f!iUtus
I
't Gebeurde in de nacht van Pasen
ZONDAGSBLAD
Koning Raggerol en de
verdwenen prinses
ZATERDAG 16 APRIL
KORT VERHAAL - KORT VERHAAL - KORT VERHAAL - KORT VERH
VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGD - VOOR DE JEUGD - VOOR DE
NIEMAND heeft ooit begrepen hoe het verhaal zo snel zijn weg heeft
kunnen vinden naar alle schepen, die op de grote lijnen voeren,
maar een feit is, dat toen rooie Arie van de Jimmy B. Gladstone het
drie dagen na Pasen in geuren en kleuren in San Francisco aan de boots
van de Mary J. Greene wilde vertellen, deze al van alles op de hoogte
was. Je zou zeggen, dat het door de winden over de zeven zeeën was
gedragen, want zowel de Jimmy B. Gladstone als de Mary J. Greene, za
ten zeker wel een paar duizend mijl van de Jennifer Anderson, toen zure
Willem, die op die tanker vol-matroos was, tot bekering kwam. Ja, die
woorden gebruikte rooie Arie, en de boots van de Mary J. Greene, die
dat wist de gehele geallieerde koopvaardijvloot van hoog tot laag met
dat soort dingen altijd de spot dreef, corrigeerde hem niet. Daaruit mag
de conclusie worden getrokken, dat hij het op dit punt met rooie Arie vol
komen eens was.
ER WAS iets vreemds gebeurd met zure
Willem, en het overtrof alles wat tot
nu toe op de zeven zeeën was voorgeko
men, En er gebeurden vreemde dingen,
reken maar. Als alleen de jongens, die op
de Moermansk-route zaten, aan het schrij
ven zouden slaan, zou de wereld erg raar
opkijken. Daar had je, om een voorbeeld
te noemen, die nachtelijke ontmoeting van
de Mrs. Joyce Cunningham met ja. met
wat. Het ware is nooit helemaal uit de
verf gekomen, maar de ouwe van de
Mrs. Joyce werd in een paar uur van een
levenslustige kerel een oude man. Ziin
haar, dat pikzwart was. werd in diezelfde
tijd grijs, gewoon grijs. En dat wil toch
wel iets zeggen. Hij moest, toen hij terug
was in San Francisco, het commando neer
leggen. Later hebben we gehoord, dat hij
met pensioen was gestuurd, omdat hij niet
meer capabel was voor zijn taak. En dat
voor een man, die op dat tijdstip al zeven
maal was gedecoreerd voor zijn moedig
gedrag. Hij leeft nog, hij woont in Cape
Cod, Massachusetts, en zo verluidt het
elke nacht om twee uur precies gaat
hij naar het strand om uit te kijken over
de Atlantic in de hoop, dat hij nog een
maal dat vreemde schip zal zien voorbij
varen. Maar elke nacht keert hij teleurge
steld huiswaarts. Al zestien jaren lang.
Ja. die ontmoeting, die de Mrs. Joyce
Cunningham had. Het was in de nacht van
16 op 17 december 1944. De stuurman heeft
er zelfs eens een novelle over geschreven,
maar hij kon er geen uitgever voor vin
den, omdat er niemand was, die het ver
haal kon geloven. En toch is het waar. Ik
kan u de adressen verschaffen van wel een
man of vijf, die er getuigen van zijn ge
weest.
DE MRS. JOYCE, zoals het schip kort
weg werd genoemd, was uit het kon
vooi geraakt en zocht op z'n eentje z'n weg
over de oceaan. Het was die nacht nood
weer. Het stormde en het hagelde vrese
lijk, en het schip stampte zwaar. De ouwe
en de stuurman stonden op de brug en
tuurden ingespannen in het donker. De
roerganger had moeite de opgegeven koers
te houden. Het was twee uur precies, toen
de ouwe tegen de stuurman zei: „Ik ge
loof nooit, dat we het hijsen, stuur, we
•dwalen te ver af, let op, morgen zijn we
«rbij". Hij doelde op de U-boten, die in
aanzienlijke aantallen in dit gebied ope
reerden. De stuurman haalde de schouders
op, en antwoordde: ,,De moed niet laten
zakken, kapitein, misschien gebeurt er
wel een wonder." De ouwe van de Mrs.
