f!iUtus I 't Gebeurde in de nacht van Pasen ZONDAGSBLAD Koning Raggerol en de verdwenen prinses ZATERDAG 16 APRIL KORT VERHAAL - KORT VERHAAL - KORT VERHAAL - KORT VERH VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGD - VOOR DE NIEMAND heeft ooit begrepen hoe het verhaal zo snel zijn weg heeft kunnen vinden naar alle schepen, die op de grote lijnen voeren, maar een feit is, dat toen rooie Arie van de Jimmy B. Gladstone het drie dagen na Pasen in geuren en kleuren in San Francisco aan de boots van de Mary J. Greene wilde vertellen, deze al van alles op de hoogte was. Je zou zeggen, dat het door de winden over de zeven zeeën was gedragen, want zowel de Jimmy B. Gladstone als de Mary J. Greene, za ten zeker wel een paar duizend mijl van de Jennifer Anderson, toen zure Willem, die op die tanker vol-matroos was, tot bekering kwam. Ja, die woorden gebruikte rooie Arie, en de boots van de Mary J. Greene, die dat wist de gehele geallieerde koopvaardijvloot van hoog tot laag met dat soort dingen altijd de spot dreef, corrigeerde hem niet. Daaruit mag de conclusie worden getrokken, dat hij het op dit punt met rooie Arie vol komen eens was. ER WAS iets vreemds gebeurd met zure Willem, en het overtrof alles wat tot nu toe op de zeven zeeën was voorgeko men, En er gebeurden vreemde dingen, reken maar. Als alleen de jongens, die op de Moermansk-route zaten, aan het schrij ven zouden slaan, zou de wereld erg raar opkijken. Daar had je, om een voorbeeld te noemen, die nachtelijke ontmoeting van de Mrs. Joyce Cunningham met ja. met wat. Het ware is nooit helemaal uit de verf gekomen, maar de ouwe van de Mrs. Joyce werd in een paar uur van een levenslustige kerel een oude man. Ziin haar, dat pikzwart was. werd in diezelfde tijd grijs, gewoon grijs. En dat wil toch wel iets zeggen. Hij moest, toen hij terug was in San Francisco, het commando neer leggen. Later hebben we gehoord, dat hij met pensioen was gestuurd, omdat hij niet meer capabel was voor zijn taak. En dat voor een man, die op dat tijdstip al zeven maal was gedecoreerd voor zijn moedig gedrag. Hij leeft nog, hij woont in Cape Cod, Massachusetts, en zo verluidt het elke nacht om twee uur precies gaat hij naar het strand om uit te kijken over de Atlantic in de hoop, dat hij nog een maal dat vreemde schip zal zien voorbij varen. Maar elke nacht keert hij teleurge steld huiswaarts. Al zestien jaren lang. Ja. die ontmoeting, die de Mrs. Joyce Cunningham had. Het was in de nacht van 16 op 17 december 1944. De stuurman heeft er zelfs eens een novelle over geschreven, maar hij kon er geen uitgever voor vin den, omdat er niemand was, die het ver haal kon geloven. En toch is het waar. Ik kan u de adressen verschaffen van wel een man of vijf, die er getuigen van zijn ge weest. DE MRS. JOYCE, zoals het schip kort weg werd genoemd, was uit het kon vooi geraakt en zocht op z'n eentje z'n weg over de oceaan. Het was die nacht nood weer. Het stormde en het hagelde vrese lijk, en het schip stampte zwaar. De ouwe en de stuurman stonden op de brug en tuurden ingespannen in het donker. De roerganger had moeite de opgegeven koers te houden. Het was twee uur precies, toen de ouwe tegen de stuurman zei: „Ik ge loof nooit, dat we het hijsen, stuur, we •dwalen te ver af, let op, morgen zijn we «rbij". Hij doelde op de U-boten, die in aanzienlijke aantallen in dit gebied ope reerden. De stuurman haalde de schouders op, en antwoordde: ,,De moed niet laten zakken, kapitein, misschien gebeurt er wel een wonder." De ouwe van de Mrs. Joyce lachte schamper. „Een wonder?", zei hij, „een wonder?, man, er gebeuren in een oorlog geen wonderen er zijn nog hooit wonderen