IH Isaac da Costa FRANS DE HAAS u n MILHAUD EN STRAWINSKY ZONDAGSBLAD schreef over de Nazi-tijd 0 U/EET JE NOQ U/EL DE JAREN DERTIG ZATERDAG 23 APRIL 1960 ,ZDiUard um UalbzeUn „Mitleidend bleibt das ewige Herz doch fest", Hölderlin „Als jullie aan Hem ge looft, waarom doen jullie niet, wat Hij bevolen heeft? Weidt mijn lammeren, heeft Hij gezegd. Maar jullie fokt alleen wolven." Misschien is dit de hoofdinhoud van de zeer belangrijke roman, waaraan de auteur de op het eerste gezicht raadsel achtige titel: „Biljart om half tien" heeft gegeven. We leren een architeetenfamilie kennen uit de zeer welgestelde burgerij in Keulen (de geboorte plaats van Böll). De oudste. Hein- rich Fahmel, viert op 6 septem ber 1958 zijn tachtigste verjaar dag; 's avonds heeft hij een diner met zijn zoon en kleinkinderen dat is alles. Gedurende die dag gebeurt er niets bijzonders, maar in korte gesprekken en flarden van herinnering wordt ons een beeld van de laatste halve eeuw gegeven: de verteltijd is één dag, de vertelde tijd vijftig jaar (mo nologue intérieur!) In 1907 komt Fahmel als jong onbemiddeld architect naar Keu len, vast besloten om zijn levens plan uit te voeren. Zijn vader was straatarm de zoon wil het succes dwingen, heeft zich een preciese dagindeling voorgeschre ven, geeft royale fooien, wil een soli ede indruk maken, en met een meisje uit de kring van de notabelen in Keulen trouwen. Hij waagt het te concurreren met be kende architecten door een ont werp voor de nieuwe abdij van St. Anton in te dienen, en won der boven wonder hij krijgt de opdracht, is nu nog vóór zijn der tigste jaar een „homme arrivé', trouwt met Johanna Kilbe, de dochter van een notaris, en ziet in zijn dromen zeven kinderen, vier zonen en drie dochters, die hem zevenmaal zeven kleinkinde ren zullen schenken. De realiteit is anders: zijn kinderen sterven alle jong, behalve Robert en Otto. Otto wordt een fanatiek nationaal- socialist en sneuvelt in 1942; voor Robert is hij eigenlijk enigszins bang, en diens kinderen, Josef en Ruth, zijn de enige kleinkinderen, niet zevenmaal zeven. Wanneer hij in 1914 als officier de oorlog intrekt, kan hij niets van patriottische of militaire geestdrift meevoelen, en evenmin voor Wilhelm II, „de keizerlijke dwaas", enig respect hebben. Hij wil niet van het sacrament van de buffel eten, d.w.z. hij wil geen gemeenschap hebben met de men sen, die door geweld willen heer sen, wier lievelingslied begint met de woorden: Es zittem die mor- schen Knochen (de krachteloze botten beven). De buffel is het dier, dat alles vertrapt, wat hem in de weg komt: symbool van de dictatuur, de militaire macht. Re presentant daarvan in de eerste wereldoorlog is voor hem Hinden burg; als het zevenjarig zoontje een „vaderlandslievend" gedicht moet leren, waarin verteld wordt, dat Blücher van Petrus verlof krijgt, uit de hemel te komen om samen met Hindenburg de over winning op de geallieerden te be halen (Petrus garandeert: „der alte Gott wird mit Euch sein'), rukt Fahmels vrouw haar jongen dit schrijfsel uit de hand. Daarna zijn het de Nationaal- socialisten, die van het sacrament van de buffel eten. Hun slachtof fers zijn de lammeren, die door geweldloosheid, door vrome passi viteit, de wereld willen verbete ren. Er is echter nog een derde groep, en daartoe wil Fahmel be horen: de herders, tot wie de roep uitgaat: Weidt mijn schapen. Maar wie hebben dat in werke lijkheid gedaan? De geestelijken ---• c-- J1958 rn" 3 generaties in een roman niet. En ze doen het i i dan allen niet. Een pastoor, die teveel uit de bergrede preekt, wordt als dwaas idealist naar een klein dorpje overgeplaatst, waar hij on schadelijk is. Daarom kijkt Fah mel ondanks het „Wirtschaftswun- der", ondanks de economische voorspoed van de „Bundesrepu- blik", met een diep wantrouwen