Joyce lachte schamper. „Een wonder?",
zei hij, „een wonder?, man, er gebeuren
in een oorlog geen wonderen er zijn nog
hooit wonderen gebeurd", voegde hij er ho
nend aan toe. Dat had hij natuurlijk niet
mogen zeggen, want hij wist drommels
goed dat zijn zwager, kleine Kees voor de
hele koopvaardij, als door een wonder aan
een vijandelijke torpedo-aanval was ont
snapt
MAAR GOED, de ouwe stond nog wat na
te grinniken over de opmerking van
tie stuur, toen plotseling recht voor hen
een groot licht, zo maar uit zee opdoemde.
En nu laat ik even de stuurman aan het
woord, die het hele voorval in een uitvoe-
Tige brief aan me heeft geschreven. „De
ouwe en ik schrokken ons een ongeluk, en
de schrik verlamde ons. Ik zag hoe de
ouwe paars aanliep en zich met beide han
den krampachtig aan een uitstekende ri
chel van de lambrizering vastgreep. De
roerganger achter ons gaf een gil, en moet
het stuurrad hebben losgelaten, want we
draaiden naar stuurboord uit. Het was mij
alsof ik op mijn plaats stond vastgenageld.
De ouwe was de eerste, die weer bij z'n
positieven kwam. Ik hoorde hem grommen.
Zijn rug kromde zich als een roofdier, dat
de sprong gaat wagen. Hij was vreselijk
om te zien. Zijn ogen rolden bijna uit
hun kassen. Hij boog zich steeds verder
naar voren en stootte daarbij ongearticu
leerde klanken uit. Toen wees hij ineens
met een gekromde wijsvinger naar dat
licht voor ons. Ik keek. en zag dat het
vorm ging aannemen. De roerganger riep
schor: „Het is een zeilschip". En het was
een zeilschip, een hooggetuigd, waarvan de
zeilen bol stonden. En het was hel verlicht.
Ik staarde verwezen naar die vreemde
verschijning in de donkere nacht. Duide
lijk zag ik op het achterdek mannen heen
en weer lopen, mannen met lange baarden
en blootshoofds. En het was alsof zij ons
Wenkten. De ouwe zag het ook. Hij was
weer enigermate gekalmeerd en begon
maatregelen te nemen. Het eerste wat hij
deed was het enkele kanon en de mitrail
leurs op het schip te laten richten, en vuur
te geven. De bedoeling was duidelijk: hij
wilde het zeilschip in de grond boren.
Maar we zagen tot onze ontzetting, dat de
kogels niets raakten. Het was of het
moordend lood, voor het bij het schip was,
DE ROERGANGER gilde: „Het is een
spookschip, het kan niet vernietigd
worden". De ouwe gaf tot viermaal toe be
vel te vuren, maar na de vierde maal wei
gerde de bemanning hem verder te ge
hoorzamen. Het zeilschip was intussen tot
vlak voor onze boeg opgelopen. Op de
campagne stond een man. Met een brede
zwaai nam hij de hoed van het hoofd, en
we zagen tegelijk zijn lippen bewegen. En
het vreemde was. dat we hoorden wat hij
zei. Boven het geloei van de storm uit
hoorden we hem duidelijk zeggen: „Volg
mij, sir!". De ouwe brak, zag ik, het
angstzweet uit. Hij wilde wat zeggen, maar
kon geen woord uitbrengen. Hij trok mij
aan de arm en wees eerst op zijn mond
en daarna op het stuurrad. Ik begreep wat
hij wilde. Ik liet aanhouden op het zeil
schip, en toen de Mrs. Joyce van koers
veranderde, zag ik de fnan op de cam
pagne lachen, en knikken. Het zeilschip
ging ons voor. wij volgden. De gehele
nacht bleef het ons voorgaan. We wisten
niet eens meer welke koers we voeren. We
hadden ons overgegeven aan de wil .van
de man op de campagne. Het was zes uur
in de morgen, toen het schip plotseling ver
dween. We zagen de man op de campag
ne nog de hoed afnemen en we hoorden
hem nog zeggen: „Volg deze koers tot ne
gen uur". Toen was het alsof schip en
mensen door de zwarte zee werden ver
zwolgen. Enerzijds was dat een verade
ming. anderszijds gaf het eën beklemming,
omdat we voelden, dat we een veilig ge
leide kwijt waren. We hielden nog drie
uren lang de koers, die we voeren Geen
van ons zei een woord. We waren in span
ning waar we zouden uitkomen. Toen het
begon te lichten ontdekte de uitkijk het
konvooi, waartoe we behoorden en waar
van we waren afgedwaald. Toen we onze
plaats weer hadden ingenomen, keek ik
toevallig op mijn horloge. Het was negen
uur.