gebeurd", voegde hij er ho nend aan toe. Dat had hij natuurlijk niet mogen zeggen, want hij wist drommels goed dat zijn zwager, kleine Kees voor de hele koopvaardij, als door een wonder aan een vijandelijke torpedo-aanval was ont snapt MAAR GOED, de ouwe stond nog wat na te grinniken over de opmerking van tie stuur, toen plotseling recht voor hen een groot licht, zo maar uit zee opdoemde. En nu laat ik even de stuurman aan het woord, die het hele voorval in een uitvoe- Tige brief aan me heeft geschreven. „De ouwe en ik schrokken ons een ongeluk, en de schrik verlamde ons. Ik zag hoe de ouwe paars aanliep en zich met beide han den krampachtig aan een uitstekende ri chel van de lambrizering vastgreep. De roerganger achter ons gaf een gil, en moet het stuurrad hebben losgelaten, want we draaiden naar stuurboord uit. Het was mij alsof ik op mijn plaats stond vastgenageld. De ouwe was de eerste, die weer bij z'n positieven kwam. Ik hoorde hem grommen. Zijn rug kromde zich als een roofdier, dat de sprong gaat wagen. Hij was vreselijk om te zien. Zijn ogen rolden bijna uit hun kassen. Hij boog zich steeds verder naar voren en stootte daarbij ongearticu leerde klanken uit. Toen wees hij ineens met een gekromde wijsvinger naar dat licht voor ons. Ik keek. en zag dat het vorm ging aannemen. De roerganger riep schor: „Het is een zeilschip". En het was een zeilschip, een hooggetuigd, waarvan de zeilen bol stonden. En het was hel verlicht. Ik staarde verwezen naar die vreemde verschijning in de donkere nacht. Duide lijk zag ik op het achterdek mannen heen en weer lopen, mannen met lange baarden en blootshoofds. En het was alsof zij ons Wenkten. De ouwe zag het ook. Hij was weer enigermate gekalmeerd en begon maatregelen te nemen. Het eerste wat hij deed was het enkele kanon en de mitrail leurs op het schip te laten richten, en vuur te geven. De bedoeling was duidelijk: hij wilde het zeilschip in de grond boren. Maar we zagen tot onze ontzetting, dat de kogels niets raakten. Het was of het moordend lood, voor het bij het schip was, DE ROERGANGER gilde: „Het is een spookschip, het kan niet vernietigd worden". De ouwe gaf tot viermaal toe be vel te vuren, maar na de vierde maal wei gerde de bemanning hem verder te ge hoorzamen. Het zeilschip was intussen tot vlak voor onze boeg opgelopen. Op de campagne stond een man. Met een brede zwaai nam hij de hoed van het hoofd, en we zagen tegelijk zijn lippen bewegen. En het vreemde was. dat we hoorden wat hij zei. Boven het geloei van de storm uit hoorden we hem duidelijk zeggen: „Volg mij, sir!". De ouwe brak, zag ik, het angstzweet uit. Hij wilde wat zeggen, maar kon geen woord uitbrengen. Hij trok mij aan de arm en wees eerst op zijn mond en daarna op het stuurrad. Ik begreep wat hij wilde. Ik liet aanhouden op het zeil schip, en toen de Mrs. Joyce van koers veranderde, zag ik de fnan op de cam pagne lachen, en knikken. Het zeilschip ging ons voor. wij volgden. De gehele nacht bleef het ons voorgaan. We wisten niet eens meer welke koers we voeren. We hadden ons overgegeven aan de wil .van de man op de campagne. Het was zes uur in de morgen, toen het schip plotseling ver dween. We zagen de man op de campag ne nog de hoed afnemen en we hoorden hem nog zeggen: „Volg deze koers tot ne gen uur". Toen was het alsof schip en mensen door de zwarte zee werden ver zwolgen. Enerzijds was dat een verade ming. anderszijds gaf het eën beklemming, omdat we voelden, dat we een veilig ge leide kwijt waren. We hielden nog drie uren lang de koers, die we voeren Geen van ons zei een woord. We waren in span ning waar we zouden uitkomen. Toen het begon te lichten ontdekte