naar deze tijd. „Als ze later een gedenkteken voor me oprichten", zegt hij tot zijn secretaresse, „moet je dit bespuwen"- Op zijn tachtigste verjaardag wordt hem een kunstig model van de abdij, zijn meesterwerk, door de banketbakker aangeboden. Fahmel neemt een groot mes, snijdt het bovenstuk er af, legt het op een bord en biedt het zijn zoon Robert aan, die als comman dant van de Duitse vernielings troep dit gebouw in de lucht had laten vliegen met deze zwarte Hij: „Moeten we ophangen?' „Ja, jullie wel". Omdat haar andere zoon Otto „hij heeft moord in zijn blik" haar zou kunnen aanbrengen, wordt ze voor haar eigen redding in een sanatorium voor geestes zieken gebracht, waar ze ook nk 1945 blijft, omdat in haar betover de slot ze de grenzen tussen fan tasie en werkelijkheid niet meer kan onderscheiden. Robert trouwt met Edith, de zuster van zijn klasgenoot Schrel- la, de dochter van een kellner, die opgepakt wordt en spoorloos verdwijnt; ze krijgen twee kinde ren, een jongen en een meisje Edith komt in 1945 bij een bom bardement om het leven. Robert wordt specialist in de kunst, ge bouwen vakkundig op te blazen en zijn meesterstuk volbrengt hij aan de abdij, die zijn vader in 1908 heeft gebouwd drie dagen voor het eind van de oorlog laat hij die springen. Waarom? Hij kan zich beroe pen op het bevel van zijn gene raal, die alleen denkt in de ter men van een oorlogvoering uit plm. 1900, en die snijdend sar castisch als 73-jarige in een in richting voor geesteszieken ge bracht wordt, waar hij in de kerk dienst als ministrant mag funge ren. Maar dat is de eigenlijke re den niet Hij wordt daarover on dervraagd door een Amerikaanse officier, die verwonderd is dat hij een cultuurhistorisch gedenkteken van de eerste rang. tactisch en strategisch echter zonder beteke nis, vernield heeft. Ja, waarom? Misschien een wraakoefening ten opzichte van de mensen, die alleen konden vernie len? Waren de ruïnes een gedenk teken voor de lammeren, die nie mand geweid heeft? Misschien een wraak op de monniken, die bij het heidense feest van de zon newende de heuvel opgingen, waar zijn broer Otto het vuur aanstak en allen zongen: „Es zittem die morschen Knochen"? Niemand heeft het bevel: Weidt mijn lammeren, opgevolgd. Robert heeft de conflictsituatie met dynamiet willen oplossen, maar tevergeefs hij is niet ver zoend met het verleden, en niet met het heden. Hij werkt 's mor gens van half negen tot half tien op zijn kantoor, nooit langer, gaat dan van half tien tot elf biljar ten en vertelt vele jeugdherinne ringen aan de hotelboy Hugo, die op school steeds geslagen werd en die hij later adopteert. Joseph Fahmel JOSEPH, Roberts zoon, is ver loofd met een meisje van zijn leeftijd, Marianne. Haar ouders waren fanatieke Nazi's: na Hitiers zelfmoord volgt de vader het voor beeld van zijn Flihrer. de moeder wil haar twee kinderen doden („Er hat es befohlen"). Het jon getje was reeds gewurgd, toen er een man met een pistool kwam, de vijfjarige Marianne meenam en haar als zijn eigen kind groot bracht. Tien jaar later komt haar moeder (in een prachtige auto!) en wil haar terughalen, maar ze blijft bij haar pleegouders. Joseph rijdt met de auto van zijn vader naar de rivier, waar een vroeger opgeblazen brug nog niet is hersteld; hij rijdt met top snelheid op het bord „Tod" toe, maar stopt op het laatste ogen blik. Hoe moet hij met het leven klaar komen? Nu is hij op een architectenbu reau. Wat zal hij later doen? Zijn grootvader heeft de abdij ge bouwd in 1908, toen hij bijna 30 was, zijn vader haar vernietigd in 1945, toen hij bijna 30 was; wat zal Joseph op die leeftijd doen? Het klooster herbouwen? Waarschuwing WAT wil Böll met deze tot na denken stemmende roman zeggen? Geen enkele persoon is zonder meer de spreekbuis voor de opinie van de auteur, misschien