YY/AT ER die nacht was gepasseerd kon
VV voor niemand verborgen blijven. In de
eerste plaats was de bemanning er vol
van, in de tweede plaats gaf de verande
ring, die de ouwe in het gezicht had on
dergaan, aanleiding tot zulke vreemde ge
ruchten, dat we wel verplicht waren een
uitvoerig rapport over de ontmoeting te
schrijven. Maar er was niemand aan de
wal die het geloofde. Er werd gezegd, dat
we te veel hadden gedronken, ook al luid
den de verklaringen van de bemanning ge
lijk. Toen we in San Francisco terug wa
ren. heb ik op de kaart proberen na te
gaan. op welk punt we zouden zijn gear
riveerd, als we die nacht onze eigen koers
waren blijven varen. Uit de officiële stuk
ken weet ik nu, dat we op de plaats wa
ren aangekomen, waar om zes uur in de
morgen veertien geallieerde schepen de
grond in werden geboord".
Door
H. J. WAALWIJK
WIE DURFT vandaag de dag nog in
twijfel trekken, dat op de zeven zee-
en, op alle wateren, groot en klein, de
wonderlijkste dingen gebeuren! Niet zij,
die ze bevaren. De landrot, ja, maar wat
weet hij van him geheimen af. Nooit is
hij in lange, donkere nachten, in alle een
zaamheid met hen vertrouwd geraakt.
Nooit heeft hij de fluisteringen gehoord,
die van heel ver zelfs door de zachtste
bries worden aangedragen, en nooit ook
heeft hij de geheimzinnige lichtjes gezien,
die ineens aan de horizont kunnen opdoe
men. Hij zoü ze ook niet horen en hij zoii
ze ook niet zien. Zijn oor heeft door het
lawaai van de stad, waarin hij dag in dag
uit verkeert, de scherpte verloren, en zijn
oog is dof geworden door de schreeuwen
de reclames op de daken van de flats en
aan de gevels van de gebouwen.
Maar ga naar de verblijven van de ma
trozen en luister naar de verhalen, die ze
elkaar doen als het werk van de dag is
verricht! Verhalen over reddingen, over
uitkomst uit barre nood, over huizenhoge
zeeën, die een schip wild bespringen en
minutenlang vasthouden, zodat het is als
of het nooit meer uit de diepte naar boven
zal komen. Ze zijn van schip tot schip
gegaan en van het ene geslacht doorver
teld aan het andere, en gemeengoed ge
worden van, alle koopvaardijen ter wereld.
Goed, de landrot haalt er glimlachend
zijn schouders over op. Maar hij is ook
afgestompt. Daarom zal hij wel kritisch
staan tegenover wat rooie Arie met eer
bied noemde, de bekering van zure Willem,
de volmatroos van de tanker Jennifer....
/TAAR HET is waar gebeurd, want rooie
l Arie laat zich echt geen knollen voor
citroenen verkopen. En het uur. waarop
zure Willem het grote geluk deelachtig
werd, kan iedereen, die gevaren heeft, u
zeggen: 5 uur in de morgen van Eerste
Paasdag, toen de Jennifer, om niet de hele
naam te hoeven noemen, bezig was aan de
laatste mijlen van de Moermansk-route.
Zure Willem heette Willem van der
Zaan. Van jongsaf aan had hij gevaren.
Bij het uitbreken van de oorlog in Holland
lag zijn schip net op vertrek in de haven
van New York, maar dat vertrek kon door
de omstandigheden niet doorgaan, en zo
kwam Willem van der Zaan na veel om
zwervingen hoe ging dat in de oorlog
eerst in Engeland op een troepentrans
portschip, en later op de grote trans-atlan-
tische lijhen. Hij was een knap matroos
en er was geen ouwe, die hem niet onder
zijn bemanning wilde tellen. Hij was sterk
als een paard en goedmoedig als een lam.
Altijd stond hij klaar om in te springen
als dat nodig was. En hij wist alles en
hij kón alles. Wat Willem niet weet. zc
den de matrozen tegen elkaar, is niet de
moeite waard om te onthouden.
Zijn gebrek was echter, dat hij in de
omgang zo zuur was als slechte azijn. En
dat had hem de bijnaam van de Zure of
zure Willem, bezorgd. Als zijn schip zon
der ongelukken een reis had volbracht, had
hij er een nare opmerking over „er
valt nooit 's wat te vechten" en waren
ze op het nippertje aan een ondergang ont
snapt. eveneens „rustig varen is er te
genwoordig niet meer bij". Als de kok. die
toch een prima jongen was. eens met het
eten een ongelukje had, had hij het hoogste
woord, en als er op het eten letterlijk niets
viel aan te merken, begon hij toch te schel
den.