de uitkijk het konvooi, waartoe we behoorden en waar van we waren afgedwaald. Toen we onze plaats weer hadden ingenomen, keek ik toevallig op mijn horloge. Het was negen uur. YY/AT ER die nacht was gepasseerd kon VV voor niemand verborgen blijven. In de eerste plaats was de bemanning er vol van, in de tweede plaats gaf de verande ring, die de ouwe in het gezicht had on dergaan, aanleiding tot zulke vreemde ge ruchten, dat we wel verplicht waren een uitvoerig rapport over de ontmoeting te schrijven. Maar er was niemand aan de wal die het geloofde. Er werd gezegd, dat we te veel hadden gedronken, ook al luid den de verklaringen van de bemanning ge lijk. Toen we in San Francisco terug wa ren. heb ik op de kaart proberen na te gaan. op welk punt we zouden zijn gear riveerd, als we die nacht onze eigen koers waren blijven varen. Uit de officiële stuk ken weet ik nu, dat we op de plaats wa ren aangekomen, waar om zes uur in de morgen veertien geallieerde schepen de grond in werden geboord". Door H. J. WAALWIJK WIE DURFT vandaag de dag nog in twijfel trekken, dat op de zeven zee- en, op alle wateren, groot en klein, de wonderlijkste dingen gebeuren! Niet zij, die ze bevaren. De landrot, ja, maar wat weet hij van him geheimen af. Nooit is hij in lange, donkere nachten, in alle een zaamheid met hen vertrouwd geraakt. Nooit heeft hij de fluisteringen gehoord, die van heel ver zelfs door de zachtste bries worden aangedragen, en nooit ook heeft hij de geheimzinnige lichtjes gezien, die ineens aan de horizont kunnen opdoe men. Hij zoü ze ook niet horen en hij zoii ze ook niet zien. Zijn oor heeft door het lawaai van de stad, waarin hij dag in dag uit verkeert, de scherpte verloren, en zijn oog is dof geworden door de schreeuwen de reclames op de daken van de flats en aan de gevels van de gebouwen. Maar ga naar de verblijven van de ma trozen en luister naar de verhalen, die ze elkaar doen als het werk van de dag is verricht! Verhalen over reddingen, over uitkomst uit barre nood, over huizenhoge zeeën, die een schip wild bespringen en minutenlang vasthouden, zodat het is als of het nooit meer uit de diepte naar boven zal komen. Ze zijn van schip tot schip gegaan en van het ene geslacht doorver teld aan het andere, en gemeengoed ge worden van, alle koopvaardijen ter wereld. Goed, de landrot haalt er glimlachend zijn schouders over op. Maar hij is ook afgestompt. Daarom zal hij wel kritisch staan tegenover wat rooie Arie met eer bied noemde, de bekering van zure Willem, de volmatroos van de tanker Jennifer.... /TAAR HET is waar gebeurd, want rooie l Arie laat zich echt geen knollen voor citroenen verkopen. En het uur. waarop zure Willem het grote geluk deelachtig werd, kan iedereen, die gevaren heeft, u zeggen: 5 uur in de morgen van Eerste Paasdag, toen de Jennifer, om niet de hele naam te hoeven noemen, bezig was aan de laatste mijlen van de Moermansk-route. Zure Willem heette Willem van der Zaan. Van jongsaf aan had hij gevaren. Bij het uitbreken van de oorlog in Holland lag zijn schip net op vertrek in de haven van New York, maar dat vertrek kon door de omstandigheden niet doorgaan, en zo kwam Willem van der Zaan na veel om zwervingen hoe ging dat in de oorlog eerst in Engeland op een troepentrans portschip, en later op de grote trans-atlan- tische lijhen. Hij was een knap matroos en er was geen ouwe, die hem niet onder zijn bemanning wilde tellen. Hij was sterk als een paard en goedmoedig als een lam. Altijd stond hij klaar om in te springen als dat nodig was. En hij wist alles en hij kón alles. Wat Willem niet weet. zc den de matrozen tegen elkaar, is niet de moeite waard om te onthouden. Zijn