nog het eerste Roberts zwager Schrella, met zijn negatieve waar dering van onze civilisatie. Hij komt als emigrant terug, wordt ontvangen door een vroegere Nazi, die nu weer een hoge post heeft, maar heeft bezwaar, in Keulen te blijven. huizen, richt en zich van het banale feit laat overtuigen, dat het leven de tijd iemand generatie, niet verder te bouwen op fundamenten, die aan het bar barendom van de laatste decen nia geen weerstand hebben kunnen bieden. Hij leert ons ook naden ken over de monotonie van het dagelijks leven, die reeds in de ti tel van zijn roman naar voren komt. Elke dag speelt Robert Fahmel van half tien tot elf biljart; vijftig jaar lang gebruikt Heinrich Fah mel in hetzelfde hotel zijn ontbijt. „Daar ginds in het huis Modest- gasse 8 kon zij (de secretaresse) achter stoffige ramen de stam pende drukkerijmachines zien, die onvermoeid dichterlijkhe den op wit papier drukten. Vracht wagens, loopjongens, nonnen, leven op de straat, kisten voor groente winkels, sinaasappels, tomaten, kool. En aan het huis daarnaast hangen twee halfwas-knechtjes juist de ever op. Donker bloed van het wilde zwijn druppelde op het asfalt. De stampende machi ne start of rijdt niet, maar pro duceert zij het ook met een stichtelijke neerslag onophoude lijk monotonie". /"\NDANKS al zijn skepsis, niet alleen tegen Dolitieke macht- Schijnwerper op de Haagse graficus Pedagoog en illustrator van betekenis (Van ofize kunstredacteur) tegen kerkelijke 'hoogwaardig- p een Haags kunstenaarsflatje van één kamer woont Frans de danken heidsbekleders (maar al te vaak Haas met zijn jonge vrouw. Nog een paar maanden 0D 3 31 ,®xdeFf' kuclde in de steek er in die ene kamer nog een wieg komen te staan. Maar Frans en listfsch 1S werk niet nihi- Els de Haas vinden er wel wat op om de kamer toch nog bewoon- Sommige zinnen worden als baar te laten- Zelfs ondanks de grote pers, die Frans de Haas voor „Leitmotiv" telkens herhaald; de ziïn grafisch werk nodig heeft. Ze zijn vindingrijk, hebben smaak met hem kan meeleven voornaamste daarvan is wel de en zitten niet gauw bij de pakken neer. Waarom ook? Ze zijn jong, schildert, slotregel van Hölderlins ode „Wie hebben durf en bovendienze zijn begaafd. Frans de Haas is van onze jonge meest-talentvolle grafici. moedelijk heeft hij dat mede te het altoos danken aan zijn huwelijk. Toen hij 4 dan zal ff 1Den Haag nodig heeft. Een eigen huis kunstzaken ook zelf NIET ACTUEEL, TOCH ONVERGETELIJK Joods-Christelijk romanticus en visionair (1798-1860) „Zaterdag 28 april 1860 is achtjarige leeftijd aan de pokken Isaac da Costa gestorven. In stierf. Zijn Portuigees-Spaanse den avond. Op de grens van den Joodschen Sjabbath en den Christelijken Zondag. symbolisch gegeven voor het zoon van lauwe westerstran- beeld van den Christen, wiens den" was; het gaf een kleurige levensweg niet harmonisch kon noot aan die stijf geklede mannen zijn, omdat te veel hem bleef die ons van de schooliban- binden aan het Jodendom zijner ^en af als °nze Vaderen Onder Pbrictenen wist deren werden aangeprezen, maar ÏS tSSSM.. natuurlijk hij was Chiliast en dat hij zich Jood. Onder de Joden was niet gereformeerd. Wij kre- werd zijn naam nauwelijks gen wei eens het vage besef dat meer genoemd. Rusteloos was zulk soort heren zioh meer mocht dit leven op de grens van permitteren dan wij: Bilderdijk de Sjabbath en de Zondag." met zijn romaniserende tendenzen, Da Costa met zijn chiliasme. Da Costa's denkbeelden over zijn studie „Isaac- kunst? In het hoofdstuk „Schoone da Costa's Weg naar het Chris- Kunsten" van zijn „Bezwaren te- tendom". (Amsterdam; 1946). Dr. gen den Geest der Eeuw" (Lei- Meyer betoogt in dit werk en in den, 1823) schrijft hij o.a.: een aanvullende studie Martel- gang of Cirkelgang (Paramaribo, „Vergelijkt dan ook onbe- 1954), dat