DAT ALLES namen de jongens van de
Jennifer nog wel. Wat ze niet namen, was
zijn sarcasme en hatelijkheid ten aanzien
van alles wat verband hield met de gods
dienst, met het geloof, zoals ze zelf zeiden.
Zure Willem was, wat men noemt een
atheïst Hij geloofde aan geen God, en dat
zat ze op de Jennifer lelijk dwars. Niet
dat ze van die vromen waren, dat nou niet
zo zeer, maar ze waren er toch wel allen
van overtuigd, dat je in deze tijd met
al die onderzeeërs om je heen, beschermd
moest worden. En daarom luisterden ze el
ke avond vol eerbied naar de gedeelten,
die de ouwe uit de Bijbel voorlas- Dat was
een van de goede gewoonten van de ouwe.
Hij ging de nacht niet in zonder zijn be
manning te wijzen op Hem. Die het al be
stiert en aan Wiens genade alle mensen
zijn overgegeven. Zure Willem had eens ge
probeerd aan deze samenkomsten te ont
komen. Hij was weggebleven en rustig in
zijn verblijf gaan lezen. Maar de ouwe had
hem laten ophalen, en toen hij op zijn
vraag, waarom Willem van der Zaan de
samenkomst niet wilde bijwonen, tot ant
woord kreeg: „Ik geloof niet aan God",
had de ouwe veelbetekenend Psalm 14 op
geslagen en tot driemaal toe de eerste
twee regels voorgelezen: „De dwaas zegt
in zijn hart: Er is geen God". Nadien had
zure Willem het nooit meer gewaagd weg
te blijven, maar hij hield wel demonstra
tief de handen voor de oren als de ouwe
uit de Bijbel las.
yO GING het dan ook de nacht, vooraf-
i-t gaande aan Eerste Paasdag. Op de
grens van zaterdag op zondag had de ouwe
de matrozen, die maar even gemist kon
den worden, bij elkaar geroepen, en met
hen sprak hij over Pasen, over het geopen
de graf. over de Opstanding, over het Le
ven. dat op de kruisdood volgde. Zure Wil
lem zat nu eens niet met de handen tegen
de oren gedrukt. Hij luisterde inderdaad,
maar een spottend lachje krulde zijn lip
pen. De ouwe moet zich daarover hebben
opgewonden. Want midden in een zin hield
hij ineens op Hij keek eerst zure Willem
met bijna dichtgeknepen ogen aan en be
gon toen langzaam te spreken. En hij sp'
alleen tot hem. De matrozen, die er getui
ge van zijn geweest, vertelden later: „Het
was *lsof de koude rillingen ons over de
ri g liepen". De ouwe sprak doordringend
Hij zei zo ongeveer: „Tot nu toe heeft
God je leven gespaard, en je hebt Hem
daarvoor nog nooit dankgezegd. Maar dat
zeg ik je aan en hij hief de wijsvin
ger waarschuwend op het ogenblik is
nabij, waarop God zich intens met jou gaat
bezighouden. Ik weet niet of het dan goed
of slecht met je zal aflopen doch onthoud
dit: in barre nood kan alleen redding ko
men als je weet van het Kruis".
Toen zei hij: „Laat ons bidden", en hij
bad het „Onze Vader", zo innig en zo diep,
als hij het nog nooit had gebeden. Wij slo
pen, vertelden de matrozen later, op onfce
tenen weg. We durfden geen geluid te ma
ken. Het zou oneerbiedig zijn geweest.
OM HET verhaal kort te maken: vijf uur
later hadden ze op de Jennifer de pop
pen aan het dansen. In het zicht van de
haven werden ze op de korrel genomen
door een U-boot. Dat hij misschoot zal wel
te danken zijn geweest aan het feit, dat ze
op de onderzeeboot wat zenuwachtig waren
geworden. Die van de Jennifer zagen de
baan vlak voor de boeg heengaan. De ouwe
brulde zijn bevelen. Een tweede torpedo
werd nog afgevuurd, die eveneens voor het
schip langs schoot. En toen gebeurde het.
Het is nooit helemaal duidelijk geworden
hoe het precies in zijn werk is gegaan.
Vermoedelijk leunde zure Willem te ver
voorover om de baan van de torpedo te
kunnen volgen. Ineens was er een harde
gil. En toen de jongens toesnelden wisten
ze, dat zure Willem in het ijskoude water
lag te spartelen. Iedereen begon te schreeu
wen. Reddingboeien werden in het water
gegooid en twee man maakten zich gereed
om een diepe duik te nemen. Juist toen
ze wilden springen, hoorden ze de ouwe
roepen: „Opzij mensen, opzij". Hij rien
nog naar de stuurman: „Als er wat met
mij gebeurt, breng jij de schuit wel ver
der"
De matrozen zagen hem in het water
gaan. En ze zagen hem naar zure Willem
zwemmen. Ze zagen, hoe hij hem te pak
ken kreeg, en vastgreep, en meetrok naar
een van de boeien, die nu in het water
dreef.