gebrek was echter, dat hij in de omgang zo zuur was als slechte azijn. En dat had hem de bijnaam van de Zure of zure Willem, bezorgd. Als zijn schip zon der ongelukken een reis had volbracht, had hij er een nare opmerking over „er valt nooit 's wat te vechten" en waren ze op het nippertje aan een ondergang ont snapt. eveneens „rustig varen is er te genwoordig niet meer bij". Als de kok. die toch een prima jongen was. eens met het eten een ongelukje had, had hij het hoogste woord, en als er op het eten letterlijk niets viel aan te merken, begon hij toch te schel den. DAT ALLES namen de jongens van de Jennifer nog wel. Wat ze niet namen, was zijn sarcasme en hatelijkheid ten aanzien van alles wat verband hield met de gods dienst, met het geloof, zoals ze zelf zeiden. Zure Willem was, wat men noemt een atheïst Hij geloofde aan geen God, en dat zat ze op de Jennifer lelijk dwars. Niet dat ze van die vromen waren, dat nou niet zo zeer, maar ze waren er toch wel allen van overtuigd, dat je in deze tijd met al die onderzeeërs om je heen, beschermd moest worden. En daarom luisterden ze el ke avond vol eerbied naar de gedeelten, die de ouwe uit de Bijbel voorlas- Dat was een van de goede gewoonten van de ouwe. Hij ging de nacht niet in zonder zijn be manning te wijzen op Hem. Die het al be stiert en aan Wiens genade alle mensen zijn overgegeven. Zure Willem had eens ge probeerd aan deze samenkomsten te ont komen. Hij was weggebleven en rustig in zijn verblijf gaan lezen. Maar de ouwe had hem laten ophalen, en toen hij op zijn vraag, waarom Willem van der Zaan de samenkomst niet wilde bijwonen, tot ant woord kreeg: „Ik geloof niet aan God", had de ouwe veelbetekenend Psalm 14 op geslagen en tot driemaal toe de eerste twee regels voorgelezen: „De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God". Nadien had zure Willem het nooit meer gewaagd weg te blijven, maar hij hield wel demonstra tief de handen voor de oren als de ouwe uit de Bijbel las. yO GING het dan ook de nacht, vooraf- i-t gaande aan Eerste Paasdag. Op de grens van zaterdag op zondag had de ouwe de matrozen, die maar even gemist kon den worden, bij elkaar geroepen, en met hen sprak hij over Pasen, over het geopen de graf. over de Opstanding, over het Le ven. dat op de kruisdood volgde. Zure Wil lem zat nu eens niet met de handen tegen de oren gedrukt. Hij luisterde inderdaad, maar een spottend lachje krulde zijn lip pen. De ouwe moet zich daarover hebben opgewonden. Want midden in een zin hield hij ineens op Hij keek eerst zure Willem met bijna dichtgeknepen ogen aan en be gon toen langzaam te spreken. En hij sp' alleen tot hem. De matrozen, die er getui ge van zijn geweest, vertelden later: „Het was *lsof de koude rillingen ons over de ri g liepen". De ouwe sprak doordringend Hij zei zo ongeveer: „Tot nu toe heeft God je leven gespaard, en je hebt Hem daarvoor nog nooit dankgezegd. Maar dat zeg ik je aan en hij hief de wijsvin ger waarschuwend op het ogenblik is nabij, waarop God zich intens met jou gaat bezighouden. Ik weet niet of het dan goed of slecht met je zal aflopen doch onthoud dit: in barre nood kan alleen redding ko men als je weet van het Kruis". Toen zei hij: „Laat ons bidden", en hij bad het „Onze Vader", zo innig en zo diep, als hij het nog nooit had gebeden. Wij slo pen, vertelden de matrozen later, op onfce tenen weg. We durfden geen geluid te ma ken. Het zou oneerbiedig zijn geweest. OM HET verhaal kort te maken: vijf uur later hadden ze op de Jennifer de pop pen aan het dansen. In het zicht van de haven werden ze op de korrel genomen door een U-boot. Dat hij misschoot zal wel te danken zijn geweest aan het