Da Costa als christen vooroordeeld en met kennisse Jood is gebleven. Hij ontkent de van zaken de in Europa heer- ernst en eerlijkheid van de jonge schende soort van Dichtkunst, Amsterdammer uit gegoed Portu- /j^ Spreke hier vail de poëzy, gees-Israehtisch milieu met, zulks l, v in tegenstelling tot het geval Hein- ?Is Kunst beschouwd) Schilder- rich Heine, voor wie de doop een kunst, Bouwkunst, met die van entreebiljet tot de Europese cul- den ouden tijd! Waar zijn de tuur betekende. „Mijnheer", zei Heldendichten, waar zijn de de jonge Da Costa tegen professor Treurspelen, waar mede wij, ik Simons, die aan zijn oprechtheid nict de Homenusen de si'daAtt"!* zn ""ïdhSjtlk SophocIeKen, maar de Tasso' Feiertage' die in eenvoud het lij- ivaardt en wiens hart Eigenlijk is dat leven voor en tekenles niet de slechtste in de i de kunst betrekkelijk laat be- Idas, maar het was niet opvallend, I jfijf Na die HBS-tijd kwam de m vast blijft, gezegd" wordt*:"* „Eines Gottes Leiden fja gonnen. In 1934 werd Frans de Meyer ontkent de Camoënsen, de Racine's, en niet dat Da Costa voor zijn eigen Corneille's beschaamd zullen 0besef oprecht christen was, maar maken? Waar zijn de schilder- trouwde met Elisabeth Janssens hij legt alle nadruk op de blijven- stukken, die ons boven de dagen de verbondenheid, naar de geest Raphael, van Guido Heni, althans, met het oude volk. n„ Trj Meyer probeert Da Costa's be- "an mc vaJl Rubens, van kering deels te relativeren; ze is Van moeten verheffen? een van de vele uit die tijd van Waar zijn onze Michel Angelo's, assimilatie: „De Joodse Historie of waar de kerkgebouwen, de de negentiende eeuw kent het paleizen, de gedenkstukken, de bekeringsgeschiede- waarmede wij bij het nageslacht RB v^elde^n^hie"ananDaOICoestee° den roem van onze Bouwkunst tekenen. Fraw bezat «r pakken van" (M of C, zullen vestigen, gelijk die f in Arnhem geboren, ging op militaire dienst. Enige tijd lieeft Frans de Haas les gegeven op lagere scholen. Nu heeft hij een aantal particuliere genre leerlingen, die des avonds bij hem thuis komen en daar gezamen- jlijk schilderen UC do Uo o r A Frans de Haas de Haas legt deze teerlingen geen echt geen model-militair, d°cb ,laat ze MM jtSM [einrich Böll: J. H. SCHOUTEN. H.B.S. Bijzondere aanleg of inte- Als hij op wacht zat of zich resse voor tekenen of schilderen veelde ging hij tekenen. Dat te- toonde hij niet. Goed, hij was op kenen ging steeds beter het werd ook steeds Haas is namelijk niet de kunste- uai. ie- naar dte alleen eigen kunst kan vlotter waarderen, die alleen eigen v VerHraa trt TnteoenHeol caI 56). Voor "een ander deel tracht Het voorgeslacht by ons ge- dr. Meyer Da Costa's bekering vestigd is?" lanigs zielkundige weg te benade- Natuurlijk moet dit misluk- Da Costa maakt hier dezelfde on2ang,s Jean de hebberij zwaaide wens: anderhalf jaar behaalde hij zijn l.o. acte op de Academie voor Beeldende Kunst te Den Haag en daarna werkte hij nog 2 jaar op de Vrije Academie van Livinus v. d. Bundt in Den Haag. Zijn hoofd vak was direct de grafiek. In de begintijd van zijn activiteiten zocht Frans de Haas de echte bekering in christelijke Savignac in Wending beging. Toen onttrekt zich aan elke vorm deze schreef: „waar is onze Ra- Pgdhotogie. Daarom moest cine, onze Shakespeare onze Leo- anders werkende kunstenaars kan de d«t.Vds Ss?e» Caron van nardo da Vrnei, onze Rembrandt, hij heel veel bewondering opbren- de Vr"« Universiteit en Jaap onze Bach, ome Mozart, onze Mi- een Zo SDreekt hii vaak met rie Meyer gevoerde polemiek on- chel Angelo of onze Jean Gou- .s.Pre*Kt, n,J vaaK m.et ?e vruchtbaar blijven. Caron wees op Jon?"_(Wending, maart J-Qfin hl*. lief- vercteaagt- Integendeel, ook hem. En toen hij af- 1 stracte6 schtl^ers"^?