Alle veiligheidsmaatregelen met voe
ten tredend, zetten ze een boot uit, en en
kele van de matrozen roeiden als waanzin
nigen naar de drenkelingen toe, en brach
ten ze naar de Jennifer.
Zure Willem was het eerst aan boord, na
hem kwam de ouwe. Op de Jennifer wer
den ze het met één oogopslag gewaar: zu
re Willem was helemaal anders gewor
den. Hij stond wat te hijgen en te hikken,
en wat vreemd om zich heen te kijken.
De ouwe klopte hem op de schouder en
zei: „Nou jongen, vooruit, de narigheid is
achter de rug. Je bent gered. Ga maar een
paar uur naar bed". Zure Willem knikte.
Hij stamelde: „Bedankt, kap'tein. be
dankt", en hij stak zijn hand uit. Maar toen
zag hij eensklaps, dat hij wat vasthield. Hij
keek, en zag het stuk hout, dat hij stevig
had omklemd. Hij mompelde: „Hout?
Hout? En gered?". En hij begon te huilen
eerst zachtjes, maar toen barstte hij uit in
een wild snikken. De ouwe sloeg zijn arm
om zijn schouders en leidde hem weg. En
terwijl hij naar zijn verblijf werd gebracht
hoorden de matrozen zure Willem roepen:
„Dat hout, kapitein, dat hout", en daarna
nog: „O Heer, vergeef me mijn zware zon
den
MURR, DE KATER EN ZIJN VRIENDEN
25. Egel mag weer het startsein geven.
„Allemaal klaar? Hé, Leo jij bent te
vroeg begonnen. Wacht maar, Benjamin
haalt jou nog wel in." De roeiwedstrijd
is begonnen en Murr, de kater, en Egel
en Meester Uil mogen langs de kant mee
rijden in de auto van mevrouw Leeuw,
Leo's moeder, die heel erg rijk is en ook
de reis naar Zuid-Amerika als prijs be
schikbaar heeft gesteld. En Leo zelf? Die
is al weer bezig aan een nieuwe laffe
streek. Als ze een eindje gevaren heb- na:
ben en hij vlak naar Benjamin Konijn
vaart, haalt hij een grote boor te voor-the
schijn en maakt grote gaten in de kano
van Benjamin.
26. Benjamin kan niets terug doen en
Leo boort maar door. Als hij klaar is,
steekt hij zijn tong uit en peddelt verder.
Maar bij Konijn sproeit het water door
de gaten naar binnen. Benjamin wordt
helemaal nat en dat is nog niet het ergste.
Zijn kano begint langzaam maar zeker
te zinken. Murr is er om goede raad te
geven. „Vlug, stop kurken in de gaten,"
roept hij, „daar naast je, drijft al
fles." Maar tevergeefs probeert Benjamin
de gaten te vinden onder water en zijn j
bootje zinkt verder en verder. C
27. „Het gaat niet, Murr," roept Ben
jamin, „heus ik kan het niet. Help. Help,
ik zink. Ik ga onder water...." Het
Konijn duwt uit alle macht de kurk in
het gat. Hij blijft dapper volhouden, ook
nu hij met scheepje en al gezonken is.
Hij houdt zijn mond stijf dicht om geen
water naar binnen te krijgen, maar ein
delijk heeft hij dan toch de kurk in het
gat. „Nu weer snel naar boven", zegt hij
bij zichzelf, „Murr zal trots op me zijn
als ik straks weer vooruitvlieg." En als C
hij bovenkomt, vaart er juist een plezier- jeig
boot langs. Benjamin grijpt de reddings-
boei en laat zich een eindje mee trek- j,on
ken. |He
;He
geen lekkere maaltijd, die
eet liever zelf de mosterd
pot leeg. Opperhofkok, voor
straf benoem ik je tot mijn
minste koksmaat en zul je
zes weken lang niets an
ders doen dan aardappelen
schillen!"
De opperhofkok stond op
zijn benen te trillen en
smeekte de koning om ge
nade. Iedereen in de keu
ken stond er bij te sidde
ren. want als koning Rag
gerol boos was. o jongens,
berg je dan maar!