feit, dat ze op de onderzeeboot wat zenuwachtig waren geworden. Die van de Jennifer zagen de baan vlak voor de boeg heengaan. De ouwe brulde zijn bevelen. Een tweede torpedo werd nog afgevuurd, die eveneens voor het schip langs schoot. En toen gebeurde het. Het is nooit helemaal duidelijk geworden hoe het precies in zijn werk is gegaan. Vermoedelijk leunde zure Willem te ver voorover om de baan van de torpedo te kunnen volgen. Ineens was er een harde gil. En toen de jongens toesnelden wisten ze, dat zure Willem in het ijskoude water lag te spartelen. Iedereen begon te schreeu wen. Reddingboeien werden in het water gegooid en twee man maakten zich gereed om een diepe duik te nemen. Juist toen ze wilden springen, hoorden ze de ouwe roepen: „Opzij mensen, opzij". Hij rien nog naar de stuurman: „Als er wat met mij gebeurt, breng jij de schuit wel ver der" De matrozen zagen hem in het water gaan. En ze zagen hem naar zure Willem zwemmen. Ze zagen, hoe hij hem te pak ken kreeg, en vastgreep, en meetrok naar een van de boeien, die nu in het water dreef. Alle veiligheidsmaatregelen met voe ten tredend, zetten ze een boot uit, en en kele van de matrozen roeiden als waanzin nigen naar de drenkelingen toe, en brach ten ze naar de Jennifer. Zure Willem was het eerst aan boord, na hem kwam de ouwe. Op de Jennifer wer den ze het met één oogopslag gewaar: zu re Willem was helemaal anders gewor den. Hij stond wat te hijgen en te hikken, en wat vreemd om zich heen te kijken. De ouwe klopte hem op de schouder en zei: „Nou jongen, vooruit, de narigheid is achter de rug. Je bent gered. Ga maar een paar uur naar bed". Zure Willem knikte. Hij stamelde: „Bedankt, kap'tein. be dankt", en hij stak zijn hand uit. Maar toen zag hij eensklaps, dat hij wat vasthield. Hij keek, en zag het stuk hout, dat hij stevig had omklemd. Hij mompelde: „Hout? Hout? En gered?". En hij begon te huilen eerst zachtjes, maar toen barstte hij uit in een wild snikken. De ouwe sloeg zijn arm om zijn schouders en leidde hem weg. En terwijl hij naar zijn verblijf werd gebracht hoorden de matrozen zure Willem roepen: „Dat hout, kapitein, dat hout", en daarna nog: „O Heer, vergeef me mijn zware zon den MURR, DE KATER EN ZIJN VRIENDEN 25. Egel mag weer het startsein geven. „Allemaal klaar? Hé, Leo jij bent te vroeg begonnen. Wacht maar, Benjamin haalt jou nog wel in." De roeiwedstrijd is begonnen en Murr, de kater, en Egel en Meester Uil mogen langs de kant mee rijden in de auto van mevrouw Leeuw, Leo's moeder, die heel erg rijk is en ook de reis naar Zuid-Amerika als prijs be schikbaar heeft gesteld. En Leo zelf? Die is al weer bezig aan een nieuwe laffe streek. Als ze een eindje gevaren heb- na: ben en hij vlak naar Benjamin Konijn vaart, haalt hij een grote boor te voor-the schijn en maakt grote gaten in de kano van Benjamin. 26. Benjamin kan niets terug doen en Leo boort maar door. Als hij klaar is, steekt hij zijn tong uit en peddelt verder. Maar bij Konijn sproeit het water door de gaten naar binnen. Benjamin wordt helemaal nat en dat is nog niet het ergste. Zijn kano begint langzaam maar zeker te zinken. Murr is er om goede raad te geven. „Vlug, stop kurken in de gaten," roept hij, „daar naast je, drijft al fles." Maar tevergeefs probeert Benjamin de gaten te vinden onder water en zijn j bootje zinkt verder en verder. C 27. „Het gaat niet, Murr," roept Ben jamin, „heus ik kan het niet. Help. Help, ik zink. Ik ga onder water...." Het Konijn duwt uit alle macht de kurk in het gat. Hij blijft dapper volhouden, ook nu hij met scheepje en al gezonken is. Hij houdt zijn mond stijf dicht om geen water naar binnen te krijgen, maar ein