^'^eH°za? the Da Costa's eigen getuigenis, maar 37). Het antiwoord kan heel' een- richtine niet uft^aan ma" ti Meyer antwoordde o.a. „Wat zijn voudig luiden: de tijdgenoot kan neming niet uitgaan, maar hu dit ab9tracte> nietszeggende niet zien wat de nakomeling wél frasen tegenover de dramatiek ban constateren: het werk dat van zijn concreet Jodendomscon- zioh handhaaft door de generaties flict." heen. Wie „zag" Shakespeare, Afstand Rembrandt, Bach, Mozart in hun richting niet uitgaan, maar hij kan begrip voor een ander inzicht opbrengen. Daarom is Frans de Haas dan ook een goed pedagoog. Ook illustreren doet hij graag soort gedeformeerd 5?" ^"ns d« H»as <Loevestein- expressionisme en ook maakte hij J*" ,4J3i',P»n '"hm- met illustraties hij later tot een groter lisme gekomen. Het moderne i lisme trok hem aan, maar he' moeilijk daarin i loen horen. I kon hij toch ook niet ge- tijd zoals wij ze nu zien? Hier- rPOCH ZIT er in dr. Meyers be- rnee kan men dus tegen zijn eigen 1 schouwing een element dat tijd niet argumenteren, niet over het hoofd mag worden ""J" tuurlijk is Da Costa Is- - - - raëliet gebleven; hij is het, naar «e m de kunst ligt zo eenvoudig zijn eigen getuigenis, door zijn be- met- Maar de „Bezwaren" is een kering eerst met recht geworden. van veel talent getuigend, goed Da Costa wist. al evenmin als geschreven, enthousiast essay van Heine, van het Jodendom veel af. iemand die al even overtuigd ~_.sues6stitve. P"!"cn. Heine, van hêf Jodendom veel Sï Iemand gemaakt met een grote technische Hebreeuws schijnt hij maar ge- christen als kunstenaar is en des- beneersing niet alleen, maar ook brekkig gekend te hebben Het wege blijft het een belangrijk stuk met cevnei Qude €n Qok hgt Nieuwe Testa_ van overigens vrijwel uitsluitend ment ontdekte hem aan zijn af- historische waarde, een stuk dat heel loslaten. Al werkend kil£li FXl"miidVJS.Van he.' W."k v.a!' cfoxwic rrtozx,. eszxr. ejBpn „«fl rans de Haas een tentoonstel- ^„«oopend in de Galerie De hij steeds die noch puur realistisch, noch en puur reansuscn, noen p ~th~ n *r. r expressionistisch genoemd D.„ ft??8' noem a non -p. uc i uaiautiouii-iiimuciccuwoe ui- geheel if d Haa8- Drie weken lang leunt stelling, waarbij Portugal en Span- kan worden. Er Jcwam eigen vormgeving beeldende fantasie, V°^ah.els,ia.a.tS,e.;iaar,.heaefi V» d." daar het werk zien van deze jonge kunstenaar, die aller aan dacht verdient. Rest nog één op komst. Wel heeft Da Costa zich Da Costa tot een gehaat, veraf- enigszins moeten leren bevrijden schuwd en gemeden man maakte, van zijn aanvankelijk overwegen- ."Meneer Da Costa is er toch de romantisoh-middeleeuwse in- niet? O ja. Dan kom ik nog wel eens terug. En de bezoeker is al weer halverwege de hoge stoep. Zelfs Da Costa's vriend Willem de Clercq zat ermee in zijn maag. Erans de Haas zich in die geschiedenis die het meest voor Ej zich V"r »°ntE'i?.eI1j.hïï." T,rans de Ha,as beteke»' is Goya. eigen talent laten 3 over wie we kort geleden twee s Heel ver- tikelen publiceerden. Maar wat tussen de levende Da Costa (niet de clichéfiguur van de onder ons gangbare voorstelling, geen moeite hebben) Niet actueel afstand handhaaft, is ons gebrek aan affiniteit mót de Joodse denk-, ziens- en gevoelswijze. VIA NAALD IN PLAAT Hierover zou een uitermate langwekkende studie geschreven kunnen (en moeten) worden. T~\E schepping van de wereld is al voor veel kunstenaars een bron van inspiratie geweest. Op muziekgebied is alleen al de naam - van Hay dn voldoende om iedereen terstond te doen zeggen: „Die n i"?oe?er v}ucht voor de stereo-versie Schöpfung". Er zijn echter nog meer componisten geweest! die £Tdt Mh."2u"'dofrèntdêkTZii ee°nB^V"'' hetzelfde thema hebben verklankt, zij het dan op geheel andere plotseling dat hij toch niets heeft, steremopnamë wijze. De Duitser Wolfgang Fortner (geb; 1907) heeft een Schep- Hij^ weet de viool weer van de het werk van Strawïnsky rijtuig dat door de ge Engelse dirigent John Carewe. zijn geboorte- Van deze opname beluisterde ik vlucht W- --0 cm.plaat bestaat ook monaumle opname van. De echter juist Da Costa vandaag nog voor ons actueel. Zijn schuimend enthousiasme vormt een beletsel om zijn werk als kerklied te ge bruiken; het mist de ingetogenheid die bij de Nederlandse vroomheid Meyer zegt het in wetenschappe- past en het visionaire (Da Cos- lijke termen: bij de Jood vormt ta's eigenlijke kracht) weet maar niet objectiveren (als bij de Grie- zelden op gelukkige wijze stem te ken) het hoofdmoment, maar par- vinden, zoals in de prachtige laat- ticiperen. Ons Nederlanders ont- ste strofe van zijn Paaslied, on- gaat bij de Joden wat .wij mis- danks het te veel aan uitroepte- sen; wij ervaren gevoel en rede kens: als tegenstellingen, maar de Jood wordt even gemakkelijk bankier pingscantate voor bariton en orkest geschreven in 1955, op tekst duivel los te krijgen en geneest ressant de neger-dichter James Weldon Johnson. De haast naïeve legervertelling de prinses, die niet meer la- hier 1 «'Ciuuu vitiifiovii. UK. iiuuöl Iiuivue ----- "f. nier maar mei enne de zeven scheppingsdegen heeft Fortner mel haar troüwen SS dort'hij h?ef! puur verklankt. In 1923 had reeds de Franse com- _j inte- effectief, daar men met^ enkele instrumen- ponist Darius Milhaud (geb. 1892) op dit thema een ballet moederen zijn geboortegmnd. Ma^zefV^eHpelkerf^beshst als musicus, wiskundige als kun stenaar. Wij laten de polemiek Meyer- Caron nu verder rusten. Honderd jaar na Da Costa's overlijden vraagt men zich af wat zijn bete kenis voor ons in 1960 kan zijn. Onlangs moest schrijver dezes Ja, de Heer is opgestaan! Gods bazuinen zullen klinken D'eerste dingen zijn vergaan, nieuwe heem'len zullen blinken Nieuwe tijden vangen aan, God is scheppend opgestaan! een oude Afrikaanse neger de grens valt hij echter handen van de duivel, die triomfmuziek doet horen. pen, op zoek naar het der. Het resultaat In deze Robert Fahmel DIE Robert was als gymnasiast een uitmundend slagbalspeler geweest hij kon wiskundig zui ver de plaats berekenen, waar de bal zou neerkomen en bezorgde daardoor zijn schoolteam steeds de overwinning, tot groot verdriet van Nettlinger. die oneerlijk speelt en een medeleerling Schrella soms een keiharde bal in 't ge zicht mikt en, als Schrella niet met de Hitlerjeugd mee wil doen. hem overvalt, naar de oude ka zerne sleurt, waar die Hitlerjeugd pleegt samen te komen cn daar met een zweep met prikkeldraad afranselt. Gelukkig slaagt Schrel la erin. met hulp van goede vrien den naar Engeland te vluchten en daar een werkkring te vinden. Als Robert zich tegen dc poli tieke terreur verzet, wordt ook hij opgepakt; hij krijgt de kans te ontsnappen en verstopt in een Rijnaak naar Rotterdam te vluch ten. waar hij met Schrella enige jaren blijft. Zijn moeder krijgt door bemiddeling van een oude schoolvriend, nu Nazi met een in vloedrijke positie, gedaan dat hij naar Duitsland terug mag komen, eindexamen doen, bouwkunde, spe ciaal evenwichtsleer studeren en in het leger gaan, zonder politie ke activiteit alitiek verstand leidt, zie ik 4 it. De mensen, die door de Na zi's vermoord zijn, zie ik hier nog voor me. Ik kan in deze stad niet leven, omdat ze me niet vreemd genoeg is ik zoek hier de men sen, die de lammeren weiden". Een losse opmerking toont wei, hoe Böll over het culturele her stel in West-Duitsland denkt: een bokser, die vele wedstrijden heeft gewonnen, wordt niet alleen ere burger van de stad, maar krijgt ook de gouden medaille, die uit sluitend verleend wordt voor bij zonder hoge culturele verdiensten. Is dit ironie? Neen, zegt Böll. die is alleen „een narcoticum voor bevoorrechten", het is eerder sa tire of sarcasme, maar: satirici zijn moralisten. Dat is Böll ook. Hij waarschuwt de tegenwoordige Wolfgang Fortner heeft alles uitvoeren. Als na de ouverture al- echter in een zuiver Westeuropese le dansers zich verheffen muziekstijl verklankt (zelfs in 12- "IB toonsysteem). Milhaud is ook mu zikaal geheel van de gedachten- wereld van de neger uitgegaan en bracht dus de echte negerritmen slechts een sprookju r s..K f'tu'r,1 r - is karakteristieke jazzeffecten. Het middelen. Daardoor kon hij raak ireiieilJK spelen, ballet eindigt met op het toneel suggereren. Als instrumenten zijn verstaat hij waar het "oorgeschreven: fagot, trombone, ziek 1 ?.nan" komingen een onvergetelijke fi- -- Pijnlijlc. guur. Figuren als zij hebben iets b«de bïeëk-vrijvS alieT alleen de Milhaud had de 1 bewogen „Amen" afsluit, instrumentalisten dus wel J deze mu- gaat. Het zijn werkelijk geïnspireerde vertolkingen gewor- virtuoze den- Het werk van Milhaud Gi vuui Waai" ^-C^a's Het Réveil-Archief, m samenwer- bovenal hIS"1!:. Sft kins mat de Maatschappij der Ne. ♦iooV, r\ des.noo<as anecdo- derlandse Letterkunde en de stich- tisch is, is Da Costa opgewonden, ting Het Bilderdiik-Museum een retorisch, vaag, hanteerdervbn studiedag heeft georganiseerd, die germuziek, uuluauicu. - kaans. muziek, ontdekt toen hij ^"erhzjl' dTjlfi'ilf,prekend als particulier secretaris van de op enigerlei wijze is ontleend aan Franse gezant in Brazilië, de de Bijbel, maar waaraan toch beeldende muziek geworden, vol uitvoerine dichter Paul Claudel, in Zuid- Bijbelvreemde elementen zijn toe- «eniale vondsten. gevoegd, heidense elementen Het Amerika verbleef. De Braziliaan- slot van Milhauds ballet symboli se muziek is herkenbaar in zijn seert als het ware het eeuwige ballet Le boeuf sur le toit en in ï^la?ge?_?aar een nieuwe ge- zijn danssuite Saudades do Brazil. -------- ro1 toebedeeld. In de muziek ver- althans wat de stereo-opname ook de Zuidameri- gaa"- da^ M'lhaud niet het Bijbel- werkte Strawïnsky een Spaanse betreft de striikersnartii wat x.. verhaal heeft getoonzet, maar een paso-doble, een tango, een wals sinjuerspartij wat en een ragtime, alsook een Bach- zwakker opgenomen dan de bla- achtig koraal. Het is een sterk zerspartij. Maar overigens is de uitvoering van beide werken in elk opzicht te prijzen. Wie iets EVEREST HEEFT deze twee wil hebben van de goede moder- werken op de plaat vastge- ne muziek, zal zich beslist deze legd in een vertolking door het plaat moeten aanschaffen. Kamerorkest van het Londens Symfonie Orkest o.l.v. de 27-jari- dichterlijke taal die elke rassing uitsluit. Natuurlijk ont schieten hem nu en dan prachti ge regels of gehele passages, maar die zijn het dan ook die al tijd weer worden geciteerd. boorte. naar een nieuwe lente. Eigenlijk heeft Milhaud met dit De neeermuziek i, het hoofdbe- ballel voor hcl eerst de )a2z in standdeel van zijn ballet La crea- de gewone muziek inBelast. Men du monde, welk ballet al di- „0emt veelal de Rhapsody in blue Alle van Gershwin als het eerste werk dan op dit gebied, maar Milhaud was jaar voor. En net als CORN. BASOSKI. Denkbeelden VIJN DENKBEELDEN de jongelingsvereniging namen we al dat hij contra-i lutionair - eenstander van de koeook-iiL.. ting moest hij toezien hoe zijn zoontje Jacques op (ik meen) gehouden zal worden op donder dag 28 april te Amsterdam, Fores- terhuis, Sarphatistraat 8. Er staan voordrachten op het programma van dr. M Elisabeth Kluit, prof. dr. E. L. Smelik, prof. dr. W. A. P. Smit en prof. dr. W. J. M. A. Asselbergs (Anton van Duinker- Op ken). Honderd jaar na zijn over lijden weet Da Costa nog Neder- mj conira-revo- Iandse christenen van betekenis Princinieel tp- op Z1^n sterfdag te verenigen om rrincipieei te- hem van verschillende zijden te benaderen van onze tijd uit. C. RIJNSDORP reet begint met de chaos, dansers liggen door elkaar ei plotseling verheffen zich enkele hem goden, die magische bewegingen Gershwin werd ook Milhaud fascineerd door de band van Paul .