De koksjongens kropen
verder dan ooit onder de
tafel, de keukenmeisj'
„En om te zorgen, dat je zijn tegen de koning van Si-
nooit meer vergeet mosterd kala?"
bij mijn worst te pakken, „Ik ben niet brutaal, Si-
- re. Ik geef alleen antwoord,
omdat u iets vraagt."
„Waarom maak je geen
dagen!" raasde buiging, wanneer de koning
je aanspreekt?"
„Dat kan ik niet, Sire."
„Zo, kun je dat niet?"
het meisje met haar grote Koning Raggerol was zo
waar de domme opperhof
kok vergeten. Al zijn boos
heid richtte zich nu op het
eenvoudige keukenmeisje.
„Heb je soms een stok in
geslikt. dat je niet kunt
buigen?"
„Ik ben een kroonprinses
en daarom heb ik nooit
voor iemand behoeven te
buigen," zei het meisje
vriendelijk.
Eén van de koks liep op
de tenen naar de woeden-
fluisterde
hem eerbiedig in het oor:
op
door THEA
BECKMAN
hartelijk te lachen. Woe-
dend draaide de koning zich de koning toe
om en keek haar aan.
„Lach niet," snauwde hij.
„Dit is heel ernstig. Het is
rechtvaardig, dat ik een
strenge straf opleg. Wie
beerden zich vergeefs tus- ben jij eigenlijk, dat je niet
dweilen en emmers te
verbergen, één van hen
dook zelfs in een bak aard
appelschillen. Alleen weer
dat éne meisje bleef recht
op staan en keek onbe
vreesd en glimlachend naar
de mopperende koning.
haar. Sire. We geloven, dat
ze niet goed wijs is. Als ze
een buiging maakt, valt
haar muts af. Ze heeft er
zeven vlechten onder weg
gestopt."
„Wat!" Koning Raggerol
maakte bijna een lucht
sprong van schrik.
..Heel mooie, «oudkleuri-
land komt, denk ie ««vlechtenheeft ze," üms-
mij buigt?"
„Ik ben het meisje uit
Wirawar," antwoordde het
keukenmeisje opgewekt.
„Zo. En omdat je uit
ander land komt, denk
zeker, dat je brutaal mag
Hij keek op 't plein met ogen die niets zagen.
Ver op de weg vervaagde het gejoel.
Verbitterd zat hij in zijn purp'ren stoel:
Een trots Romein door 't joodse volk verslagen.'
Hoe meesterlijk had hij het voorgedragen
Heel arrogant en zeker van zijn doel,
dacht hij met feilloos rechtsgevoel
dat 't woedend volk om Bar-Abbas zou vragen.
Maar Die hem opviel door Zijn ware taal.
Wiens Majesteit zxjn ogen deden branden,
verloor de keuze onder 't hels kabaal.'
Nu in zijn stoel komt hij wat op verhaal
Maar ziet nog steeds de laffe vlucht der handen,
die hij verschoonde in de zilv'ren schaal.
D. VAN BOXEL Jr.
terde de kok bevende
ze is heel handig. Daarom
hebben we haar in de keu
ken werk gegeven. Ze is
een vluchtelinge uit Wira
war, dat door de vijand
werd verwoest en beto
verd."
Koning Raggerol stond
verstomd van verbazing.
Eindelijk kon hij
méjnjg| id
naai .vuren, naar het meis-
je toe, stak bevend een
hand uit en nam de hoge,
witte muts van haar hoofd.
Zeven goudkleurige vlech
ten vielen langs haar schou
ders.
„De prinses-met-de-ze
ven-vlechten," riep hij uit.
„Hier, in mijn eigen keu
ken. ^Daar begrijp ik niets
De prinses lachte hem
vriendelijk toe en knikte.
„Het heeft lang geduurd,
eer u mij vond, koning
Raggerol," zei ze.
„Zeven dagreizen, over
heuvels en dalen, te begin
nen bij de open plek in het
bosJa, het klopt,"
stamelde de koning. „En
ik zou haar vinden, waar
ik haar niet verwachtte!
Dat klopt ook. Wat bent
u mooi. prinses-met-de-gou-
ien-vlechten!
„Ik heet Joconda," zei
ie prinses.
„Kom," riep koning Reg
ierol blij, „volg mij naar
le troonzaal. Vertel mij al-
:s gebeurd en hoe ik u kan
ïelpen."
Prinses Joconda volgde
ie koning, de drie brede
trappen op, tot in de grote
troonzaal. Daar mocht ze
naast hem zitten en toen
begon ze te vertellen.