delijk heeft hij dan toch de kurk in het gat. „Nu weer snel naar boven", zegt hij bij zichzelf, „Murr zal trots op me zijn als ik straks weer vooruitvlieg." En als C hij bovenkomt, vaart er juist een plezier- jeig boot langs. Benjamin grijpt de reddings- boei en laat zich een eindje mee trek- j,on ken. |He ;He geen lekkere maaltijd, die eet liever zelf de mosterd pot leeg. Opperhofkok, voor straf benoem ik je tot mijn minste koksmaat en zul je zes weken lang niets an ders doen dan aardappelen schillen!" De opperhofkok stond op zijn benen te trillen en smeekte de koning om ge nade. Iedereen in de keu ken stond er bij te sidde ren. want als koning Rag gerol boos was. o jongens, berg je dan maar! De koksjongens kropen verder dan ooit onder de tafel, de keukenmeisj' „En om te zorgen, dat je zijn tegen de koning van Si- nooit meer vergeet mosterd kala?" bij mijn worst te pakken, „Ik ben niet brutaal, Si- - re. Ik geef alleen antwoord, omdat u iets vraagt." „Waarom maak je geen dagen!" raasde buiging, wanneer de koning je aanspreekt?" „Dat kan ik niet, Sire." „Zo, kun je dat niet?" het meisje met haar grote Koning Raggerol was zo waar de domme opperhof kok vergeten. Al zijn boos heid richtte zich nu op het eenvoudige keukenmeisje. „Heb je soms een stok in geslikt. dat je niet kunt buigen?" „Ik ben een kroonprinses en daarom heb ik nooit voor iemand behoeven te buigen," zei het meisje vriendelijk. Eén van de koks liep op de tenen naar de woeden- fluisterde hem eerbiedig in het oor: op door THEA BECKMAN hartelijk te lachen. Woe- dend draaide de koning zich de koning toe om en keek haar aan. „Lach niet," snauwde hij. „Dit is heel ernstig. Het is rechtvaardig, dat ik een strenge straf opleg. Wie beerden zich vergeefs tus- ben jij eigenlijk, dat je niet dweilen en emmers te verbergen, één van hen dook zelfs in een bak aard appelschillen. Alleen weer dat éne meisje bleef recht op staan en keek onbe vreesd en glimlachend naar de mopperende koning. haar. Sire. We geloven, dat ze niet goed wijs is. Als ze een buiging maakt, valt haar muts af. Ze heeft er zeven vlechten onder weg gestopt." „Wat!" Koning Raggerol maakte bijna een lucht sprong van schrik. ..Heel mooie, «oudkleuri- land komt, denk ie ««vlechtenheeft ze," üms- mij buigt?" „Ik ben het meisje uit Wirawar," antwoordde het keukenmeisje opgewekt. „Zo. En omdat je uit ander land komt, denk zeker, dat je brutaal mag Hij keek op 't plein met ogen die niets zagen. Ver op de weg vervaagde het gejoel. Verbitterd zat hij in zijn purp'ren stoel: Een trots Romein door 't joodse volk verslagen.' Hoe meesterlijk had hij het voorgedragen Heel arrogant en zeker van zijn doel, dacht hij met feilloos rechtsgevoel dat 't woedend volk om Bar-Abbas zou vragen. Maar Die hem opviel door Zijn ware taal. Wiens Majesteit zxjn ogen deden branden, verloor de keuze onder 't hels kabaal.' Nu in zijn stoel komt hij wat op verhaal Maar ziet nog steeds de laffe vlucht der handen, die hij verschoonde in de zilv'ren schaal. D. VAN BOXEL Jr. terde de kok bevende ze is heel handig. Daarom hebben we haar in de keu ken werk gegeven. Ze is een vluchtelinge uit Wira war, dat door de vijand werd verwoest en beto verd." Koning Raggerol stond verstomd van verbazing. Eindelijk kon hij méjnjg| id naai .vuren, naar het meis- je toe, stak bevend een hand uit en nam de hoge, witte muts van haar hoofd. Zeven goudkleurige vlech ten vielen langs haar schou ders. „De prinses-met-de-ze ven-vlechten," riep hij uit. „Hier, in mijn eigen keu ken. ^Daar begrijp ik niets De prinses lachte hem vriendelijk toe en knikte. „Het heeft lang geduurd, eer u mij vond, koning Raggerol," zei ze. „Zeven