwaren tegen de mammoet wet heeft, dat zij er niet over denkt er haar stem aan te geven. Zij wil zelfs de politieke gevolgen voor rekening van de minister la- ten, indien deze er op zou specule ren het wetsontwerp wel in behou den naven te zullen krijgen met behulp van de K.V.P en de P.v.d.A. In de kringen van het christelijk onderwijs wacht men met ongeduld en spanning op een soortgelijke ver klaring van de zijde van de A.R. Partij. Nóg is het niet te Iaat Maar de tijd dringt! A. la Fleur.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1960 | | pagina 2