(Volgende week verder)
Dag, neven en nichten,
Veel jongens en meisjes schreven hun rapportcijfers. Allemaal harteii
bedankt, 'k Vond het erg leuk. Jullie kunnen nu heerlijk van de vakanl
genieten. Vindt mamma het ook zo fijn? Niet te veel eieren eten als
paasfeest is, hoor! Jullie hebben allemaal een verfdoos? Nou, dan moet
de eieren eens een leuk kleurtje geven, dat staat erg gezellig. Tante
wenst jullie allemaal héél prettige Paasdagen.
We gaan nu eens kijken wie er een prijs gewonnen heeft. )t
De hoofdprijs krijgt Arie
Haasnoot en de troostprijzen
krijgen Kees en Ineke v. d.
Boogaart en Jenneke Cornet.
Hiep-hiep-hoera. We gaan nu
eerst de jarige feliciteren. Mi
na Akershoek, Adri Dankers,
Froukje v. d. Ende, Wilma
Kalkman, Jopie Laros, Elsje
Verbruggen, Ria Vermaas en
Marga Verwijs, allemaal har
telijk gefeliciteerd van de ne
ven en nichten, jongens en
Hier komen de brieven.
Jij bent vandaag jarig, Adrie
van Andel! Een heel prettige
dag. Hartelijk bedankt voor
je mooie tekening Maaike van
Andel. Heb je je bril laten val
len? Wat wordt Adriaantje al
groot. Wat heb jij het post
papier mooi gekleurd Marga
Appels. Ja. tante Jos vindt het
erg leuk zoveel brieven te
ontvangen. Hoe oud ben jij
Willy Appels? Koos van
Baarlcn, ben jij weer beter?
Hoe is het met Jan? Heb
jij nog meer broertjes en zus
jes. Henk Bahlman? Wat
ben jij verschrikkelijk verwend
Piet Bak. Schrijft je pen goed?
Tante J'os is toch geen
meneer, Greetje Bal? Heb jij
nog meer broertjes en zusjes?
Wat fijn dat jullie bij de
ouden van dagen gaan zingen,
Anneke v. d. Berg. Ria en
Jaapje v. d. Berg, leven de
konijntjes nog? Waar ga jij lo
geren Ria? Ga jij zo graag
laat naar bed José v. d. Berg?
Wist jij niet meer te schrij
ven Sjanle Berkhout? Ik
miste jouw brief Jurl den Bes
ten. Had jij geen tijd om te
schrijven? Ben jij al naar
de Floriade geweest, Nico Bc-
zemer? Jullie hebben dus dub
bel feest op 5 mei. Hoe heet
jouw vriendin Riek Binnen
dijk? Hoe vind jij het op de
gymnastiek, Hans Binnendijk?
Ben jij weer beter? Hoe
heet jij met je voornaam? van
Biezen? Bedankt voor je mooie
tekening. Hoe was het op de
bruiloft Corrle Blom? Is de
kamer mooi geworden Elly
Blom? Wat leuk, dat jullie
stoeltjes hebben gekregen.
Jullie hebben al
lemaal wel eens
een wormpje in
een appel of peer
gezien. Wij noe
men dat een
wormsteek, weten
jullie wel? Nu
zien we hier on
deraan de doolhof
ook een wormpje
kruipen, dat naar
de appel gaat,
dwars door de
doolhof heen.
Hoe denken jul-
Zijn er al kleine vogeltjes in
het nestje bij oma, Inge v. d.
Blij? Een prettige dag zondag,
höor! Doe jij er de volgen
de keer een briefje bij. Bram
v. Bockel. Arie Boelhouwer,
wat had jij dan graag voor
een prijs willen hebben?
Hartelijk welkom Arie Bode.
Knap hoor, om zo'n vlieg
tuig te tekenen, Wim Boer.
Hartelijk welkom ATie Boere-
fijn. Dat was een leuk stuk
Marijke Bontebal. Hebben jul
lie het goed gespeeld? Wat
moet jij worden Kees v. d.
Boogaart? Varen je vader
én moeder op een schip, Ineke
v. d. Boogaart? Hoe oud ben
jij? Heb jij een lange paas
vakantie. Alle Bosma? Ben
jij de jongste Garrie Boon
stra? Hoe heet dat broertje
van je vriend? Welke kleur
heeft je nieuwe mantel Ada
Bos? Heb jij een fiets? Heb
je de fiets gekregen Peter
Bout? Gaan juUie al gauw met
vakantie? Is de foto mooi
geworden met jullie gymnas-
tiekpak aan. Corrle Brander-
horst? Was de tentoonstel
ling van de huishoudschool
leuk Jannie Branderhorst?