dagreizen, over heuvels en dalen, te begin nen bij de open plek in het bosJa, het klopt," stamelde de koning. „En ik zou haar vinden, waar ik haar niet verwachtte! Dat klopt ook. Wat bent u mooi. prinses-met-de-gou- ien-vlechten! „Ik heet Joconda," zei ie prinses. „Kom," riep koning Reg ierol blij, „volg mij naar le troonzaal. Vertel mij al- :s gebeurd en hoe ik u kan ïelpen." Prinses Joconda volgde ie koning, de drie brede trappen op, tot in de grote troonzaal. Daar mocht ze naast hem zitten en toen begon ze te vertellen. (Volgende week verder) Dag, neven en nichten, Veel jongens en meisjes schreven hun rapportcijfers. Allemaal harteii bedankt, 'k Vond het erg leuk. Jullie kunnen nu heerlijk van de vakanl genieten. Vindt mamma het ook zo fijn? Niet te veel eieren eten als paasfeest is, hoor! Jullie hebben allemaal een verfdoos? Nou, dan moet de eieren eens een leuk kleurtje geven, dat staat erg gezellig. Tante wenst jullie allemaal héél prettige Paasdagen. We gaan nu eens kijken wie er een prijs gewonnen heeft. )t De hoofdprijs krijgt Arie Haasnoot en de troostprijzen krijgen Kees en Ineke v. d. Boogaart en Jenneke Cornet. Hiep-hiep-hoera. We gaan nu eerst de jarige feliciteren. Mi na Akershoek, Adri Dankers, Froukje v. d. Ende, Wilma Kalkman, Jopie Laros, Elsje Verbruggen, Ria Vermaas en Marga Verwijs, allemaal har telijk gefeliciteerd van de ne ven en nichten, jongens en Hier komen de brieven. Jij bent vandaag jarig, Adrie van Andel! Een heel prettige dag. Hartelijk bedankt voor je mooie tekening Maaike van Andel. Heb je je bril laten val len? Wat wordt Adriaantje al groot. Wat heb jij het post papier mooi gekleurd Marga Appels. Ja. tante Jos vindt het erg leuk zoveel brieven te ontvangen. Hoe oud ben jij Willy Appels? Koos van Baarlcn, ben jij weer beter? Hoe is het met Jan? Heb jij nog meer broertjes en zus jes. Henk Bahlman? Wat ben jij verschrikkelijk verwend Piet Bak. Schrijft je pen goed? Tante J'os is toch geen meneer, Greetje Bal? Heb jij nog meer broertjes en zusjes? Wat fijn dat jullie bij de ouden van dagen gaan zingen, Anneke v. d. Berg. Ria en Jaapje v. d. Berg, leven de konijntjes nog? Waar ga jij lo geren Ria? Ga jij zo graag laat naar bed José v. d. Berg? Wist jij niet meer te schrij ven Sjanle Berkhout? Ik miste jouw brief Jurl den Bes ten. Had jij geen tijd om te schrijven? Ben jij al naar de Floriade geweest, Nico Bc- zemer? Jullie hebben dus dub bel feest op 5 mei. Hoe heet jouw vriendin Riek Binnen dijk? Hoe vind jij het op de gymnastiek, Hans Binnendijk? Ben jij weer beter? Hoe heet jij met je voornaam? van Biezen? Bedankt voor je mooie tekening. Hoe was het op de bruiloft Corrle Blom? Is de kamer mooi geworden Elly Blom? Wat leuk, dat jullie stoeltjes hebben gekregen. Jullie hebben al lemaal wel eens een wormpje in een appel of peer gezien. Wij noe men dat een wormsteek, weten jullie wel? Nu zien we hier on deraan de doolhof ook een wormpje kruipen, dat naar de appel gaat, dwars door de doolhof heen. Hoe denken jul- Zijn er al kleine vogeltjes in het nestje bij oma, Inge v. d. Blij? Een prettige dag zondag, höor! Doe jij er de volgen de keer een briefje bij. Bram v. Bockel. Arie Boelhouwer, wat had jij dan graag voor een prijs willen hebben? Hartelijk welkom Arie Bode. Knap hoor, om zo'n vlieg tuig te tekenen, Wim Boer. Hartelijk welkom ATie Boere- fijn. Dat was een leuk stuk Marijke Bontebal. Hebben jul lie het goed gespeeld? Wat moet jij worden Kees v. d. Boogaart? Varen je vader én moeder op een schip, Ineke v. d. Boogaart? Hoe oud ben jij? Heb jij een lange paas vakantie. Alle Bosma? Ben jij de jongste Garrie Boon stra? Hoe heet dat broertje van je vriend? Welke