-L-UrL-L-u-u-L-i.-.-j-L^-l.-L-.-u-^.-L-L-.-L-.-^wvwt.-uw1 Whiteman. Met zijn eigen taal, die nooit te veel woorden ge bruikt doch altijd direct tot de zaak komt. heeft Milhaud met La création du monde een der schoonste werken uit de moderne muziekliteratuur geschreven. God plaatste vele mensen om mij heen, die met mij werken en veel met mij spreken. Ik heb zo vele levens ingekeken, vertrouwen uitgedeeld aan menigeen. En allen rijgen aan een zijden draad de kleine parels van een kort geluk, doch onder spanning van één woord of daad trilt dan het snoer soms onherstelbaar stuk. Vaak knelt de angst in vreemden op te gaan. Hoe moeilijk is 't bij anderen verwijlen als men zo slecht nog eigen daad kan peilen en vriendschap bant, waar men een brug wou slaan. FRANK DAEN het dan ook door een neger- mythe door iets positiefs in het leven laten leiden met zijn La création du monde, Igor Stra- winsky (geb. 18821 heeft met zijn Eedanst en gespeeld verhaal 'Histoire du soldat (uit 1918) de triomf van de duivel over de mens getekend, naar een verhaal van de Zwitserse dichter Ramuz. Het is een stuk Russische folklo re: een soldaat op weg naar huis verkoopt zijn viool aan een vreemde man in ruil voor een boek met oude beurskoersen. De soldaat blijft drie dagen de gast van deze man en gaat daar- In de prachtige uitvoering waar- ,ul„ „JSl „,aa«vi 1 - De Bezige Bij onlangs „Weet verschil of sigaretten 15 wp' hoek vol plu- 15000 gulden kosten 1 1900—1929.^ uit- Buurman vertelt over Deterding Colijn (heel wat objectiever en sympathieker dan we gewend zijn) EuweAljechin, Boudewijn in niets heeft, maakt het geen Noordwijk. de Spanjestrijders, Darius Milhaud. wiens ballet „La création du monde" door Everest op de plaat is vastgelegd, gekoppeld met Strawinsky's JL'Histoira du soldat". je nog che en plezier gaf, is er nu een vervolg: „Weet en Mussert, je nog wel de jaren dertig'. We (verloving van de prinses", gë- zouden zeggen: boeiender nog, boorte van Beatrix) en ove want dichterbij en liggend onder Uiver; H. v. d. Weg schrijft de doem van de naderende oorlog, het hongeroproer in de Jordaam Geen historische analyse van van Jan Vrijman die sombere jaren zoals weke- stekend verhaal lijks van drs. Puchinger in ons Lubbe en van Frits v d Molen blad - maar anekdotisch. Dat een over de Straperlë-rage Po" ga-i oiaaeren rm ais u heeft het nadeel van de onvolle- Kleijn behandelt de zwendelzaak- !?°°pt: koop het dan met digheid, de eenzijdigheid soms Onnes. H. J. Oolbekkink de over- v Vj* j het winningen van bokser Bep Klaveren, G. H. 's-Gravesande beeld: de klank het voordeel Jcleurrijke, het flitsende. Of B9L in die jaren nu vijf of vijfenveer- schrijft over Menno tig was, men komt al lezende Het leeuwedeel is (weer) onder de ban. Wat was steller Friso Endt, althans als de Hitlëir" de tijd anders! ongesigneerde artikelen van hem Deyssel Henri Knap geeft voorbeelden zijn: de muiterij op de Zeven Pro- miekt mm 1""" radiopionier Willem Vogt, hoff 4 Qf Louis Davids, het Venlo-incident. Waardevol is, dat men voor vele „„V1U1116 van deze onderwerpen niet slechts de Oranjefeesten a""chief en geheugen raadpleegde, maar ook allerlei mensen inter viewde. Ongeveer de helft van het boek (dat 256 kloeke pagina's telt) be- uit- staat uit foto's zo goed gekozen Ya der d3* men er iedere keer weer in gaat bladeren. En als u het boek ■■MvIWH: grammo foonplaat, want daarop vindt u het complement van woord jaren der- Braak. tig, met o.m. de stemmen dr. Colijn (tweemaal), Roosevelt, lussolini, Lodewijk van van de lage prijzen (maar voor

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1960 | | pagina 22