Hartelijk welkom Martin
Brands. Schrijf je in 't vervolg
wat meer? Bedankt voor je
gedichtjes Ineke Brandsnia. Is
het kussen mooi geworden?
Zou jij op een varken durven
zitten Sary Brobbel? Hoe he
ten jouw poppen? Is het rokje
mooi geworden? Dat zijn leu
ke namen Siska en Trix.
Wist jij niets te schrijven, Jan
nie ten Brummelen? Ga jij
graag naar school Marjo Buth?
Zal je goed je best doen
vanavond, Jcnncke Cornet? Ga
jij ook op de gymnastiek?
Kan je zusje mooi blokfluit
spelen, Jan van Dam? Is
het rapport mooi Peter van
Dam? Je hebt leuk gekleurd.
Hartelijk welkom Marieke
van Dam. Dat is een mooie
naam, Hanneke. Zijn de sokjes
al klaar? Dat is een heel
leuk gedicht Adri Dankers. Een
heel prettige dag volgende
week zaterdag, Adri! Adri
schreef me, dat je bij haar gaat
lie,
dat
wormpje
appel i
men?
Oplossingen
moeten vóór dins
dag 19 april wor
den ingezonden.
iiiiiiiiigiiiiiiiEiiii
o: i
logeren Teuni Dankers.
wens jullie veel plezier, hoi
Is je nieuwe vest lekfcjj
warm, Ineke Dekker?
zijn maar verwend, hoor!
Wat heb jij prachtig getekell
Willy Delleman. Dat heb
héél leuk gedaan. Fijn
Jenneke uit, vind je niet? f
Hoe was het op de trouwe!
Anke van Delft? Ik mik.
jouw lange brief Anneke DorF
burg. Dat is heel mode
„geel", Lidy van Dorp. Schj
het schortje al op? Doe Lr.
er de volgende keer een brij/"
je bij Tineke van Eenennaatf
Heb jij geen vriendin Je»,
Eikhuizen? Hoe oud ben r
Gerard Eikhuizen? Gevsind
dig, dat je opa zo'n mooie ban
heeft Onno Elzinga. Kan jej~
ook in slapen? Wat gaP
jullie ver logeren Joban ijjer
Es. Kunnen jullie dat aHeeL»
Ja, dat is helemaal nf.
aardig om die nesten uit te li
len Nellie van Eijk. Zullen j|
lie goed zingen? Plet v
Eijk, schrijf jij de volgeir
keer wat meer? Welke e
ren ga jij zoeken Winifred i
Geest? Er zijn weilanden L
noeg in Maasland. Leven?
poesjes nog Nelly Gladpootjo
Hoe heet de moederpoes? I
Heeft de juffrouw de rapporlP
goed klaar gemaakt Jan t'
Goede? Is het meegevallen?1
Dat zal een gewichtige cl
worden de 23ste Cokkie de G»
de. Duurt die mars lang? i
Tante Jos heeft wel een kaï
verstuurd voor jouw verja
dag Gerrit Goudkamp. Hebt
alles uit de haven gevist?
Eten konijntjes veel gras B,
Groenenberg? Een prettige d
27 april, hoor! Rietje
Groot jouw kaart was lang n '®r
vol. Schrijf je de volgende kef,,1
Zijn dat zu g
Hoe gaat het op school Han "j;
Gertie en Elly de Haive
hoe oud zijn jullie? Zijn jul
tweelingen? Jij bent ook v
schrikkelijk verwend Arie Ha
noot. Dat is een leuk bo
„Kruimeltje". Geweldig
zakmes! Wim Hage,
jij niet meer te schrijven?
Hartelijk welkom Theo 1
moen. Je mag altijd schrijvi
maar je komt pas in de kri
wanneer je letter aan de bei
is. Heb jij nog meer zusj e
Lientje Hampel? HarteL
welkom Lineke v. Hatte
Praat je broertje al, Linel
Hoe heet jouw vriendin
ni Ilavenaar? Moet jij la
zusjes. Dat is een gr<rn
schilderij John v. d. Heid#r*
Loopt je horloge goed?
bo, "doe jij er de volgende ke
een briefje bij? Zwem
graag Henny van Honwelinge
Tante Jos is daar nooit
weest Gerrit van Ilouwelingi aa.
Ga jij vissen in de vakantie"
Hoe heet jij meisje
H'veld-Giessendam. Je bent
april jarig, maar je hebt v«
geten je naam erbij te schJ
De brievenbus is helemf,1,1
leeg. Zorgen jullie er i
hij weer helemaal vol kom1
De letter I t.r
week aan de beurt Dag, jiv
gens en meisjes. TANTE j£.n