kleur heeft je nieuwe mantel Ada Bos? Heb jij een fiets? Heb je de fiets gekregen Peter Bout? Gaan juUie al gauw met vakantie? Is de foto mooi geworden met jullie gymnas- tiekpak aan. Corrle Brander- horst? Was de tentoonstel ling van de huishoudschool leuk Jannie Branderhorst? Hartelijk welkom Martin Brands. Schrijf je in 't vervolg wat meer? Bedankt voor je gedichtjes Ineke Brandsnia. Is het kussen mooi geworden? Zou jij op een varken durven zitten Sary Brobbel? Hoe he ten jouw poppen? Is het rokje mooi geworden? Dat zijn leu ke namen Siska en Trix. Wist jij niets te schrijven, Jan nie ten Brummelen? Ga jij graag naar school Marjo Buth? Zal je goed je best doen vanavond, Jcnncke Cornet? Ga jij ook op de gymnastiek? Kan je zusje mooi blokfluit spelen, Jan van Dam? Is het rapport mooi Peter van Dam? Je hebt leuk gekleurd. Hartelijk welkom Marieke van Dam. Dat is een mooie naam, Hanneke. Zijn de sokjes al klaar? Dat is een heel leuk gedicht Adri Dankers. Een heel prettige dag volgende week zaterdag, Adri! Adri schreef me, dat je bij haar gaat lie, dat wormpje appel i men? Oplossingen moeten vóór dins dag 19 april wor den ingezonden. iiiiiiiiigiiiiiiiEiiii o: i logeren Teuni Dankers. wens jullie veel plezier, hoi Is je nieuwe vest lekfcjj warm, Ineke Dekker? zijn maar verwend, hoor! Wat heb jij prachtig getekell Willy Delleman. Dat heb héél leuk gedaan. Fijn Jenneke uit, vind je niet? f Hoe was het op de trouwe! Anke van Delft? Ik mik. jouw lange brief Anneke DorF burg. Dat is heel mode „geel", Lidy van Dorp. Schj het schortje al op? Doe Lr. er de volgende keer een brij/" je bij Tineke van Eenennaatf Heb jij geen vriendin Je», Eikhuizen? Hoe oud ben r Gerard Eikhuizen? Gevsind dig, dat je opa zo'n mooie ban heeft Onno Elzinga. Kan jej~ ook in slapen? Wat gaP jullie ver logeren Joban ijjer Es. Kunnen jullie dat aHeeL» Ja, dat is helemaal nf. aardig om die nesten uit te li len Nellie van Eijk. Zullen j| lie goed zingen? Plet v Eijk, schrijf jij de volgeir keer wat meer? Welke e ren ga jij zoeken Winifred i Geest? Er zijn weilanden L noeg in Maasland. Leven? poesjes nog Nelly Gladpootjo Hoe heet de moederpoes? I Heeft de juffrouw de rapporlP goed klaar gemaakt Jan t' Goede? Is het meegevallen?1 Dat zal een gewichtige cl worden de 23ste Cokkie de G» de. Duurt die mars lang? i Tante Jos heeft wel een kaï verstuurd voor jouw verja dag Gerrit Goudkamp. Hebt alles uit de haven gevist? Eten konijntjes veel gras B, Groenenberg? Een prettige d 27 april, hoor! Rietje Groot jouw kaart was lang n '®r vol. Schrijf je de volgende kef,,1 Zijn dat zu g Hoe gaat het op school Han "j; Gertie en Elly de Haive hoe oud zijn jullie? Zijn jul tweelingen? Jij bent ook v schrikkelijk verwend Arie Ha noot. Dat is een leuk bo „Kruimeltje". Geweldig zakmes! Wim Hage, jij niet meer te schrijven? Hartelijk welkom Theo 1 moen. Je mag altijd schrijvi maar je komt pas in de kri wanneer je letter aan de bei is. Heb jij nog meer zusj e Lientje Hampel? HarteL welkom Lineke v. Hatte Praat je broertje al, Linel Hoe heet jouw vriendin ni Ilavenaar? Moet jij la zusjes. Dat is een gr<rn schilderij John v. d. Heid#r* Loopt je horloge goed? bo, "doe jij er de volgende ke een briefje bij? Zwem graag Henny van Honwelinge Tante Jos is daar nooit weest Gerrit van Ilouwelingi aa. Ga jij vissen in de vakantie" Hoe heet jij meisje H'veld-Giessendam. Je bent april jarig, maar je hebt v« geten je naam erbij te schJ De brievenbus is helemf,1,1 leeg. Zorgen jullie er i hij weer helemaal vol kom1 De letter I t.r week aan de beurt Dag, jiv gens en meisjes. TANTE j£.n

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1960 | | pagina 20